No. 75.1902. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND Dinsdag 11 Februari. 16e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH CHRISTENDOM eil MAATSCHAPPIJ. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRUS DER ADVERTENTIËN eleen MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Verslag ecner rede van den heer ds. Talma, emeritus predikant, lid van de tweede kamer en hoofdredacteur van Patrimoniumte Goes voor een talrijk publiek in de Prins van Oranjegehouden op uitnoodiging van den Chr. Volksbond. Spr. bedoelt met Christendom het leven dat geopenbaard is in Chr. J. en dat overal zijn werking heeft gehad zoowel in de kerk als daarbuiten. En zal 't woord Maatschappij heden avond in eenigszins be perkte beteekonis gebruiken. Hij zal zich bezig houden met die organisatie van 't volk en de maatschappij waardoor deze voorzien in hun stoffelijke behoeften. Spr. laat dus ter zijde 't gebied der politiek, der kunst, der zeden. Heeft nu 't Christendom met die Maat schappij iets uit te staan Hebben de maatschappelijke vragen over arbeid, loon, bezit, iets uit te staan met dat Christendom Velen ontkennen dit, zoo onder de Christenen als onder de niet-Christenen: Er zijn er die, terwijl zij hun eenigen troost voor leven en stervon zoeken in 't geen zij van Christus ontvangen, dit niet toepassen op de maatschappelijke zaken. Dit zijn, zeggen zij, lagere belangen die geheel wegvallen bij 't groote, het éóne noodige. Het is eigenaardig dat zij juist hun geestverwanten vinden onder hen die fei telijk do kern van het Envangelie niet begrijpen; die zoodra iemand zijn chr. beginselen wil gebruiken hij de oplossing van maatschappelijke vragen, tot hen zeg gen blijf daar nu maar mede thuis. Dat is geen wonder. Er zijn christonon die zoggen dat het eigenlijke leven is in de binnenkamer. En nu zijn die anderen 't mot hen eens, en voogen er bijzorg dan dat het daar blijft, en doe die binnenkamer goed op slot. Spr. is het met geen van beiden eens, en wil zijn hoorders (immers menschen van tweeërlei levonsbeginsel) overtuigon dat zij ter eener zijde als christen niet onverschillig mogen zijn tegenover do maatschappelijke vraagstukken, en ter anderer zij de dat zoo zij voor hun arbeid missen moeten do kracht der chr. begin selen, zij dan missen datgene wat bun goed slagen alleen kan waarborgen. Er zijn op sociaal gebied tweeërlei menschenzij die eene mogelijkheid van ontkomen aan de menschelijke ollende zien, en wel door een goeden wil; dat zijn de optimisten', en daartegenover zij die deze mogelijkheid ontkennen: de pessimisten. Spr. gelooft dat beiden gelijk hebben. Wanneer de mensehen de maatschappelijke vragen willen oplossen zonder de begin selen der Schrift, dan moet hun pogen mislukken. Het is or mee gelijk als met een boot waarin goede machines staan die haar tegen den stroom met volle vaart kunnen doen voortgaan, doch zoo de ziel, de machinist ontbreekt, meedrijft op den stroom, vast raakt en stuk slaat. Op dit punt is spreker pessimist. Maar er ligt ook een zegen in het recht Eoeken zonder omzien, wijl dit recht machtiger is dan alle dingen, niet van be neden uit do menschen opkomt, maar neer komt van Boven en in deze wereld als een stuwkracht [werkt; zoodat wanneer een mensch zich daardoor laat drijven diens werk slaagtop dit punt is spreker optimist. Het is nu eenmaal een waarheid dat de mensch in 't algemeen werkt voor zichzelf. De zelfzucht is bij de meesten een sterke prikkel. De staathuishoudkundigen in 't begin der vorige eeuw leerden dat de kracht waardoor de maatschappij vooruit ging, was de zucht naar zelfbehoud. „Ieder voor zich" was de leus, en vroom vloekend voegde men er dan, overeenkom stig den geest des tijds bij: „en God voor ons allen." Ook nu nog zegt men: de mensch is 't beste baas over zijn eigen belangenhet hemd is nader dan de rok; enz.; en men vindt dit natuurlijk. Maar het is niet waar. De schoenmaker maakt schoenen niet voor zich zelf, gelijk hij oppervlakkig meent, maar voor een ander. Hij moet zijn werk zoo doen dat het een ander dient, zich geheel aanpast aan de begeer ten van hen voor wie hij arbeidt. Niet voor ons zelf moeten wij werken. Wij moeten ons met anderen verbinden daardoor wordt ons leven rijker, onze kracht vruchtbaarder. Nu is langzamerhand doorgevoerd de verdeeling van den arbeid. Een fabrikant verhaalde aan spreker dat de veertien bewerkingen die 't fabrikaat had te ondergaan verricht werden door drie menschen; bij uitbreiding van perso neel tot zes, werd er niet tweemaal zoo veel maar zesmaal zooveel geproduceerd. Is dit niet merkwaardig? Sommigen zeggen de vrije concurrentie brengt de welvaart. Spreker zegt: Ja, maar op voorwaarde van toepassing van dit stelsel, van verdeeling van den arbeid, het voortbrengen van 't geen anderen dient. Wat is werken? Niet u moe maken. Maar datgene voortbrengen wat wezenlijk nuttig is. Wat is nuttig? Meekrap was in zijn tijd hoogst nuttig maar nu heeft niemand er meer behoefte aan, dan misschien enkele rheumatische men schen die er hunne kousen mee laten wasschen. De trekschuit, eertijds nuttig, is dit nu niet meer, nu men haar niet meer noodig heeft. Dat nut hangt dus af, niet van u, maar van 't maatschappelijk geheel waartoe gij behoort. Maar er is meer. Het huwelijksformulier spreekt van een goddelijk boroep. Denkt gij Christenen nu werkelijk dat 't maatschappelijk leven oen oogenblik kan omgaan buiten de beginselen die het leven bepalen? Gij leeft door 't geloof in de liefde wer kende. Kunt gij u dan onverschillig hou den bij do vraag, voor wio werk ik nu eigenlijk Of zegt gij dat wij alleen wer ken uit zelfzucht Dat gij wel vroom zijt, maar het in betrekking tot uw beroep niet zoo nauw kunt nemen? Dan, zegt spreker, wilt gij God gebruiken om uit de wereld te komen, en den duivel om or door te komen. Dat is in strijd met de Schrift die zegthetzij dat gij eet of drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet 't alles ter eere Gods. En gij zegt: alles, behalve mijn zaken Uw zaken zijn toch datgene waarmee gij opstaat en ter ruste gaat. En die te stellen buiten do macht van het woord Gods, is fataal. Maar ook tot hen die de christelijke levensbeschouwing niet deelen, heeft spr. een woord. Er is veel ellende en onrecht. Dat ziet gij. Als dit zoo voortgaat houdt de maatschappij op maatschappij te zijn. Galeiboeven, hoe ook aan elkaar geke tend vormen geen maatschap. De sociaal democraten door 't prediken van den klassenstrijd, hebben den band der maatschappij verbroken. Daarom be strijden wij hen. Maar wij doen dit niet als wij zeggen dat hun weg slecht is, maar wel wanneer wij hun zeggen dat er een betere weg is. Spr. kan niet wetenschappelijk bewijzen, doch zegt door 't geloof dat er geen maat schappij gebouwd wordt op de zonde, maar op het Woord van God. Op de zelfzucht die zegt ik heb mijn zaken, een ander moet maar voor zichzelf zorgen, is het optreden der sociaal demo craten de reactie. Zij hebben hunne pre diking van den klassenstrijd niet van zich zelf maar die is hun voorgeteekend door de staathuishoudkundigen die hun zijn voor afgegaan. Nu kan men wel zeggen een voor allen en allen voor een, maar 't komt op aan. Wij hebben voor onze maatschappij noodig een beginsel waaruit blijkt dat de kracht der maatschappij niet ligt in de concurrentie maar in de solidariteit. Dat leert het oude Evangelie, waar helaas zoo- velen zeggen buiten te kunnen. Dwaas is hij die zegt niet van een ander afhankelijk te zijn. Van dat men opstaat tot men ter ruste gaat, geniet men van anderer zwaren arbeid, en is deswege schul denaar aan de maatschappij. Wij leven door andere menschen, daar om moeten wij leven voor anderen. Hoe wilt gij de menschen dat leeren doentèrwijl de zelfzucht in allen is en de een den ander benijdt Dat kan alleen naar het levend beginsel van 't Christendom. Na de Pauze kwam de Spr. op de ont zaglijke moeilijke vraag van 't bezit. In 't Privaat bezit hebben ook vele Chris tenen in alle eeuwen den grond van alle kwaad gezien. Zij zagen er in 't meest in 't oog springende onderwerp, waarbij de zelfzucht zich kon openbaren. Bezit zich verzekeren of zich vermeer deren is ten allen tijde de kwaal der menschen geweest. Zij beschouwden 't pri vaat bezit als 't groote middel door 't ego isme gebruikt om zich in 't leven vast te zetten. Zoo is 't altijd geweest. Maar daarnaast wordt iets openbaar dat tot pri vaat bezit weer leidt. Hier ziet gij bijv. twee stukken grond naast elkander ge legen die zich in gelijke conditie bevinden. Toch verschillen zij in voortbrengsel. Dat komt omdat twee verschillende menschen met dien grond in aanraking zijn geweest. Bij 't ophoopen van zand door middel van kruiwagens komt 't persoonlijke in den arbeid niet op den voorgrond. Dit geschiedt wel bij den arbeid in zijn hoogsten vorm, bijv. de opvoeding. Daar treedt 't alge- meene bij den mensch op den achtergrond en 't bijzondere op den voorgrond. De machine heeft ten gevolge dat do arbeid verlaagd wordt, voor den arbeider de bekoring verliest en hij verlengstuk van de machine wordt. Daarnaar richt zich ook 't loon, dat voor de ondernemers weer hooger wordt, wijl bij hen de persoonlijk heid op den voorgrond treedt. Zoo komt het privaat bezit meer naar voren en doet zijn schaduwzijde zien. Het Christendom heeft daartegen een tegengif gebodenzoo dat de Christen zegtWat mij onder scheidt van anderen is van God. Wat mij gemeen is aan anderen, heeft God aan allen gegeven; doch wat mij gegeven is apart, dat zie ik zoo ik Christen ben, als een voorrecht. Een ewrrecht staat altijd in verband met een voorplicht. Niet de ander heeft dan een plicht tegenover u, maar gij hebt een plicht tegenover den ander. David nam op zich den reus te bevech ten, niettegenstaande hij weet dat hij koning moest worden. Maar hij wist, en zei 't ook aan den koning, toen hij als herder over de schapen gesteld was, moest hij voor die schapen in de bres springen en de wilde dieren bevechten. En nu had God hem gesteld als koning over zijn volk, dus moest hij voor dat volk opkomen. Dat be greep niemand toen. Slechts één begreep 't Saul. Omdat hij koning was en gaf hein daarom 't koninklijke kleed. Hij begreep toen reeds dat een koning bij de gratie Gods strijdt voor anderen en niet anderen voor hem. Men zegt wij zijn voor gelijkheid maar er zijn geen twee mensehen gelijk. Gelijk maken kan alleen door tirannie. Muitatuli verhaalt van zeevogels, die een hunner vervolgden tot hij dood was, wijl hij een rood bandje om den hals had. Dit is ook een neiging der'menschen. En wie nu dien Chr. grondslag mist, kan tegen deze neiging niets doen. En ook omgekeerd die gelijkheid wordt nooit bereikt. Men kan wel uitwendige gelijkheid vorderen, doch de inwendige on gelijkheid zal worden gevoeld. In 't sociaal dem. dagblad werd dezer dagen heusch voorgesteld een nieuwe partij te vormen waaruit het intellect zou zijn gewe.erd. Wat is dat? Het is de onwil om ook te ondergaan die meerderheid. En spreker gelooft dat dit ook niet anders kan tenzij zij die voorrechten hebben 't inzien dat zij die hebben ten bate van anderen. Hier hebt gij te maken met iets wat uit 't wezen van den mensch voortvloeit de menschen zijn niet gelijk. Maar nu moeten zij die meer hebben, beseffen wat ik meer heb is mij toevertrouwd ten dienste van anderen. Dit heeft betrekking op geld, maar ook op kennisop alles. De sociaal dem. schermen met Bijbel plaatsen om de kapitalisten te treffen. Maar het Nieuwe Testament is vol van vermaningen, niet alleen voor rijken, maar ook voor wijzen en machtigen. Ook van hen zegt de Heere dgt zij bezwaarlijk zul len ingaan. En terechtieder voorrecht toch is een bezwaar te meer om ons te geveneen verleiding te meer om ons op te heffen een belemmering te meer om te beseffen dat hetgeen wij hebben van God is. Wij hebben ons goed niet te beschouwen als een goed zonder meer. Gezond is de mensch als zijn bloed door 't geheele lichaam loopt en alle organen gevoed worden gelijk 't behoort. Gezond is 't volk wanneer 't volk als ge heel in staat is om te doen 't werk waartoe 't geroepen wordt. Dit wordt te veel ver geten, waardoor wij bezig zijn de maat schappij te sturen in anti-Christelijke rich ting. Spr. behandelt nog de methode der maatschappelijke hervorming, de middelen om te komen tot meerdere maatschappe lijke welvaart. De leer van het laiser faire (laat-maar- waaien) heeft schipbreuk geleden. Hoezeer de schatten uit den grond de enkelen zijn toegevloeid, toch roept de kroot te luider om hervorming. En nu zeggen de socialisten, dat de tijd van sociale rechtvaardigheid komen zal door de ontwikkeling der tegenwoordige voortbrenging. De mensch heeft niet te beschikken over zijn gereedschap. Een andere vorm van voortbrenging, waardoor tegenstelling zal ophouden, en de arbeiders bezitters zullen zijn van de productiemiddelen. Wat de s. d. in botsing brengt met 't Christendom is de taak die zij bij die ont wikkeling leggen op de arbeidende klasse, te weten het voeren van den klassenstrijd tegen het Kapitalisme als klasse gerekend. Dit is in strijd met 't Christendom, wijl daardoor 't zwaartepunt van het leven voor een groot deel van 't volk gelegd wordt waar 't niet liggen mag. De klassenstrijd is een machtsmiddel. Door de arbeiders te vereenigen tot een onweerstaanbare macht, bereidt de s. d. voor een ontwikkeling van 't kapitalisme in 't socialistische stelsel; een weerstand die weer gebroken wordt door de macht van de arbeiders. Het Chr. beginsel wijst ons een anderen weg. De arbeiders klagen dat door de machts ontwikkeling van 't kapitalisme hun recht als arbeider gekrenkt wordt. Zij hebben gelijk. Inderdaad is men, door de ontwik keling der maatschappelijke verhoudingen gelijk wij die zien, bezig den arbeiders 't eigenlijke menschelijke karakter van hun leven te ontrooven. Zij stellen tegenover die macht die van de Arbeiders, en zeggen Heerscht 't kapi taal door de zelfzucht, wij zullen 't geor ganiseerde egoïsme der arbeiders daar tegen- ovor zetten. Dit nu is een fout. Niet de werkman alleen, maar de ondernemer ar- boidt ook. De ondernemer leeft niet ten koste van den arbeider. Neen zij helpen elkander. Het is waar, de arbeider is door de aanmatiging van het kapitaal hier en daar in den druk gekomen. Een gruwel. Hier toch is een menschenrecht dat ge krenkt wordt door de overmacht van 't geld. Maar hier moet men niet tegenover zetten de macht van 't cijfer, maar het recht. De Arbeidersstrijd moet niet zijn een strijd tegen anderen, maar een strijd voor recht. Niet om de macht maar om hot recht, waarbij moet uitgegaan van deze waarheid dat het eenige recht des menschen is 't recht om zijn plicht te doen. Die plicht is een persoonlijke hij moet werkman, man, vader, kameraad kunnen zijn. Dat is een recht niet dat hem toekomt, maar dat God hem gegeven heeft, waarvoor opkomende hij eigenlijk opkomt voor God zelf. Het Socialisme is niets beter dan het Kapitalisme. De boom is niet beter dan de plant en de plant niet beter dan 't zaad. En nu zeggen de s. d. 't is in uw belang die ontwikkeling te bespoedigen, ver- eenigt u. Onze tijd heeft tegenover dien klassen strijd op geen verweer te rekenen van hen die alleen meenen te staan in hun eigen belang, en niet staan op don bodem der Chr. beginselen. Als onze maatschappij zich niet wil be zinnen, zich niet wil laten veroordeelen door de Chr. beginselen, dan zal zij er nooit toe komen de kracht te ervaren welke in die levende beginselen schuilt. Alleen hij die uit die beginselen leeft kent de kracht waaruit 't leven bestaat. Het geheim van 't leven van den mensch, zegt Tolstoï de groote Rus, ligt in de toe wijding, in 't geven van het leven voor de gemeenschap. Dat geven is niet mogelijk, zoolang de mensch zich niet éérst geeft aan God. Waar in onze maatschappij zoo ontzag lijk veel is dat ons prikkelt om 't anders te doen worden, de krachten ter beschik king van den mensch gesteld vermeerde ren, en dit alles toch uitloopt op inwen dige verkankering, daar hoeft Spr. een zwakke poging gewaagd om wie daar bui ten staan te overtuigen dat alleen behou denis en overwinning mogelijk is door de erkenning van de eenvoudige grondbegin selen in Jezus Chr. geopenbaard en in de geschiedenis aan 't licht gebracht. De vaardige en krachtige redenaar die door ds. v. Lelyveld was ingeleid (wegens afwezigheid van den voorzitter den heer J. M. Kakebeeke door ziekte) werd na davorende toejuiching der hoorders, onder welke vele dames, door ds. v. Lelyveld bedankt. De collecte voor de Werkverschaffing bracht f 24,67s op. 10 Februari 1902. Eet Handelsblad blijft volhouden dat de nota onzer regeering geen ander nut of doel heeft gehad en bereikt dan dat de geheele wereld nu weet dat dr. Kuyper minister van binnenlandsche zaken is. Het is ons een zielkundig raadsel hoe Charles Boissevain, die zelf herhaaldelijk open brieven aan Engelsche ministers of Amerikaansche presidenten schreef en in allerlei taal deed vertolken, zulk een dwaze veronderstelling verzinnen kon. Maar hij heeft er dan ook wil van. Zijn vrienden laten hem in zijn veroor deeling niet alleen alleen staan, maar komen tegen zijn eenzijdige beoordeeling op; zij val len hem niet alleen af, maar ook aan. Zoo onder anderen Mr. Yeegens in. Hetvrijz. dem. Volksblad, en De Koo in de radicale Amsterdammer. Eerstgenoemde zwaait het ministerie- Kuyper veel lof toe en acht »aan onze regeering de verdiende hulde te onthou den en de waarde van het door haar ver richte te loochenen of te verkleinen, uiter- maie kleingeestig". Laatstgenoemde noemt do „poging om de strijdende partijen bij elkander te brengen een daad van den man Kuyper die bewijst dat zijn leven in een coalitie-ministerie zijn vungen geest niet heeft gedoofd, noch zijn lust en kracht tot handelen getemperd". Hij noemt tevens 't antwoord der En gelsche regeering „een succes voor Kuyper en ook voor ons vaderland,"

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1