NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 5.1901.
Dinsdag 8 October.
16e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed. S. J„ DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
GROOTHEID Ei\ VAL.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
7 October 1901.
Als tegenhanger van het oud-liberale
artikel van prof. v. d. Vlugt in Onze Eeuw
schreef mr. Limburg een vrijzinnig demo
craat opstel in De Gids.
De schrijver belooft aan dej' regeering
dat de vrijzinnig democratische partij niet
doen zal aan kleinzielige oppositie.
Trouwens die verwacht men niet van
karakters als Focker en Drucker.
Maar hij belooft aan de oud-liberalen
tegelijk een blijvende scheiding.
»Zij kan in het komende tijdvak zichzelf
zijn en blijvenzij (de vrij. dem. partij)
vormt geen eenheid meer met de liberalen
schoon als oppositie aaneengesloten. En dan
verwacht hij dat wij nemen het met
zijne eigene woorden over »dat het
verschil tusschen vrijzinnig-democraten en li-
her alen zal verbleeken. Want het is een
eigenaardige karaktertrek van de liberale
partij, dat zij nooit vooruitstrevender en de
mocratischer is dan ivanneer zij in de min
derheid de rol van opppsitie speelt
o, Welk een gulden woord is weer dit
laatste, hetwelk wij maar even de vrijheid
namen, voor onze lezers te cnrsiveeren.
Laten wij het onthouder., togen den tijd
wanneer de verkiezingsapostelen weer het
zullen uitbazuinen aan welke zij de echte
vooruitstrevendheid en zin voor sociale en
democratische hervormingen is.
»De liberale partij is nooit vooruitstre
vender en democratischer dan wanneer zij
in de minderheid de rol van oppositie
«spoelt."
En dat is haar «karaktertrek".
Haar seiqenaardiqe karaktertrek"
De tweede kamer is bij art. 163 der
Grondwet aangewezen ter vervulling eener
vacature in den Hoogen Raad een voor
dracht van drie personen aan de Koningin
aan te bieden.
Zij plaatste jl. Vrijdag jhr. mr. v. Swin-
deren uit Groningen, een hoogst bekwaam
antirevolutionair rechtsgeleerde, no. 1 op
de voordracht.
Dit geschiedde geheel buiten de aanbe
veling van den Hoogen Raad om.
Gelijk men weet zendt de Hooge Raad
een aanbeveling van zes personen aan de
Tweede Kamer en plaatste daarop no. 1 dien
hij voor zich gaarne gekozen zag.
Zijn man was mr. Binnerts (lib.)
De rechterzijde nam evenwel mr. v.
Swinderen.
FEUBLLETON.
Schetsen uit het leven van Napoleon
Op verzoek van Josephine keerde Napo
leon met haar naar de Tuileriën terng. In
een oogwenk waren de zalen gevuld met
belangstellenden, die hem hunne gelukwen-
schen kwamen aanbieden. Al de hooge
staatslichamen lieten zich zien en gansch
Frankrijk was woedend op de partij die
den sluipmoord tot haar bondgenoot wilde
maken.
Tot de om hem verzamelde menigte riep
Bonaparte gramstorig uit:
«Het zijn de Jacobijnen, die ellendigen,
die om mij te dooden, er duizenden slacht
offers aan dorsten te wagenmaar ik zal ze
vinden, die booswichten."
Tot den municipalen raad (gemeenteraad)
van Parijs zeide hij:
»Ik ben getroffen geweest over de blijken
van gehechtheid van het Parijsche volk
maar ik verdien ze dan ook, want mijn
eenig streven is Frankrijk gelukkig te ma
ken. Verzekert uit mijn naam de bevol
king van Parijs dat deze handvol boos
doeners, wier misdaden in staat zijn de
vrijheid te «bezoedelen, weldra derwijze ge
fnuikt zal zijn, dat men niets meer van hen
te vreezen heeft.
Maar Fouché die er bij tegenwoordig was,
wist wel beter. Hij wist dat niet de Ja-
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
fzbsraszacezk
"VVij herinnerden er in ons vorig nommer
reeds aan hoe in September 1886 hetzelfde,
maar in omgekeerden zin, heeft plaats ge
had, bij de benoeming van den liberaal
Eyssell.
Deze stond op de aanbeveling van den
Hoogen Raad no. 4, en mr. v. Swinderen
no. 1. Doch de liberale meerderheid pas
seerde den antirevolutionair, die dan ook
gansch niet op de voordracht kwam, en
plaatste den liberaal no. 1 die dan ook
door den Koning benoemd werd.
Wij hebben het toen afgekeurd dat aan
een politiek lichaam als de tweede kamer
het benoemingsrecht voor dit opperste ge
rechtshof is gegeven. En wij doen dit nog.
Wij zopden zoo gaarne de politiek bui
ten de rechtbanken houden.
Dat wij de benoeming van mr. v. Swin
deren toejuichen is dan ook uitsluitend
hierom dat hierdoor een fout is hersteld,
welke door de liberale partij, nu 15 jaar
geleden, in politieken overmoed en moed
wil tegenover dezen kundigen en door alle
opvolgende liberale regeeringen miskenden
antirevolutionair gepleegd werd.
Dat tal van autoriteiten, o. a. Buys en
Bselaerts en de oude Heemskerk, 't boven
genoemd recht der tweede kamer hebben
afgekeurd, mag tot nadenken stemmen, of
wijziging van art. 163 G. W. op dit punt
niet wenschelijk is.
Doch men beroepe zich hierbij niet mr.
Heemskerk.
Deze toch heeft op een desbetreffende
vraag, aan de ministerstafel geantwoord:
»Een langdurige ondervinding heeft be
wezen dat de Kamer tot behoorlijke ver
vulling van die tank niet ongeschikt is".
Art. 85 der Wet op de rechterl. orga
nisatie verplicht den Hoogen Raad om bij een
vacature een aanbeveling van 6 personen aan
de tweede kamer te zenden. En art. 143
rechtigt de tweede kamer tot het opmaken
eener voordracht, waarbij zij echter aan de
aanbeveling niet gehouden is.
„Torenwachter" gekke naam in éen
vooruitstrevend blad schrijft aan de
Middelb. Crt., na een en ander over de,
natuurlijk van liberale zij beweerde, on
beduidendheid van den nieuwen anti-revo
lutionairen burgemeester van Loosduinen
gezegd te hebben, het volgende omtrent
de verhouding tusschen dr. Kuyper en de
ambtenaren aan zijn departement.
„Dr. Kuyper zelf heeft alle ambtenaren
cobijnen, maar een paar handlangers van
George, die de politie uit het oog verloren
had, de gruweldaad bedreven haddendoch
hij durfde zijn gebieder niet tegenspreken,
ook dewijl velen der aanwezigen hem wan
trouwend aanzagen of hem hardop verweten,
dat hij niet waakte of zijn plicht verzuimde.
Bovendien hadden ook eenige leden van
den Staatsraad het gewaagd de juistheid
van Bonaparte's bewering, als zouden 't de
Jacobijnen geweest zijn, in twijfel te trek
ken doch toen was Napoleon zeer vertoornd
geworden en hij had uitgeroepen»Men
zal mij niet van mijn gevoelen afbrengen.
In deze zaak zijn noch chouans (aanhangers
van het oude Koningshuis) noch uitge
wekenen, noch voormalige edelen, noch
voormalige priesters betrokken. Ik ken
de dadersik zal hen vinden en hen voor
beeldig straffen."
Fouché had toen wijselijk gezwegen en
was heengegaan. Nog dienzelfden avond
ontving hij een brief van Josephine, die uit
medelijden met de vrouwen en kinderen
der moordenaars, die, naar zij vermoedde,
zouden opgespoord worden, hem verzocht,
niet al te nauwkeurig te zijn in het op
sporen der misdadigers en den consul wat
zachter te stemmen. Spoedig daarop be
werkte Napoleon, die nog maar altijd de
Jacobijnen (de heftigste republikeinen) voor
de daders hield, dat de Staatraad een be
sluit nam, waarbij de consuls gemachtigd
werden uit het land te bannen al degenen
op zijn departement voor zich weten in te
nemen.
„Ik hoor van verschillende zijden niets
dan lof over zijn manier van werken en
optreden. Wel heeft hij den heeren ver
teld, dat ze niet moesten denken, dat het
departement „een juiste photographie der
maatschappij" was, hetgeen een enkele
ras-bureaueraat zeker niet met hem eens
geweest zal zijn, maar overigens heeft hij
zich reeds zeer bemind weten te maken.
Hij vraagt nooit, zocals andere ministers
tijdens hunne stage wel deden, aan een
verkeerd adres; hij wist precies van den
aanvang af al, bij wien hij zijn moest.
Soms echter vraagt hij wel eens naar den
bekenden weg, en dat vinden sommigen
niet erg pleizierig, want dan krijgt het
onderhoud veel van een soort examen.
Daarover zijn echter de meesten het eens,
dat de nieuwe Excellentie een buitenge
woon man is. Verhuisd is hij ook al. De
kamer op het Torentje was hem veel te
klein en petieterig. Z. Exc. houdt er van
op en neder te wandelen in zijn vertrek,
en daarom heeft hij een grootere kamer
betrokken, waar de ruimte het maken van
wandelingen toelaat."
Zij zullen er wei achter komen, hoe
komt dat studenten, journalisten en andere
„kleyne luyden" uit de antirev. partij den
persoon van dezen minister zoo liefhebben.
Een pertinente leugen.
Van Socialistische zijde ook sommige
liberale bladen azen er op zit men met
argus-oogen te kijken of er niets van de
daden der nieuwe Ministers valt te ver
tellen, dat in strijd zou zijn met hun be
ginselen.
't Is vrij kinderachtig; maar zoo is nu
eenmaal de oppositie van die zijde.
Het begon met het sensatie-bericht, dat
Minister Kuyper de ambtenaren op Zondag
had laten werken. Al spoedig bleek, dat
dit een leugen was.
Voorts werd medegedeeld, van Minister
Melvil van Lijnden zijn naamkaartjes in
Berlijn had laten drukken. Ook dit bleek
een verzinsel te zijn.
Thans heeft men het weer, op Minister
Kuyper gemunt. Het Volk wist Maandag
avond mede te deelen, dat de Minister
Zondagmiddag, zoo ongeveer tegen het uur
dat de besteller vrij zou zijn, een telegram
ontving, en dat Z.Ex. den besteller dwong
een antwoord op het telegram aan het
die zij gevaarlijk voor de rust van den Staat
achtten. En zoo werden 130 onschuldige
menschen naar het doodelijk ongezonde
Cayenne (West Indië) gezonden, om geen
andere misdaad dan dat zij met het tegen
woordige bestuur ontevreden en vijanden
van Napoleon waren. Ja zelfs werden vier
onschuldigen ter dood gebracht. Zoo werd
Napoleons gezag op hechter grondslagen ge
vestigd doch zijn zedelijke invloed kreeg,
spijt Josephine's smeekingen om zachtmoe
dig te zijn, een gevoeligen knak. Toch
kwamen weldra de ware misdadigers aan
het licht. Fouché die, ondanks de vervolging
der Jacobijnen, op zijn oude vermoeden was
doorgegaan, wist een dezer schurken uit
te vinden. Deze had namelijk zusters te
Parijs, bij wie Fouché een vaatje buskruit
vond. Een der zusters wees hem toen de
schuilplaats van haar broeder aan, en wel
bij geestelijke zusters, die hij door allerlei
vroom gepraat om den tuin geleid, en in
wier huis hij zich verscholen had. Van de
beide andere werd een, de aansteker der
lont, gevonden. Hij leed nog aan een wonde
bij die gelegenheid opgedaan. Onder zijn
bed vond men een brief aan Georges, waar
in hij zich verontschuldigde over het mis
lukken van den aanslag.
Beiden werden onthoofd.
En toch is het vreeselijkste van deze ge
heels geschiedenis zeker wel dit: dat
Napoleon toch geen berouw had over zoo
vele onschuldige menschen die hij verbannen
kantoor te bezorgen. De besteller had wel
bezwaar, omdat zijn vrije dag was begonnen,
maar toen Dr. Kuyper zeide, dat hij
Minister-President was, durfde hij het niet
te laten.
Aldus is het misschien wel door den
besteller, zeker een socialist overge
briefd aan de redactie van het Volk die,
het berichtje gretig opnam.
Had de man nog maar een juist bericht
aan bet Volk gezondenwant wat hij heeft
verteld is kortweg een leugen. De zaak
heeft zich aldus toegedaan.
Minister Kuyper was Zaterdagavond naar
Amsterdam vertrokken. Zondagmiddag
kwam er aan het Hotel des Indes een
dringend, spoedeischend regeeringsstuk.
De hotelhouder wist niet wat er mede te
beginnen. Hij seint naar Minister Kuyper
wat met het stuk te doen. Aan de dienst
bode, die het telegram op de kamer van
den Minister bracht, werd door Z.Ex. gezegd
aan den besteller te vragen of hij het ant
woord, daar er groote haast was, wilde
bezorgen aan het kantoor.
De dienstbode komt eenige oogenblikken
daarna den Minister mededeelen, dat de
besteller vrij-af had en dus liever het
telegram niet bezorgde.
Dat 's best, antwoordde de Minister tot
de dienstbode, dan zult gij het dadelijk
moeten bezorgen, want het betreft een
dringende regeeringszaak.
De Minister hoorde er verder niets meer
van, tot des avonds toen de dienstbode
Z.Exc. mededeelde dat de besteller het
telegram-antwoord toch maar had meê
genomen.
En nu verzint de berichtgever van het
Volk dat Z.Exc. dreigend tot den besteller
zou hebben gezegd: weet wel watje doet,
als ge weigert, want ik ben de Minister
president!
Bah, hoe klein en kinderachtig, schaamt
het Volk zich niet zulken onzin op te
nemen?
Men kan er uit proeven van welk laag
gehalte de wapenen der socialisten en hun
oppositie zijn!
Bovenstaande lazen wij in De Rollanden.
Het eindigt met een mep voor de socia
listen. Maar er had er ook wel een voor
die persorganen bij gekund, welke zoo
gretig dat laffe bestellersbericht overnamen.
Met name de Middelhurgsche Courant was
er al heel spoedig bij geweest.
Wanneer zal het nu toch eens uit zijn met
die oude-bakerpraatjes in de oppositie-pers?
en gedood, wier huisgezinnen hij ongelukkig
gemaakt had.
XII.
HET BINNENLANDSCH BESTUUR.
Het binnenlandsch bestuur van Napoleon
was in vele opzichten verdienstelijk. De
wonden door de revolutie geslagen, werden
zooveel mogelijk geheeld door een Concor
daat met den Paus (1801); een nieuwe inrich
ting der gallicaansche kerk werd gevestigd
de invoering van een nieuw burgerlijk en
strafwetboek met ijver voorbereidde partij
en werden verzoendakkerbouw, handel en
nijverheid uit het diepste verval opgebeurd
door het graven van kanalen, en het aanleggen
of verbeteren van wegen werd het onderling
verkeer gemakkelijk gemaakt; in onderschei
dene takken van bestuur werden bestaande
misbruiken afgeschaft. Dit was niet slechts
het geval in tijd van vrede; maar ook als
't oorlog was, ging Bonaparte daarmede
voort met denzelfden voortvarenden ijver,
zonder zich door eenige bezwaren te laten
afschrikken.
In 1802 werd Bonaparte consul voor zijn
leven. Tegelijk met de afkondiging van
den vrede te Amiens, had ook zijne installatie
plaats in de Notre Dame. Vele generaals
en andere grooten mot hunne dames ver
gezelden hem. Eerbiedig luisterde de consul
naar de preek; en ergerde zich zeer aan
zijn gevolg, dat met allerlei teekenen van
weerzin den dienst bijwoonde. Deze be-
Wordt het nu toch niet al te bespottelijk?
En zal de antir. pers nog langer zich
bij dergelijke laffigheden en tastbare on
waarheden willen ophouden?
Vrage, wie onzer lezers, die dr. Kuyper
kent, heeft ooit gedacht dat hij een man uit
V volk op Zondag, op aristocratischen toon,
met intimideerend vei wijzen naar zijn ministers-
ambt, zou dwingen tot een werk waartoe
deze niet verplicht was?
Immers niemand denkt dat hij daartoe
in staat zal zijn?
Iedereen onder ons heeft gedacht, wat
daar in Volk en Middelhurgsche Courant
staat, is laster.
Welnu, laten wij dan voortaan die snoepe
rige strekkingsberichtjes in sociale en
liberale bladen stilletjes laten liggen.
Van den Heiland is door de aanzienlijksten
en wijsten des lands gezegd dat hij was
een vraat en wijnzuiper.
Dit was vrij wat erger!
»Moe, moe, mes mes
»Ne zusje, mes bijt, mag er niet mee
spelen
't Kind blijft roepen.
»Nu, heel even dan, maar voorzichtig,
hoor! Je niet snijden!"
't Lieve meisje speelt, en, niet kennende
de kracht van 't scherpe staal, wondt het
zich en bloedt hevig uit de hand.
Dat is uw schuld, Moedergij kendet
't gevaar en steldet uw kind roekeloos daar
aan bloot, dat, onbewust van 't gevaar, niet
de kracht voelde van uw waarschuwing.
En gij Moeder en gij Vader, die uw jon
getje of meisje een slokje bier laat nemen,
of een hapje suiker uit het glaasje geeft,
gij wekt sluimerende wellusten, waarvan ge
de gevolgen niet overzien kunt. Nog lan
ger laat gij hem of haar met het gevaar
lijke mes spelenhij mag een vol glas ne
men, maar kind, nooit te veel hoor, net
als wij".
Doch uw onervaren kind kent niet de
satanische macht van het gif. Het blijft
niet voorzichtig, het wondt zich, en wordt
onmatig, 't wordt een dronkaard.
En dat is üw schuld, Vader, Uiv schuld.
Moeder Als ge uw kind waarachtig
lief hebt, houdt het verre van dat vocht.
's Eeeren Zoo.
Men schrijft in de Geldersche Kerkbode
uit da Idiotenstichting 's Heeren Loo te
Ermelo hetgeen hier volgt:
vordering was weder een stap te meer tot
den keizerstroon. Teneinde vriend en vijand
aan zich te verbindeu, stelde hij een nieuw
ridderkruis, »het legioen van eer" in. In
middels waren twee en een half jaar ver-
loopen, in welken tijd de schrandere man
Frankrijk van den rand des ondergangs
gered, het geteisterde land met zichzelf en'
met Europa verzoend en het gezag op hechtere
grondslagen gevestigd had.
In het brein van den trotschen man
woelde de gedachte aan de blinkende kroon
die hij zichzelf dacht op te zetten. Zijn
lafste vrienden zinspeelden er op, wanneer
zij met hem spraken. Zijne broeders wer
den met den dag stugger. Zijne zusters
leefden als prinsessen en haatten hunne
schoonzuster Josephine, wijl zij, de kinder-
looze, meer gevierd werd dan zij, en dewijl
zij de trotsche plannen van haren gemaal
met zachten drang wilde verijdelen. Het
was toen dat de arme Josephine, meenende
den band met haren echtgenoot en met
de Bonapartes te versterken, hare dochter
Hortense ten offer bracht en uithuwelijkte
aan Napoleons broeder Lodewijk. Beiden
waren ongezind tot dezen stap doch zij
werden gedwongen tot een huwelijk dat
hen voor altijd ongelukkig maakte. (Uit
hun huwelijk werd onder anderen de latere
Keizer Napoleon III geboren).
f Wordt vervolgd.)
-(0)-