NIEUWSBLAD No. 179.1901 Dinsdag 3 September. 15e jaargang. CHRISTELIJK- Buitenlandsch Overzicht. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. FEUILLETON. 4* KOOT Hg Lil) e» VAL. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02®. UITGAVE DER FIRMA EN VAN Zij, die zich abonneeren op deze courant met het nieuwe kwartaal, dat den len October begint, ontvangen de van af 1 September verschijnende nummers gratis. 3 September 1901. Art. 12 van onze leerplichtwet geeft o. a. als geldige reden van tijdelijk schoolverzuim op: „ongesteldheid van 't kind, vervulling van godsdienstplichten of andere ernstige omstandigheden". Over de vraag of omstandigheden onder de ernstige gerekend moeten worden, be staat geen eenstemmigheid, Van daar dat de vonnissen door verschillende kanton rechters geveld nog al uit een loopen. Wat de Goesche kantonrechter onder ernstige omstandigheden verstaat, moge blijken uit hetgeen de Bruinisser Courant vermeldt aangaande de eerste 5 vonnissen uitge sproken wegens overtreding der leerplicht wet. De schrijver meent, dat een paar be langrijke beslissingen genomen zijn. Hij schrijft: Drie der overtreders werden veroordeeld ieder tot een geldboete van een gulden subsidiair 1 dag hechtenis, maar twee werden ontslagen van rechtsvervolging, op grond dat het niet doen schoolgaan hunner kin deren was het gevolg van „armoede". Daarbij werd uitgemaakt: lo. dat armoede is te beschouwen als een der „ernstige omstandigheden" die als geldige reden voor schoolverzuim kan beschouwd worden; en 2o. dat een vader zich op armoede kan be roepen, indien den rechter voldoende blijkt dat hij de hulp of verdiensten van zijn leerplichtig kind niet kan missen, om in het onderhoud van zijn gezin te voorzien. Doch tevens werd uitgemaakt dat die omstandigheid voor den rechter „aanneme lijk" moest worden gemaakt, zoodat een derde beschuldigde, die zich ook op zijn „armoede" had beroepen, doch bleek een landbouwer te zijn met een hofstede van 60 gemeten, veroordeeld werd, omdat het den rechter niet aannemelijk was gemaakt, dat deze verkeerde in omstandigheden, dat hij de hulp of verdiensten van dat kind niet kon missen om in zijn onderhoud te voorzien. Eindelijk merken wij op, dat, om zich op die „armoede" te kunnen beroepen, de aangeklaagde dit ter terechtzitting als verde diging moet aanvoeren en dus niet mag ivegblijven, omdattweeder veroordeelden zich waarschijnlijk ook wel op hunne „armoede" hadden kunnen beroepen, doch nu werden veroordeeld, omdat ze niet ter terechtzitting tSchetsen uit het leven van Napoleon I INLEIDING. Het eiland Korsika, dat tot 1768 het eigendom va.n eenige Genueezen geweest was, werd in dit jaar aan de Fransche regeering verkocht. Een onbeduidend feit, zou men zoo zeggen, maar dat niettemin voor Frankrijk ont zaglijke gevolgen had. Door dezen koop toch kon het gebeuren, dat eenheid, ofschoon ver van Frankrijk geboren, toch tot ditzelfde land in een nauwere betrekking kwam te staan, dan zonder dezen koop ware moge lijk geweest. In 1768 ging het Italiaansche eiland met zijne avontuurlijke bevolking aan het ko ninkrijk Frankrijk over. In het daarop volgende jaar werd er de held geboren, die in menig opzicht voor zijn nieuwe vader land een zegen zou zijn, en de schrik van Europa zou worden. Die held is Napoleon Bonaparte, dejongste zoon van Carlo Bonaparte en Letitia Ro- malina; geboren 1769 te Ajaccio op een eiland van het noordelijk halfrondom in 1821 op St. Helena, een eiland van het zuidelijk halfrond als balling te sterven. waren verschenen en dus niets tot hunne verontschuldiging hadden aangevoerd. Wordt deze uitlegging der wet door den Hoogen Raad aangenomen, dan zou de leerplichtwet een zijner scherpste bepa lingen worden ontnomen voor veldarbeiders, die, bij hun karig loon, werkelijk de ver diensten hunner kinderen niet kunnen missen. Maar dan moeten zij ook, als zij vervolgd worden, persoonlijk ter terechtzitting komen, om hun „armoede" voor den kanton rechter aannemelijk te maken. Bij de behandeling dier zaken was nog iets dat ons trof. In den regel kan en mag in het straf recht alleen als bewijs dienen een proces verbaal, gegrond op de eigen waarneming van een verbalisant. Van deze be wijs theorie werd bij de leerplichtwet afgeweken. Daarbij werd uitdrukkelijk bepaald, dat ook als bewijs kan dienen een procesver baal van den schoolopziener, gegrond op de mededeelingen van het hoofd eener schoo). Een procesverbaal dus „van hooren zeggen". Daardoor wordt het hoofd eener school de verantwoordelijke persoon, voor de waar heid van hetgeen in het procesverbaal van den schoolopziener is geconstateerd. Nu zou men gelooven, dat zulk een hoofd der school zich wel goede rekenschap zou geven, eerst zich wel terdege overtuigen van de waarheid van hetgeen hij aan den schoolopzier mededeelt. Maar wat bleek op deze terechtzitting? Toen de kantonrechter aan een school hoofd vroeg: of hij met zekerheid kon verklaren, dat het betrokken kind de in de dagvaarding vermelde schooltijden had ver zuimd, antwoordde dat schoolhoofddat hij dat niet uit persoonlijke ondervinding kon verklaren, want dat hij het zelf slechts wist van het „hooren zeggen" zijner onder wijzers! Om dus slechts tot veroordeeling te kun nen komen, wegens overtreding der leer plichtwet, neemt men dus zijn toevlucht tot prosessen-verbaal „van hooren zeggen in den 2en graad" En dan zijn er nog menschen-, die het euvel duiden dat kantonrechters om althans eenig bewijs op „eigen waarneming" te hebben, de onderwijzers als getuigen laten opkomen Dit zou men ook een „teeken des tijds" kunnen noemen. Ter gelegenheid van den jaardag onzer Koningin zijn bij Koninklijk Besluit van 29 Aug. 1901 weer vele onderscheidingen 1769 tot 1821. Welk een levensweg tus- sehen deze beide jaartallenWelk een leven van zwoegen en slaven naar eer en roem van heerschappij en vernedering; van be wondering en teleurstelling; van lijden niet het minst. Er iets van aan te stippen voor de lezers van dit blad, is het doel van den schrijver dezes. Moge het voldoende zijn om het juiste licht te doen vallen op den geprezen en gevloekten, den bewie rookten en gehaten held, wien een Saksische boer op een zijner veldtochten het Beest uit den Afgrondtegenbeeten wiens Aankomst in de onderwereld" door de fantasie van den grooten Brusselschen schil der-wijsgeer Wirtz op doek gebracht, ge noegzaam uitspreekt hoe de groote meerder heid van tijdgenoot en nageslacht over Frankrijks eersten Keizer denkt. I. ZIJN JEUGD. Reeds als knaap van vier jaren, toen hij op de bewaarschool zijn eerste opleiding ontving, legde hij proeven van heerschzucht af, en wist hij zijne jeugdige schoolmakkers zich naar zijn wil te doen schikken. De meisjes vreesden hem en zochten tegelijk zijne bescherming. Een paar jaren later, op de jongensschool, onderscheidde hij zich door een onverzadig- baren lust voor de studie: bovenal omzijn makkers voorbij te streven. De abtRecio, zijn leermeester, had, om aan het schoollokaal van 15 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. verleend. In onze laatste berichten hebben wij er reeds enkele van vermeld. De ruimte in ons blad laat niet toe ze alle mede te deelen. Enkele laten wij hier volgen. Bevorderd tot commandeur in de Orde van den Nederl. Leeuw Jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman, lid van de Tweede Kamer. Benoemd tot ridder in de Orde van den Nederl. Leeuw mr. H. A. v. d. Velde en dr. J. Th. de Visser, leden van de Tweede Kamer, Jhr. mr. L. Sehorer, Burgemeester van Middelburg, dr. F. L. Rutgers, hoog leeraar aan de Vrije Universiteit, mr. Th. Ph. Baron Mackay, lid van de Algem. Rekenkamer. Benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, J. G. Ermerins, oud-inge nieur der Rijks-Waterstaat te Middelburg. Benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-NassauJ. Kraijenbelt, predikant bij de Ned. Herv. Gem. te Rotterdam, J. H. L. Rozemeijer, idem te Arnhem, L. van der Valk, predikant bij de Geref. kerk te Scheveningen, Th. van Uije Pieterse, wet houder der gemeente Vlissingen, R. Husen, hoofd eener christel. school te Utrecht. De eere-medaille der Orde van Oranje- Nassau werd verleend in goud aan H. M. v. Breem, godsdienstleraar bij de Israël. Gem. te Middelburg, in brons aan J. P. Kuijt, hulpsluismeester te Veere en N. Hendrikse, brievenbesteller te Goes. Voor het district Wijk bij Duurstede worden reeds candidaten genoemd. De socialisten hebben de candidatuur aange boden aan mr. P. J. Troelstra, terwijl van christelijk-historische zijde mr. Verkouteren genoemd wordt. Het Centrum geeft den raad aan de R.-Kath. om ditmaal een eigen candidaat te stellen en bij eerste stemming den anti-revolutionair niet te steunen. Deden dezen het wel, er zou geen sprake van zijn, dat dit anti-liberale district in handen kwam van de liberalen, die weer met den oud -minister mr. De Beaufort zullen komen. Groote voorzichtigheid zij aanbevolen. Mr. De Beaufort in de 2de Kamer, in plaats van dhr. van Asch van Wijckhet zou voor het nieuwe ministerie niet zeer aangenaam zijn, evenmin als voor den heer van Asch van Wijck, die reeds in Juni voor eene candidatuur wilde bedanken wegens ge zondheidsredenen, maar voor den drang bezweek. Hij koesterde toen de hoop dat door eene te ondergane kuur zijn gezond heid zoodanig verbeteren zou, dat hij zijn mandaat naar behooren zou kunnen ver- wat meer leven mee te deelen, aan weers zijden daarvan een vlag opgehangen. De Romeinsche vlag hing boven de oudste leerlingen, de Karthaagsche boven de jong ste. Zij hielden bij de knapen de herin nering levendig aan de drie Punische oor logen tusschen Rome en Carthago (een Phenicische volksplanting op de Noordkust van Afrika waar nu Tunis ligt.) In dezen oorlog, ofschoon met afwisselend geluk ge voerd, was Rome overwinnaar gebleven. Carthage werd vernederd en verwoest. Nu begon het Napoleon op het laatst te verdrieten, dat hij altijd onder de Carthaag- sche vlag moet zitten. Onder dit leed ging hij gebukt. Hij klaagde hierom zijn nood aan zijn broeder Jozef, die vijf jaren ouder was dan hij en met wien hij steeds zeer ver trouwelijk omging; een gewoonte die hem tot aan zijn dood is bijgebleven. Deze vraagde hem namelijk wat hem scheelde. »Men heeft mij beleedigd en ik heb dat niet verdiend" was het antwoord van Napoleon. „U beleedigd? Waarmede?" „Door mij te laten zitten onder de vlag der overwonnen Carthagers." Jozef begon hierop luid te lachen. „Malle jongen", voegde hij hem toe, „het is u immers hetzelfde waar gij zit? De vlag van Rome geeft evenmin eer, als de vlag van Carthago schande." vullen. Dit schijnt helaas niet het geval te zijn. Hoe het met de vrouwen en kindertjes gaat in de kampen van den Brit. Sir Neville Chamberlain (niet te verwar ren met den minister Joe Chamberlain) laat weer een protest hooren tegen de kampen en zegt: „De beste manier misschien om eenig denkbeeld te geven van de sterfte onder de vrouwen en kinderen in de kampen in de maand Juli, is om de volgende cijfers te toonen die ontleend zijn aan regeerings- statistieken Vrouwen in het kamp 31,225 gestorven 187 Kinderen in het kamp 44,594 gestorven 1117 Totaal 75,819 1304 Deze cijfers beteekenen dat ongeveer tien vrouwen en kinderen in Juli in de concentratie-kampen zijn gestorven tegen een in Londen. Wie is schuldig voor het teveel van negen? We begipnen ditmaal met de vermelding van een bericht, dat de Pall Mali (een voornaam Engelsch blad) geeft n.l. dat het zeer waarschijnlijk is, dat de eerste minis ter van Engeland, Lord Salisbury, plan heeft af te treden. Hij zou dat-willen doen bij de kroning van koning Eduard, welke plechtigheid nog altijd moet plaats hebben. Zou Chamberlain hem dan volgen Het ware te wenschen, als daarmee tevens een einde kwam aan den barbaarschen oorlog. Er zijn er in Engeland, die nu pas be ginnen in te zien, hoe het komt, dat de oorlog nog zoo lang duurt. Zij meenen dat de reden daarvan ligt in de al te groote goedertierenheid der Engelschen Laten wij eens even zien, wat dezen al niet hebben gedaan om Transvaal en Vrijstaat te veroveren en den opstand in de Kaap kolonie te bedwingen. Vrouwen en kinde ren hebben zij stelselmatig in de kampen vermoordde eigendommen van particu lieren verbrandze hebben gestraft met verbanning en levenslangen dwangarbeid ze hebben veroordeeld tot den kogel en den strop. En het gevolg is geweest uitbrei ding van den opstand. Het verzet neemt steeds toe. De Boeren in de Kaapkolonie, die als Engelsche onderdanen trouw zijn gebleven, achten het maar beter dit jaar hunne landerijen met te bebouwen het is zoo goed als zeker, dat ze toch niet zullen Het eind van het gesprek was, dat zij van'plaats ruilden; en zoo stapte de kleine man den volgenden morgen vol trots naar de plaats zijns broeders onder de Romeinsche vlag. Toch had hij er niet lang vrede mee, zijn broeders plaats op die wijs te hebben ingenomen en toen zijn moeder hem naar de reden zijner neerslachtigheid vroeg, be klaagde hij zich zeer tegen haar over zijn egoïsme; een klacht die hij zijn heele leven wel had mogen onthouden. Want een egoïst, een liefhebber van zichzelven was hij in hooge mate. Reeds als een kind ken merkte hem die peinzende blik, die hem altijd is bijgebleven. Hij kon soms uren lang in een hoekje zitten mijmeren. Iri den tuin liep hij altijd te denken, met het hoofd naar beneden, zoodat hij nog al eens ergens tegenaan liep. Toen hij zijn tiende jaar bereikt had werd hij naar Frankrijk gezonden, waar hij op de krijgsschool te Brienne zijne studiën voortzei te. Ook daar werd hij spoe dig de meerdere zijner somwijlen veel oudere makkers. Hij speelde nooit met hen. Hij las maar; een gewoonte waartoe ook de nood hem drong, dewijl hij zelden zakgeld bij zich had en zijn vader te on bemiddeld was, om het hem te verschaffen. Een staaltje zijner onverzettelijkheid, en van het overwicht dat hij over zijn mede leerlingen bezat, deelen wij uit zijn school- oogsten. Van reizen is geen sprake. De spoorwegen vervoeren alleen militairen of slechts die burgers, welke bijzondere ver gunning ontvangen hebben om zich naar eene bepaalde plaats te begeven. Maar wie gaat er nu op reis, als ieder oogenblik de trein kan worden aangevallen, want overal vertoonen zich de Boerencommando's, die zeer aanvallend optreden. Het lezen van couranten is verboden. Er kon bij ongeluk eens iets in staan, dat een ongunstigen indruk gaf van den toestand van het Brit- sche leger. En bereiken de Britten nu hun doel De ontevredenheid neemt hand over hand toe, zoodat er reeds Eng. correspon denten zijn, die durven seinen»Reeds 12000 Kapenaars hebben zich bij de Boeren aan gesloten." Dit getal zal wel overdreven zijn, maar toch kunnen wij er uit zien, dat de toestand ernstig is. Men spreekt er van om in Kaapstad den staat van be leg af te kondigen en alle maatregelen zijn genomen, ten einde het verkeer te doen ophouden tusschen deze stad en het Zuid- Westen der Kaapkolonie, waar zoovele re bellen zich bij de ingevallen Boeren aan sluiten. Het district Fraserburg verkeert in open lijken opstand. De militaire overheid neemt maatregelen om de leiders der Afrikaanders onschadelijk te maken. De heer Merriman, die onlangs naar Engeland ging om de Engelsche regeering in te lichten en kort geleden terugkeerde, zit op zijne hoeve gevangen men verwacht meerdere arres- tatiën. Zoo verward is de toestand in de kolonie, dat de correspondenten zelve niet meer weten, hoe de zaken staan. De vechtende Boeren, die geen couranten in handen krij gen, zijn volkomen op de hoogte van wat er omgaat. Ze zijn vol moed en hebben volstrekt geen plan om op de proclamatie van Kitchener de wapens neer te leggen. «Doorvechten tot het uiterste" is hunne leus. Een brief uit Kaapstad aan de Kölnische Zeitung geeft de volgende beschrijving van den toestand Zeer nauwkeurige kenners van het land die tot dusver buitengewoon terughoudend zijn geweest met hun oordeel, verklaren dat h. i. de toestand voor Engeland zeer veel slechter gewordeD is, omdat de ver bittering in het land overal op verrassende wijze is toegenomen. Bizonder in het oog vallend is dat de ontstemming niet meer alleen onder Hollandsche Afrikaanders, maar ook onder de Engelsche kolonisten heerscht. Dat is te begrijpen als men in aanmerking neemt, dat de Engelschen in de Kaapko- jaren te Brienne mede. De directeur had op zekeren dag zijnen leerlingen verboden de deur uit te gaan, om de kermis op een der naaste dorpen te bezoeken. Om zijn verbod kracht bij te zetten, liet hij de poort van 't gebouw, die naar de straat leidde, sluiten. Dit verbod verdroot Napoleon, die zonder het verbod zeker wel tehuis zou gebleven zijn. Hij riep terstond de overige jongens bij elkaar en hield een toespraak tot hen, ongeveer van den volgenden inhoud: „Indien de wet ons verbood uit te gaan, zouden wij moeten gehoorzamen, want de eer vordert dat wij de wetten opvolgen. Maar nu er geen wet is die ons bindt, en de directeur ons als slaven wil behandelen, nu vordert de eer ook, dat wij hem toonen vrije menschen te zijn, die zich niet laten dwingen. Men behandelt ons als krijgs gevangenen, die men achter sloten en gren dels sluit, in plaats van ons op ons eere woord hier te doen blijven. Komaan, wie moed heeft en ambitie, die volge mij En allen volgden hem, toen hij door den tuin stapte, naar den muurwant niemand durfde zich tegen den elfjarigen Napoleon verzetten. (Wordt vervolgd.) o-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1