NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 58.1902 Zaterdag 11 Januari. 16e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS OER ADVERTENTIËN Engeland en Transvaal. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VKIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De antirevolutionaire partij belijdt dat de overheid regeert bij de gratie Gods, en, hieraan hare regeeringsmacht ontleenende, het recht heeft, den eed te vragenen, ter vrijlating van den dag des Heeren, en alzoo mede in 's volks belang, na wijziging der bestaande Zon dagswet, zoowel zelve zooveel doenlijk in al haar vertakkingen op dien dag be hoort te rusten, als in haar concession aan maatschappijen van vervoer ge- heelen of gedeeltelijken stilstand van zaken voor dien dag heeft te bedingen. Art. 5 van het antirevolutionair program. 10 Januari 1902. De heer ds. A. Littooij in de Zuider Kerkbode zijn opstellenreeks over de Be- waarschoolquaestie te Middelburg beslui tende, laat onderstaande stellingen ter over weging en bespreking achter 1. Naar het Woord des Heeren ons zegt, zijn de ouders verantwoordelijk voor de verzorging en de opvoeding hunner kin deren, 2. Tegelijk leert ons dat Woord en dien overeenkomstig de geschiedenis, dat zij menigmaal en in meer dan één opzicht die taak persoonlijk, niet geheel kunnen ver richten en zich daarom hulp mogen ver schaffen. 3. Naar de ervaring heeft bewezen, zijn, waar dat mogelijk is, d. i. in dorpen en in steden, goed ingerichte bewaarscholen te verkiezen voor en boven de buurvrouwen- schooltjes. 4. De Bewaarscholen, waar onze lieve kleinen vaak van drie tot zes jaren zeer vele dagen vertoeven en waar zij alzoo mede de eerste opvoeding en de eerste in drukken ontvangen, moeten, naar den eisch van Gods Woord, van het Genadeverbond en van de Doopsbelofte, van de liefde aan de kinderen verschuldigd, positief Chris telijk zijn. 5. Het in aanzijn roepen en onderhou den van eene zoodanige school gaat de draagkracht der Geref. te dezer stede niet te boven, gerekend naar den maatstaf van hetgeen God hun heeft gegeven en naar hetgeen anderen op dit terrein doen. 6. Aan eene zoodanige school voor de kleinen zou een avondschool om onze meisjes, handwerken en naaien te leeren, kunnen verbonden worden. Dit zou uit een financieel en uit een godsdienstig oogpunt veel voordeel kunnen opleveren. 7. Omdat men voor dag- en avondschool enkel vrouwelijk personeel moet hebben en de geheele arbeid meest of bijna goheel op het terrein der vrouwen ligt, is het wenschelijk, dat zich, om 's Heeren wil en ter wille van de ouders, van de kinderen en de meisjes, de daarvoor aangewezen vrouwen opmaken en, voor zoover noodig, zich geven. De mannen moeten desbegeerd haar alle hulp verleenen en tenbehoeve van contributie enz. kunnen zij zich door jon- gedochters laten assisteeren. 1789 en 1902. «De Nederlander" heeft in een tweetal artikelen den «Nieuwen koers" beschreven, die in ons land de politiek volgt. Het tweede artikel eindigt met een vergelijking tusschen de revolutie van 1789 en den tijd, dien wij thans beleven. Er wordt gewe zen op heel wat punten van overeenkomst doch geven we het woord liever aan de Redactie zelf. «De Nederlander" dan zegt: «Die verschuiving, dat samenwerken van mensehen die tot dusver principieel tegen over eldaar stonden, zal verhaast worden naar mate de sociaal-democraten driester en beslister optreden. In hen openbaart zich duidelijker dan ooit het revolutie-be ginsel van 1789; zij willen dit echter niet enkel op politiek, maar ook op sociaal gebied toegepast zien. Evenals in 1789 elk gouvernement, niet door bet volk aangesteld, voor tyranniek werd gescholden, zoo is in hun oog elke bestaande wet niets anders dan eene rege ling, ten bate van de «bourgeoisie" uitge vonden. Gelijk toen al de ellende niets was dan het uitvloeisel der tyrannie, zoo is zij thans het uitvloeisel van de ten bate der minder heid ingestelde maatschappelijke orde. Evenals toen heeten de menschen van nature goed, maar worden zij door de maatschappelijke orde verdorven. Evenals toen waant men bij machte en gerechtigd te zijn door wetten geheel de maatschappelijke ordening te regelen naar eigen inzicht. Evenals toen meent men de gevolgen te kunnen doen verdwijnen, die het natuur lijk gevolg zijn van do ongelijkheid der menschen. Evenals toen acht men, om daartoe te. geraken, zoo noodig gewelddadige omwerping heilige plicht. Evenals toen beroept men zich wel op Bijbelsche uitspraken, die echter voor een andere orde van dingen geschreven zijn, marr strijdt men tevens voor volstrekte scheiding van godsdienst en staatsbestuur, en acht men „den staat bevoegd en ver plicht zijn neutraal onderwijs op te leggen aan het volk. Evenals in 1789 Rousseau, zoo biedt nu Marx het Evangelie, dat het oude Evangelie vervangen moet aan. Evenals toen bestaat er geen hooger of beter recht dan de wil der meerderheid. Evenals toen worden zelfs Christenen bekoord door de schoone voorspiegelingen, en zullen zij, ook evenals toen, het eerst het slachtoffer worden van hun eigen kort zichtigheid. Die Sociaal-Democratische partij staat, volgens haar uitdrukkelijke verklaring, vijandig tegenover de bestaande „inrichting" der maatschappijhoofddoel is het veree nigen van alle ontevredenen tot een leger, ter omverwerping van de macht der „kapi talistische burgerij"- Daarom staat zij principieel tegenover allen, die zich niet bij haar aansluiten. Tusschen hen en de partijen „der rech terzijde" zal moeten worden gekozen. Naarmate men zich beter leert verstaan, zal worden ingezien, dat tegenover eene partij, die wel evenals in 1789, het volk tot razernij opwinden, maar niets goeds tot stand brengen kan, alleen die partijen kunnen stand houden, die de beginselen huldigen thans door de partijen der rech terzijde beleden. De nieuwe koers, juist 100 jaren na het revolutiejaar aangevangen, moge, ter be scherming der hoogste goederen onzer natie steeds toenemen in kracht!" Wie denkt bij deze punten van over eenstemming niet aan de voorspelling van wijlen Minister Modderman, dat we nog aan het einde der 19e eeuw een revolutie zouden beleven, waarbij die van 1789 maar kinderspel was? HCi moge zich in dien tijd vergist hebben, maar toch is er veel, dat ons doet vreezen, dat die revolutie nog aanstaande is. Er wordt dagelijks wind gezaaid, zoo zal er binnenkort wel storm geoogst worden. (W. P. G. C.) if if Dr. Schaepman en de samenwerking In „Woord en Beeld" schrijft Braam bij 't portret van dezen staatsman onder meer het volgende: „Een gelukkige gedachte was het om juist kort na het optreden van het Kabinet- Kuyper Dr. Schaepman eens in beeld en woord voor 't voetlicht te brengen. Immers, indien ooit deze katholieke Staatsman de verwezenlijking van een staatkundig denkbeeld heeft nagestreefd, voortdurend en vasthoudend, met al de geweldige kracht, waarover hij beschikte, dan was die leidende gedachtehet samen gaan van Jiet aan de oude christelijke waar heid trouw gebleven volksdeel in den strijd onzer dagen. Lang vóór Kuyper ,p dit doel aanstuurde en kon aansturen, schitterde het voor de oogen van Schaepman Met dat doel voor oogen begon hij zijne politieke loopbaan, aan de redactie van „de Tijd". Meer dan dertig jaren bleef het bevorderen van deze geheel nieuwe politieke constellatie: de samenwerking van Rome en Dordt, het richtsnoer van zijn denken en werken. Dr. Kuyper arbeidde toen nog, men mag wel zeggengeheel en uitsluitend, aan de innerlijke reformatie van de Nederlandsch- Hervormde Kerk, later aan de gewilde of ongewilde voorbereiding van den uittocht van onder het juk dor Haagsche Synode. Maar voortdurend werkte hij nog afstoo- tend op de katholieke staatspartij, wier leden op de eerste plaats katholiek zijn. Gelukkig, dat dit me: de waarachtige be langen van het gemeenschappelijk vaderland niet in collisie kan komen en met een breeden zin van waardeering voor tegen standers uitmuntend kan gepaard gaan. Daartoe is het genoeg op Schaepman's voorbeeld te wijzen. Het feit blijft: al stond bij de Juni- stembus van dit jaar Dr. Kuyper aan het hoofd der gecombineerde beweging, al verwonderde hec" niemand dat deze met het vertrouwen der Koningin werd vereerd en als Kabinetsformeerder optrad, Dr. Schaep man heeft meer dan hij den politieken toestand de longue main voorbereid. Kuyper achtte het, vooral vóór 1886, gewenseht, noodig misschien, om, als achtergrond, voor het goed uitkomen van zijne liehtfan- tasieën van Calvinistischen oorspong, de Katholieke Kerk, hare dogma's, haarSchalten und Walten te bezigen, maar hoe strijdlus tig een man onze doctor van nature ook was, hij liet zich maar zeer zelden en dan nog slechts in 't voorbijgaan tot een strijd met den antirevolutionairen leider vertrok ken. Onverwrikt bleef zijn oog op het eens gekozen deel gevestigd." Schaepman en de Verdraagzaamheid. Braam schrijft bij 't portret van dr. S.: in „Woord en Beeld" nog het volgende „Alleen met het suum cuiqe, ieder het zijne is de eendracht en het waarachtige landsbelang gediend, eene wapenleus, welke Dr. Schaepman zichtbaar genoeg in zijn vaandel schreef en nooit verzaakte. Deze fiieie onbevangenheid bracht hem in innig contact met de besten uit alle partijen en hij was nog niet lang lid der Tweede Kamer toen reeds bij haast elk minister zijn per soonlijke invloed veel vermocht. Misschien vraagt menig niet-katholiek lezer hoe deze geest van verdraagzaamheid en waardeering het deel van dezen katholieken priester werd. In de onderstelling, waar van deze vraag uitgaat, zou zij moeilijk te beantwoorden zijn. Deze stoere zoon van Twenthe wordt in de afzondering der se minaries opgevoed, eerst eenige jaren onder de leiding der Jesuieten, om daarna eene korte pooze te arbeiden onder het oog van den gevierden tweeden Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. Schaepman. En reeds twee jaren na zijne priester wijding vertrekt hij naar Rome om in het middel- en brandpunt van de katholieke wereld zijne theologische studiën voort te zetten en den doctorshoed te halen. Noodzakelijke uitkomst van zulk eene opleiding, zoo mompelt er wellicht een, die nu juist niet als vriend der Katholieke Kerk wil gelden noodzakelijke uitkomst, een fanatiek dweper. Geen mindere 'dan professor Bellaar Spruyt kwam het in 1833, toen de doctor reeds drie jaren in de Tweede Kamer zat, nog verklaren, dat Schaepman was opge groeid „te midden van invloeden, die hem tot een vreemdeling maken op Nederland- schen bodem." Wanneer een hoogleeraar zoo oordeelde, hoeveel gemoedelijke men schen zullen dan niet overtuigd zijn, dat de ontwikkeling van den doctor, hoe veel zijdig ook, een sterk anti-vaderlandschen bijsmaak moest hebben? Maar lees zijne van geestdrift gloeiende brieven van de jaren 1868 en 1869 in het dagblad „De Tijd" en lees ze gerust tus schen de regels, gij ontdekt er geen hate lijkheid in aan het adres van andersden kenden". Vreemd. In de Tweede Kamer heeft Ds. Talma de socialisten bestreden met citaten uit een boek van den Franschen sociaal-democraat Jaurés. Het Volk komt nu vertellen dat ja, dit boek wel irj 1899 is uitgegeven ;]dat Jaurès er toen een voorrede voor schreef, maar dat de man heusch~\zelf niet wist wat er tn datboek stond. Dat is nu toch wel wat al te mal. Men schrijft boeken of men schrijft ze niet, maar als men ze schrijft en uitgeeft behoort men toch te weten wat er in staat. Intusschen; we zijn nu gewaarschuwd. De socialisten hebben een goede manier om zich van de zaken af te maken op die wijs; op hun schrijvers zich beroepen gaat niet, die schijnen nu en dan niet te weten wat er in hun eigen boeken voorkomt. Reeds in de Kamer zei Ds. Talma, dat op die manier redeneeren met de socialisten zeer moeilijk wordt. Trouwens dat is het altijd'geweest." Het is een vreemde manier van doen, zelfs voor de twintigste eeuw, die toch al zeer vreemde dingen te aanschouwen geeft. Twee Provinciën. Een aardige opmerking maakt dr. Schaep man over «Nederlandsc'ne dichters in de Tweede Kamer." Van hen schijnt men in de toch niet lang staande Kamer bijster weinig te weten. Dr. Schaepman schrijft in Chronica: Twee en een half voorbeeld van dit feit staan beschreven in de Handelingen en in de pers. Het eerste feit geldt de rede van den minister Kuyper op 5 December jl. De heer Kuyper beantwoordt den heer Drnckei', die hem, in vergelijking met den minister Pierson gebrek aan geestdrift en warmte verweet: Nu, ik wil erkennen de gloed van den Oosterling is in mij ook nietzoon van de lauwe Westerstranden ben ik gewoon mij kalm uit te drukken." Bijna algemeen verontwaardiging. Men vermoedt niets meer en niets minder dan dat dr. Kuyper een leelijke, zoo zij gewild was, een minstens leelijke toespeling had willen maken op den nobelen gelaatstypus van den heer Drucker. En toch, toch had hij eenvoudig ontkend de toepasselijkheid op zich zei ven der onvergetelijke dichtregels van da Costa. «Ik ben geen zoon der lauwe Wester stranden, Mijn vaderland is waar de zon ontwaakt." Het tweede voorbeeld. Op deD 18en December stelt de heer Michiels van Verduynen den minister De Marez Oyens eenige vragen over »het toe komstige kanaal van de Zuid-Willemsvaart over Tilburg naar de Amer." De minister ontwikkelt eenige technische bezwaran. De oud-minister Lely waarschuwt tegen over schatting dier technische bezwaren. Maar de minister antwoordt op de hoffelijkste maar tevens meest besliste wijze, dat het tot hier niet geldt «bezwaren", maar de geheele behandeling der zaak. Hij wordt niet fel of bitter, hij gaat op dit alles niet verder in. Hij antwoordt kalm en geestig: «Als nu mijn hooggachte vroegere chef, onder wien ik zoovele jaren aangenaam heb gediend, mij hier een hart onder den riem wil steken, dat ik niet zoo bevreesd moet zijn voor technische bezwaren, dan zou ik hem dit willen antwoordeneen Nederlandsch dichter heeft ons van Hugo de Groot gezegd: „Landsaat, beschans hem vrij met boeken en met blaren, Al wat in boeken steekt, is in dat hoofd gevaren." »Ik zou op die wijze van den geachten afgevaardigde kunnen zeggen«geheel de waterstaat is in dat hoofd gevaren!" Be zwaren, die voor hem niet gelden, omdat hij zoo hoog staat in zijn vak, moeten op mij, die de adviezen van den Waterstaat als autoriteit moet volgen, invloed uit oefenen." Dit fijne stuk vond in de pers de vol gende waardeering. Men liet het ter zijde dat »de landzaat" eigenlijk Sandrart moest heeten en Hugo de Groot eigenlijk C.Vossius was. Maar de verzen, zwaar als staven goud, boekte men op het crediet van den lossen, lchten, lakschen verskunstenaar Jacob Cats. Het, halve voorbeeld geldt mij. Op de zonderlinge pogingen van den heer Van Kol om, naar aanleiding van de zaken in de Minahassa, tusschen antirevolution- nairen en katholieken twist te zaaien, had ik geantwoord met een verwijzing naar Vondel, en ik had uitdrukkelijk Vondel genoemd, die den «knuppel in het hok met hoenderen" smeet. Met hun eigenaardige polemische eerlijkheid hebben de heeren sociaal-democraten dat zoo duidelijke en bekende beeld op allerlei wijze verfonfaaid. Zij hebben, het derde in een vergalijking ontkennend en den historischen zin van Vondel's vers verschoppend, een voudig verkondigd, dat ik de rechterzijde een «hoenderhok" had genoemd. Zij vergaten Wat ik gezegd had«gij zult zien dat wij hier aan de rechterzijde geen hoenders zijn", maar wat het beste is: zij hebben dat toch ondervonden. Gedurende de laatste maand deden kleine afdeelingen Boeren herhaaldelijk pogingen om de spoorlijn over te trekken, maar zij hadden zelden succes, daar de blokhuizen- linie nu voltooid is. De vijand moet vech ten en zich overgeven of trachten naar het Noorden door te breken. De Boeren verklaren, dat een groot aan tal van Botha's manschappen bestaat uit Natalsche rebellen, die niet willen hooren van overgave van hunne Transvaalsche broeders, ofschoon de laatsten gaarne de wapenen zouden neerleggen. Van de vijftig Boeren, die onlangs poogden zich naar de Engelschen te begeven, ontsnapten slechts tien aan de waakzaamheid van de Natal sche Boeren. De 15e Januari wordt algemeen genoemd als de vermoedelijke datum van een alge- meene overgave van de Transvaalsche Boe ren. Zij, die zich hebben overgegeven, verklaren openlijk, dat degenen, die zich wenschen over te geven, zoo noodig geweld willen gebruiken, daar zij er genoeg van hebben voortdurend te worden heen en weer gejaagd. De Daily Mail verneemt uit Pretoria dat, volgens een nauwkeurige schatting van de sterkte van de Boeren in den oostelijken driehoek van Transvaal, er in de districten Standerton en Bethal elk 300, in Ermelo 400 en in Carolina 100 Boeren zijn. Dezen vormen met een aantal rebellen en wat manschappen in andere districten de strijd macht van generaal Botha. Standerton en Heidelberg schijnen, vol gens denzelfden berichtgever in bloeienden toestand te verkeeren. De welvaart wordt echter aanmerkelijk beperkt door het drukke militaire verkeer over den Natalschen spoor weg. Men verwacht dat dit spoedig anders zal worden. e De Wet rukt, volgens een bericht, in zuidelijke richting voor generaal Elliott uit die hem langs de Wilgerivier stroomop waarts volgt. De Wet heeft weinig kans om de vermeesterde kanonnen tegen de blokhuizen die niet bestand zijn tegen geschutvuur te gebruiken, daar de ko- lonnes in nauwe aanraking met hem zijn. Het gebied waarbinnen De Wet zich thans kan bewegen, wordt zeer beperkt. Volgens een telegram uit Kroonstad, heeft

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1902 | | pagina 1