NIEÜW8BLAD
VOOR ZEELAND
No. 18.1901.
Donderdag 31 October
16e Jaargang,
GHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
VOLKSWIL en WET.
Engeland en Transvaal.
Rechtszaken,
Gemengde Berichten.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
en va®
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Tusschen de christelijke partijen en de
groepen nit de liberale partij voortgeko
men oud-liberalen, Unie-liberalen, vrij
zinnig democraten, radicalen, sociaal de
mocraten is van onds eene diepe klove
geteekend door 't verschil harer beginselen.
De liberalen om hen verkort aldus
aan te duiden aanvaarden de leer der
volkssonvereiniteit als accoord van staat
kundige belijdenis en gemeenschap. De
antirevolutionairen en andere christelijke
partijen die nog met de ordinantiën Gods
rekenen, eene daad die hen tot antirevo
lutionairen stempelt! houden vast aan
de souvereiniteit Gods als eenige bron van
het Gezag.
Gelijk ons Program het uitdrukt„Noch
in den volkswil, noch in de wet, maar
alleen in God vindt zij" de antirevolu
tionaire partij „de bron van het souve-
reine gezag."
Naar den volkswil of bij de gratie
Gods, dat is derhalve de tegenstelling.
De overheid schepping en dienares des
volks, of dienaresse Gods en draagster van
zijne ordeningen.
Deze leer der volkssouvereiniteit dat de
landsregeering gezag oefent bij de gratie
des volks, is vooral in 1789 en 1848 op
den voorgrond getreden.
Thorbecke noemde de revolutie van 1789
„de groote revolutie".
Het is niet de vraag of deze Revolutie
noodzakelijk was dan wel of langs den
weg van geleidelijke reformatie het Fran-
sche volk opheffing van alle misbruiken
had kunnen verkrijgen.
Het is alleen de vraagdeugde het be
ginsel der Revolutie of hebben zij gelijk
die er zich nog beden ten dage met kracht
tegen verzetten.
Het is waar, op zichzelf was de Revo
lutie een oordeel Gods over vorsten en
volken en onder Gods verborgen leiding
nochtans een zegen.
Terecht noemde da Costa haar een or
kaan, die de lucht zuiver vaagt; een
stroom, die verdelgend hier en daar een
ophoogend en vruchtbaarmakend slib ach
terlaat.
Toch verfoeien en veroordeelen wij de
zondige rechtstreeks tegen Gods Woord en
Wet ingaande beginselen der Revolutie.
Die Revolutie toch was niet vrucht van
misstanden, van verregaande verbastering
van adel en geestelijkheid; en ook met
van Frankrijks ongelukkigen geldelijken
en staatkundigen toestandmaar zij was
de vaste vorm, aangenomen door tal van
denkbeelden, in den loop der eeuwen
voorbereid en verbreid, en waartoe zelfs
een man als Hugo de Groot had medege
werkt.
Zij was om met Groen van Prinste-
rer te spreken eene tastbaar geworden
„wijsbegeerte, even verleidelijk in belofte
als verderfelijk in beginsel, over staats
recht, samenleving en menschenheil."
Wie de historie raadpleegt, komt tot de
ontdekking dat Lodewijk XVI tal van
groote hervormingen invoerde of voorbe
reidde, doch hij stond veelal machteloos.
De wil was goed.
En terecht riep de Engelsche staatsman
en geschiedschrijver Burke het de Fran-
sche natie toe: „Uwe privilegiën, ofschoon
buiten werking, waren niet in vergetelheid
geraakt, uwe Staatsregeling geenszins
vernietigd, de grondslagen bestonden nog
in hun geheel."
De misstanden waren derhalve niet de
oorzaak, hoogstens aanleiding tot de los
barsting der Fransche Revolutie.
Dit wordt ook zelfs door schrijvers als
met name de sociaal democraat Karl Marx
niet ontkend. In zijn werk over den klas
senstrijd in Frankrijk zegt hij dat „de
Revolutie eene zaak was van langen adem,
en rustte op een historische wet van voor
uitgang."
Wij noemden zoo straks Hugo de Groot.
Wij kennen er nog meerderen die reeds
eeuwen te voren aan een stroom van re
volutionaire denkbeelden het aanzijn gaven.
En opmerkelijk blijft 't dat niet uit de
kringen der verdrukten, maar uit die der
geleerden, zoo wijsgeeren als rechtsgeleer
den, geschiedschrijvers en dichters deze
alles verwoestende stroom is opgekomen.
Ook ministers en nog hoogeren huldigden
deze leer.
Met name Koning Lodewijk XVI en zijn
broeders behoorden tot hare aanbidders.
Men verhaalt dan ook dat niemand min
der dan een broeder van den bekenden
revolutionairen royalist Mirabeau, om deze
laatstgenoemde oorzaak zijn degen stuk
brak, onder de woordenomdat de koning
zijne rechten wil prijsgeven, behoeft een
edelman hem niet langer te verdedigen.
Niet de misstanden derhalve, maar de
denkbeelden. Denkbeelden voornamelijk
ontleend aan de leer van het natuurrecht
aan die der volkssouvereiniteit en niet
het minst aan die van het ongeloof, als
wetenschappelijk stelsel genomen.
Natuurrecht dat wil zeggen, alle men-
schen gelijk, doch daar ieders rechten in
den natuurstaat met elkander in botsing
kwamen; ontstond een overeenkomst of
verdrag, het contrat social (staatsburgers
verdrag) volgens hetwelk de Staat onder
een aan het volk verantwoordelijk bestuur
gesteld wordt.
De leer van Rousseau, volgens welke er
toch nog een zeker gezag overbleef, waar
voor men zich had te. buigen.
Doch de leer der volkssouvereinileit
maakte aan dit dualisme, dit hinken op
twee gedachten een einde, en stelde een
recht vast dat alleen op menschelijke wil
lekeur en goeddunken berustte.
Dus de bron van het gezag is de wet.
Maar het wijsgeerig ongeloof, opper
machtig in zijn buitensporigheden, kwam
er weldra bij, met zijn geest van ontken
ning van God Almachtig, wegwerping op
grond hiervan van alle gezag, en verheer
lijking van den mensch als God.
En zoo werden de laatste schakels los
gemaakt welke den mensch aan zijn naaste,
aan zijn Schepper verbonden.
In artikel 3 van de «Verklaring der rech
ten van den mensch", dato 25 Aug. 1787
heette het dan ook dat het beginsel der
souvereiniteit zetelde in het volk.
Wat was de Revolutie derhalve anders
dan de verwerping der ordinantie Gods en
het daarvoor in de plaats stellen van den
volkswil
Wat was zij anders dan gelijk Groen van
Pristerer haar noemde «een systeem voor
godsdienst, recht, zedelijkheid, alomvattend
omkeering van begrippen (door loslating
van de geopenbaarde waarheid) in kerk,
staat en samenleving". Of het dan in ons
Vaderland beter was Of Nederland vrij
bleef van de revolutie Dat wist Groen
wel beter. Van daar dat hij met het oog
op de doorwerking der revolutionaire be
grippen in ons vaderland schreef«Ook
hier was de leer der valsche wijsbegeerte,
het breken met de openbaring, grondtoon
en stempel. Eigen wijsheid en willekeur
bleef de toetssteen van recht en waarheid,
het richtsnoer van staat en maatschappij".
Men onthoude welGroen zeide Re
volutie is die stelselmatige omkeering van
begrijpen let welbegiijpen waardoor
voor het recht en de majesteit Gods men
schelijke eigenwijsheid willekeur ten grond
slag van Kerk en Staat en Maatschappij
gelegd wordt.
Zoo in Frankrijk als in Nederland was
wezen en streven der Revolutie om op
alle terrein den volkswil tot richtsnoer te
stellen in stede van zich gebonden te
rekenen aan des Heeren ordinantiën, te
komen tot volkomen omverwerping van
alle gezag, ja opstaan tegen God Almach
tig om Hem, kan het zijn, tot on-God en
den mensch god te maken.
In een volgend artikel wenschen wij dit
historisch toe te lichten.
Slot volgt'
30 October 1901.
Chamberlain was voor 20 jaar radicaal,
werd toen liberaal als minister in 't kabinet-
Gladstone, verliet de partij wijl hij tegen
het home-rule-voorstel was, en verbleekte
tot unionist (Dat zijn die liberalen welke
tegen de home-rule [zelfregeering] van
Ierland en voor een ondeelbaar (union)
Groot Brittanje zijn. Hierop werd hij con
servatief door zitting te nemen in het ka-
binet-Salisbury (spreek uit Saolsberrie.)
En thans is hij niets een staatsman
zonder beginselop politiek terrein uit den
vader den duivej, willende de begeerten
zijns vaders doen, die een menschenmoorder
was van den beginne.
En toch heeft hij nog slechts vijf
jaar geleden nog zulke lieve kloeke
woorden gesproken in 't belang der Boeren
republieken en tegen den oorlog.
Zijn politieke tegenstander de liberaal
Bannerman herinnerde er deze week nog
aan hoe er tot nog toe geen woord is ge
sproken, dat beter de gevolgen van Enge-
land's staatkunde zou kenschetsen, dan
Chamberlain's woord, in Mei 1896 ge
sproken
„Een oorlog in Zuid-Afrika zou een der
ernstigste oorlogen zijn die konden gevoerd
worden; het zou bijna een burgeroorlog zijn.
En het zou een lange strijd, een bittere strijd,
een kostbare strijd worden.
„Het zou een indruk nalaten, die naar ik
denk, eerst na geslachten zou worden uitge-
wischt.
„Oorlog te maken met president Kruger,
ten einde hem te dwingen hervormingen aan
te brengen in de binnenlandsche aangelegen
heden van zijn land, zou een handeling zijn
die even onzedelijk als onverstandig wezen
zou."
Deze staatkundige beginselen, die van
een zoo goed inzicht getuigden, heeft de
heer Chamberlain echter, onder invloeden
van buiten, laten varen, en drie jaren nadat
hij ze verkondigd had, beging hij de on
verstandige handeling, die hij in 1896
afkeurde en die geleid heeft, tot den „langen"
bitteren, kostbaren strijd" thans door Enge
land gevoerd.
Eindelijk is het antwoord van president
Steijn op Kitcheners beruchte proclamatie
van 7 Augustus jl. openbaar gemaakt.
Maar er staat heel wat anders in dan de
regeering en Kitchener zelf er van gemaakt
hebben.
Steijn bestrijdt nogmaals de bewering
dat de Boeren door hun ultimatum en door
hun inval op Engelsch gebied Natal
aansprakelijk zijn voor den oorlog. Hij
herinnert aan Jameson en de schijobestraf-
fing op hem en zijn helpers toegepast, waar
toch Transvaal in zijn recht zou zijn ge
weest met hen te doen doodschieten heel
anders dan de comodie van 't parlementair
onderzoek opgeleverd heeft. De Engelsche
regeering is dan ook volkomen op de hoogte
geweest van den beraamden inval. En met
een enkel woord maakt president Steijn
een gewag van de beruchte petitie der
«verdrukte" Uitlanders te Johannesburg,
die voor Engeland den weg moest banen
tot de gezochte gelegenheid om tot een
onmiddellijke bemoeiing met de binnen
landsche aangelegenheden der Zuid-Afri-
kaansche republiek te komen.
Na deze opsomming van hetgeen aan den
oorlog sedert bijna vier jaren was vooraf
gegaan, komt de President van den Vrij
staat tot de periode, die onmiddellijk aan
het uitbreken der vijandelijkheden vooraf
ging. De opeenhooping van troepen op
de grenzen van Transvaal, maar ook op die
van den bevrienden Vrijstaat, toonden reeds
voldoende, dat Engeland de vernietiging
van de onafhankelijkheid der beide repu
blieken beoogde, en niet herstel van grie
ven, die nu allerwege erkend worden nooit
te hebben bestaan. De Zuid-Afrikaansche
republiek vroeg terugtrekking der troepen
en oplossing van alle geschillen door ar
bitrage. Dit was drie weken nadat de
Engelsche regeering een ultimntnm had
gesteld en een maand nadat de Vrijstaat-
sche regeering een telegram van den Hoo-
gen Commissaris had gekregen, waarin zij
gevraagd werd neutraal te blijven. Dit
bewees wel, dat Engeland toen reeds be
sloten had tegen Transvaal te gaan oor
logen. En dat telegram werd gezonden,
terwijl het openlijk bekend was, dat de
O. V. S. in 1889 een defensief verbond
met Transvaal had aangegaan. Toen de
Z.-A. Republiek besloot haar grenzen tegen
een tweede overrompeling te beschermen,
was ik zegt Steijn verplicht óver te
gaan tot eon der voor mij pijnlijkste stap
pen, n.l. de banden van vriendschap te
verbreken, die er tusschen ons en de En
gelsche regeering bestonden en getrouw
aan het verbond ons aan de zijde der Z.-A.
Rnpubliek te scharen. Ons geloof, dat de
Engelsche regeering vast besloten was de
republieken te verdelgen is sedert'het uit
breken van den oorlog duidelijk bewaar
heid.
Niet alleen de documenten, die den Boeren
tijdens den oorlog in handen zijn gevallen,
hebben bewezen, dat Engeland sedert den
Jamekon-inval een aanval op beide repu
blieken in den zin hadook lord Lansdowne
heeft erkend, dat hij in Juni 1899 met lord
Wolseley, den toenmaligen opperbevelhebber
van het Engelsche leger, overlegde wat de
beste tijd was om een inval in beide re
publieken te doen. Niet wij dus hebben
het zwaard getrokken, maar enkel het
zwaard weggeduwd, dat ons reeds óp de
keel was gezet. Wij handelden slechts ter
zelfverdediging, een van de heiligste rechten
van den mensch, om ons bestaan te hand
haven, en om die reden geloof ik, met allen
eerbied, dat wij het recht hebben te ver
trouwen op een rechtvaardig God.
Lord Kitchener's verzekering, dat vreemde
tusschenkomst onmogelijk is, beantwoordt
Steijn met een korte uiteenzetting van het
standpunt der Boeren«Wij hebben ge
hoopt, en hopen nog, dat het zedelijk be
wustzijn der beschaafde wereld zich zoude
verzetten tegen de misdaad, die Engeland
hier in Zuid-Afrika begaat nl. dat het
beproeft een einde te maken aan het bestaan
van een jong volk; toch waren wij steeds
vast besloten om, als die hoop niet ver
wezenlijkt werd, onze uiterste krachten tot
verzet in te spannen, met vast vertrouwen
op een genadig God, en dat is nog vandaag
ons onwrikbaar besluit."
Tegenover Kitcheners bewering dat de
Boerenzaak hopeloos is, plaatst de presi
dent de feiten die nu zooveel gunstiger
zijn dan een jaar geleden. De Engelschen
zijn slechts op enkele plaatsen, de Boeren
nagenoeg overal in 't bezit, en de gansche
Kaapkolonie helpt.
Naar aanleiding van Kitchener's opmer
king, dat de Engelschen nu 35,000 Boeren
in handen hebben, merkt de President op:
«Ik kan in waarheid verzekeren dat, be
halve de krijgsgevangenen en de enkelen
die naar den vijand zijn overgeloopen, de
groote meerderheid der strijdbare burgers
nog onder de wapenen staan." Ten slotte
doet Steyn, in verband met Kitchener's
zinspeling op de 74,000 vrouwen en kin
deren in de concentratiekampen, waarvoor
de Engelschen «zorgen", een woord van
diepgevoelde verontwaardiging hooren te
gen de wijze, waarop die arme, weerlooze
menschen van hun hoeven zijn gesleept
tegen hun wil. De verklaring, die naar
de President gehoord heeft, door Brodrick
in het Parlement is afgelegd, dat de vrouwen
naar de kampen zijn gebracht, omdat de
Boeren weigerden in het onderhoud hunner
gezinnen te voorzien, is een laster, «die
ons minder kwetst dan de lasteraar.
Steyn eindigt met de verzekering dat
zij zullen doorvechten, en er ook toe ver
plicht zijn door Kitcheners doodelijke maat
regelen. Doch dat hij ten allen tijde tot
onderhandelen gezind is. En dan voegt
hij er de mededeeling bij dat hij een
Engelsche vertaling van zijn schrijven er
bij insluit, wijl uit zijn vorigen brief door
Kitchener .zooveel totaal onjuist vertaald
was.
Die beschuldiging van schriftvervalsching
is merkwaardwaardig en een bittere pil
voor Kitchener en de Engelsche Regeering.
De uitwerking is bekend Kitchener is
woester dan ooit.
Na den bisschop van Hereford is thans
in Engeland nog een geestelijke opgestaan
die in de Times (Taaims) Engelands
grootste dagblad protesteert tegen de
moorden op groote schaal in de concentra
tie-kampen. Zijn naam is Canon Gore.
Dat dit groote blad dergelijke protesten
gaat opnemen, is wel het krachtigste be
wijs voor de kentering van den volksgeest.
Kitchener beroemt er zich op, bijna
Louis Botha, gepakt te hebben.
De Engelschen, onder bevel van den
majoor Remmington verrasten zijn laager;
Botha ontsnapte met slechts een paar hon
derd yards voorsprong, met achterlating van
zijn revolver, zijn hoed en zijn papieren
die in handen der Engelschen vielen. Tien
Boeren wérden gevangen genomen. De
censor vertelt er nog het volgende bij
Botha heeft nog slechts een klein over
blijfsel van de macht, waarmede hij onlangs
Transvaal bedreigde; de rest is uiteenge
dreven.
Uit Middelburg (Kaapkolonie) meldt men
Behalve het commando van Van der Venter,
dat in gevecht geraakte met kolonel Luken,
ontloopen alle Boeren in de Midlands- en
Noordoost-districten der kolonie de ont
moeting met onze colonnes.
Mijburg, Fouehé en "Wessels zijn nog in
de buurt van Karmelspruit, rondzwervende
langs de inboorlingen-territories. Pijper,
Bouwers en Smuts worden voortdurend
opgedreven.
Op 23 Aug. was J. F. de N., 57 jaar,
los werkman, te Vlissingen, gekomen ten
huize van vrouw Boet te Rotterdam, mede-
deelende voor 18 maanden bij de gemeente
telefoon geplaatst te zijn en verzoekende
om bij haar in de kost te komen. Geaccor
deerd werd voor f 8,75'in de week. Ook
had hij de vrouw gevraagd om sigaren en
een flesch bier met verzoek dit maar op de
rekening te zetten. Een bedrag van f 6,50
had hij toen ook ter leen gevraagd, daar
hij f 17 moest betalen en dit bedrag te kort
kwam. In den avond van dien dag zou zij
het geld in kunnen houden van een bank
biljet van f 1000 dat hij zeide in zijn bezit
te hebben om 's avonds het werkvolk te
betalen en dat hij haar verzocht voor hem
dan te willen wisselen.
Van haar man had hij voor een paar dagen
nog diens zilveren horloge ter leën gevraagd,
daar het zijne niet goed liep, wat een groot
ongerief was, en daarom in reperatie ge
bracht was. Na het middagmaal was hij
vertrokken en had niets meer van zich laten
hooren.
De man stond hiervoor gisteren voor de
Rotterdamsche rechtbank terecht. Gevraagd
werd veroordeeling tot 9 maanden gevan
genisstraf met in mindering brenging der
preventieve hechtenis.
De verdediger vroeg een mildere straf
daar de man door een zamenloop van om
standigheden zijn betrekking te Vlissingen
is kwijt geraakt.
Goes. Heden werd, onder voorzitter
schap van den heer I. G. Kakebeeke, in de
Prins van Oranje, eene vergadering gehou
den van de afdeeling Heinkenszand der
Zeeuwsche landbouwmaatschappij, waarop
33 leden tegenwoordig waren.
Ook was aanwezig de heer dr. Knuttel
yan het proefstation, die zich bereid heeft