NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 13.1901 Dinsdag 22 October. 16e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes Vaceinedwang. F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bekendmaking. Rechtszaken. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA en van De aanstaande vergadering van den Anti- Vaccinedwangbond en de voornemens van enkele vrienden in onze omgeving bracht ons dezen strijd in berinnering gelijk wij dien voor jaren reeds onder de voortref felijke voorlichting van mannen als Keu- chenius en Lohman hebben gevoerd, tegen bet beruchte artikel 17 in de Wet op de Besmettelijke ziekten (wet van 4 Dec. 1872, Staatsblad no. 134). In dit artikel het artikel van den vaceinedwang ligt bet zwaartepunt van ons verzet. Hadden de Roomsehen in 1891 bij de stembus ons niet openlijk in den steek gelaten en de zijde der liberalen gekozen, wij zouden zeer waarschijnlijk een wet ge had hebben, waarin ook de niet-gevacci- neerde kinderen op school zouden zijn toegelaten, mits de vader slechts een be wijs afgaf dat hij de inenting zijner kin deren niet verlangt. In de tien jaren, sedert de intrekking dier wet verloopen, is aan de tegenstan ders van vaccine en vaceinedwang nog geen recht gedaan. Nog houdt het schrikkelijk pleit van dwang en vrijheid aan. Nog worden velen, die 't om der omstan- standigheden wil niet hunnen laten, ge dwongen hunne kinderen te vaccineeren, op straffe van hen anders in onwetendheid te zien opgroeien. Ook zelfs toen ten vorigen jarige de leerplichtwet een nieuwen last op de schou deren van menigeen leggen kwam, leed een poging schipbreuk om althans de niet- gevaccineerde kinderen van gemoedsbe- zwaarde ouders op school toe te laten, tot veler leedwezen schipbreuk! De geneeskundige wetenschap, een enkele uitgezonderd, dweept met deze kunstbe werking, die op zich zelf wel goed kan zijndoch die dan toch aan een vrijheids lievend volk met behulp van den sterken arm is opgelegd geworden. En zoo kon 't gebeuren dat, tot zelfs in de twintigste eeuw, de eeuw der vrijheid bij uitnemendheid daar nog ouders gevon den worden, die hunne kinderen niet naar school kunnen zenden; en de middelen missen om in dit gemis door 't doen geven van huisonderwijs te voorzien. Men vindt ze niet alleen, om met profes sor Fokker uit Groningen te spreken, onder de »domme menschen van het platteland die altijd op clericalen stemmen"maar ook onder stedelingen die niets voelen voor godsdienstige bezwaren en ook niet »cleri- caal"' zijn. Adres den heer P. Horrix te 's Gravenhage, die dezer dagen in een adres aan den minister van binnenlandsche zaken, met herinnering aan diens eigen geschriften, om opheffing van dien dwang had verzocht. Nu moet men niet denken, dat zoo iets zoo gemakkelijk gaat. Een minister die ingaat tegen den tijd geest, tegen de medische wereldmacht, te gen de grooten en aanzienlijken onder al wat staatsman, rechtsgeleerde of volksver tegenwoordiger heet, tegen modernisme en liberalisme en materialisme, ondervindt hierbij groote moeilijkheden. Daar weet de oud-minister Lohman van mee te spreken. De vaecine-vereering onzer dagen is zeer groot. Ook is een minister gebonden aan de denkbeelden zijner collega's in den minis terraad, hangt af van de gevoelens der meerderheid, der bondgenooten; en van nog zoo velerlei dat hem belet terstond het kwaad in den hartader aan te tasten. Sinds de laatste tien jaren zijn aan de ministriëele bureaux hoogst waarschijnlijk geen officiëele gegevens meer verzameld waarmee de afdoende gegevens van den oud-minister Lohman konden worden ver meerderd, opdat de minister in de verde diging van zijn desbetreffend wetsontwerp sterk zou staan. Wij weten dat allemaal wel. Toch gaan wij voort, en de gansche an tirevolutionaire pers gaat voort tegen den vaceinedwang te getuigen, en zoodoende de handen der regeering te sterken. Immers hoe grooter de volksdrang in de door haarzelven verlangde richting is, hoe gemakkelijker 't haar valt, deze dwang- bepaling welke tot niets nut is, uit de wet geving verwijderd te krijgen. Zeggen de dokters dat de vaccine zoo goed is wij willen dat met tegenspreken. Met de geneeskundige wetenschap wenschen wij op dit punt, gelijk op alle punten, op haar terrein liggende, het debat te ver mijden. 't Is dan ook niet tegen de vaccine, maar tegen den dwang dat wij opkomen. En indien de geneesheeren zoo zeker zijn van de onfeilbaarheid en onschadelijk heid van dit voorbehoedmiddel, zullen zij zeer zeker met ons verlangen dat deze dwang worde opgeheven. Die dwang zegt immers het tegenover gestelde van hetgeen zij beweren. Die dwang zegt dat hun middel niet zoo onfeilbaar, niet zoo onschadelijk is; die dwang zegt dat de dokters onmachtig, zijn om de menschen van de doeltreffendheid der vac cine te overtuigen, en dat nu de störke arm van wet en politie moet doen wat zij niet vermogen. Dit; en nog veel meer, waarvan de agenda der op 30 Oct. a.s. te Rotterdam te houden jaarvergadering getuigt, moet telkens weer door alle tegenstanders van den vaceine dwang onder de aandacht van Overheid en Medische wetenschap en School ge bracht worden, tot aan die weinigen wier gemoeds- of andere bezwaren men weigert te eerbiedigen, tot den laatsten man zal zijn recht gedaan. Wij herinneren hierbij aan 't officiëele regeeringsstuk in 1891 bij de Volksver tegenwoordiging ingediend; waaruit wij later een en ander hopen over te nemen, om te doen zien dat deze bezwaren niet voor gewend maar werkelijk zijn; en datim mers ook in onze eigen omgeving 1 nog menig ouder geplaatst tussehen hun beurs en hun geweten, het eerste prijsgevenen tussehen vaccine of geen onderwijs het laatste verkiezen, dewijl zij niet wenschen den Heere hunnen God te verzoekenof het lichamelijk welzijn hunner kinderen in gevaar te brengen; of'hunne ouderrechten ook maar in één enkel opzicht prijs te geven. Wij wekken de twijfelaars onder ons op zich van den strijd van den Anti- Vaccinedwangbond op de hoogte te stellen, en de tegenstanders van den Vaceinedwang om zich te vereenigen. Jammer dat de vergadering van den Bond te Rotterdam op 30 Oct. samenvalt met de niet minder belangrijke vergadering der Nederl. Zondagsschoolvereeniging te Goes. Kan somwijlen een dezer twee zijn vergadering nog uitstellen? Wij gelooven 't niet; laat niemand er dan ook op rekenen. Nog herinneren wij dat meerdere inlich tingen in zake de vaccinedwang^quaestie gaarne worden verstrekt door een der heeren J. C. Jansen hoofd der Ckr. School, Driewegen, Terneuzen; en J. de Koning, hoofd der Ohr. Sokooi te Oostdijk, Krabbendijke. 21 October 1901. Het bestuur van »Het Christelijk Nationaal Boerencomité" zendt ons 't vol gende Dezer dagen kwam in de bladen een bericht voor, dat 85 kisten met goederen, uit Holland verzonden naar de concen tratie-kampen in Zuid-Afrika, door de Engel- schen waren gebruikt voor »handsuppers" en Engelschen. De vrouwen en kinderen der Afrikaansche helden en martelaren ontvingen van die goederen niets. Dit bericht heeft menigeen hier te lande ongerust gemaakt en doet velen aarzelen te geven. Immers als het goed toch in Engelsck9 handen valt van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Maar men moet zich piet ongerust maken. De Vereeniging »Het Christelijk Natio naal Boeren-Comité heeft tot nu toe f 32,000 aan verschillende kampen verzonden, en al dat geld is terecht gekomen. Wij bereiken de kampen te Potehefstroom, Klerksdorp, Erugersdorp, Johannesburg, Mid delburg, Standerton, Volksrust, Pieter Maritz- burg, BethuhèPretoria en Pietersburg. Van iedere zending zijn de quitantiën bij ons ingekomen; zelfs brieven, waarin dank gezegd wordt voor het ontvangene. Een partij dekens, ter waarde van f 4000, is verzonden zóó, dat zij niet in verklaarde handen kan komen. Men houde dus niet op met geven. Natuurlijk moeten zij, die de gelden be steden, den weg kennen en de noodige voorzichtigheid betrachten, doch wanneer dat gebeurt, is er geen bezwaar. Zelfs met het Potchefstroomsche kamp, waarmee wij eenige moeite hadden, is nu alles in orde. Men zende dus gerust zijn gaven. Ze zijn zoo noodig. Redden we, wat nog te redden iser is een veilige weg om te handelen, make men van dien weg gebruik. Op veler verzoek vestigen wij nogmaals de aandacht op de aanstaande feestviering der Chr. School te Wissenkerke. Is er één school die met groote moeilijk heden heeft te worstelen gehad al de jaren van haar bestaan, dan was 't deze. Dat kan de nu bijna 80 jarige broeder C. D. van Noppen getuigen die nog steeds met opgewektheid voor die school leeft, en hebben ook jeugdiger krachten thans een groot deel zijner zorg overgenomen. De Chr. School te Wissenkerke moet op 1 Nov. tal van stoffelijke bewijzen van sympathie ontvangen die in ons blad kunnen worden verantwoord. Moge elke vriend of vriendin der school een gave willen stortenen elke predikant en elke gemeente een collecte voor ge noemde school willen houden of aanbevelen, en dit dan a. s. Zondag willen afgeven van den kansel; natuurlijk krachtens overleg met en besluit van den kerkeraad der Her'v. gemeente waarin de leeraar werk zaam is. Nog zijn er naar men ons van daar schreef te Wissenkerke tal van chris tenouders die hunne kinderen niet ter chr. school zenden. Mogen ze alsnog, in herinnering aan hunne belofte bij den Doop, bewogen worden van deze dwaling huns wegs terug te keeren. Dat zou den Heere verheerlijken, en de broeders ver blijden. En dan Wissenkerke zelf blijve niet achter. Gaarne willen ook wij giften voor de school te Wissenkerke in ontvangst nemen en overmaken, liefst tegen 1 Nov. Doch na 1 Nov. is 't ook goed. Goes. Voor de ze maal wordt bekend gemaakt dat de Loting voor de Nationale Militie voor deze gemeente, lichting 1902 door dep heer Commissaris der Koningin is bepaald op Woensdag 30 October 1901 des voormid dags te negen uren, te Goes en dat die zal plaats hebben in de zaal boven de Koopmans beurs. De militieplichtigen worden opgeroepen ten gestelde dage, ure en plaatse daarbij tegen woordig te zijn, en redenen van vrijstelling hebbende wegens broederdienst of als eenige wettige zoon, op Maandag 29 October a. s. des voormiddags tussehen 9 en 12 uren, ter Secretarie der gemeente daarvan daarvan op gaaf te doen, ten einde intijds de bewijzen en getuigschriften tot vrijstelling te kunnen aanvragen en opmaken. Volgens eene van het Departement van oorlog ontvangen aanschrijving wordt opge roepen om den 30 October 1901 bij de troe pen te paard te worden ingelijfd, de milicien verlofganger uit de gemeente Kloetinge der lichting 1901, van het 3e Reg. Veld-Artillerie te Breda Joseph Oele, thans wpnende te Goes. Hij wordt opgeroepen om des namiddags vóór 4 uren tegenwoordig te zijn bij zijn corps, werwaarts hij zich rechtstreeks moet begeven. Hij die niet aan de oproeping voldoet, wordt als deserteur behandeld en hij, die niet op den bestemden tijd onder de wapens komt of niet voortdurend aan de oefening deelneemt of wel achterlijk blijft en het aan leeren van den wapenhandel, zooveel langer onder de wapenen wordt gehouden als de Comman dant noodig acht. Arrondissements-Rechtbank te Middelburg. Voor da rechtbank werd Vrijdag be handeld de zaak tegen T. R., oud 34 jaar, smidsknecht en bierhuishouder te Biervliet beklaagd een schot gelost te hebben op A. B. Antheunis op den straatweg van Bier vliet naar Hoofdplaat, met het doel om hem van het leven te berooven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Als verdediger trad op mr. A. A. de Veer, advocaat te Middelburg. Blijkens het rapport der deskundigen kan het schot onder de gegeven omstan digheden: het veel spreiding hebbende oud geweer en den grooten afstand, zeer waar- schijlijk geen noodlottige gevolgen hebben. De getuigenverhooren leverden het vol gende resultaat op. Beklaagde had in de richting van An theunis geschoten doch niet met 't doel om hem te treffen wijl hij zijn geweer tegen den grond afschoot. Antheunis, gewezen sergeant, was sedert 1 Jan. tolpachter; vóór dien tijd was be klaagde 't jarenlang geweest. Er heerschte een veete tussehen hen, zij kwamen niet bij elkaar. Wel kwam Antheunis wel bij de vrouw van R. die soms veel last van hem had, en wel zoo dat zij wel met hem vechten moest om hem zich van 't lijf te houden. Op den 4 Aug. hadden An theunis en R. kwestie gekregen. R. kreeg klappen en ging thuis zijn geweer halen, waarmee hij wel eens op roofvogels schoot, en heeft toen geschoten. Antheunis is echter niet geraakt. De gehoorde des kundigen kapt. Moens en de sergeant-ge weermaker Van Os uit Middelburg beves tigden de verklaringen in hun rapport over gelegd. De subsituut officier van justitie, mr. Turk, releveerde de geschiedenis van 't mis drijf, waarbij wel degelijk, volgens Spr., opzet om te treffen in het spel was, en bekl. in de richting van Antheunis geschoten heeft. Er is beweerd dat het wapen niet deugde en op 45 meter, de afstand tussehen de twee vechtenden, geen wonde van be- teekenis er mee zou zijn toegebracht; doch 't oog had kunnen worden getroffen en dat had doodelijk kunnen zijn. En het is niet beklaagde's schuld dat er geen li chamelijk letsel is toegebracht. Hij eischte diens veroordeeling tot vijf maanden ge vangenisstraf. Alsnu is het woord aan den verdediger mr. de Veer. Hij bestreed de meening van het O. M. dat beklaagde zou geschoten hebben op Antheunis, en dat het geweer zoo goede draagkracht had, dat een schot er uit on der de gegeven omstandigheden iemand kon dooden of in elk geval zwaar licha melijk letsel veroorzaken. Het eerst werd immers door meer dan een getuige tegengesproken, het laatste was door de gehoorde deskundigen ge noegzaam weerlegd. Poging tot doodslag of zware mishan deling acht pl. niet bewezen, hoogstens was hier bangmakerij in 't spel. Ook had met dat geweer geen doodslag of zware mishandeling kunnen plaats hebben. Op juridische gronden zette pleiter uit een dat wat in de dagvaarding is ten laste gelegd niet bewezen is. De poging is, volgens het O. M., niet voltooid tenge volge van de van den wil van beklaagde onafhankelijke omstandigheid, dat het schot eene niet door hem gewenschte richting heeft genomen en de hagelkorrels Antheu nis niet hebben geraakt, maar, zegt pleiter, de poging voor zoover die aanwezig is is niet voltooid omdat het wapen niet deugdelijk was. Vereischte voor poging is dat er een begin van uitvoering moet zijn geweest. Hier is geen begin geweest omdat het met dit ondeugdelijk geweer onmogelijk was iemand op een af stand van 45 meter te raken. Pleiter zou op verschillende verzach tende omstandigheden kunnen wijzen, maar acht dit niet noodig, waar die in het pro ces voldoende zijn gebleken. Hij is, op blootgelegde juridische on andere gronden, van oordeel dat deze be klaagde behoort te worden vrijgesproken. Na re- en dupliek, waarbij officier en verdediger hun standpunt handhaven, wordt de uitspraak bepaald op 25 Oct. a. Een kind voor de Rechtbank. Hendrik, een kleine jongen van tien jaren, drie turven hoog, een ventje „als een aardappel" zooals de ambtenaar van het Openbaar Ministerie zich uitdrukte, en die ternauwernood met zijn teer, ietwat on- noozel kindergezichtje boven de bank van beschuldigden kwam uitkijken, stond giste ren voor de Arrondissements Rechtbank te Amsterdam terecht wegens diefstal. In de de deftige terminologie van de dagvaarding die echter in dit geval ook aan de ernstige rechters een glimlach ont lokte was aan dat kind ten laste, gelegd, dat het op 9 September jl., in vereeniging met een ander uit een weide nabij het dorp Huizen een een koe had weggevoerd, met het oogmerk, zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Die „ander" bleek Hendrik's jongere broertje Peter te zijn, negen jaar oud en nog kleiner dan Hendrik. Ze hadden op 9 September jl., een vaalbonte bles, een kalfkoe, toehehoorende aan zekeren Rebel, die op de Meent liep te grazen, weggehaald. Eerst hadden ze 't was klaarlichte dag, 's middags om streeks twaalf uur een paard willen stelen, maar dat konden ze niet vangen. Toen hadden ze maar een koe genomen. Peter had het hek opengemaakt en Hendrik had de koe vastgepakt. De draagbanden van hun broek hadden de jongens vastge knoopt en daaraan werd het rund vastge bonden en weggeleid. Ze besloten naar Laren te gaan, een wandeling van vijf kwartier, en daar de koe te verkoopen. De verre tocht werd aanvaard, maar de weg leek hun zoo lang, dat ze begonnen te twijfelen of ze wel goed liepen. Gelukkig kwamen ze den veldwachter van Laren tegen, die :t welvreemd vond, toen hij daar een koe met twee zulke kleine jongens tegenkwam, maar die hen toch verder te recht wees, in de veronderstelling want de jongens zeiden zoo iets dat er wellicht nog wel een volwassene bij hoorde, die misschien even onderweg in een herberg had aangelegd en dus was achter geraakt. Eindelijk in Laren gekomen, waren de bengels naar den slager Yan den Brink ge gaan om het koebeest te verkoopen. Ze hadden er het praatje bij verzonnen dat vader gezegd had dat de koe maar weg moest, omdat ze zulke slechte melk gaf. Eén of twee gulden haddden ze er voor willen hebben, antwoordde Hendrik op de vraag van den President. De slager echter vond het geval te vreemd en stuurde de dreumissen weg. Ze waren met hun buit verder gegaan, maar nog niet lang hadden ze geloopen, toen het rund van een voor- bijgaanden stoomtram schrikte, zich los rukte en er van door ging. Later op den middag was het dier op gevangen te Blaricum en van daar naar de Meent te Huizen teruggebracht, waar het, blijkens het op de horens voorkomende merk, thuis behoorde. Toen het uitkwam, dat deze kleine jongens de schuldigen waren, had de ambtenaar van het Openbaar Ministerie willen volstaan met den Burgemeester vqi Huizen te verzoeken de jongens bij z'clï te roepen en hun een ernstige vermaling

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1