NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 83.1902,
Dinsdag 25 Februari.
!6e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
Het OmlerwijMlebut
Engeland en Transvaal.
Gemengde Berichten.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het Onderwijs-debat in Tweede en
Eerste Kamnr heeft zich gekenmerkt door
groote wederzij dsche welwillendheid.
Het toonde duidelijk dat de periode der
palstaanders vervangen was door een tijd
perk van samenstemming in 't belang van
het niet meer het openbaar onderwijs
maar van het onderwijs.
Nog geen kwart eeuw geleden in
1878 zat op de plaats waar nu Dr.
Kuvper zit, als Minister van Binnenland-
sche Zaken, de heer Kappeyne van de
Capello, de vader van de beruchte school
wet van 1878.
Woordelijk sprak deze liberale staats
man toen het volgende:
„Want op het oogenblik, dat de zegepraal
van de Christelijke school) zou worden ge
vierd, zouden de mannen, die ons de Grond
wetsherziening en het constitutioneel stelsel
hebben gebracht, te vergeefs hebben geleefd,
op dat oogenblik zou het gedaan zijn met de
liberale partij; op dat oogenblik zou het
staatsverdrag zijn verscheurd, in de vorige
eeuw door alle gezindheden onder luid geju
bel geteekend, en de hoeksteen verbroken
van onze nationale eenheid, dat geloofsver
schil staatsgemeenschap niet wegneemt.
„Op dat opgenblik (waarop de Christelijke
school zegepraalde) zou onze vaderlandsche
geschiedenis niet meer in hare zuiverheid
worden geleerd; want in de eene school zou
bij voorkeur het oog worden gericht op de
martelaren van Gorlcum, en in de andere op
de gerechte straf, die Oldenbarneveldt heeft
getroffen.
„De worsteling voor de vrijheid zou te
vergeefs zijn geweest, want de conscientie-
vrijheid op den buitenlandschen vijand ver
overd, zou door de twisten van de binnen-
landsclie factiën zijn vernietigd.
„Priesterheerschappij en kerkelijke onver
draagzaamheid. zouden dan in ons land den
boventoon hebben.
„Daartegen, Mijnheer de Voorzitter, zal,
niettegenstaande alle verschil omtrent-onder
geschikte punten, de onverdeelde en in
dit opzicht o n deelbare partij, die zich gaarne
de liberale noemt, waken, want ook zij
voert in haar schild het devies, waarmede de
grondlegger onzer vrijheid ons een vader
landsche historie heeft geschonken Je mai n-
tiendrai."
Doze woorden mogen wel in herinnering
gebracht wordon bij de herinnering aan
hetgeen daarna geschied is.
Nog geen twaall' jaar na dit stuitende
woord van den leider der liberalen, stond
op diezelfde plek achter de groene tafel
de minister De Savornin Lobman als eerste
uitvoerder der schoolwet-Mackay, welke in
beginsel do pacificatie had gebracht en de
scheidingslijn tusscben openbaar en bij zon
der onderwijs had weggevaagd.
En nogmaals twaalf jaar later stond
daar op diezelfde plaats weer een antire
volutionair minister, de heer Kuyper zich
te verwonderen en te verblijden over de
kentering ten goede in de conscientiën en
meeningen der tegenstanders op het punt
van de school waargenomen.
De schoolwet-Mackay bleek gewerkt te
hebben als de olievlek op 't papier, als de
steenworp in 't water en blijde mocht
minister Kuyper (zitting van 12 Decem
ber 1901) constateeren:
Er is met warmte en bezieling gesproken
voor een ontwikkeling van het onderwijs, in
de richting die steeds door de rechterzijde
begeerd is. Hetgeen men van die zijde
wenschte, vindt thans zoo weinig verzet, dat
niet één spreker meer opgestaan is om het
algemeen liberaal beginsel met klem en
kracht te verdedigen. Zelfs hebben wij ge
hoord van den heer den Hertog dat u, Mijn
heer de Voorzitter, in 1889 plagiaat gepleegd
heeft en dat de wet, die door u is voorge
dragen om ons op den beteren weg te bren
gen, haar geestelijken vader niet vindt bij u
of uw collega's van die dagen, maar bij den
heer den Hertog.
De heer Den Hertog een liberaal
had namelijk verklaard de pacificatie op
schoolgebied, gelijk de wet-Mackay die in
1889 bracht, altijd te hebben begeerd en
aanbevolen.
Of wij dan nu het ideaal bereikt heb
ben Wij zijn er nog niet, der Chr. school
moet nu eerst a fair play worden toege
staan. Dat wil zeggen, de concurrentie
met de openbare school moet haar worden
mogelijk gemaakt. Gelijke wapenen, eerst
dan zal men zien of het Chr. onderwijs
voortreffelijker is dan het openbare.
Maar de minister sprak het onver
holen uit dat ideaal zal in de eerste
honderd jaar wel niet volkomen verwezen
lijkt worden.
Als de oeconomische toestand van het volk
zoo ware, dat ieder vader, dat elke moeder,
die weduwe is geworden, den kostenden prijs
van goed deugdelijk onderwijs tot aan de
voltooiing toe zou kunnen betalen, dan zou
ik niet inzien, waarom men de burgers nog
in hun vrijheid zou moeten beperken. Zoover
zijn wij echter nog nietmen moet zich niet
op een ideëel afgetrokken standpunt plaatsen,
maar rekening houden met de werkelijkheid.
In de eerste eeuw zal een dergelijke toestand
van oeconomische en intellectueele ontwikke
ling zich nog wel niet voordoen, en daar dit
Kabinet niet opgetreden is om voor de vol
gende eeuw te werken, meen ik, dat wij op
dit oogenblik die quaestie kunnen ter zijde
stellen.
't Is waar, er waren, zelfs in de Kamer,
nog onkundigen, aan wie de heer Luhrnan
het volgende moest duidelijk maken
Ik meen echter eenigermate te moeten op
komen tegen de voorstelling, alsof in de vorige
eeuwen de lagere volksschool een kerkelijke
school is geweest en alsof eerst in de 19de
eeuw die school in handen van den Staat is
gekomen, zoodat het nu de taak zou zijn van
de tegenwoordige generatie om de school ge
heel los te maken van den Staat.
Ik meen, dat historisch de zaak zich zoo
heeft toegedragen, dat de openbare of volks
school altijd in handen van de overheid is
geweest, de geheele 16de, 17de, 18de eeuw
door. De overheid liet er echter de Kerk
niet buiten, men kan dus niet zeggen, dat
de Kerk de school heeft gebezigd tot haar
doeleinden, maar de Kerk had wel op de
school eenigen invloed. Het merkwaardige
van de vorige eeuw is niet, dat de school toen
in handen van den staat is gekomen, maar
wel dat de Staat, overigens voortgaande op
den ouden weg, het onderwijs geheel en al
heeft losgemaakt van kerkelijken invloed.
Doch dit waren uitzonderingen. Do
meerderheid scheen 't met den liberalen
beer Den Hertog eens te zijn dat een mil
dere schoolpolitiek gewenscht is. Deze
sprak onder meer
In de tweede plaats is een mildere school
politiek gewenscht in het belang van het on
derwijs in het algemeen, van openhaar en
bijzonder beide. Het volksonderwijs kan niet
leven van de belangstelling van één partij
politiek. Het moet gehouden worden buiten
den strijd der politieke partijen. Ik meèn,
dat de oplossing der schoolquaestie een einde
zal kunnen maicen aan de nadeelen, die de
strijd over het onderwijs aan het onderwijs
zelf heeft toegebracht. Hebben wij niet her
haaldelijk het schouwspel bijgewoond hoe de
voorstanders van bijzonder onderwijs, op
hooge uitzondering na, uit zelfbehoud dat
openbaar onderwijs tegenwerkten en hoe de
voorstanders daartegenover machteloos waren
of moedeloos werden, terwijl het onderwijs er
de dupe van werd? Ik behoef dus niet te
zeggen, dat ik hartelijk hoop, dat het den
Minister zal gelukken den schoolstrijd op te
lossen.
Nu, met deze laatste woorden stemmen
wij hartelijk in.
Finale oplossing der schoolquaestie, moge
dit 't gevolg zijn van bet optreden van
het Christelijk ministerie.
Met de oplossing van een deel of onder
deel der sociale quaestie zou dit een tri
omf onzer beginselen zijn, waarover alle
partijen dit kabinet zouden dank weten.
En de positie van dit Kabinet werd er
ongemeen door versterkt.
Slot volgt.
De Engelschen onder overste Evans, een
dapper Nataller, verrasten eenige Boeren
op een hoeve te Laaggelegen bij Vrijheid
en namen er drie gevangen. Evenwel
schijnen zij later zeiven verrast te zijn
gewordenalthans Evans (spreek uit levens)
is gesneuveld. Zijn dood is een groot ver
lies voor de Engelschen. Ook is bij Klippan
gewond en aan zijn wonden bezweken,
majoor Feilden, een Engelsch lord, zoon en
erfgenaam van den generaal van dien naam,
benevens nog drie mindere officieren.
De ontoegankelijke bergstreek in Kaap
kolonie, waar vele Kaapsche Boeren zich
genesteld hebben en daar als een onaf
hankelijk volk leven en den Brit kwaad doen
en kwaad maken, is gelegen aan het noor
delijk gedeelte, ten noorden der Oranje
rivier en ten westen van de Vaal, een
ontzaglijke hoogvlakte waarin woeste step
pen afwisselen, met dicht boschland. De
talrijke, gedeeltelijk met bosschen begroeide
steile bergketens worden ten Noordwesten,
naar den kant van Betsjoeana-land, begrensd
door den op vele plaatsen ontoegankelijken
Langeberg, die doorsneden wordt door ont
zaglijke kloven en in zijn zoutpannen rijk
aan wild is. In dit. terrein is in 1897 de
zoogenaamde Langeberg-oorlog gevoerd, een
politieveldtocht van troepen uit de Kaap
kolonie tegen de oproerige Betsjoeana's.
Vele Kaapsche boeren uit de streek vochten
mede, niet zoozeer uit trouw aan de Engel-
sehe regeering, maar omdat de Kaffers door
vermetele strooptochten hun hoeven be
dreigden. Het lijdt geen twijfel dat alleen
de deelneming van deze Kaapsche boeren
binnen betrekkelijk korten tijd een goed
einde aan den oorlog heeft gemaakt, en
juist deze ondervinding had voor Engeland
een waarschuwing moeten zijn om zich de
Boeren die hun in terreinkennis en Zuid-
Afrikaansche taktiek de baas waren, niet
tot vijanden te maken. Na de uitmoording
van het grootste gedeelte van dezen Bets-
joeanen-stam, zijn de overgeblevenen, man
nen, vrouwen en kinderen, door Eugeland
tot slaven verklaard en door de heele
Kaapkolonie, tot in de Kaapstad toe aan
handelaars en anderen, tegen een vaste
jaarlijksche vergoeding aan de Engelsche
regeering, in lijfeigenschap overgeleverd-,
een handelwijze die indertijd in de Kaap
kolonie scherp veroordeeld, maar in Europa
wegens de reeds toen dreigende Zuid-
Afrikaansche crisis te weinig opgemerkt is.
Juist in dit deel van don Langeberg, in
het district Hay van de provincie Grikwa-
land-West, beeft men oen groot aantal recht-
streeksche afstammelingen van de eerste
Hugenooten aangetroffen. Onder de thans
als zeer eenvoudige boeren in meest onher
bergzame landstreken gevestigde kolonisten
vindt men nog echte typen van Oud- Fransche
landeigenaars, mannen die in hun doen en
kun omgang een zeer sympathieke, natuur
lijke welgemanierdheid toonen en het bloed
van bun veelal adellijke voorvaderen niet
verloochenen. Door de vermenging met
Hollandsche en andere elementen zijn zij
echter echte Boeren geworden.
Het karakter van deze streek is die van
een weideland dat als geschapen is voor
runder- en schapenfokkerij. Alleen voor
zijn eigen behoefte verbouwt de boer in
de nabijheid van zijn hoeve wat graan,
aardappelen en allerlei soorten van groenten.
Graanbouw op groote schaal loont de moeite
Diet, wegens den grooten afstand van het
verbruiks-centrum Kimberley en de schade
die de bavianen-troepen uit de bergen in
het gewas aanrichten. Hier is bovendien
nog de roode jakhals bij duizenden thuis
bij bedreigt de in kralen gedreven kudden
van de boeren. Bij dozijnen worden de
beesten weggehaald, als men deze roofdieren
niet, behalve met strychnine, ook met de
buks te lijf gaat.
Niet alleen deze voortdurende strijd met
wilde dieren, maar ook de noodzakelijkheid
om, na de vernietiging van 97 percent
van den veestapel door de veepest in 1896
en 1897, in de behoefte aan vleesch
door het schieten van wild to voorzien,
waron oorzaak dat de boeren de Mauserbuks
in de laaste jaren bijna niet meer uit bun
hand legden. Elke maand werden boven
dien nu eens op deze dan weer op gene
hoeve schietwedstrijden gehouden. Deze
menschen zijn echter niet alleen geoefende
jagers en ervaren veefokkers, maar zij kennen
het echte leven van den Boer in het veld,
daar velen hunner alle jaren met groote
paarden- en ossen-transporten de Kalahari-
woestijn in westeljjke richting doortrekken,
om op Duitsch gebied hun fokdieren te
vorkoopen. Kortom er is hier ver van de
heirwogen van de, anders diep in de Kaap
kolonie doorgedrongen, Europeesche bescha
ving, oen slag van menschen opgegroeid
dat voor het Hollandsche element en zijn
toekomst in Zuid-Afrika, naar ik geloof,
niet zonder grooten, versterkenden en be-
slissenden invloed zal blijven.
Mijn toenmalige woonplaats Postmasburg,
zoo vertelt een schrijver in de N. R. 0.
was veel meer dan de eigenlijke hoofdstad
van de provincie, Grikwastad, het centrum
van deze vastberaden Kaapsche Afrikaanders.
Dadelijk na het uitbreken van den oorlog
werden de paar Engelsche politieagenten
in Postmasburg weggejaagd. De republi
keinen werden er met gejuich ontvangen,
en op het dak van het gerechtsgebouw
woei spoedig de vierkleur.
Van bier uit zijn indertijd de eerste
Kaapsche boeren naar de republikeinen
overgegaan, eerst 150 tusschen Postmasburg
en Grikwastad wonende boeren, die zich
bij Badenhorst's commando aansloten, daarna
einde November 1899 nieuwe scharen die
naar Cronjé togen; en van toen afhebben
de Transvaals.che en Vrijstaatsche comman
do's voortdurend nieuwe versterkingen ge
kregen uit Grikwaland-West.
»Als nu de Times zoo besluit de
schrijver van de oprichting van een
nieuwe Boeren-republiek in het district
Langeberg spreekt, dan moet men dit niet
zoo opvatten dat weggetrokken Transvalers
of Vrij staters daar een nieuw gemeenebest
opgericht hebben, maar het bewijst en
dat is van nog veel meer belang dat
in de heele provincie Grikwaland-West de
opstand is uitgebroken en alle Engelsche
gezag is afgeschud. Voor mij is er geen
twijfel dat het heele Westen en Noorden
van de Kaapkolonie in volle gisting is
en dat in de eventueel nog weifelende
districten vaD deze westelijke helft van
Kaapland, misschien tusschen de Oranje
rivier en Carnarvon en Calvinia, door de
Kaapsche Boeren uit Gritwaland de fakkel
van den opstand verder gedragen zal
wordon."
Het kan waar zijn wat deze man schrijft
die er gewoond heeft. Doch men wete er
bij dat juist Woensdagnacht bij Botha'sberg
(of is dit niet hetzelfde als Botha'sburg
door Kolonel Park een Boerenlaager van
400 man is overvallen en 164 gevangen
genomen zijn, onder welke de veldkornetten
H. de Jager, du Toit en Joubert en luitenant
Vil j oen.
Onder hen die ontkwamen behoorden
gelukkig! de leden der Boerenre-
geering en Jack Hindon de treinvernieler.
Hiertegenover komt uit Transvaal bericht
dat 400 Boeren, onder de Wet ten W. van
Lindley door de blokhuislinie heen naar
't noorden gereden zijn, na eerst kalmpjes
de draadversperring te hebben stuk geknipt.
De manschappen in de blokhuizen schoten
doch konden geen mensch raken.
Onderstaand adres werd verzonden aan
H. M. de Koningin.
Aan Hare Majesteit de Koningin.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
het Bestuur van den Bond togen Vaccine-
dwang,
dat een zeer groot aantal van Uwer Majes-
teits onderdanen ernstige bezwaren heeft
tegen artikel 17 van de Wet op de be
smettelijke ziekten, omdat dit artikel hen
voor do moeielijke keuze plaatst öf hunno
kinderen te onderwerpen aan de inenting
mot koepokstof öf hen te laten opgroeien,
verstoken van bet allernoodzakelijkste on
derwijs, vallende huisonderwijs voor de
overgroote meerderheid buiten bet bereik
hunner finontiëele krachten,
dat duizenden in den lande tegen de koe
pokinenting gekant zijn en dat wel op
gronden zoowel van medischen als van
godsdienstigen en zedelijken en staatsroch-
telijken aard,
dat de medische bezwaren in hoofdzaak
steunen op de navolgende overwegingen
a. dat de vaccinatie, bestaande in het
inbrengen in het bloed van eene sterk viru
lente stof met een geprononceerd pathogeen
karakter, eene stof, waarvan nóch het wezen
nóch de uitwerking bekend is, op zich-
zelve niet kan geacht worden eene onschul
dige operatie te zijn, waarbij nog komt dat
de gelegenheid voor secundaire infectie er
met roekeloos opzet bij wordt opengesteld.
h. dat deskundige voorstanders van de
inenting dit volmondig erkennen, voor welk
beweren als één der vele bewijzen gelden
kan wat Dr. Fürst in zijne «Pathologie
der Schützpockenimpfung" schrijft.
c dat de voorstanders der vaccinatie
wi-1 erkennen dat«das reine Vaecinecon-
tagiuw keine oder doch nur unwesentlictie
und vorvbergehende Krankheitsersebeinun-
gen im kindlichen Körpcr bewirkt(Dr.
Fürst t. a. p. pag. 4), waarmee dus toe
gestemd is, dat reeds zuivere vaccine niet
absoluut onschadelijk is, maar evenzeer
moeten toegeven dat»bis jetzt eine solche
Reindarstellung des spezifischen Vaccine-
contagiums durch Züchtung in irgend
welchem Niihrboden ausserhalb des Tier-
korpors nicht gelungon ist" (pag. 4), ja
dat wij auf die Frage nach dem wirk-
samen Prinzip der Vaccine" nog steeds
«antworten miissen „„Neseimus
d. dat het om al deze redenen eene
groote, zij het ook met het oog op het
eerlijke «Neseimus" der medische weten
schap, begrijpelijke leemte in de Wet is,
dat zij met aangeeft onder meerwat
vaccine is, aan welke voorwaarden van
zuiverheid deze stof moet voldoen, met
welke voorzorgen de inenting er van be
hoort plaats te hebben hoeveel stof voor
iedere vaccinatie te gebruiken zij, enz.
e. dat in verschillende landen officieel
gevallen van ziekte en van dood tengevolge
van door deskundigen toegepaste vaccinatie
zijn en moeten worden toegegeven, zelfs
met de erkentenis dat de werkelijkheid in
dit opzicht de officiëele cijfers zeer verre
overtreft.
f. dat bij al deze officiéél toegegeven
nadeelen van de inenting, het nut er van,
als prophylactische maatregel tegen de
kinderpokken, nietonomstootelijk vast staat,
ja dat de 19de eeuw getuige geweest is
van moorddadige epidemiën in landen, waar
95% van de bevolking was gevaccineerd.
g. dat in elk geval art. 17 van de wet
op de besmettelijke ziekten, ten onzent
weinig invloed kan oefenen op het uitblijven
van epidemiën, aangezien bij een gemid
delden duur eener eventuëele immuniteit
van 5 jaren, toch alle inwoners des rijks
boven den 10-jarigen leeftijd hunne vat
baarheid voor pokken weer hebben terug
gekregen.
h. dat nog nooit is nagegaan, hoe groot
de invloed kan geweest zijn, die op de
vermindering der pokkensterfte in de
laatste 100 jaren geoefend moet zijn door
1. de veranderde houding vau het
publiek tegenover de pokziekte toen deze
niet langer werd beschouwd als eene
ziekte waaraan niemand ontksmen kon,
maar als een kwaad dat te vermijden was.
2. het verbod van inoculatie.
3. het vervoeren van hygiënische
maatregelen als isoleering en desinfectie.
dat bovendien bij sommigen ook bezwaren
bestaan van godsdienstigen aard, betzij men
het ongeoorloofd acht te trachten ziekten
te voorkomen door eene kunstbewerking
als de vaccinatie, dan wel geen bezwaar
beeft tegen, ja zelfs de verplichting ge
voelt tot het gebruik maken van voorbe
hoedmiddelen mits deze niet schaden kunnen,
maar het nogthans ongeoorloofd achten door
het inbrengen van smetstoffen in het bloed
het lichaam opzettelijk ziek te maken, als