NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
No. 52.1902.
Woensdag 1 Januari
16e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Bij Dit mtr behoort een BpEisel.
Advertentie».
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUL', te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
't Eerste Jaar der Twintigste
Eeuw.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAV': DER FIRMA
7)N VAN
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
„De Twintigste Eeuw! Wat bergt
zij in haar schoot?" vraagden wij ten vo-
rigen jare en nauwelijks kunnen we 't
ons voorstellen, dat 't reeds weer een
jaar geleden is, dat wij 't vraagden, dat
ten minste een honderdste deel van 't
antwoord ons reeds gegeven is.
Wat bracht dat eerste jaar ons?
Bij die vraag zie ik tranen veler oog
ontvloeien. Voor U 't eerst een woord,
waarde lezers! wien dat eerste jaar nooit
uit 't geheugen gaat, als een jaar van
smart en rouwe, een .jaar van teleurstel
ling en ongeluk. O, dat de bezoldiging
der zonde de dood is! Neen! o, dat wij
gezondigd hebben! Laat ons niet klagen
over de gevolgen der zonde, maar o ?er de
zonde-zelf. De klacht over de gevolgen
der zonde blijft aanhouden alle eeuwen
door, maar brengt den mensch niet verder
of slechts verder van God. De droef
heid over de zondaleert de tollen,aarshede,
en wie dteze bidt, gaat gerechtvaardigd
naar zijn huis.
O, 't is zoo moeilijk tot bedroefden een
woord te rechter tijd te spreken. Hoe
zullen wij troosten, anders, dan door te
wijzen op 't Kruis? Dat Kruis leert niet
't lijden begrijpen, maar leert met 't lij
den verzoend zijn. „Zie, of daar een
smart zij, gelijk mijne smart", klaagde de
dochter Zions, maar wie kon dat met
meerder recht klagen, dan de Heilige aan
't Kruis? O, beproefden, zielsbedroefden,
wien
„aardsehe vertroosting is distel en alsem:
Stemmen van Boven fluisteren zacht:
Christus op Golgotha: daar is de balsem!
Christus is opgestaandaar is de kracht
„Christus is opgestaan!" Jaren geleden
vraagde een dichter, wien 't rationalisme
soms al te zeer vervaarde: „Gij, twin
tigste eeuw! zult ge ook uw Paascbfeest
vieren?'' Bernard Ter Haar hij was 't
sluimert reeds een en twintig jaren
op 't Rozendaalsche kerkhof, maar zijn
kinderen behoeven, ziende op den toestand
van 's Heeren Gemeente, op den staat
van 't Godsrijk in 't algemeen, niet „op
zijn graf te fluistren": „Goddank, dat hij
nu rust!"
't Zou ondankbaar zijn, het te ontken
nen, dat de twintigste eeuw een rijkereu
opbloei vau 's Heeren Gemeente begroe
ten mocht, dan men in sommige tijdper
ken der negentiende wel hopen dorst.
We sluiten het oog niet voor de keerzijde:
ook 't ongeloof is machtiger, is vooral
driester geworden. En vooral ook: het
geestelijk leven heeft, als w.e 't zoo zeg
gen mogen, wei eens aan diepte verloren,
wat het aan breedte gewonnen heeft. Dit
laatste vooral is een zeer ernstig ver
schijnsel, waarop de pers en de kansel
meer dan tot nog toe (in 't algemeen) ge
schiedt, zullen moeten letten, zal niet de
twintigste eeuw een veruitwendigd Chris
tendom aanschouwen, dat, blijkens de ge
schiedenis, een ramp is voor de volken,
die daarin opgaan. Daarom verheugen we
ons in den tegenwoordigen toestand van
't Koninkrijk der hemelen met heving.
„Verheugen met beving".
Aldus is 't ook, dat we ons verblijden
in de „zegepraal van het Christelijk be
ginsel" bij de stembus van 1901. O, daar
is iets in, dat onze geestdrift hoog kan
stemmen, als wij 't indenken, dal de op
volger van den „veldheer zonder leger",
zooals Groen van Prinsterer ten minste
met een schijn van recht genoemd kan
worden, geroepen is tot eersten dienaar
der Kroon; dat onze Staten-Generaal,
waarin zoo vaak de stem van onzen eer
sten leider weerklonk, als die „eens roe
penden in de woestijn" zooals men op
grond eener door en door verkeerde op
En toch: laat ons „ons verheu-
vatting eener Bijbelplaats pleegt te zeg
gen thans een meerderheid telt, die
betoont: „Ik schaam mij des Evangelies
van Christus niet, want het is een kracht
Gods tot zaligheid een iegelijk, die ge
looft"; dat eindelijk dat Christelijk kabinet
grootendeels samengesteld uit de gees
telijke zonen van de mannen, die smaad
voor eere, blaam voor lof hebben geoogst,
gescholden en achtergesteld zijn wegens
hun getrouwheid aan hun Heer met
welwillendheid ontvangen is door bijkans
alle partijen, en dat 't zelfs voor hervor
mingen, stoelende op den wortel des ge-
loofs, op medewerking mag hopen van
hen, die niet leven uit dit beginsel.
Zie, dit alles stemt ons tot blijdschap en
tot dank.
gen met beving".
De geschiedenis van negentien eeuwen
leerde het ons, dat de beste tijden voor
't Koninkrijk Gods niet die zijn geweest,
waarin 't Evangelie genade vond in de
oogen der mensehen (wij spreken niet
van zijn belijders, vg. Hand. 2 47). Een
groot gevaar dreigt altijd, als 't Labarum
't kruisteeken gaat dragen: bet gevaar
van een gehuicheld geloof, om der wille
van rijkdom en eere. Oek heP gevaar van
zelfvergoding en mensehvergoding. O,
laat ons voorzichtig zijn! God heeft en
kele onzer mannen met zeldzame gaven
toegerust: laten wij hen waardeeren, maar
vooral voor hen biddenbun verantwoor
delijkheid is zeer groot, hun taak zeer
zwaar, en zij staan bloot aan allerlei ver
zoeking, niet 't minst aan de bekoring
van den hoogmoed. Wie zich bewust is,
meer te bezitten dan de wereld geeft, en
die bovendien bezit, wat zij wel vermag
te geven, vergeet zoo licht, dat hij niets
heeft, wat hij niet heeft ontvangen. En
laten wij ook niet willens blind zijn voor
een ander gevaar. Als thans de partijen
des ODgeloofs minderheid zijn, dan is dit
ook te danken aan de medewerking van
Rome. En Rome is en blijft een gevaar
lijk bondgenoot. Laat ons „de wacht"
honden „bij het beginsel" ook tegenover
hem. Zoo licht kan 't gemeenschappelijk
grondbeginsel, dat in het Credo zijn uit
drukking vindt, ons doen voorbijzien, dat
tusschen. Rome en ons een klove gaapt,
die niet te dempen is, dan wanneer het
zich stellen wil onder de gehoorzaamheid
van 't Woord-alleen en belijdenis wil
doen van 't onrecht, gepleegd aan duizen
den van martelaren. Zoo lang hun bloed
Rome niet doet blozen, kan Rome ons
geen vriend zijn, al heeft 't gemeenschap
pelijke belangen, waarvoor 't met ons sa
men kan strijden. Laat ons zijn hulp
niet koopen met ongeoorloofde concessiën.
Wij zouden niet durven beweren, dat dit
onzerzijds nooit geschied is.
Een dag, die bijkans geheel ons volk
een feestdag was, was de zevende Februari,
toen onze geliefde Vorstin Prins Hendrik
van Mecklenburg-Schwerin haar hand
reikte, en aller hart ontvloeide de bede,
die de Hofprediker hun meegaf op den
levensweg: „Verhef Gij over (hen) 't licht
Uws aanschijns, o Heere!" Moge dat hu
welijk bij voortduring ons Vaderland ten
zegen zijn! Moge 't den Prins-Gemaal
gegeven worden in 't hart des volks een
plaats der eere te verwerven, schooner
dan twijfelachtige jachtroem iemand geven
kan: moge hij de behoeften van dat volk
leeren verstaan en zij hem wijsheid ge
schonken, om zijn doorluchtige Gemalin
ten beste te raden
Onze biunenlandsche geschiedenis wijst
voorts dit jaar op geen merkwaardige ge
beurtenissen; alleen de aanneming der
legerwet zij nog in herinnering gebracht.
In onze koloniën werd de Atjeh-oorlog
steeds nader aan 't einde gebracht. In de
laatste maanden ontrusten ons de troebe
len op Soemba, die voor de Zending (der
Gereformeerde kerken) gevolgen kunnen
hebben. Een bericht uit Bantam toonde
onlangs opnieuw, dat de Islam staatsge
vaarlijk is. Gelukkig, dat de Regeering
thans ook 't belang eener Christelijke
staatkunde in des koloniën inziet. Meer
dan naar onze kol; Aiën waren ook wederom
dit jaar de oogen van ons gansche volk
naar Zuid-Afrika' 'gericht, waar nog altijd
de strijd voortduwt. De geschiedenis van
dien kamp in 't (verloopen jaar kennen
onze lezers. Beschouwingen over dien
kamp zijn van alL zijden geleverd en wi]
zullen ze niet vermeerderen. Sta ons toe
een schetsje te vertalen uit een Fransch
werkje, dat ons onlangs onder de oogen
kwam
„Twee jaren van strijd.
Twee jaren!
Op 't oogenblik, dat de oorlog tusschen
de Engelschen en de Boeren uitbrak, had
de negentiende eeuw nog vijftien maan
den te leven. Zij is gestorven. De twin
tigste eeuw heeft weldra haar eerste jaar
ten einde gebracht. Nog strijden 20000
Boeren tegen 300000 Engelschen.
Destijds werd er veel gesproken over
de naderende Parijsche tentoonstelling van
1900. Men ging toebereidselen maken
tot 't reuzenwerk. De tentoonstelling is
gehouden, zij werd bezocht, zij heeft ge
schitterd, zij is voorbijgegaan, zij is terug
gezonken in 't, n'"t. Nog strijden 20000
Boeren tegen 30C A 00 Engelschen.
Destijds: 't verre Oosten sluimerde.
Zelfs 't ivoord „Bokser" was onbekend.
Men leerde 't kennen door een vreeselij-
ken opstand van China tegen den vreem
deling. Geheel Europa, zich bedreigd
ziende, heeft beraadslaagd, heeft besloten
legers saam te brengen en naar Azië te
zenden. Zij zijn ontscheept, hebben ge
streden en overwonnen. Er is lang on
derhandeld. De vrede is gesloten; de
Europeesche soldaten zijn teruggekeerd.
Nog strijden 20000 Boeren tegen 300000
Engelsehen.
Destijds rustte de scepter van Groot-
Brittannië en 't Indisch keizerrijk in de
hand eener vrouw. In naam van koningin
Victoria werd de oorlog verklaard. Zij
heeft den tijd gehad van verre deel te
nemen aan honderd gevechten, den tijd
duizenden slachtoffers te beweenen. Zij
rust, reeds negen (thans bijna twaalt)
maanden in 't graf, waarin haar dochter,
keizerin Frederik, haar gevolgd is. In
haar plaats regeert een koning: Edward
VII, en diens zoon heeft den tijd gehad
op zijn gemak een reis om de wereld te
doen. Nog strijden 20000 Boeren tegen
300000 Engelschen.
Destijds zetelde op den troon van Italië
Humbert I, de zoon van Victor Emmanuel.
Humbert I is vermoordzijn moordenaar
heeft terechtgestaan, is tot levenslange
kerkerstraf gedoemd, is als zelfmoordenaar
begraven. Een andere koning heeft Hum
berts plaats ingenomen, wien sedert een
dochter geboren is. Nog strijden 20000
Boeren tegen 300000 Engelschen.
Destijds stond Mo Kinley aan het
hoofd van de Republiek der Vereenigde
Staten. Binnen dertien maanden zou hij
zich aan een herkiezing te onderwerpen
hebben. Hij is herkozen. Hij heeft nog
't vierde deel van den tijd van zijn her
nieuwd presidentschap geleefd. Hij is
vermoord, begraven. Een nieuw hoofd
der Republiek, Mr. Roosevelt, heeft zijn
plaats ingenomen. Nog strijden 20000
Boeren tegen 300000 Engelschen."
Hoe lang nog vragen wij en wagen
geen antwoord te gissen. Deze oorlog be
schaamt alle berekeningen van vriend en
vijand beide. Daarin is iets wonderlijks,
dat ons doet hopen tegen hope. Ons be
perkt verstand had den Almachte een an
deren weg afgebakend 't geloofsvertrou
wen der Boeren had dadelijk moeten be
kroond worden. Van de eene overwinning
tot de andere hadden zij moeten voort
snellen tot een eervollen vrede, waarbij
geheel Zuid-Afrika van Engeland afge
scheurd had moeten worden. Zoo is 't
niet gegaan, omdat dat niet goed zou ge
weest zijn. De Alwijze had een anderen
weg bepaald, een banger weg wij ge-
looven een weg, die op den duur alleen
recht zal blijken, want de Alwijze vergist
Zich niet. Maar ons gebed vraagt ver
korting van dien lijdensweg, vooral voor
die lijdende vrouwen en kinderen, die de
wreedheid der barbaren boeten laat voor
de volharding hunner mannen en vaders.
O, dat voor 't geschrei uit de moordkam
pen zelfs Europa's vorsten doof blijven,
ondanks 't geroep der volken Intusschen
zal Engeland juist door die barbaarschheid
de kloof tusschen Boer en Angelsaks zoo
verwijden, dat verzoening ondenkbaar wordt.
Over zóóveel kinderlijkjes geeft Transvaal
de vierkleur niet aan den Brit over
dat kan niet.
Behalve de in de straks gegeven schets
genoemde overledenen Koningin Victoria,
Keizerin Frederik en Mac Kinley, zijn tal
van andere mannen en vrouwen ook in
dit jaar weggenomen, die een spoor in
't zand des tijds achtergelaten hebben.
Zoo o. m. de oud-president der Vereenigde
Staten Benjamin Harrison, die nog kort
voor zijn dood herhaaldelijk ten gunste
van de verkiezing van Mac Kinley opge
treden was, de Chineesche Bismarck Li-
Hoeng-Tsjang, herhaaldelijk de bemidde
laar tusschen China en Europa, „Tante
Sanna", de gemalin van President Kruger,
in zoo diep tragische omstandigheden, de
ex-koning Milan van Servië, van wien de
gewijde schrijver, als van Joram van Juda,
waarschijnlijk zou getuigd hebben, dat hij
„heenging, zonder begeerd te zijn". Onder
degenen, die ons volk ten grave droeg,
moet o. a. de verdienstelijke letterkundige
Dr. Jan ten Brink genoemd worden.
Onder de dienaars des Evangelies, die
der Gemeente ontrukt werden, herinneren
wij ons den grijzen Ds. Adriani, sedert
1897 emeritus predikant te Amsterdam en
tot kort voor zijn heengaan nog predikend
met. de pen, alsmede den jeugdigen zende
ling Van den Bovenkamp, op de Sangi-
eilanden, weggenomen te midden van zijn
treffelijk werk. Deze lijst ware zeker met
vele min of meer bekende namen te ver
volgen, ook uit ons gewest, en al onze
lezers voegen daaraan namen toe uit eigen
kring.
Met de gedachte aan onze verscheidenen
nemen wij afscheid van 't verscheidende
jaar, en slaan den blik vooruit in 't neve
lig verschiet.
Wat zal 1902 ons brengen IJdele
vraag voor ons, menscben van één dag,
die niet weten, wat 't volgend oogenblik
ons brengen zal. En gelukkig, dat die
vraag onbeantwoord blijft, haar beant
woording zou ons slechts zorg en angst
baren, en wie niet gelooft in den God,
die tijd en eeuwigheid regeert, zou bij een
blik in de toekomst der wanhoop ten prooi
vallen en wie wel in dien God ge
looft bij heeft geen behoefte aan de ken-
Dis der naaste toekomst, die toch vast en
zeker een deel der Goddelijke voorberei
ding is van die laatste toekomst, waarin
„de aarde vol zal zijn van de kennis des
Heeren, gelijk de wateren den bodem der
zee bedekken".
Aan Zijn hand mogen wij gerustelijk
voorwaarts treden op den onbekenden weg.
Met Zijn Geest tot Leids- en Raadsman,
Zijn Woord tot reisboek dwalen wij niet.
Als wij slechts dicht bij Hem mogen blij
ven. Daartoe helpe ons Zijn Genade
Wat ons 1902 brenge alle dingen
moeten medewerken ten goede dengenen,
die naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Dit bewustzijn geeft kalmte, geeft kracht
tot 't vervullen onzer roeping. Deze roe
ping welke zou zij ook voor 't nieuwe-
jaar zijn, dan
„God te vreezen, waarheid te eeren,
vroom te wand'len"?
welke anders, dan ieder in eigen kring
te arbeiden aan de komst van 't Koninkrijk,
dat niet van (leze wereld is? En alsdan
wellicht dit jaar de Heere tot ons komt,
om ons rekenschap te vragen van ons
rentmeesterschap, dan worden wij wa
kende en biddende bevonden en, zij 't
met heilig ontroeren, wij treden Hem te.
gemoet, zeggende„Wij zijn gereed, o
Heere! dank zij Uw genade!"
B. K. W.
Bij de intrede van 1902 worden "allen
vrienden en bekenden Gods onmisbare ze
geningen toegewenscht door
J. ADRIAANSE.
Goes, 1 Januari 1902. Smid.
Bij den aaDvang des jaars zij vrienden
en kennissen, zoo binnen als buiten de
gemeente, Gods onmisbare zegen toege
wenscht.
B. M. DEN BOER.
Goes, 1 Januari 1902.
Onzen heilwensch en hartelijken weder
groet aan familie en vrienden.
J. BUIJSE.
C. BUIJSE—Waueke.
1—1—2.
Hartelijke gelukwensch aan begunstigers
en vrienden binnen en buiten de stad.
J. DEN HERDER.
Korte Kerkstraat.
Goes, 1 Januari 1902.
Hartelijke gelukwensch aan begunstigers
en vrienden binnen en buiten de stad.
M. HILLEBRAND.
Schoenmaker en Lijkdienaar.
's-H. Hendrikskinderenstraat.
Goes, 1 Januari 1902.
J. DE HOOGH.
C. P. DE HOOGH—
Pabeklj de Jonge.
V
Goes, 1 Jan. 1902.
Aan vrienden en begunstigers wordt bij
de intrede van 1902 Gods zegen toege
wenscht door
Wed. B. JANSE.
Goes, 1 Januari 1902.
Bij den aanvang van het jaar 1902
wenscbt ondergeteekende zijnen vrienden
en begunstigers in en buiten de stad Gods
besten zegen toe.
JOHs. FABERIJ DE JONGE.
Goes, 1 Januari 1902.
Bij de intrede van 1902 worden allen
vrienden en bekendenGods onmisbare
zegeningen toegewenscht door
Wed. H. DE JONGE
en Familie.
Goes, 1 Januari 1902.
Bij de intrede van 1902 aan mijne be
gunstigers en vrienden mijne hartelijke
gelukwenschen.
J. DE JONGE Jz.,
Firma wed. J. P. van dek Does.
Goes, 1 Januari 1902.
Bij de intrede van 1902 worden allen
vrienden en bekenden Gods onmisbare ze
geningen toegewenscht door
M. DE JONGE Jz.
en Familie.
Goes, 1 Januari 1902.
Hartelijke gelukwensch aan vrienden en
begunstigers binnen en buiten de stad.
JOH. DE JONGE Az.
Goes, 1 Januari 1902.
De beste wenscben aan familie, vrienden
en begunstigers bij de intrede van het
nieuwe jaar.
ABR. JOBSE,
in Manufacturen en gemaakte Kleeding.
Goes, 1 Januari 1902.