NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 71.1902. Dinsdag 4 Febrwari. 16e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH Leerplichtwet. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN FEUILLETON. ÖKOOrilMI) m VAL. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p. i 0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Als het bij eene verkiezing ergens om gaat, dan dient in een land met eene con stitutioneel Regeering, gelijk wij in Neder land hebben, m. i., zoo mogehjk, daarmee rekening gehouden te worden, ook na de verkiezingen. Nu heb ik Dr. Bavinck op eene rijk bezochte politieke vergadering te Rotterdam voor aller oor hooren zeggen dat onze zoogenaamd liberale, politieke tegenstanders hun politieken dood eten zouden aan de leerplichtwet. Dewijl dit ook door mij geloofd werd, zoo heb ik bij gelegenheid van de verkie zingen mij verstout dit op meer dan eene publieke samenkomst Z.H.G. na te zeggen. Ik houd mij overtuigd dat, door hetge- heele land, bijname ten platte lande, de uitslag der verkiezingen, voor een zeer groot deel, aan de leerplichtwet was dank te weten. Welk een beheerschend element ze was, bleek ook op de zoo rijk bezochte algemeene vergaderingvóör de verkiezingen door de deputaten der antirevolutionaire Kiesvereeningen uit geheel ons land te Utrecht gehouden. Aan het program van actie toch werd op uitdrukkelijk, enthousiastisch verlangen der Vergadering toegevoegd het verlangen om op de leerplichtwet terug te komen, m. a. w. haar niet te laten zoo als ze, helaas, is. Ze grijpt in, zooals toen diep gevoeld en door velen in het licht gesteld is, in de rechten der ouders. Voorts veroorloof ik mij, neen, niet een aan- maar wèl een opmerking op hetgeen ik onzen hooggeachten leider Dr. Kuyper heb hooren zeggen en op hetgeen, nadat Z.H.G. Minister was, gezegd is geworden. Er is gezegd, gewis met recht en reden, dat het niet aangaat bij verwisseling van Ministerie, gedurig wetten in te trekken, die onder een rót-bevriend Ministerie zijn ingediend. Waar toch moet het dan heen, en welk een gang van zaken verkrijgt men dan, wanneer, neemt eens aan, om de vier jaren ingetrokken wordt, wat door een ander rót-bevriend Ministerie is ingediend en door eene anders samengestelde Kamer is aan genomen? De grootste bitterheid, met verwarring en stilstand zouden daarvan zekerlijk het gevolg zijn. Maar, om dat in het licht te stellen is toen en daarna gevraagd, hoe het ons zou bevallen zijn, en wat wij zouden gezegd hebben, bijaldien het Ministerie, dat uit de liberalen samen was gesteld en het Ministerie-Mackay opvolgde de school wet had ingetrokken, door dezen Minister ingediend en onder hem aangenomen. 52 (Schetsen uit het leven van Napoleon I.) XLII. INLIJVING. Den 20 Moi 1810 ontving koning Lodewijk een brief waarin Napoleon hem schreef: «Als gij door uw gedrag de Hollanders overtuigt, dat gij door mijn ingeving handelt, zult gij achting en liefde verwerven en de noodige kracht om Holland te herstellen anders zullen uwe onderdanen luidkeels de vereeniging mot 1 rankrijk verlangen. Uw bestuur wil vaderlijk zijn en is zwak; zon der mij zijt gij nietsmijn beeld behoort Holland in u te zien." Deze scherpe waarschuwing was de voorbode eener gebeurtenis, die Nederland voor een tijd zijne vrijheid en onafhanke lijkheid zou doen missen. Napoleon haatte Lodewijk te meer, naarmate hij meer over tuigd werd dat deze «smokkelaar" het welzijn van Holland en de Hollanders zocht. Weldra zag Lode wij k dan ook hoe generaal Oudinot het verdrag schond, en met zijne troepen totin 't hart des lands doorgedrongen, op 's keizers bevel zelfs Amsterdam wilde bezetten. Doch Lodewijk voorkwam hem en sloot de poorten, zeggende dat hij binnen zijne residentie (dat was toen Amsterdam) Doch nu weet ontegenzeggelijk Dr. en Minister-Kuyper beter dan ik, dat deze gevallen niet gelijk staan. Immers tot het invoeren van de school wet-Mackay hebben ook de liberalen in de Tweede en in de Eerste Kamer meegewerkt. In de tweede plaats herinner ik eraan, dat zij dit deden omdat eene schoolwet wijziging ontspanning brengen moest, dewijl de wagen van Staat op en om die quaestie was vast geloopen. Daarènboven begonnen velen der tegen partij toen reeds in te zien dat het socia lisme door het erger dan neutraal onderwijs het allermeest werd gebaat. Verder wijzen wij er op, dat de toen volgende verkiezing volstrekt niet werd beheerscht, door eene actie tegen de school wet van Mackay. Noch uit partijbelang noch uit een con stitutioneel oogpunt, noch om andere redenen kon en wilde althans de meerderheid der liberale partij destijds de schoolwet in trekken. (Maar onder het Ministerie Van Houten zijn de vele voorrechten, die hare school 'reeds genoot, toch nog wel vermeerderd geworden.) Nu staan echter de zaken geheel anders dan ze stonden na het aftreden van 't Mi nisterie-Mackay. Immers, de verkiezing die aan de vorming van dat Ministerie vooraf is gegaan en er toe geleid heelt, is, door het geheele land, voor een zeer groot deel, beheerscht en bekroond, door de actie tégen de leerplichtwet. En deze actie ging uit van al de partijen, waaruit dit coalitie-Ministerie is samen gesteld. Door deze partijen is, althans wijziging, m. a. w., herstelling van de gekrenkte ouderrechten verlangd. Werkte meer dan de helft van de liberale partij, eigenlijk niet om ons ter wille te zijn, maar om staatkundige redenen mee tot wijziging van de wet onder het Mini sterie-Mackay verkregen, thans waren het slechts twee antiliberalen, die ondanks hunne partij, hebben gestemd voor de' Leerplichtwet. En toch, ook dit mag niet worden vergeten, zou zij nog niet zijn aangenomen, zoo niet één der Kamerleden het ongeluk was overkomen, om van zijn paard te vallen. Inderdaad de gevallen zijn allesbehalve gelijk. Er is nu, naar constitutioneel ge bruik, recht on reden om de on-Neder- landsche leerplichtwet in ieder geval te wijzigen. Geschiedt dat niet, dan zullen zeer vele kiezers die tot de partijen behooren, waaruit geen vreemd krijgsvolk dulden zou. Het spreekt van zelf dat 's konings verzet tegen deze voornemens van willekeur aan stekelijk werkte op zijn onderdanen, waar onder velen een oprechten haat jegens de Franschen koesterden. Een dienaar der Fransche ambassade die zich in liverij door Haarlems straten vertoonde, werd door het volk uitgejouwd en mishandeld. Napoleon was hierover zeer verbitterd, en eischte stipte voldoening. De Noderlandsche gezant te Parijs Verhuel, kreeg zijn ontslag en moest onmiddellijk vertrekken. Napoleon eischte doodstraf voor de schuldigenover gave van de Amerikaansche ladingen ontvangst der Fransche douaniers op alle plaatsen; en wapening der vloot. Voorts zouden de Fransche troepen met slaande trom en vliegende vaandels Amsterdam en Haarlem binnentrekken. Bij weigering zou hij Nederland inlijven, evenals hij met Tos- kane en de Romeinsche staten gedaan had. En dat Napoleon het meende bleek uit het feit dat de troepen in last ontvingen, die onder Molitor te Embden en de overi gen in Brabant, om Holland binnen te rukken ter versterking. oor koning Lodewijk een zeer moeilijke geschiedenis. Hij begreep zeer goed dat al doze dingen het sein waren voor de in lijving. Dat hij te Amsterdam, door Fran sche troepen bewaakt, niet meer zou zijn dan een ledepop. Dat de weerin tegen dit Ministerie is voortgekomen, zich niet ten onrechte diep teleurgesteld gevoelen. Maar wij vertrouwen dat wijziging dezer wet zal worden voorgesteld; doch dat uit goede taktiek deze schier onuitvoerbare dwangwet eerst zich zeiven zoo goed als doodmaken moet. En 't beroep op Mackay's wet, denk ik dat slechts geschied is, om wat te remmen. Littoolt 3 Februari 1902. De fiima Van Hoek te Enscbodé had nieuw materieel gekocht voor haar fabriek en meende daarom 't loon van baar arbei ders te moeten korten. Een schandelijke maatregel, hierop uit- loopende, dat ten slotte de werkman de machine betaalt. De werklieden besloten zeer terecht te staken. De publieke opinie is tegen de firma. Maar nu wil de minister Kuyper het dreigend gevaar afwenden. Hij laat zich persoonlijk voorlichten door de firma en door de stakers, en doet daarop den voorslag dat een scheidsgericht zal worden benoemd, aan "--Aks oivdbeslissing zich beide partijen zullen hebben te on derwerpen, en inmiddels den arbeid te hervatten. De arbeiders hebben deze voorwaarden aangenomen, doch de firma heeft botweg geweigerd er op in te gaan, dewijl haar meening in deze niet voor wijziging, naar zij zeide, vatbaar was. Voor den minister een beleediging voor den werkman een bittere teleurstelling. Immers de firma heeft nn al hare fa brieken stop gezet, en dientengevolge loopen 1900 werklieden, in dit bitterste gedeelte van den winter, ledig. Voor honderden gezinnen allende voor de deur. Wij verwachten dat do minister nog wel wat beproeven zal om den vrede te her stellen. De kranten vertellen wel van paardenvolk uit Deventer dat besteld zou zijn. Hieraan wordt echter, vermoeden wij, nog niet gedacht. Het is moer een angst kreet misschien, na do droove berichten dat namelijk alle fabrikanten te Enschedé de inmenging van den minister afkeuren en zich met de firma Van Heek schrap zetten. Do minister verdient oer hulde voor zijn optreden, waardoor bij bij wederzijds naderbij komen een botsing, op zijn minst genomen veel wrokzetterij had voorkomen doch de hem en zijn broeder door deze dingen al grooter werd, en hot dus't beste was alvorens weggejaagd te worden, zelf been to gaan. Den 1 Juli 1810 deelde hij zijn besluit aan zijne ministers mede; in den nacht van 2 op 3 Juli; teekende hij de acte van afstand, en vertrok terstond vermomd in een rijtuig, zonder dat men wist waarheen. Velen zagen hem mot smart heengaan. En om zijn persoon en dewijl zij voorzagen dat zijne regeering, zijne aanwezigheid erger gebeurtenissen zou voorkomen. Maar Lode wijk had tijdens zijn kortstondig verblijf ook duizenden harten gestolen, wegens zijne milde gulle hulp te Leiden, te Vlissingen, op Zuid-Beveland en elders waar men door algemeene en bijzondere rampen was ge troffen geworden. Te Leiden richtte hij zelfs een arm vrouwtje op, die van alles beroofd ter neder zat, en voegde haar in gebroken Hollandsch toe, dat hij, haar koning, wel voor haar zorgen zou. Velen beminden hem, dewijl hij den kwijnenden handel trachtte op te beuren, spijt den tegenstand zijns broeders. Ook zijne hove lingen hadden hem lief om zijn minzamon omgang. Ofschoon hij wel wat hardleerscli was, deed hij toch al zijn best de Hollandsche taal te leeren. Daartoe nam hij les bjj mr. Bilderdijk, onzen grooten dichter en vriend van da Costa. Toch konden de lessen van dezen grooten Hollandschen taalgeleerde niet verhinderen dat de koning firma Van Heek schijnt dat niet te hebben gewild. De Nederlandsche regeering heeft een nota gezonden aan de Engelsche in verband met den oorlog in Zuid-Afrika. Zonder ruggespraak met de Zuid-Afri- kaansche staatslieden hier, geheel op eigen hand deed ze dit, hetgeen de Engelsche regeering in staat stelt tot luisteren en antwoorden. Immers, nu de republieken ingelijfd en derhalve de president en 't driemanschap rebolleerende Engelsche onderdanen zijn, zou 't Engelands eer te na komen met hen, ook maar indirect, in onderhandeling te treden. Wij zullen niet gissen wat er in den brief der Noderlandsche regeering staat, en kunnen ook niet zeggen of 't waar is dat de Engelsche regeering al een weige rend antwoord zond. Laat ons hopen dat uit deze briefwisseling iets goeds voor de arme Boeren voortvloeit. Reuter maar die is wel eens mis maakte Zaterdag een vraaggesprek van een Fransch dagbladschrijver met president Kruger openbaar. Het gesprek liep over de Nederlandsche nota. De president zei dat geen der mi nisters officieus of officiéél ook maar een oogenblik met hem of wien ook over htm voornemens gesproken hebben. Daarna vroeg de journalist of 's Presi dents Godsvertrouwen nog even vast stond. Het antwoord luidde ondubbelzinnig be vestigend, en de President voegde er bij Ik weet, dat zelfs in Engeland vele zie len zijn, die in denzelfden geest bidden als wij, die dezelfde wenschen hebben als wij; talrijke burgers, die vurig wenseben, dat het recht en de vrijheid zegevieren. Ja, dat weet ik. Ik zelf bid God voor Enge land, ik smeek God, dat Hij den geest van deze natie verlicht. Maar mijn absoluut vertrouwen is, dat deze vrijheid, die wij van God zelf hebben, ten slotte door God zelf voor ons zal worden bewaard." «Gelooft gij echter niet, President, dat wanneer de vijandelijkheden blijven voort duren en nu en dan nederlagen worden geleden, dat do Boeren van de beide repu blieken den oorlog moede worden en be ginnen te wanhopen «Daar behoeven wij niet voor te vreezen De groote moerderheid van de burgers der beide republieken vertrouwt op God." «Maar indien du eens bet wapongeluk zich tegen u keerde leelijk Hollandsch sprak. Een staaltje. Lodewijk sprak het woord koning altijd uit, als stond er konijn. Op zekeren dag wekte hij dan ook ondanks zichzelven den lachlust op van een gezant schap uit de burgerij van Amsterdam, wie hij aldus aansprak»Ik verblijd mij u om uw konijn vereenigd te zien." Tot zelfs in het kleine toonde hij zijne liefde voor de Nederlandsche nijverheid. Hoewel hij een slecht rooker was, voerde bij de lange Goudsche pijpen aan zijn hof in, en maakte er ook zei ve dapper gebruik van. De afwezigheid zijner Hortense kwam hem hierbij goed te stade. Spoedig echter noodzaakten hem eenige lichte onpasselijkheden deze liefhebberij te staken, zoodat ook zijn gevolg genoodzaakt was de lange pijp af te schaffen. Doch hoe het zij, met al deze schijnbare nietigheden won hij de hartenen zoo zag men hem dan ook den 2 Juli 1810 over 't al gemeen met leedwezen heengaan. Hij begaf zich naar Töplitz in Bohemen, niets medenemende dan zijn ordeteekenen en f 10.000 in goud. Een jaarlijksch pen sioen door Napoleon hem aangeboden, wees hij fier van de hand. Hij heeft Nederland nooit weer gezien; doch onverflauwd bleef tot aan zijn dood zijne liefde voor dat volk, hetwelk hij tijdens zijne kortstondige regee ring had leeren hoogachten. Hollandsche reizigers die hem na dien tijd (hij stierf in Zelfs wanneer hot de wereld mocht schij" nen, alsof de Boerennatie is verslagen, zelfn indien de meest ongunstige gebeurtenissen zich in de toekomst voordoen, zelfs indiea van alles, dat kan geschieden, het ergst geschiedde, weet, dat dan nog de burger^ der beide republieken niet zullen wan bopen. Ons vertrouwen op God maakt on onversaagd." »De grootste rampen, die over ons zouden kunnen komen, zouden voor ons slechts tijdelijke rampen zijn. Uit het Oude Tes tament zouden onze burgers de wetenschap putten, dat God dikwijls zijn volk beproefd heeft, dat Hij het dikwijls bezocht, maar nooit verlaten heeft. Ziedaar de kracht dezer mannen door het geloof." Praatjes De Fransche en Duitsche regeering heb ben de Engelsche regeering aangeraden op de nota der Nederlandsche legeering in te gaan, en bemiddeling aan te nemen. In den Haag en Brussel daarentegen loopen geruchten dat het antwoord der Engelsche regeeang reeds is overhan iigd aan onze Koningin en zich beslist verzet tegen dit aanbod van bemiddeling. Hoffe lijk maar beslist, laat't antwourd geen hoop dat de onderhandelingen met Nederland in de naaste toekomst hervat worden. De Eerste Kamer vergadert nog heden om de oorlogsbegrooting af te doen (andere begrootingen zjjn al aangenomen)mis schien ontvangt die straks eenig licht. Intusschen was 't Zaterdag in de diplo matieke wereld te 's-Gravenhage tamelijk roerig. Conferentie van den Engelschen gezant Howard met den minister van buitenland- sche zaken toen van dezen met dr. Kuy per daarna met de Koningin, vervolgens een conferentie van den Engelschen met den Duitscnen gezant. Ook was de Koningin-Moeder bij de Koningin toD paleize. De heer Talma met genoegen melden wij dit zal D. V. Donderdagavond op treden voor den Chr. Volksbond te Middel burg, toegang en debat vrij. Onderwerp «Christendom en Maatschappij". En Vrijdag te Goes, insgelijks voor den Chr. Volksbond. Toegang vrij, ook voor vrouwen. Laten de vrouwen en dochters nu eens met hunne mannen en vaders meekomen, of mee gaan komen. De onderwerpen in den Volksbond behandeld, raken de belangen van een 184G) bezochten, roemden zeer do gulle gastvrijheid waarmede hij hen, wijl zij Hollanders waren, steeds ontving en her bergde. Hij had afstand gedaan ten behoeve zijns zoons onder voogdij van Hortensia; doch Napoleon wel verre van dit besluit te eer biedigen, gaf een bevel uit waarbij Holland bij Frankrijk werd ingelijfd. Wat bleef er dus over van zijne belofte «dat de kronen van Frankrijk en Holland nimmer op eenzelfde hoofd zouden vereenigd worden?" Hoe dan deze daad van woordbreuk en rechfsschennis goed te praten Maar dan zou bij immers geen Napoleon geheeten heb ben, zoo hij hierop geen raad hadde geweten. Aan Europa schreef hij: «Holland bevindt zich zonder koning, en daarom is het noodig dat land aan de En gelschen te onttrekken. Daarom zijn wij verplicht het onder het waakzame en krach tige bestuur des keizerrijks te doen overgaan, terwijl Holland, met het keizerrijk vereenigd, aan de gemeenschappelijke zaak een belang rijke zeemacht zal toebrengen." Vooral dit laatste zal 't bem wel geweest zijn! (Wordt, vervolgdJ .(o).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1