NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
No. 41.1901
Dinsdag 10 December
16e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van (ton iWinistci'.
Engeland en Transvaal.
Gemengde Berichten.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zjf, «lïo asioli met 1 «Tan-
op ons blad abonlieeren, ont
vangen do tot dien datum ver-
seUijnende nummers gratis,
De antirevolutionaire of christelijk
historische richting vertegenwoordigt,
voorzooveel ons land aangaatden
grondtoon van ons volkskarakter, ge
lijk dit, door Oranje geleid, onder in
vloed der Hervorming, omstreeks 1572
zijn stempel ontving, en wenscht dit,
overeenkomstig den gewijzigden volks
toestand, in een vorm die aan de be
hoeften van onzen tijd voldoet, te ont
wikkelen.
Art. 1 van het antirev. Program.
i.
Dr. Kuypers eerste rede als minister.
Inleiding.
De heer Kuyper, Minister van
landsche ZakenHet is niet zonder opzien
dat ik het woord neem om de vele sprekers
te beantwoorden die Vrijdag, gisteren en
heden, aan de Regeering een betuiging van
sympathie of uiting van critiek ten beste
hebben gegeven.
Tocli wordt ik erken het gaarne
die taak mij even aangenaam als licht ge
maakt, door de welwillende wijze waarop
de partijen der rechterzijde haar steun aan
het Kabinet hebben toegezegd en evenzeer
wordt mij die taak vergemakkelijkt, door de
wel willendheid, waarmede de onderscheidene
partijen der linkerzijde haar critiek over het
opgetreden Kabinet hebben gekleed in een
vorm, die niet alleen alles krenkends van
zich stiet, maar tevens ook voor de toe
komst zekere hoop op samenwerking liet
doorschemeren.
Ik maak daarbij geen uitzondering voor
den heer Schaper. Het is zoode uitdruk
king waarmede hij gisteren zijn rede
een rede overigens ook door mij zeer op
prijs gesteld en gewaardeerd als kundig
en zaakrijk besloot, was metterdaad an
ders dan hier in het Parlement gehoord
wordt. Hij eindigde toch met te zeggen,
dat hij het oog op ons zou houden, of wij
ook valsche troefkaarten uitspeelden.
Nu is het uitspelen van valsche troeven
de eigenschap en de gewoonte van een val-
schen speler, en zelfs onder hen, die op
andere beginselen van zedelijkheid minder
prijs stellen, is het zijn van een valsch speler
steeds geacht als iets wat het meest het
karakter degradeert.
Intussehen weet ik hoe de heeren sociaal
democraten zich hebben aangewend een
eigenaardig jargon, wat door hen ik er
ken het gaarne in deze Kamer niet dan
met groote spaarzaamheid wordt gebezigd.
Zij bedienen zich hier bijna uitsluitend
van parlementaire vormen, en waar dit in
andere Parlementen zooveel te wensohen
overlaat, meen ik dat men aan de Regee-
ringstafel niet te gevoelig moet wezen, wan
neer een spreker, na gezegd te hebben nooit
een deloyale oppositie te zullen voeren,
daarop onmiddellijk laat volgen iets wat
op deloyale oppositie tamelijk wel gelijkt.
Citaten.
Ik wensch nu vooreerst af te snijden wat
ik meen dat afgesneden moet worden en
dat is niet weinig.
Ik heb in de 30 jaren dat ik aan de pu
blieke zaak mm of meer deelgenomen heb,
de onvoorzichtigheid gehad mij te buiten
te gaan aan de drukpers. Ik heb 28 jaren
lang een dagblad geredigeerd, 23 jaren lang
eon weekblad, en heb bovendien uitge
geven een serie van groote en kleine ge
schriften, die nu tot het respectabele getal
van 127 geklommen zijn.
Nu had ik gedacht dat men, althans hier
m deze Kamer, daarvan zoo goed als niet
°P de hoogte zon zijn. Ik hob bemerkt,
herhaaldelijk zelfs, bij mijn vroeger optre
den in deze Kamer, dat men van de linker
zijde bijna geen notitie nam van wat in
antirevolutionairen kring gepubliceerd werd
maar nu ik als Minister ben opgetreden,
heb ik opeens ontdekt, dat de sociaal-demo
craten zich van die geschriftjes hebben aan
geschaft de heer Tydeman kwam gisteren
ook al met een tractaat over den sabbath
en het zou mij niet verwonderen indien
men met nog meer van die boekjes voor
den dag kwam. Doch nu meen ik toch
aan de Kamer de viaag te moeten stellen
gaat het aan, indien onderscheidene leden
met hun scherpzinnigheid vielen op alles
wat in die dertig jaren door mij is ge
schreven, van mij te verwachten dat op
alles wordt aangehaald telkens voetstoots
worde geantwoord? Ik wil een uitzondering
maken voor den lieer Schaper, die zich on
gerust er over maakte, dat mijne liefde voor
de openbaring, mijn afkeer voor de Rede
mij zoover liet gaan, dat zelfs mijn reken
kundig bewustzijn geheel teloorgeraakt was.
Hij had in een boekje van pensioenbere
kening ook al een onvoorzichtigheid van
mij een stelling gelezen en had daar
over gesproken met een ongenoemden agent
van een levensverzekering en die had ge
zegd: dat is eenvoudig dwaasheid, dat kan
zoo niet wezen, want, indien iemand op
zijn 23ste of 24ste jaar f 150 op een ver
zekeringsbank deponeert, kan hij, zonder
er iets bij te betalen, reeds een pensioen
van f 3 per week op 65-jarigen leeftijd
krijgen.
Nu bob ik de moeite genomen, bij den
geringen lijd, die mij gisteren avond restte
dat boekje voor den dag te halen. Daarin
zie ik dat dezelfde bewering, waarop de
heer Schaper zich beriep, voorkomt op
bladz. 81. Ik lees daar: „Voor een pen
sioen van f150 op 65jarigen leeftijd be
taalt men, 24 jaar oud zijnde, voor een
maal f 153,44 en op 25jarigen leeftijd
f160,08. De heeren moeten weten dat ik
het groot-mathesis heb gedaan en daarom
altijd voorzichtig ben er niet in te loopen.
Do heer Schaper kan dus gerust zijn.
Maar overigens moet ik opmerken, dat
ik nooit bereid zal bevonden worden om,
wanneer men met die oude plunje van
dertig jaren geleden hier komt aandragen,
daarop te antwoordon. Ik wil antwoorden
op hetgeen ik hier in de Kamer heb ge
sproken en op hetgeen in de stukken
staat, maar het overige laat ik rusten.
Ik wensch in de tweede plaats ook af
te snijden en te laten rusten al hetgeen
mijn geachte ambtgenooten raakt, die zelf
in staat en bereid zullen zijn hetzij nu,
hetzij bij de hoofdstukken te antwoorden
op bepaalde vragen hun gedaan.
En evenzoo wensch ik buiten het debat
te laten wat men zou kunnen noemen
het eigenlijke theologische debat. Ik heb
uit de historie van Cromwell zulk een
doodelijken schrik gekregen voor een Bare-
bone-parlement, dat het voor mij altijd
blijft een wrak, dat dienst doet als een
baken in zee. Waar andere heeren zich
op theologisch gebied begaven, wensch ik
er daarom aan te herinneren, dat ik hier
niet sta als theoloog, maar als bewinds
man. Het zou wel een kolfje naar mijn
band zijn, ik zou het nog wel tegen de
heeren durven opnemen,"maar ik meen
mijn roeping tr moeten kennen en zal dus
hot theologisch debat laten rusten.
Politiek en Geloof.
Ik kom nu meer tot de zaken die in
deze discussie een onderwerp van debat
tusschen Kamer en Ministers hebben uit
gemaakt en dan meen ik te moeten zeggen,
dat inderdaad de vraag of de politiek met
het geloof in verband staat, ja dan neen,
de draad is geweest die door de geheele
discussie heenliep.
Dat nu inderdaad alle politiek beheerscht
wordt door geloof of ongeloof, is de groote
waarheid, de groote gedachte, die reeds
door Göthe uitgedrukt is in deze woorden
»Das eigentlicho, oinzige und tiefste Thema
der Welt-und Menschengeschichte, dom
alle Uebrige untergeordnet sint, bleibt das
Conflict des Glaubens und des UnglaubensP
Dat dezo tegenstelling zich nu laat re-
sumeeren in de tegenstelling van Rede en
Openbaring geef ik aan den geachten af
gevaardigde uit Emmon volkomen toe.
Alzoo is die tegenstelling dan ook op
gevat door den vorigon Minister van Ju
stitie, door het gewezen kamerlid van
Houten, door mr. Groen van Prinsterer,
ja, ik moet haast zeggen door ieder in ons
land die zich over dit onderwerp heeft
uitgelaten.
Maar wanneer nu de geachte afgevaar
digde uit Emmen, om, wanneer hij kon,
een wigge te drijven tusschen de Roomsch-
Katholieko staatspartij, en de anti-revolu-
tionnaire, ons hier komt zeggen, dat vol
gens de Protestanten hier te lande de
Rede allerminst naar luid onzer Confessie
dood en tot niets meer nut is en dat het
geen in de Memorie van Antwoord dien
aangaande is gezegd, dat die door de zonde
alleen maar schade leed, feitelijk was een
overloopen naar de dogmatiek der Roomsch-
Katholieken, dan moet ik, zonder in tegen
spraak te komen met wat ik daar straks
zeide, daar toch even op antwoorden.
Ik zou ook gaarne op dit punt het
theologisch debat hebben willen vermijden
als het niet gold een historisch feit, en
wanneer niet de geachte afgevaardigde,
doordat hij de bediening heeft bekleed van
leeraar in de Nederlandsch Hervormde kerk,
licht bij onderscheidene heeren hier den
indruk kon hebben gemaakt van te zijn
iemand die het wel weten kan.
En nu heb ik verbaasd gestaan hoe het
mogelijk was, dat iemand jarenlang de be
diening heeft vervuld van leeraar in zijn
Kerk en van de Belijdenisschriften zijner
eigen Kerk zoo slecht op de hoogte kan
zijn. De zaak is deze.
De geachte afgevaardigde heeft uit de
Canones van de Nederlandsch Hervormde
Kferk wel bedoelde woorden voorgelezen
en die staan er ook, maar hij heeft drie
woorden overgeslagen en die maken juist
dat de zaak in een geheel ander licht komt
te staan, do woorden de zaligmakende kennis.
Er is een Luthersche voorstelling van
deze zaak en een Hervormde ik zeg niet
een Gereformeerde, maar een Hervormde,
omdat wij te doen hebben met de Confessie
van deze laatste. Luther heeft altoos geleerd,
dat de Rede was die Bestie^ die dood was
en weg moest en waarvan geen goeds was
te wachten, maar de Hervormden hebben
deze meening steeds bestreden en gedu
rende twee eeuwen is daarover gepolemi
seerd. Calvijn heeft zich dan ook in ge
heel anderen geest uitgelaten. Er staat
in de Canones, dat zeker de Rede onge
noegzaam is, maar waartoe Tot de zalig
makende kennis van God, dat is soterio-
logisch*) en dus allerminst alsof onze Rede
onbruikbaar zou zijn en niet uitnemenden
dienst zou kunnen doen in do natuurlijke
dingen des levens. En nu heeft dr. Schaep-
man reeds gisteren daarvan iets gezegd om
den heeren te doen gevoelen, dat hier
het quaestie geldt, die op een ander
terrein ligt dan waarop zij zich bewegen.
De geachte afgevaardigde uit Zutphen, die
gisteren zeide, dat d'e heer Schaepman zoo
zwak was geweest in zijn rede, kon tot die
minder juiste conclusie eenvoudig alleen
daarom komen, omdat hij de woorden van
den geachten afgevaardigde uit Almelo niet
had gevat. Deze toch had gezegd, dat de
gestalte van den rnensch geworden Zone
Gods de zaak beheerschte. De geachte af
gevaardigde uit Zutphen heeft de eerste
woorden van die uitspraak weggelaten, en
daardoor getoond de geheele portee van de
redeneering van dr. Schaepman niet te
vatten. Voorts is zoo weinig waar, dJt de
Hervormden aan de Rede als zoodanig
geen gewicht zouden hebben gehecht, dat
een man als Calvijn zegt
»Wat dan Zullen wij ontkennen dat de
waarheid den ouden rechtsgeleerden heeft
Tót de leer der zaligheid behoorende.
toegestraald, daar zij met een zoo groote
billjjkheid de burgerlijke orde en tucht
hebben aan het licht gebracht Zullen wij
zeggen dat de wijsgeeren blind zijn geweest,
zoowel in de nauwkeurige beschouwing als
in de kunstmatige beschrijving der natuur
Zullen wij zeggen dat zij geen verstand
hebben gehaddie de redeneerkunst heb
bende opgesteld, ons geleerd hebben met
redematigheid te spreken Zullen wij zeg
gen dat zij uitzinnig zijn geweest die, door
het uitvinden der geneeskunst, hunme vlijt
ten onzen behoeve hebben aangewend Wat
zullen wij zeggen van allerlei wiskunstige
wetenschappen Zullen wij die houden voor
sufl'erijen van verstandeloozen
En dan volgt de conclusie.
Dewijl het dan blijkt dat die menschen,
welke de Schrift ztellyke noemt, zóó ver
nuftig en scherpzinnig zijn geweest in de
naspeuring der ondermaansche dingen, zoo
iaat ons door zulke voorheelden leeren,
hoeveel goederen de Heere aan de mensche-
lijke natuur, na van het ware goed beroofd
te zijn, heeft overgelaten.
Welnu, waar er juist van Hervormde
zijde altijd zoo de nadruk op is gelegd,
dat voor de natuurlijke zaken de Rede
zulk een ontzaglijke beteekenis en waardij
had, daar vraag ik de of antirevolutionnairen
inderdaad die Rede dan zelf zoo woinig
in practijk hebben gebracht, of zij zich in
het gebruiken der Rede zoo weinig be
kwaam hebben gemaakt.
Wordt vervolgd.
9 December 1901.
Hoe de rede van dr. Kuyper, Vrijdag
voltooid, is opgenomen?
Wij zullen wie hem gehoord hebben,
laten spreken.
De mannen van de perstribune kunnen
't het best beoordeelen. En zij doen dit
in hun Kameroverzichten.
Wij nemen over uit twee liberale bladen.
De Nieuwe Courant-.
Een man, die u boeit en vasthoudt, dat is
de nieuwe premier in zeer sterke mate. Een,
die niet alleen de kleine, maar ook de groote
luyden weet in te pakken, als het hem ge
lieft, en wiens woord, ook waar het schijn
baar streelt door zoo vurige passie gedreven
wordt, dat wij er zagen aan de linkerzijde,
die opsprongen van hun bankjes alsof zij een
zweepslag hadden ontvangen. Hij, Kuyper,
een zoon der „lauwe Westerstrandenge
lijk hij zich heden noemde in zijn wederwoord
aan dhr. Drucker;*) Door geboorte, o zeker;
maar van den Jan-Saliegeest noch van de
lakonieke leukheid, die aan de Westerstran
den wordt gevonden, treft men bij ham
sehijn of schaduw aan.
Het Handelsblad
Maar op één punt kan, dunkt ons, geen
verschil van gevoelen bestaan, n. 1. de volko
men meesterschap van onzen eersten minis
ter in bet voeren van debat.
Wij willen daarmede volstrekt niet zeggen,
dat de gebezigde argumenten ditmaal voor
het meerendeel zoo steekhoudend waren. Het
komt ons zelfs voor, dat er in het betoog
meer schijn dan wezen was. Maar de argu
menten „doen" het; en dat is voorshands de
groote quaestie. De spreker is zich van zijn
kracht bewust, en bemerkt, dat hij zijn ge
hoor medesleept. Een aardige annecdote,
een piquant voorbeeld, een geestige zet, een
kwinkslag desnoods zij gaan er in. De
.spreker durft steeds meer en kan steeds
meer; doch, wat daarbij ten slotte zeer veel
afdoet, hij hou'dt de meesterschap over zich
zelf. Krachtsontwikkeling in eene rede im
poneert weinig; wel het geven van den in
druk van ingehouden kracht, van zich niet
uitputten. Een man als de heer Melehers
bijv. gaat voortdurend luider en sneller spre
ken. Ten slotte hoort men geweld en niets
dan geweld, zonder eenige kleur in verband
met het speciale punt op een bepaald oogen-
blik behandeld. De heer Kuyper daarentegen
is lief, voorkomend, gul lachend, maar ook
scherp, boos, verontwaardigd, somtijds nage
noeg heftig, een enkele maal bitter alles
zooals dat in een weldoordachte groote poli
Dat overigens, dunkt de N. R., de per
ken van parlementaire decentie te buiten ging
mr. Drucker toch is een Jood.
tieke rede thuis hoort. En de toon der rede
is met al deze periodes in volkomen overeen
stemming. Deze instrumentatie is met de
grootste zorg geschiedt. Ook de groote trom
krijgt hare beurt, doch men voelt, dat ook
dit instrument door een kunstenaarshand
wordt bespeeld.
Generaal Walter Kitchener, de man, die
zich zoo uitstekend geweerd heeft van de
opdracht Botha uit Natal te drijven en
gevangen te nemen, broeder van den opper
bevelhebber, is gisteren te Southampton
aangekomen.
Engelsche agenten hebben wederom be
langrijke aankoopen gedaan in paarden en
muilezels in Noord-Amerika. Acht tran
sportschepen, ieder met 8 15,000 beesten
aan boord, zijn gereed om te vertrekken.
Het is de aanzienlijkste zending, die
sedert het begin van den oorlog, verscheept
is, en het moet waarschijnlijk zijn, dat deze
verschepingen nog maanden zullen aan
houden.
De bladen in het Oosten van Noord-
Amerika moeten intussehen, naar uit Was-
liington gemeld wordt, ongerust zijn over
den oproep van gouverneur Yates van
Illinos, ten gunste van de concentratie
kampen. De Boerengezinde burgemeester
van Chicago keurt dit initatief goed.
Botha moet zich bevinden ten Noorden
van Ermelo, na onlangs teruggekeerd te
zijn uit den omtrek van Vrijheid. Aange
zien de blokhuizenlinie loodrecht op den
spoorweg in enkele weken naar het Noorden
is uitgebreid, is Botha's operatieterrein zeer
aanzienlijk beperkt. De troepen onder zijn
persoonlijk bevel zijn waarschijnlijk duizend
man sterk; zijn taktiek schijnt nu te zijn
zijn troepen eenige weken lang uiteen te
doen gaan en daarna ze plotseling te con -
centreeren voor een aanval op losse colonnes.
De la Rey heeft deze taktiek maanden
lang gevolgd. De Boeren ten Zuiden van
de lijn worden ook op ongeveer duizend
geraamd.
Uit Bombay zijn het le bataljon van de
Zwarte Wacht en het 2e regiment Essex
naar Zuid-Afrika vertrokken.
De sterkte van het nieuwe Canadeesche
contingent zal waarschijnlijk van 600 tot
900 man worden verhoogd.
Het departement van oorlog geeft de
officieele verliezen voor November, die te
zamen bedragen 151 officieren en 3668 man.
Daarvan zijn gesneuveld 18 officieren en
143 man, aan hun wonden bezweken 8
officieren en 50 man, aan ziekte gestorven
8 officieren en 228 man (meer dan in
eenige maand sinds Juni), door een ongeluk
om het leven gekomen 3 officieren en 42
man, vermist of gevangen genomen 6 offi
cieren en 71 man, als invalide naar huis
gezonden 108 officieren en 3134 man.
De verliezen in het gevecht te Braken
laagte worden gesteld op 23 officieren 'en
210 man gesneuveld en gewond.
Gedurende den geheelen oorlog zijn thans
als invalide naar Engeland teruggekeerd
2612 officieren en 60,262 man. In aan
merking nemende hen die zich wederom
bij hun korpsen hebben kunnen voegen
bedraagt de totale vermindering van het
Britsche leger in Zuid-Afrika 23,471 man,
van wie 18,798 de prooi van ziekte zijn
geworden.
De Boerenvertegemvoordigers in Europa
hebben 't noodig gevonden de geruchteH
tegen te spreken, ontstaan naar aanleiding
van het spreken van den Engelschen minis
ter Ritchie te Croydon, als zouden de
kansen op vrede beter staan. Neen, zeggen
zij, nog is het ijdele hoop, de eerste stappen
moeten zelfs nog gedaau worden. Geen
enkel vredesvoorstel is door de Boeren, door
wien ook, aan Engeland gedaan.
Goes. Vergadering van den gemeente
raad; Vrijdagavond. Voorzitter do heer