NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND No. 187.1901. Dinsdag 17 September. 15e Jaargang CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN FEUILLETON. MtOOllltll» i* VAL. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich abonneeren op deze courant met het nieuwe kwartaal, dat den len October begint, ontvangen de van af I September verschijnende nummers gratis. 16 September 1901. Barnum en Bailey, de groote humbug makers en kunsten vertooners zullen weldra ook Zeeland bezoeken. Een deel onzer provinciale pers is bereids bezig bun lof te verkondigen. Daar wij aan de reclamemakerij voor Barnum niet meedoen, zullen wij uit de berichten niets overnemen dan alleen dit »de races in bet hypodrome zijn buiten gewoon wild en ijzingwekkend." Een Hollandsch liberaal blad qualiflceerde de vertooningen van den Amerikaan als »dierlijk, woest en toch betooverend." Welnu, aan deze woorden hebben wij genoeg. Wij behoeven er de walgelijke reclamebiljetten niet eens voor te zien, om ons oordeel op te maken. Wie nog aanspraak maakt op den Chris- tennaam, wie nog, zelfs nog maar een enkele maal, ter kerk gaat of den Bijbel leest, late zich waarschuwen, dat zijn plaats niet is bij de onzedelijke vertooningen van dezen spulleman. Onzedelijk? Ja> want wat is 't anders dat manoeuvreeren van halfnaakte vrouwlui in de vrije lucht, dat halsbrekend toeren en narrenspel van halfnaakt man volk; alles ter opwekking van hartstochten die, vooral op zekere leeftijden, behoorden te sluimeren in den boezem. Dat ouders en leeraars hunne kinderen en leerlingen ernstig afmanen van daarheen te gaan. Hunne plaats is toch al niet in comedie of paardenspel. Maar hier vooral dreigt het grootste ge vaar, van doodelijke overprikkeling, ver ontreiniging der zielenen zedelijke ver woesting. Gezwegen nog van de stroomen gelds, de tonnen gouds, die worden weggeworpen, en beter zouden besteed zijn aan zooveel arme stamverwanten, die in kommer en ellende wegkwijnen. Dat sommige Christelijke winkeliers aan de uitstalling van al dat »moois" mee helpen is een schande voor den Christen- naam. GodsWoord zegt: haat ook den rok die van het vleesch bevlekt is. 8 Schetsen uit liet leven van Napoleon I.) Napoleons veldtocht in Italië was zeer gelukkig. Hij versloeg de Oostenrijkers achtereenvolgens bij Lodi en Mantua, bij Areola en Rivoli, bij Corona en la Favorite. Daarop trok hij naar Rome. Daar moest namelijk met den Paus worden afgerekend, dewijl deze de Oostenrijkers geholpen had. De kerkelijke staat werd veroverd, en het ongeoefende Pauselijke leger vernietigd. De paus moest een nadeeligen vrede sluiten, 30 miljoen francs oorlogskosten betalen, en daarbij de geheele Romagna, Urbino en Aneona aan Frankrijk afstaan. Napoleon maakte van deze gelegenheid gebruik om een prachtige verzameling kostbare kunst- voorbrengselen uit de „Heilige stad" naar het „onheilige" Parijs te zenden. Het directoire te Parijs vond dat Napo leon het den Paus veel te gemakkelijk ge maakt had. In zijn afkeer van alles wat naar godsdienst zweemt, had het begeerd dat hij het Katholicisme in Italië zou heb ben uitgeroeid. Doch wien het ook voor zulke onbekooktheden meende te kunnen gebruiken, tot een dergelijke onstaatkundige daad leende een Bonaparte zich zeker niet. Hij schreef aau de mannen van het di rectoire, dat zij .veel te ver van het oor- logstooneel afwoonden om zijne daden te kunnen beoordeelen. „Bovendien" zoo schreef hij »ishet onmogelijk de Katholieke kerk te vernieti- Tien pendant. Naast het vleiend oordeel van Charles Boissevain over den nieuwen minister van binnenlandsche zaken mag wel dat van Frans Netscher worden opgehangen, dat hij ten vorigen jare in de Rollandsche Revue plaatste, en welke schets aldus eindigt.: „En laten wij 't maar bekennen dat wij, die geen idealen meer hebben, niet omdat wij 't niet zouden willen, maar omdat 't ons onmogelijk is gemaakt, wij, kinderen van die eeuwig vervloekte half-wetenschap, van de neutrale school, van een opvoeding zonder geloof; die niet meer, zooals onze voorvaderen uit de Middeleeuwen of van 't einde der voorgaande eeuw, grootere glorieuse idealen op onzen levensweg mee krijgen te half geleerd en niet rein genoeg meer om te kunnen gelooven en tevens ook niet voldoende onderlegd en positief ont wikkeld om in een absolute negatie geluk te vinden; wij, kinderen, uit wie al jong zooveel moois is weggenomen, waarvoor zoo weinig gelijkwaardigs in de plaats is gegeven laten wij 't maar eerlijk be kennen, dat wij zoo iemand in zijn vast geloof benijden, met onbegrijpende oogen naar hem opzien en dat, als er nog een geluk voor onze ziel in een hiernamaals is, wij dat toekomstgeluk zouden over hebben voor de uitverkorenheid om tijdens ons leven voor het Christelijk geloof zoo'n hoog en schoon gebouw van menschengeluk te kun nen optrekken!" Zaterdag heeft op de gewone wijze de sluiting van de gewone zitting der Staten Generaal plaats gehad. Daar de voorzitter (mr. v. Naamen, voor zitter der eerste kamer) afwezig was wegens ongesteldheid, presideerde het oudste lid in jaren der eerste kamer: mr. Geertsema. Hij benoemde tot commissie van in-en uitgeleide de heeren Rahusen, Vlielander Hein (leden der eerste-), Yeegens, Smeenge, v. Bylandt en Travaglino, leden der tweede Kamer. Deze commissie haalde den minister van binnenlandsche zaken, dr. Kuyper, in, die namens de Koningin de sluitingsrede kwam uitspreken, waarin, op de gewone wijze, het in 't jongste zittingsjaar tot standge- komene werd gereleveerd. Daarna verwijderde zich de minister, op gen in een stad waar zij- reeds zoovele jaren bestond. Wij hebben reeds genoeg te doen om de vijanden op het slagveld te overwinnen; het is niet noodig, dat wij nog bovendien geheel Europa tegen ons in het harnas jagen, want zelfs de ketters zouden uit politiek de zaak van den heiligen stoel verdedigen. Ook Frankrijk zelf zou deze dingen niet rustig aanzien. Noodzaak den paus niet, bij een vreemde mogendheid hulp te zoeken, want deze zou daardoor een belangrijk overwicht verkrijgen. Italië wil den godsdienst en den paus; ontneem het Italiaansche volk die en gij jaagt het tegen u in 't harnas. De katholieke godsdienst is de godsdienst der kunsten en de kunsten zijn voor het geluk van Ttalië volstrekt noodzakelijk. Vernietig de eerste en gij brengt de laatste den doodsteek toeen de Italianen zijn goede rekenmeesters". In 1797 werd de vrede tusschen Frank rijk en Oostenrijk te Campo Formio ge sloten. VII. DE ECHTGENOOTEN. In het vorige hoofdstuk lieten wij den krijgsman aan het woord en schreef de diplomaat zijn brieven. Het wordt tijd dat wij 't oog weder eens vestigen op den echt genoot Bonaparte. Zijne echtgenoote Josephine begaf zich naar Italië om getuige te zijn van zijn roem. Ook haar reis was een ware triumftocht. Zij genoot daar veel, doch haar genot was niet onvermengd. Zij leed aan een on weerstaanbare jaloezie, die haar verteerde de gewone wijze door de commissie uitge leid en sloot de voorzitter de vergadering. Natuurlijk werd de premier bij dit alles door de pers secuur opgenomen. Zij was zeker ongerust of hij zenuw achtig wezen of beven zou. Ziehier hare bevinding. »Het binnentreden van den minister Kuyper in groot gala-ambtkleedij met wit- ton goud gegalonneerde pantalon en met wit dons als teeken van zijn ministriëele waardigheid over den steek dien hij op de ministertafel neerlegde, kenmerkte zich door bijzondere statigheid. Onder het binnen treden knikte dr. Kuyper met een vrien delijken blik eenige leden toe. »De voorlezing van het stuk geschiedde met duidelijke stem en den accentueeren- den klank, dr. Kuyper bij het spreken eigen. »Buigende verliet de minister de zaal zich in de statiekoets van het hof, voor en achter geëscorteerd door een piket huzaren naar het koninklijk paleis terug- begevende, alwaar Hr. Ms. kamerheer- ceremoniemeester hem bij zijne komst ont ving en bij zijn terugkeer opwachtte. »Op het Binnenhof stonden veel men sehen rondom het vierkant, dat voor het kamergebouw door de politie was open gehouden. Zoowel op 's ministers heen als op zijn terugweg werden door onder scheidene personen uit de menigte eenige malen hoera's aangeheven, een tot dusver bij dergelijke gelegenheden nog niet waar genomen wijze van manifesteeren en jubelen over het optreden van een regeeringspersoon." Dit laatste is een stukje critiek op de houding van het publiek, dat wij wel kunnen plaatsen. Het is ook zoo iets ongehoords en vreemds Kuyper minister en premier. Maar er ligt in de critiek ook een onge vraagd bekentenisje verscholen. Dat toejuichen van een minister daar, door het volk alzoo de liberale pers had nog nooit plaats gehad. Wat bewijst dat? Het bewijst, dat nog nimmer een eerste minister de liefde van het volk gehad heeft. Thorbecke, Kappeyne, van Houten, Tak, en hoe zij altemaal heeten mogen, zijn in dien zin nooit populair geweest, evenmin als de partij, waartoe zij behoorden, of waarvan zij de leiders waren. Eenige dames te Brescia trachtten door hare schoone oogen eD attenties haren echtgenoot van haar af te trekken. Gelukkig bleek althans toen Napoleons hart ontref baar voor de pijlen der verleiding. Van uit Brescia vergezelde Josephine haren gemaal op het oorlogsveld. Daar ijsde zij voor de gevaren en gruwelen van den oorlog; en Napoleon die haar toen nog teeder lief had, zond haar van daar weg. Door eenige ruiters vergezeld, vertrok zij naar Brescia. Doch onderweg werd zij dooii Oostenrijkers overvallen, waarop zij in vlie genden draf naar haar gemaal terugkeerde. En dit was maar gelukkig ook, want kort daarop werd Brescia door de Oostenrijkers veroverd. Napoleon zond nu zijne vrouw naar Florence, waar zij behouden aankwam, ondanks de gevaren, die haar onderweg hadden bedreigd; want een der haar ver gezellende ruiters was door een vijande lijken kogel getroffen geworden. Doch ook daar vertoefde zij niet lang. Weldra werd de wapenstilstand gesloten, en Josephine keerde terug naar Milaan waar zij haren man ontmoette die eenige dagen aan hare zijde kwam uitrusten. Langzamerhand kwam het uit, dat Napoleon Italië won door het zwaard, doch dat Josephine de harten stal door hare bevallige manieren en handelingen. Nog even werden de geliefden gescheiden daar Napoleon naar het slagveld terugkeerde, om zijne overwinningen te voldooiendoch daarna spoedde hij zich terug naar Milaan, waar zijne vrouw met hem intrek nam in het lustslot Montebello. Die partij toch de liberale!met hare uitlandsche beginselen, haar vijand schap jegens den Bijbel en de Christelijke School beide bij dat volk zoo geliefd met hare zonderlinge opvatting van vrijheid, is een halve eeuw meerderheid geweest in de Kamers, schoon minderheid in het Land, en dat alleen door willekeurige districten- indeeling en beperking van kiesrecht. Dit alles, en nog veel meer, wist het volk. Reden te over dus om de Kappeynes maar stil te laten voorbijrijden. Maar de man die 't voor vrijheid en recht opnam en het volk liefhad, was Kuyper. Beide, èn dat zwijgen te voren, èn die hoera's thans, zijn verklaarbaar. Niet Jenner Dr. J. G. Huizinga te Grandrapids be zit een handschrift van het jaar 1770 on derteekend door Petrus Camper te Gro ningen (Nederland). Uit dit geschrift blijkt dat Camper en niet Jenner de koepok inenting heeft uitgevonden en het eerst in praktijk gebracht, in 1770. En Jenner pas in 1798. De nestor onzer Nederlandsche dichters, Nicolaas Beets, zegt De Standaard viert 13 September zijn zeven-en-tachtigsten verjaardag. En op dien ongewoon hoogen leeftijd schonk hij ons onlangs nog den merkwaardigen bundel verzen, dien zijne bescheidenheid Dennenaalden heette. Maar niet aan het dorre wintergetij de, aan den gloed en de kleuren, dë tinten en tonen van onzen vaak zoo verrukkelijk schoonen Hollandseken herfst deed deze late dichtergave ons denken. Weemoedige gedachte, straks zal ook deze dichtharp verstommen. Want wat we bovenal in den grijzen zanger eeren, is dat óók hij, op zijne wijze, naar zijn inzicht en al trok hij dan ook niet met ons op in de anti-revolutionnaire gelederen steeds in zijn geestvol lied geroepen heeft tegen den geest der eeuw. »God eeren is de hoogste eere" was ook zijne leuze, en dies heeft hij zich de Christelijke belijdenis niet geschaamd. Wat ons dan ook scheide, zijn naam blijft ons dierbaar. Het Ministerie en de Landbouw. Volgens de Grondwet heeft de Koningin Daar gevoelde mevrouw Bonaparte zich recht gelukkig, te midden eener heerlijke Lombardische natuur, te midden van liefe lijken zonneschijn en vrede. Haar woning werd het middelpunt van allerlei kunsten. Haar man ontving bezoek van allerlei ge zanten: officieren, kunstenaars en dichters. Zij deelde in de eer, die men haren echt genoot aandeed. Elke dag bracht nieuwe feesten. Maar ook de stille avonden, bij haren echtgenoot alleen in de salon, waren haar dubbel welkom en onvergetelijk. Ook Bonaparte gevoelde zich dan recht op zijn gemak en vergat dan de gewichtige zorgen en plannen, die zijn brein doorkruisten. Op zulke avonden hield hij er van, allerlei spookgeschiedenissen te vertellen. Daarin was hij een meester. Soms kon hij zoo levendig verhalen, dat zijn vrouw, een dei- weinige hoorderessen, een angstigen gil uitstiet en hem vol vrees in den arm kneep en dan genoot hij. Mevrouw de Remusat, de schrijfster zijner levensgeschiedenis, zegt er van: „Toen ik hem eerst leerde kennen, hield hij van alles wat den menseh aan het mijmeren en droomen brengt: de scheme ring, droefgeestige muziek, enz. Hij kon met zooveel geestdrift spreken over het ruischen van den wind of het murmelen van de zee; ik heb hem met geloovigen twijfel verhalen hooren doen over nachte lijke verschijningen, omdat hij aan zijn zucht tot mijmeren iets bijgeloovigs paarde. Als hij des avonds uit zijn kabinet in de salon kwam van mevrouw Bonaparte, moest er soms een glazen sluier voorde waskaarsen het recht ministriëele departementen in te stellen of af te schaffen. Zoo werden indertijd ministeries van Hervormde, en van R. K. Eeredienst in gesteld, doch later weer afgeschaft. Zoo ontstond ook in 1877 het 8ste ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Nu was ook vroeger reeds gewezen op de noodzakelijkheid om Landbouw van Bin nenlandsche Zaken naar Waterstaat over te brengen. Een van de eerste daden van het nieuwe ministerie was dan ook deze overbrenging naar Waterstaat. Zoodat de minister van Waterstaat, enz. thans te behartigen heeft de belangen van Waterstaat, Landbouw, Handel en Nijverheid. Op welke gronden berust deze over plaatsing Laat hier de geschiedenis spreken. Tot 1892 was Landbouw, uitgezonderd het landbouwonderwijs, door het departe ment van Waterstaat verzorgd. Minister Tak bracht in 1892 hierin ver andering. Proefstations, proefvelden en verbetering van het paardenras werden aan Waterstaat onttrokken en door Binnenlandsche Zaken overgenomen. Zoo bleef alleen het toezicht op de druifiuis en de boter onder Water staat. Van antirevolutionaire zijde (Beelaerts en Havelaar) werd hiertegen geprotesteerd en voorgesteld om alles wat tot Landbouw behoorde, onder één departement te bren gen, en wel onder Waterstaat. Immers, zoo merkten deze afgevaardigden terecht op, in 1877 was onder minister Tak juist het nieuwe ministerie van Wa terstaat opgericht om de hoofdbron nen voor de volkswelvaart in één hand te vereenigen. Er moest eenheid van leiding zijn. Maar 't voorstel-Beelaerts vond bestrij ding aan liberalen kant. Immers zoo Landbouw onder Waterstaat kwam, werd het landbouw onderwijs onttrok ken aan 't departement van Binnenlandsche Zaken dat juist met 't onderwijs was belast. Een bezwaar dat weinig beteekende, de- wjjl immers de opleiding van officieren door 't ministerie van Oorlog wordt be hartigd; en de opleiding van Marine-offi cieren door het ministerie van Marine. Gelijk wij zeiden de motie werd ver worpen. Doch na tien jaar heeft de hooge Re- gehangen worden. Dan beval hij ons dood stil te zijn, en vond er iets aantrekkelijks in, bij dat stil geheimzinnig duister over spoken te hooren, of er zelf van te ver tellen." Nu wij toch huiselijke zaken van Napo leon behandelen, kunnen wij er nog wel een bijdoen. Een jong schilder, De Gros, die naam wilde maken, vroeg of hij des generaals portret mocht schilderen. Doch hij weigerde, dewijl hij niet wilde dat zijn gelaatstrekken bestudeerd werdeniets wat noodwendig geschieden moest, wilde men zijn beeld op doek kunnen brengen. Ein delijk echter bewerkte Josephine dat de schilder eens komen mocht. Doch deze moest drie dagen achtereen telkens onver- richterzake terug; want de generaal was niet voor hem te spreken. Eindelijk den vierden dag toen hij weder terugkwam, pakte Josephine haren gemaal beet en zette hem op haar schoot; zeggende: „Ik zie wel, dat ik een groot middel moet te baat nemen om mij en de nako melingschap een portret van den held van Areola te verschaffen". En zoo kwam Na poleons portret tot stand. Het is de be kende schilderij „De held van Areola", waar Bonaparte afgebeeld is, blootshoofds, met het gescheurde vaandel in de hand, de van brug Areola, die door de kogels der Oostenrijkers bestreken wordt, betreedt en met het gelaat rugwaarts gekeerd, de man schappen hem te volgen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1