NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 45.1901, Dinsdag 17 December. 16e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSGH IJ NT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van den Minister. FEUILLETON. GROOTHEID EN VAL. Engeland en Transvaal. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers. 0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cènt Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, «üie zieh met 1 Jan. op ons blad abonneeren, ont vangen de tot dien datum ver schijnende nummers gratis. Noch in den volkswil, noch in de wet maar alleen in God vindt de antirevolu tionaire partij de bron van het Souve- reine gezag, en verwerpt mitsdien eenerzij ds het beginsel van volkssoeve reiniteit; terwijl zij anderzijds de sou- vereiniteit van Oranje eert, als onder de leiding Gods in onze geschiedenis geworteld; door de mannen van 1813 in den Nederlandschen Staat tot ont wikkeling gebrachten door de Grond wet als zoodanig bevestigd. Art. 2 van het antirev. Program. V. De tweede rede van den minister van binnenlandsche zaken was een toelichting en uitbreiding zijner eerste rede. Do minister had bestrijding met citaten uit zijn werken afgewezen en hierbij van „oude plunje" gesproken. De heer Schaper had met deze uitdruk king den draak gestoken en gezegd dat een straatkunstenaar ook zijn plunje uit trekt of bedekt, als hij politie ziet komen. De minister antwoordde hierop dat in dit zeggen, niet, gelijk door Kamerleden beweerd was, een poging school om zich aan de verantwoordelijkheid van het vroe ger door hem geschrevene te onttrekken. Ook was hem in de Kamer een citaat uit de Heraut van 1871 voorgelegd, waarin hij samenwerking met Rome afsneed. (Dit citaat, dat oorspronkelijk door de Nieuwe Rotterd. Crt. bij de jongste ver- kiezings-eampagne werd verspreid, is ook in onze omgeving door liberalen dapper, schoon niet doeltreffend, geëxploiteerd ge worden). De minister wees er op dat hij iedere wisseling of overgang van overtuiging steeds behoorlijk had gemotiveerd, en wat boven gaand citaat aangaat, „wanneer nu dit Hoe noodig het is dergelijke beelden voor het volk te verduidelijken en met het gebruik er van spaarzaam te zijn, zag schrij ver dezes nog dezer dagen in een gezin waar geregeld De Nederlander gelezen wordt en een overigens verstandig jongeling, naar aanleiding van een door hem in dat blad gelezen voortreffelijk Kameroverzicht ons de opmerking maakte dat die dr. Kuyper toch een wonderlijke man was om in de Kamer van kleeren te verwisselen. Het beeld bleek letterlijk opgevat te zijn. 34 (Schetsen uit het leven van Napoleon I.J Den volgenden dag had met veel pracht en plechtigheid de opening plaats van het Wetgevend Lichaam; de Raad van State tui het Tribunaat waren daarbij mede tegen- oordig. De Keizer opende de vergadering met en toespraak, waarin hij zijne verschillende vapenfeiten opsonde en de meest vrede lievende voorspiegelingen deed, en welke een goeden indruk maakte. Tot zijn eer moet dan ook gezegd worden, dat hij het niet bij woorden liet blijven. De geldmiddelen bracht hij op beteren Voet, wat hem te beter gelukte naarmate z de oorlogssehatingen der overwonnen volken toenamen. Uit deze betaalde hij ook tal van groote werken, die hij liet aanleggen. Om bedelarij in zijn rijk te weren, liet hij overal bedelaarskoloniën stichten, waar de bedelaars met geweld werden heen gevoerd, om daar te leeren werken. Het burgerlijk wetboek liet hij omwerken, Het kreeg een anderen naam. Het zou voortaan heeten Wetboek Napoleon. Het word in het licht gegeven met het portret Van den Koizer achtor het titelblad. Dit Wetboek werd ook in de aan frankrijk citaat op zich zelf stond en ik daarna in mijn geschriften mij nooit had uitgelaten over de wijze, waarop de overgang van overtuiging bij mij heeft plaats gehad, had men daarin volkomen gelijk. Maar daar, waar ik in elk stadium van mijn loven elke ontwikkeling en overgang van over tuiging, niet met een kort woord, maar op allerlei wijzen heb toegelicht, daar zal ik vanzelf toch aan de heeren mogen vragen, om, waar zij zich op een vroegere uiting beroepen, daarbij dan tevens in aanmerking te willen nemen het antwoord dat op hun vraag gegeven is in het verdere daarna geschrevene. Isolement. Hoe een knap man als dr. Mees zich zoo vergissen kon omtrent Groens leus: In mijn isolement ligt mijn kracht. De mi nister was verplicht de beteekenis dier leus voor dezen Rotterdamschen afgevaardigde te verduidelijken. De heer Mees heeft gevraagd of waar vroeger mijn stelsel was: in isolement zoek ilc mijn kracht, dit nu niet was verlaten, wanneer ik met anderen samenwerkte. De geachte afgevaardigde ging daarbij blijkbaar uit van de stelling, dat de regelin isolement zoele ilc mijn kracht samenwerking met andere partijen uitsloot of verbood. Het zij mij daarom vergund hem er op te wijzen, dat dit een opvatting is berustend op een mis verstand. Dit is nooit de zin of de be doeling van dien door Groen van Prinsterer het eerst voorgestanen, stelregel geweest. In insolement zoek ik mijn kracht betee- kende bij Groen: wij blijven niet langer onder de conservatieven verscholen; maar wij vereenigen ons tot een eigen partij. Wij isoleeren ons uit het groote geheel van de conservatieve partij, waaronder wij vroeger opgenomen waren. Maar na zich aldus geïsoleerd te hebben in een eigen partij, is aansluiting aan en samenwerking met anderen, niet door fusie, maar fede ratief, juist datgene wat door het begrip van isolement gevorderd wordt. En nu zal de geachte afgevaardigde mij toegeven, dat de anti-revolutionaire partij op het oogenblik haar isolement niet alleen handhaaft, maar dit veerkrachtiger ontwik keld heeft dan in de dagen van Groen van Prinsterer. Het slot der rede van den minister was het meest welsprekend, pakkend, afdoend. Men voelde dat woord sloeg in. Door de woordvoerders der partijen aan de linkerzijde (Mees, lib.; Drucker, vrijz. democraat; Schaper soc. dem.) was gepoogd aan te toonen: lo dat de partijen rechts, onderworpen staten ingevoerd. Hij had er ook' goed slag van de perso nen, die hij eens voor zich gewonnen had, aan zich te verbinden. Kennende bij er varing de rol die de menschelijke eerzucht en ijdelheid zoo in het bijzondere als in het openbare leven spelen, verzon hij enkele eeretitels om daarmede de ijdelsten zijner dienaren te streelen en te nauwer aan zich te verbinden. Zoo benoemde hij zijn broe der Lodewijk tot connétable, eersten krijgs- beambte der kroon. Zijn stiefzoon Eugenius maakte hij Aartskanselier van Staat; zijn broeder Jozef groot-keurvorst. Zijn sluwen dienaar Talleyrand maakte hij onder-con- nétable, later onder-groot-keurvorst en generaal Berthier (spreek uit Bertjee) werd onder-keurvorst, later onder-connétable. Nu waren dit slechts schijntitels, zonder eenige beteekenis of verdienste. Zij dienden slechts om der lieden ijdelheid te streelen. Napoleon wist dit en deed het ook juist daarom. Hij zei het ook eens aan zijn minister van buitenlandsche zaken. Deze ijdele man bedelde telkens bij den Koizer om een nieuwen titel en om van zijn lastige betrekking te mogen ontslagen wor den. Hij had oen zwak lichaamsgsstel en het beviel hem naar slecht, dat hij uit hooide van zijne betrekking don keizer altijd moest vergezellen bij dions veldtochten. Laatst had hij in het koude Polen zich de christelijke partijen het niet eens zullen zijn, en 2o dat het «christelijke" van de Rechterzijde en van dit Ministerie nergens in uitkomt of zal uitkomen. Daarop ant woordde Minister Kuyper als volgt: Wat is de reden geweest, dat de partijen van de Rechterzijde, die tot dusver zich de weelde hadden veroorloofd om zich min of meer verder van elkander te verwijderen, nu de laatste stembus de handen ineen geslagen hebben? Wat is de beweegreden geweest, dat, zonder voorafgaand overleg de Roomseh-Katkolieken en de drie a vier Protestantsche staatspartijen vanzelf, elk voor zich, zich gedrongen gevoeld e'n de noodzakelijkheid ingezien hebben, om hun ouderlingen strijd voor een oogenblik te laten varen en samen op te komen tot verdediging van iets, dat hun gemeenschap pelijk heil betreft? Men moet dit niet behandelen, alsof dit slechts een gevolg was van één bedenke lijke uiting in een of ander wetsontwerp; maar wanneer in een reeks wetsontwerpen achtereenvolgens een reeks kleine uitingen voorkomen, die alle de openbaring zijn van eenzelfden geest, en wanneer men dien geest in de maatschappij en in het sociale leven steeds krachtiger ziet veld winnen, en men diep gevoelt dat die geest al meer strekt om het volk te demoraliseeren dan zal die geachte afgevaardigde (mr. Drucker) toch zelf toegeven, dat wie die overtuiging is toegedaan ook geroepen is over kleine verschillen heen te stappen en op te komen tot gemeenschappelijke verdediging van het gemeenschappelijk goed. Dat in de maatschappij een geest woelt, die onder den naam van modernen geest iets anders wil dan wat de Christelijke volksgeest is zal hij niet ontkennen. Ook hem is niet onbekend, hoe zelfs door man nen van naam de vrije liefde openlijk ver dedigd is; hoe de zelfmoord, in stede van als een kwaad veroordeeld te worden, ge- eerd en geloofd geworden ishoe het nieuw-Malthusianisme met al zijn schrikke lijkheden tot zelfs hier in de Kamer publiek verdedigd geworden is; hoe het in onze literatuur door scabreuse behandeling van het sexueele leven zoo ver gekomen is, dat het vroeger toongevende tijdschrift van ons Nederlandsch leven (de Gidsongeschikt is verklaard en een ander tijdschrift (OtizeEeutv) in een anderen geest is opgericht. Al die verschillende uitingen nu in het nationale leven hangen samen met het grondprincipe van het leven zelf; en gelijk er in de Memorie van Beantwoording op gewezen is, wordt ten slotte de regeling van het recht beheerscht door de wijze, bijna een ziekte op den hals gehaald. Bo vendien was hij steeds bijzonder op zijn gemak gesteld, zoodat hij gaarne zich van zijn taak ontslagen zag. Op den morgen nadat de Keizer zijn toespraak tot het Wet gevend Lichaam geëindigd had, klampte hij hem weder aan met zijn verzoek. Het was bij die gelegenheid dat de Keizer hem verweet dat hij een gewichtigen post wilde ruilen voor een titel die niets meer zou zijn dan eene «voldoening aan ijdelheid". Toch zooals wij hierboven zagen kreeg Talleyrand zijn zin. Zijn nieuwe waardigheid deed zijn jaarlijksch inkomen tot 495 duizend francs stijgen. Dit govoegd bij zijn persoonlijk inkomen dat 300 duizend francs bedroeg, maakt een sommetje van bijna 400 duizend gulden, waarvoor deze man niets te doen had dan af en toe zijn vriend den keizer van raad te dienen. Zoo liepen er honderden in Frankrijk, levende protesten tegen de dwaze leus der revolutie, ook door Napoleon en zijn gunste lingen eenmaal aangeheven: «Vrijheid, gelijkheid, broederschap 1" YXVII. HEt CONTINENTAAL STELSEL. Nog tijdens den oorlog met Pruisen, 1806, had Napoleon te Berlijn zijnde eon besluit uitgevaardigd, waarbij de Britsche eilanden iu staat van blokkade verklaard werden. waarop de relatiën tusschen mensch en mensch geregeld worden; op welke wijze wordt opgevat: de verhouding tusschen man en vrouw, tusschen ouders en kinderen, tusschen patroons en werklieden, tusschen onderdanen en overheid, en tusschen overheid en God. En deze zes relatiën nu vormen één complex, waarvan, zoo ze faalt, de opvatting onze geheele staatsregeling beheerscht en waarvan de verderfelijke invloed niet ont kend mag worden. Ontkend toch kan niet worden, dat de leer der vrije liefde, dat de nieuwe literatuur invloed heeft op de be schouwingen over de verhouding tusschen man en vrouwontkend toch kan niet worden, dat nihilisme en anarchisme voortwoekeren, en dat de «Droomers" van Maurits van Wagen voort reeds hebben geleid tot ver dedigers van den koningsmoord. Ontkend kan niet worden, dat al zulke slechte ideeën veld gewonnen hebben in de maatschappij en daaraan langzamerhand een richting ge geven hebben, die herziening behoeft. Slot volgt. TIJD VERZEN. Chamberlain. Men spuwt op Chamberlain, men raast, men vloekt, men kijft; De slotsom is dat Cham berlain minister blijft, Dat de oorlog teller woedt met bitterder gemoed, Dat Chamberlain meer dorst naar 't edel Boerenbloed. Wie waarlijk helpen wil, geef naar dat God hem gaf, En laat van vurig wor- stlen voor Gods troon niet af. De Boycot. Zal dan de werkman 't pleit beslechten [door een daad; Of zal 't de werkman zijn, die strijdend [ondergaat, Terwijl de Boeren door zijn hulp niet [zijn gebaat? Minister Van Asch van Wijck. Ons eerste kwam in 'tvuur, de roodkartetsen kraakten, Maar 't was geen snood vergif, dat de kanonnen braakten: Papieren pijlen van een blad uit „Ons Program", En proppen van papier was al, wat er uit kwam. Natuurlijk, dat Van Wijck zijn lach niet kon bedwingen: Alle handel met Engeland werd verboden. Alle koopwaren uit Engelsche fabrieken of koloniën komende werden verbeurd verklaard Elke brief van of naar iemand in Engeland geschreven, moest op het postkantoor aan gehouden en vernietigd worden. Elke En- gelschman die in Frankrijk kwam, werd krijgsgevangen verklaard. Elk schip dat slechts een der havens even had aangedaan, hetzij in Engeland of in zijne koloniën, werd ontzegd een der havens van Frankrijk of zijn bondgenooten te be zoeken, op straffe van verbeurdverklaring. Op deze wijze meende Napoleon Engelands macht te fnuiken, op het oogenblik had het stelsel van het vasteland echter deze gevolgen niet; het benadeelde integendeel vele onderdanen en bezorgde Napoleon onder de onderdanen zijner bondgenooten vele vjjanden. Was het wonder dat ook in Engeland de haat tegen eiken Franschman levendig werd; en men ook daar zijne maatregelen nam om den handel van het vasteland zoo veel mogelijk afbreuk te doen? De Engelsche regeering vaardigde bevel uit dat geen Engelsch schip van de eene op de andere haven van Frankrijk of van diens bondgenooten handel drijven mocht. Voortaan werden ook alle uit Frankrijk of van diens bondgenooten komende schepen verbeurd verklaard, en natuurljjk ook de Ministers zijn gelijk aan de andere stervelingen. Hij had nog al een schild van kennis mee gebracht, Maar 't bleek na 'tpropgegooi een noodelooze vracht. De Bewaarschool. Mejuffrouw Haccou Was een beste juffrouw, En de school In haar tijd lang geen kool, Maar nu is de zaak van de Wal In verval; Het zaakje kwam droef tot een end; Zoo zijn de gevallen gewend, En nu schreef ,,'t Geeft niet wie," En nog anderen 'k meen drie Dat het zaak was een school op te richten, Om de kleintjes te leeren en stichten. Thans is 't schrijven gedaan, Maar wie pakt nu aan? Want elk heeft wel verstaan, Het kan niet van de baan: Drie kerken, die eischen getrouwheid aan ['t Woord, Die laten zoo'n oproep niet ongehoord; Die pakken aan, met nieuwen moed; Dan gaat het en dan gaat het goed. Luctor. Vreeselijke cijfers publiceert het Engel sche blauwboek dat de correspondentie bevat van Milner en Chamberlain. Hierin worden in den breede de bedoelingen van de regeering omschreven om met het oog op het verminderen van het aantal per sonen in de concentratiekampen kleinere kampen op te richten. Milner hoopt, dat deze maatregelen de tegenwoordige betreu renswaardige sterfte aanmerkelijk zullen doen afnemen, ofschoon hij meent dat, wat ook gedaan wordt, het sterftecijfer steeds hoog zal blijven. Milner voegt er ter zelfder tijd aan toe, dat het onbetwistbaar is, dat een veel grooter aantal personen zou zijn gestorven, indien men hen in het verwoeste land had gelaten. Velen zijn uit eigen beweging naar de kampen ge komen. Anderen, die ontsnapt waren, keerden in stervenden toestand terug. Het totale aantal blanken, dat in de kampen in Transvaal en Vrijstaat gestorven is, be draagt voor October 3156, voor November 2807, waarvan 4914 kinderen. Het totale aantal sterfgevallen van Juni tot Novem ber bedroeg 12441, waarvan 10113 kin deren; het totaal van de blanke bevolking in deze kampen bedraagt 117,964. Ergerlijk en ten hemelschreiend,mogen wij wel zeggen. inhoud. Holland ondervond er al het nadeel van. Het verloor al spoedig do Kaap de Goede Hoop, weldra Java, de parel onzer Oost Indische bezittingen en eindelijk de geheele Oost en onze bezittingen in Achter Indiü. Alexander van Rusland, voornemens als bemiddelaar op te treden tusschen de beide elkander vijandige mogendheden, was door de Engelsche regeering hooghartig afge wezen. Wel had de Czaar zieh daarop on voorwaardelijk met Napoleon tegen Enge land verbonden, doch de Engelsche regeeriDg wist zeer goed dat het «stelsel van het vasteland" veel kwaad bloed gezet had in Frankrijk en in alle met hem bevriende landen. Dat het de worm was die aan Napoleons levens wortel knaagde. Dat het in Portugal een onbetaalbaren bondgenoot had om Frankrijk in het zuiden te dwars- boomen. Dat de dagelijksche levensbehoef ten en weeldeartikelen duur en moeielijk te verkrijgen waren. Dat het verzet tegen dit noodlottige stelsel toenam; en dat het dus nog gevaarlijker bondgenoot bezat in de onderdanen van Napoleons bondgenooten zeiven. Wat wonder dat de Engelsche staatslieden van geen vrede wilden weten f Wordt vervolgd.) ~(o)~

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1