No. 51.1901 NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND Dinsdag 31 December. 16e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Bullenlandsch Overzicht. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Kwakzalverij. OVERLEDEN. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De Overheid, zoo leert de Antirevolu tionaire partij, is als dienaresse Gods, in eene Christelijke en dus niet godsdienst- looze natie, gehouden tot verheerlijking van Gods Naam, en behoort dienvolgens a. uit bestuur en wetgeving alles te verwijderen, wat den vrijen invloed van het Evangelie op ons volksleven belem mert 1). zichzelve, als daartoe in volstrekten zin onbevoegd, Je_jonthouden van elke rechtstreeksehe bemoeiing met de geeste lijke ontwikkeling der natie c. alle kerkgenootschappen of gods dienstige vereenigingen, en voorts alle burgers, onverschillig welke hunne denk wijze aangaande de eeuwige dingen zij, te behandelen op voet van gelijkheid d. in de conscientiën, voor zoover die het vermoeden van achtbaarheid niet mist, een grens te erkennen voor haar macht. Art. 4 van het Antirev. Program. Moe de MM. Jhr. Mr. A. F. de 8a- vornin lohman en Mr. A. Kuyper denken over zgn. Fivalczalverij. Door die Heeren is op 11 December het volgende gezegd in de Tweede Kanier. De heer Savornin Lohman„Ik wenschte zoo gaarne, dat in Nederland de menschen zich mochten laten genezen zooals zij zelf goedvinden. Ik heb er niets tegen, dat er verboden wordt onbevoegd geneeskunde uit te oefenen in dien zin, dat iemand zich geen titel mag aanmatigen, die hem niet toebehoort; maar wanneer iemand een ge neesmiddel bezit, waarvan hij ook buiten de academie om de heilzame werking heeft leeren kennen, dan moest hij dat mogen gebruiken en toedienen aan anderen. Wan neer men nu de zoogen. kwakzalvers slechts vervolgde wanneer het duidelijk was dat zij met hun geneesmiddelen veel nadeel stichtten, zou ik nog zeggen: geeft het heft niet uit de handen om in dit geval te kunnen optreden. „Maar dit is het geval niet. Men ver volgt naar het schijnt bij voorkeur die menschen, welke meer genezen dan de dokters. Het is vaak een quaestie van concurrentie. „Daarom zou ik gaarne wenschen dat deze Minister van Binnenlandsehe Zaken, die allerlei wetten ter herziening ter hancl zal nemen, hierop zijne aandacht vestigde en dat hij in de wet op de geneeskunde niet meer opnam een bepaling, die belet dat men zich laait behandelen door wie men wil, maar alleen het verbod, dat iemand een wetenschappelijfken titel voert, die hem niet toekomt." De Minister van Binnenlandsehe Zaken „Het protest van den heer de Savornin Lohman tegen het denkbeeld om op de kwakzalvers scherper toe te zien, vindt ook wel mijne sympathie. Ik deel niet in dien algemeenen kwakzalverskaat, wat wel hier van komen zal, dat :ik niet zoolang in offi ciëele functiën heb verkeerd, wat gewoonlijk zekere neiging opwekt tot afkeer van alles wat niet officieel ia. Als men zoo'n 04 jaar zich bewegen heeft op niet officiëel terrein krijgt men zokere voorliefde voor het franctireursichap. „Zeker alles wat onrecht is, alles wat aanleiding geeft tot het bezigen van valsche titels, alles wat kwaad kan doen, behoort te worden tegengeg aanmaar ik stem het den heer de Savorniin Lohman toe, dat de vraag wel dient te worden overwogen, in hoeverre de toenen rende bestrijding van de kwakzalverij niet h aar grond heeft in zekere concurrentie, die nen zich liever niet zou aangedaan zien." Natuurlijk zijn ir in verschillende bladen geneesheeren tegen dezen lof der" kwak zalverij opgekomen. Toch zeggen ook wij, met alle respect voor geneeskundigen, dat menigeen -—wij hoorden onder andere adellijke dames, rech terlijke ambtenaren, apothekers, familiele den van dokters zelf, menigeen die geen baat vond bij de medicijnmeesters, genezen werd jloor kwakzalvers. Dat deze laatsten verscheidene patiënten „naar de andere wereld" helpen, kan waar zijn. Maar de dooden klappen niet of dit ook niet door gediplomeerde artsen ge schiedt. Kwakzalverij, homoeopathie, vaccine, het is uit met de aanbidding van het officiëele. En vertrouwen in de officiëele geneeskun digen zullen wij alleen dan blijven stellen, wanneer zij door daden toonen de beste methode toe te passen. 30 December 1901. De Middelburgsche Courant heeft in een drietal opstellen, «Kerstklanken" getiteld, met een Bijbeltekst en een Arabische spreuk tot motto, weer heel wat over Melchers en Militairisme en Multaluli, over Talma en Bergrede en Gethsemané. over Vrede en Geloovigen en Geestelijke leiders ten beste gegeven, wat den vasten lezers van dat blad wel een »Als voren" of »Gebruik be kend" zal hebben ontlokt. Zoo op gezette tijden doet dit sociaal democratisch blad in buitengewonen dienst hare gewone grieven aan 't adres der »bij uitstek Christelijken" vergezeld gaan van tekstverklaringen die kant noch wal raken, doch waarop wij, om begrijpelijke redenen, nimmer wenschen in te gaan. Wat dat blad over »Jezus" zegt, doet te' zeer denken aan wat de heer Talma in zijne verdienstelijke rede tegen den sociaal democraat in gewonen dienst Melchers te recht als vloeken en profaneeren wraakte. Met fen blad dat onzen gezegenden Heiland in den anti-militairistischen rok steekt en naast Zijne «vredelievende" vij anden zet, debatteert men niet over geeste lijke zaken. En ook niet over «geestelijke leiders" die »hun plicht" hebben verzaakt. Temeer niet, dewijl de factor der zonde door de beschuldigers dier «geestelijke leiders" ten eenemale wordt miskent. Bovendien weten wij niet of wijv derge lijke aanklachten als van het Middelburg sche blad zoo au serieux hebben te nemen, waar het t ons in zoo owfraaien stijl hoofd zinnen als den hieronder volgenden, te lezen geeft «Maar die toestand zal nog eeuwen zoo blijven, wanneer mannen als Talma spre ken als hij deed." Gezwegen nog van de onware voorstel ling als zou de heer Talma het voor het «militairisme" hebben opgenomen. Het nieuwe ministerie had eenige wij zigingen gebracht in het Reglement van Orde voor den Raad van Ministers. Dit reglement dagteekende van 1866, gewijzigd in 1875. In de Tweede Kamer was overlegging van het nu gewijzigde reglement gevraagd. De ministerraad heeft zich gehaast, hieraan te voldoen. Het stuk stond verleden week in de Staatscourant; en de groote pers heeft 't, tegelijk met het oude, overgenomen. De wijzigingen zgn van niet zoo groot belang om er in ons kleine blad melding van te maken. De voornaamste wijziging is wel deze, dat de benoeming van een voorzitter aan de Kroon wordt opgedragen, terwijl vol gens het oude reglement het voorzitter schap beurtelings om de drie maanden aan een der ministers naar volgorde van be noeming toekwam. Ook is de werkkring van den Minister raad eenigszins uitgebreid. Zoo zal de Raad voortaan ook beraad slagen en besluiten „over belangrijke (ten aanzion van buitonlandscbo mogendheden) te nemen maatregelen". Eene toevoeging bij de tegenwoordig! wereldgebeurtenissen wellicht van eenige practische beteekenis. Het nieuwe artikel 2 van het Reglement bepaalt tegelijk, dat bij afwezigheid van den Voorzitter als zoodanig fungeert de daartoe door den Raad benoemde Minister en bij ontstentenis ook van dezen de oudste ln jaren der aanwezige Ministers, terwijl de secretaris voor bepaalden of on- bepaalden tijd door den Raad wordt be noemd en bij afwezigheid de jongste in jaren der aanwezige} Ministers diens func tiën waarneemt. Overige wijzigingen zgn niet vermel denswaard. Of het karakter van den Ministerraad door ovengenoemde, eigenlijk de eenige be langrijke, wijzigiüg verandering onderging, laten wij anderen uitmaken.(2) Wij zien het er niet in. Trouwens dat behoort de Ministerraad anders, te beslissen. Er is in de tweede kamer wat afgepraat. Terecht klaagt do Haagsche correspon dent der Zutfensehe Courant mr. Goeman Borgesius dat "'lie praatzucht grooto proportions gaat aannemen. Maar wat zal men er aan doen De kunst om in weinig woorden veel te zeggen, verstaan zeer weinigen meer. Dat komt er van dat men ter tweede kamer mannen afvaardigt, die voor het meerendeel niet voor deze taak berekend zijn, waarvan sommigen de vergaderzaal gebruiken om over de hoofden der regee ring heen tot het volk te sprekendie zoo weinig studie maken van hunne redevoe ringen. Want 't blijkt toch maar weer wat zekere dominé zeiik heb weinig tijd gehad, daarom was mijn preek zoo lang. Wie zich niet voorbereiden, houden de langste speeches. Zij doorspekken die met allerlei verhaaltjes, fabeltjes of verzinseltjes, rekken noodeloos de debatten, vermoeien de Kamer, verknoeien den nationalen tijd en maken het optreden van 't degelijke deel dat inderdaad wat te zeggen heeft, onmogelijk. Het peil daalt. Het gehalte neemt af. Men heeft wel eens gezegd dat (1) Uit de toelichting blijkt dat er alleen mee bedoeld is het uitzenden van oorlogs schepen naar vreemde wateren, zooals onlangs naar China. (2) Uit den toelichtenden staat aan de groote pers verschaft, ontleenen wij 't begin en 't slot, dat wij noodig hebben tot toelich ting van deze hoofdwijziging. Met die wijziging in 't algemeen is drieërlei effect beoogd: io. de reglementeering in overeenstemming te brengen met den door usance ontstanen toestand. 20. de benoeming van een voorzitter óf voor bepaalden óf voor onbepaalden tijd te vergemakkelijken, 30. de werking van den Ministerraad uitsluitend te richten naar de Kroon en af te snijden, voor zooveel noodig was, voor ieder ander. Het was reeds gewoonte, dat de leden van den ministerraad afstand deden van hun pre sidiale rechten bij toerbeurt ten behoeve van één van hen. Er was dus eigenlijk slechts één minister-president. Toch kende het reglement dien toestand niet en de Koningin kon dus niemand tot minister-president aan wijzen. Reglementswijziging was dus noodig om aan H. M. die bevoegdheid te geven. Trouwens, een toestand, die de continuïteit van het presidium afhankelijk maakte van de inschikkelijkheid van alle Ministers zou in zeer bijzondere gevallen men denke aan het verschil van meening, destijds tussehen de ministers Tak en Van Tienhoven tot moei lijkheden kunnen leiden Maar de hoofdzaak van de wijziging is dus deze: De regeling bij toerbeurt, die nergens anders schijnt te bestaan en die ten onzent ook reeds feitelijk was afgeschaft, is regle mentair vervangen door het instellen van een vast presidium. En het karakter van den ministerraad is, in zijn uitsluitende be trekking tot de Kroon, in schrift gelegd. De benoeming van prof. Knyper tot minis ter-president is dan 00E, daar 't slechts de Kroon belangt, niet openbaar gemaakt. ment twee woorden zijn die aan praten en liegen doen denken. Het laatste, daar zullen wij afblijven. Maar een ^ntcsfparlement hebben wij wel. Wij gaven laatst eenige cijfers ten be wijze; en hopen maar op beterschap. De heer van Keil heeft in een der laatste Kamerzittingen weer een eigenaardig staaltje geleverd van socialistische waarheidsliefde. Hij besprak den toestand van den zandweg van Losser naar Gronau, bracht daarmede in verband den aanleg van een nieuwen stoomtramweg (OldenzaalLosser— Gro nau) en wist toen het volgende verhaal op te disschen: «dat hem bij inzage van de stukken ter griffie is gebleken, dat de burgemeester van Losser een der grootste aandeelhouders is der Nederlandsche West- faalsche Tramweg maatschappij en dat hij (burgemeester) meent, dat een nieuwe weg zijn maatschappij zou benadeelen." Tegen deze voorstelling komt de betrok ken burgemeester van Losser openlijk in verzet, door een ingezonden stuk in de N. R. Ct., en schrijft «Wanneer nu de heer Van Kol de door hem bedoelde stukken heeft ingezien dan moet hij tot de overtuiging zijn ge komen, dat ondergeteekende slechts twee aandeelen heeft, te zamen voor een bedrag van twaalf honderd gulden. De heer Van Kol heeft zich derhalve aan een feitelijke onwaarheid schuldig ge maakt, toen hij verklaarde wat hem «bij inzage van de stukken" ter griffie zou gebleken zijn. Weer een teekenachtig staaltje der soci aal-democratische wijze van debatteeren! Dr. Gorter heeft rondweg eens bekend, in een debat met dr. Kernkamp, dat zijn partijgenooten niet zoo nauw letten op de juistheid hunner bewering, wanneer het gaat om propaganda voor het socialisme. Deze propaganda nu moet overal worden gemaakt, te pas en te onpas, zoowel in als buiten de Kamer. Dat men het voortaan dus maar goed onthoude Alwat de sociaal-democratische woord voerders aan burgers en buitenlui te vertel len hebben, komt grootendeels op reclame neer. En met schreeuwende reclame staat de waarheid gewoonlijk niet op al te besten voet. Centrum. In 1901 zgn onder meer overleden: Koningin Victoria van Engeland, oud-Kei zerin Victoria van Duitschland; Mc. Kin- ley, pres. van N. Amerika; Karei Alexan der, groothertog van Saksen Weimar; Milan Obrenovitsj IV, ex-koning van Ser vië; Harrison, oud-president van Noord- Amerika; Prins Henri van Orleans; Prins Herman van Saksen Weimar; Prinses Amalia van Sleeswijk-Holstein; Prinses Louise van PruisenMevrouw Kruger Abdarrahman, Emir van Afghanistan. Onder de buitenlandsche staatslieden Martinus Wessels Pretorius, gewezen Staats-president der Transvaalsche repu bliek en van Oranje Vrijstaat; Hohenlohe, oud-kanselier van het Duitsche rijk; Von Miquel, gewezen Pruisisch minister; Li Hoeng Tsjang, eerste minister in China. Onder de Zuid-Afrikaansche helden door Engelschea vermoordGeneraal Spruijt, Kommandant Haesbroek en diens broeder Veldkornet Haesbroek, Kommandant Letter, Veldkornet Oosthuizen, Broeksma, Schuil, Van de Walt, Philip Botha, Kommandanten Pretorius en Mijburgh, en honderden anderen. Voorts: Chalmers, Engelsch zendeling, en miss Yonge, Engelsch schrijfster. In ons vaderland stierven onder meer: Vergers, volksschrijver; Servaas de Bruin, schrijver van woordenboekenmajoor Pe relaar, schrijver over Indiëde professoren v. d. Lith, v. Iterson, Spruijt, ten Brink, Boot en Pijnappel. In Indië sneuvelde: luitenant Ermerins. Op Sagir bezweek zendeling Van de Bovenkamp. Nog moge? genoemd worden: G. B. Lalleman, dr. J. Vitringa (Jan Holland), Louis R. H. Dobbelmann, 's Jacob, ge wezen gouverneur-generaal van Nederl. Indiëde oud-leden der eerste kamer Van Nagell, Van Eysinga, Van Goltstein (tevens oud-gezant en oud-minister van koloniën), Van Nispen; Van Verschuer; de leden der eerste kamerBergsma, Bloembergen het oud-lid der tweede kamer Gildemeesteren de leden dor tweede kamer: Hartogh, Jansen, Van Kerkwijk. In onze omgeving ontvielen onder an deren: Dr.* A. J. Dronkers, oud-leeraar aan 't gymnasium te Kampen; G. Kok, directeurder Hoogere Burgerschool te Zierikzee; Baurdoux, secretaris te Nieuw en St. Joosland; Weststrate, gemeente raadslid te Waarde; Van Overbeeke, wet houder van Borssele; Dorst, oud-burge meester van StavenisseVisser, wethouder van Kruininge; ds. G. W. A. de Voer te Middelburg; Verkuijl Quakkelaar, wet houder te Vlissingen; Bruijnzeel gemeente raadslid te Rilland-Bath. ENGELAND. De vroegere leider der liberalen, die Gladstone's profetennantel van zich wierp en zich in de schaduw van hetEngelsche hof terugtrok. Rosebery, heeft in de laatste weken van zich doen spreken. Hij heeft zich onverwacht opnieuw als leider der liberalen opgeworpen en zich wel eenigszins tegenover Chamberlain gesteld. Toch hebben de Boeren ook van zijn naar voren treden niets te verwachten. Hij is wel voor matiging van den strijd, doch ook hij verlangt inlijving van Zuid Afrika. Indien, gelijk gefluisterd wordt, hij over een jaar Chamberlain vervangen kwam, 't zou lood om oud ijzer zijn. ZUID-AMERIKA. De oorlogsgeruchten in de zuidelijke republieken houden aan, doch in mindere mate. Tussehen Chili en Argentinië bestaat al sinds jaren een naijver, welke aan die der oude Grieksche republieken Athene en Sparta doet denken. •De grensregeling in de Andes, waar de natuurlijke gesteldheid nog grootendeels onbekend is, is tussehen die beide al sedert twintig jaren in geschil. Daarbij komt, gelijk wij reeds in een vorig overzicht opmerkten, dat Argentinië 't niet verkroppen kan, dat Chili zich in de laatste jaren zoo naar voren drong, Peru en Bolivia recht zette, de provinciën Tacns en Arica, nog steeds voorloopig bezet houdt en al meer een soort overwicht (hegemonie) over de overige staten van Zuid Amerika zich heeft aangematigd. Nu is daar een geschil bij gekomen over den aanleg van wegen in 't betwiste ge bied, waartegen Argentinië opkomt. Hoe 't inmiddels in Columbia en Vene zuela zal afloopen, weet men niet. President Castro verkeert nog steeds in de grootste moeilijkheden. Binnenlandsehe opstanden door den vijandigen buurman aangestookt, en daarbij twee schuldeischers Frankrijk en Duitschland, aandringend op schadeloosstelling, terwijl Amerika om die allen heenzweeft, en met argusoogen de verwikkelingen gadeslaat. Reeds sedert 1895 waren do diplomati sche betrekkingen tussehen Frankrijk en Venezuela afgebroken, wijl laatstgenoemde geweigerd had aan Fransche onderdanen de schade te vergoeden, die deze door de revolutie geleden hadden. Nu is de opstand deze treun'ge verhou ding nog komon verergeren. Castro legde namelijk beslag op de be- zittingon van don leider van den opstand

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1