NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 170.1901.
Zaterdag 17 Augustus.
15e Jaargang.
HISTORISCH
CHRISTELIJK-
De „Schilden der Aarde."
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Engeland en Transvaal.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het is helaas niet tegen te spreken,
dat de wrevel tusschen de „hoogere en
de lagere standen", niet het minst in de
groote steden, met den dag voortdurend
toeneemt.
Verschillende oorzaken werken daartoe
mee, en tot die oorzaken behoort ook voor
zeker, dat men over en weer zijn roeping
in onze samenleving tegenover elkander
niet verstaat.
"Welke roeping nu hebben onze mannen
van stand en aanzien tegenover hunne
minder bevoorrechte medemenschen in te
nemen, vooral nu het sociale vraagstuk
meer dan ooit op den voorgrond treedt
Zij hebben, om een beeld, aan de Hei
lige Schrift ontleend, te gebruiken, de
roeping: „de schilden der aardete zijn.
„Schilden der aarde". Die uitdrukking
komt voor in Ps. 47 10, welke plaats in
haar geheel luidt:
„De edelen der volken zijn verzameld
tot het volk van den God van Abraham;
want de schilden der aarde zijn Godes.
Hij is zeer verheven."
De uitdrukking „schilden der aarde"
luidt bij Van der Palm: „de schilden des
lands" en ter verklaring laat hij er op
volgen: „Edelen, Hoofden en Beschermers
der overigen."
De Kantteekenaars op onzen ouden Sta
tenbijbel verklaren „schilden der aarde"
als magistraten en regenten, die ter be
scherming van Gods Kerk kunnen optre
den, met verwijzing naar 1 Tim. 4 10,
waar de levende God genoemd wordt
„een behouder aller menschen."
De „schilden der aarde" zijn dus, vol
gens deze bevoegde uitleggers, een naam
waarmee de Schrift alle die personen, alle
die rangen en standen aanduidt, welke
hooger geplaatst zijn dan de overige of,
voor zoover zij met eenig ambtelijk gezag
zijn bekleed in den naam van God, die
aller menschen behouden; aller menschen
schuts- en beschermheer is, het volk hebben
te regeeren en te beschermen.
Wij nemen nu de aanduiding in den
meer algemeenen zin, en wijzen er op,
dat dus volgens de H. Schrift de hoogere
en bevoorrechte standen van Godswege
gehouden zijn om op te komen en te waken
voor de lagere.
Op te komen en te waken.
Allereerst daarvoor dat hunne reeds ver
kregen rechten en vrijheden niet worden
verkort; maar dan ook in de tweede plaats,
om toe te zien, dat hun geen recht of vrij
heid onthouden worde, waarvoor de billijk
heid en rechtvaardigheid pleiten, en dat
hun slechts door het eigenbelang niet worde
gegund.
De bevoorrechte standen alzoo de na
tuurlijke pleitbezorgers van de ni9tbevoor-
rechte. Ziedaar dus de treffende en inder
daad verheffende gedachte, die in dit oud-
Testamentisch beeld van de „schilden der
aarde" voor onzen tegenwoordigen tijd ligt
opgesloten.
Hoe jammer zou het zijn, indien ten
slotte bleek, dat de meerderheid onzer be
voorrechte landgenooten ditmaal hunne
roeping niet hadden gevoeld.
Dat de rijke uit zijn overvloed aan den
arme geven en mild geven moet, stemt
men algemeen toe. Daarover bestaat geen
verschil.
Maar dat de rijken en aanzienlijken,
juist krachtens hunne positie, geroepen
kunnen wprden nog meer voor den minderen
man te doen, dat zien velen nog maar
altijd, helaas voorbij.
En toch hoe ligt alles in het schoone
beeld van het sqhild opgesloten!
Een schild dekt en beschut, beveiligt
lijf en leden, tegen de verwoede aanvallen
van den vijand, maar dekt en beschermt
ook, in ruimeren zin genomen, uw huis,
uw erf, uw vrouw en kind, uw geheelé
levensbestaan, opdat ge dat vrij en onge
hinderd zult kunnen voortzetten.
Zoo is de landswet het schild, dat over
ons aller hoofd wordt opgeheven en dat
ieder in zijn stand vrijheid en zekerheid
waarborgt.
Zoo is ons leger het schild, dat onze
nationale onafhankelijkheid beveiligt en
de pijlen van den belager daarvan opvangt,
zoodat ze ons niet deren.
En zoo heeft God ter bescherming van
de minderen in de maatschappij de bevoor
rechten en aanzienlijken gesteld, opdat deze
door hun voorspraak en tusschenkomst
genen de hardheid des levens verzachten
en verminderen zouden.
Zeer schoon heeft dit jaren geleden Dr.
Gunning, toen nog predikant te 's-Graven-
hage, thans als rustend Hoogleeraar woon
achtig te Arnhem, tot de Haagsche hooge
aristocratie in de salons van Baron van
Wassenaar van Catwijk gezegd:
«Gij zijt hoog van geboorte en aanzien
gij moet ook hoog worden in verstandelijke
en zedelijke meerderheid.
Gij moet de kinderen des volks, die nu
hun toewijding verdoelen tussohen druk
kende broodzorgen en ontzenuwende ver
maken, opheffen, door hunne geestelijke be
langen te behartigenhun billijke aanspraken
op booger loon te verdedigen, en hun den
weg te banen tot edeler volksontwikkeling."
Zoo is het en niet anders.
Onze aanzienlijken moeten weer leeren
verstaan, dat zij, krachtens Goddelijke or
dinantiën, geroepen zijn de „schilden der
aarde" te zijn.
Zij moeten opkomen voor de minderen
bij de Overheid en bij huns gelijken, niet
het minst, wanneer de sociale nooden en
omstandigheden hun drukken.
Nehemia bestrafte de aanzienlijken zijns
volks, omdat zij het volk onder woeker en
verpanding deden lijden en bezwoer hen
hunne broederen aldus niet te onderdrukken.
Of velen van onze aanzienlijken zulk een
bestraffing niet van noode hebben
Wij oordeelen hierover thans niet, maar
wij roepen hun toe «Schilden der aarde",
edelen en bevoorrechten, bedenkt, niet het
minst in dezen tijd, waarin de sociale quas-
tie om oplossing vraagt, uwe roeping ten
aanzien van den minderen man
IGraafschapper
16 Augustus 1901.
Een akelig zaakje is de rechtzaak in Den
Haag behandeld tegen den onderwijzer aan
de openbare school te Bourtange: Meyer,
waarvan in de bladen het volgende ver
slag te lezen stond.
De heer M. is beschuldigd lo. den leer
ling Hero Moorlag gewelddadig aangegre
pen en in een schoollokaal gesleurd te heb
ben 2o. hem opzettelijk geslagen en getrapt
te hebben en 3o. de moeder van den knaap
gewelddadig bij den arm gegrepen en uit
een schoollokaal gestooten te hebben.
Het geïncrimineerde feit had plaats 's mor
gens voor het begin der school, op de speel
plaats, waar de onderwijzer M. toezicht hield.
Er ontstond twist tusschen een paar jon
gens nu riep de onderwijzer een der twis
tenden H. M. bij zich en toen deze wei
gerde te komen, greep hij hem aan enz.
Het hoofd der school, de heer Braam, zag
dit uit het raam zijner kamer, maar was
voor het systeem van non-interventie.
Het hoofd der school deelde o. a. mede:
Later vond ik Meijer en Hero in de
school. Ik zag, dat Meijer woedend was en
wilde hem kalmeeren, o. a. door met hem
te praten over leesboeken. Daarna maande
ik hem aan, om met dien jongen af te pra
ten voor de school begon, omdat ik hem
gaarne op tijd in mijn klasse wilde hebben.
Ik deed dat nog om een andere reden. Het
was vroeger gebeurd, dat Mep ér zoo'n jon
gen hield en toen kwam een vader bij me
en zei: Maar meester Braam, mag mijn
jongen niet bij u zitten Zoo iets wilde
ik voorkomen.
Toen ik Hero mee wilde nemen, zei
MeijerDat doe ik niet. Ik vroeg toen
Waarom niet En Meijer antwoordde «Dat
zie je wel". En toen werd Meijer, die blijk
baar boos was, ook boos op mij. Ik zei
nog eens, dat het beter was, dat de jongen
met mij ging. Een oogenblik scheen het,
dat Meijer dat ook vond, maar al spoedig
zei hij weer «Je krijgt hem niet". Toen
kwam vrouw Moorlag en vroeg »Mag onze
Hero niet in uw school, meester Braam
»Ja", zeg ik, «daar gaat het juist over".
Vrouw Moorlag draaide nu de kruk van
Meijer's lokaal om. En toen heeft Meijer
haar de deur gewezen en gezegd«Der uit".
Om half elf kreeg ik een briefje van Meijer
met een kind uit zijn klassedaar stond
in «Hartelijk dank voor uw medewerking;
zoo zal de jeugd wel in zedelijke kracht
winnen".
Ik heb Meijer toen gevraagd »Wat moet
ik met dat briefje «Wel", zegt hij, «lezen.
Je kunt toch wel lezen
Mr. Lohman tot den getuige Braam
«Maakte het op u den indruk, dat het nog
al erg was U is toch niet dadelijk gegaan,
toen u het zag. Daaruit moet men toch
afleiden, dat u het niet als ernstig be
schouwde. In elk geval moet uw indruk
zijn geweest, dat het feit niet het karakter
eener mishandeling had".
Getuige »Ik had het boterham eten nog
niet gedaan".
President«Noemt u dat sleuren dan
niet mishandelen
Getuige «Jawel meneer."
Mr. L.«En u is toch niet dadelijk ge
gaan. Dat moest u als h. d. s. dan toch
gedaan hebben."
Getuige«Ik had mijn boterham nog niet
op, meneer."
President en mr. L.: «Dat is toch geen
motief."
Verdediger«Heeft Braam een klacht
gedaan bij den burgemeester, zonder dat
Sloorlag er iets van wist
Braam: Wat verheugt het mij, dat u mij
dat vraagt. Ik wou hebben, dat wij hier
niet zouden komen. Toen Meijer echter zei
«ik heb niets met je noodig", toen heb ik
hem gezegd, dat ik mij zou wenden tot
den burgemeester en het schooltoezicht.
En toen zei Meijer«ik zal mij dan wen
den tot een autoriteit, die hooger staat dan
de burgemeester en het schooltoezicht". Ik
vroeg Meijer»En wie is dat Het ant
woord luidde «De Bond van Nederlandsche
onderwijzers".
De eisch was f 30 boete of 20 dagen
het opzettelijk slaan en trappen werd niet
als bewezen aangenomen.
„Bij het toemeten der straf" was een
zeer belangrijke factor de indruk, dien be
klaagde maakte. En die indruk was zeer
ongunstig, doordat aan het licht is gekomen,
dat bekl. meer slaat, dat hij misbruik maakt
van sterken drank en dat hij zeer onge
past handelde tegenover het hoofd der school.
Deze aanhalingen behoeven geen com
mentaar; er is gezondigd aan alle zijden.
Het hoofd der school had dadelijk zijn
boterhameten moeten staken en aan het
schouwspel door zijn gezag eeh einde maken.
Ook had hij moeten gelasten, dat de knaap
H. M. zijn plaats in de klasse zou her
nemen, zoo hij dit in de gegeven omstan
digheden noodig achtte. Over de houding
van dien onderwijzer, die den Bond een
autoriteit achtte staande boven het school
toezicht, zullen wij maar niets zeggen:
die is reeds typisch verschijnsel genoeg,
zegt Ret N. Schoolbladwaaraan wij dit ont-
leenen.
Niet dat slaan, maar dat brutaliseeren
van 't hoofd der school door een onder
wijzeres een staaltje uit vele. O, die heeren
van den Bond zijn zoo lastig, zoo echt
revolutionair. Wij kennen er onder van
allerlei richting, maar hierin komen zij allen
overeenzoodra er maar iets te reclameeren
valt, ligt 't in hun mond bestorven: wij
zullen 't in de Bode zettenof wij zullen
't aan den Bond zeggen.
Men wachte zich voor deze heeren van
de „hoogste schoolautoriteit", die zich hoo
ger waant dan de hoogste.
Maar ook den schoolhoofden roepen wij
toezijt groot, houdt uw gezag hoogdoet
toch niet zoo als die mijnheer Braam.
Is dat een houding van een drager van
't gezag tegenover een schenner van 't gezag!
Men scheldt u toch „schuim."
Weest dan ook maar zoo degelijk mogelijk.
«Persoonlijk gouvernement" en troef. Wij
lezen in De Nederlander
De Asser Courant hecht bijzonder groot
gewicht aan het feit dat het afgetreden
Kabinet door H. M. de Koningin aan Haar
tafel is uitgenoodigd. Daardoor, zegt zij,
toonde H. M. de diensten van dat Kabinet
persoonlijk te waardeeren.
Wij willen noch van die diensten, noch
van die persoonlijke waardeering daarvan
iets afdoen, al schijnt de gevolgtrekking,
die de Asser Crt. uit de uitnoodiging trekt,
wellicht iets gewaagd. Het doet ons in
elk geval genoegen, dat het liberale blad
iets voor het «persoonlijk gouvernement"
begint te gevoelen. De uitnoodigingen zijn
niet gecontrasigneerd, en toch spreekt H. M.
openlijk haar gevoelen uit, niet over de
personen, maar over de «diensten" dier
personen. Naar liberale opvatting weid dit
steeds «inconstitutioneel" geacht, en wijlen
de heer Kerkwijk zou er wellicht een in
terpellatie in de Kamer uitgehaald hebben.
Intusschen moeten wij op een kleine
vergissing opmerkzaam maken. Het blad
verzekert «dat van dergelijk betoon van
belangstelling tegenover de staatsdienaren
zelden of ooit gehoord werd onder de Re
geering van H. Ms. voorgangers op den
Troon."
Wij zijn wel niet geheel op de hoogte
van de diners ten Hove, doch meenendat
ook vorige Ministers meermalen zeer hof
felijk ten Hove zijn ontvangen.
O. a. ook het afgetreden Kabinet-Mackay.
Vermits nu zulk een uitnoodiging een
Koninklijke erkenning schijnt te zijn van
verdienste, is het te hopen dat voortaan de
liberale bladen de verdiensten ook van dat
Kabinet wat meer zullen waardeeren!
De eerste Christelijke Hoogere Burger
school in ons land, wordt de volgende
maand te Rotterdam geopend.
Zij begint met één klas, maar stelt zich
toch een volledigen vijfjarigen cursus ten
doel. Een klasse voor handelsonderwijs
wordt er aan verbonden. Daarom zal die
school «School voor Middelbaar- en Han
delsonderwijs" heeten.
Wij verblijden ons hierover, en hopen
dat spoedig in elke provincie, ook in de
onze, minstens één zoodanige zeer ge-
wenschte inrichting moge verrijzen.
Het openbaar onderwijs is uit weten
schappelijk oogpunt misschien goed te noe
men er zijn er wel van zijn eigen vrien
den die 't tegendeel beweren, doch wij
laten dat nu zoo 1 maar uit geestelijk
oogpunt is 't beslist slecht. Het doet zeer
veel kwaad. En nu kennen wij onder de
leeraren aan onze Hoogere Burgerscholen
oprecht geloovige Christenen, en onder de
niet-geloovigen zeer verdraagzame humanen.
Van hen zeggen, tegen hen hebben wij
niets.
Maar de richting van het openbaar mid
delbaar onderwijs is een slechte.
En steeds meerderen vertrouwen zonder
zorge hunne kinderen aan deze inrichtin
gen toe.
Laat men trachten die kinderen te red
den door de stichting van Christelijke
Hoogere Burgerscholen.
Men heeft er nu vast één.
Onze toekomstige k!erken, kooplieden,
predikanten en rechtsgeleerden, vooral die
de Chr. lagere school doorloopen hebben,
moeten in de christelijke sfeer gehouden
worden om geleidelijk alzijdig te rijpen voor
hunne toekomstige betrekking.
Ook hier da Costa's raad gevolgd:
Bouwt scholen in wier schoot het Evan-
geliezout
Uit on- en bijgeloof een dierbre jeugd
behoudt.
Maar daarom 't Chr. lager onderwijs
niet vergeten.
Kapelle, wanneer krijgt gij eene Chr.
school?
Het zou zoo mooi zijn, in al die ge
meenten Nieuwdorp, 's-Heer Arendskerke,
Goes, Kloetinge, Kapelle, Ierseke, Krui-
ningen, Krabbendijke, Rilland, een Chr.
school. En dan flinke „Chr. Normaalles
sen" met Goes tot middelpunt, en de
hoofden dezer genoemde scholen daar les
geven aan onze toekomstige chr. onder
wijzers.
Och, och, die neutrale Normaalscholen
doen zooveel kwaad.
Zoo velen gaan voor 't chr. onderwijs
verloren; en wie voor 't chr. onderwijs
behouden bleven, hoe weinigen hunner
slechts zijn betrouwbaar.
Volgens een bericht uit Parijs aan de
„Petit Bleu" hebben de Engelschen zich
aan eene nieuwe laagheid schuldig gemaakt,'
met het doel den Pretoria-Pietersburg
spoorweg te vrijwaren voor de aanvallen
der Boeren. Gedurende drie achtereen
volgende dagen, toch zouden zij treinen
met eenige waggons vrouwen en kinderen
op deze lijn hebben laten circuleeren. Deze
manoeuvre dwong de Boeren werkeloos te
blijven, daar zij geen aanval op de treinen
kunnen doen met het oog op het gevaar,
dat deze vrouwen en kinderen dan zouden
loopen.
Toch is 't nog niet zoo lang geleden
dat daar in de buurt de indruk van 't tegen
deel gegeven werd. Immers er werd een
trein opgeblazen.
Dus de oorlog zal den 15 September a.s.
uit moeten zijn. En zoo niet, dan zullen
alle Boeren die den Engelschen in handen
vallen doodgeschoten worden.
Chamberlain heeft het bevolen, Kitchener
heeft in zijn proclamatie aan de Boeren dat
bevel van den minister van koloniën mede
gedeeld, de Beurs te Londen juichte er
over en de prijs der consols steeg.
Kitchener zal, zoodra de proclamatie van
kracht zal zijn geworden, naar Europa
terugkeeren, en door Lyttelton worden
opgevolgd. Eerst heeft lord Roberts zijn
zegevierenden intocht gedaan in Engeland
de oorlog was uit, de Boeren waren zoo
goed als onderworpenKitchener kon het
toen verder wel alleen af.
Maanden zijn sedert verloopen. De oorlog
is niet uit gebleken. Kitchener heeft de
handen vol gehad en is er niet in geslaagd,
om de onderwerping te voltooien, die Ro
berts begonnen was.
En nu gaat men hetzelfde spelletje nog
eens herhalen. De onderwerping, die fei
telijk niet tot stand kwam, wordt alweder,
juist als in de dagen van Roberts, bij pro
clamatie geeischt. En wanneer het daarin
genoemde tijdstip is aangebroken, dan zal
lord Kitchener naar Europa vertrekken, om
zijn zegevierenden intocht te houden, een
Kousebandje te verwerven en een jaargeldje
van een miljoen pond aan te pakken. En
dan gaat Lyttelton zijn werk voortzetten,
om indien hij tenminste niet sneuvelt
hetzelfde lot te „ondergaan", en weer een
andere opvolger zal diens werk overnemen,
en zoo zal 't blijven gaan zoolang in Zuid
Afrika's aderen één polsslag Zuid Afri-
kaansoh slaat
Want de oorlog kan niet „uit" zijn.
Kruger gelooft 'tvast. Hij heeft 't deze
week nog eens herhaald. En ook in Pre
toria onder de Engelschen zeiven heeft
men volstrekt geen verwachtingen over
de resultaten van Kitchener's proclamatie.
Niemand zal om de bedreigingen, die
daarin worden gedaan, de wapens neer
leggen. Slechts wanneer Schalk Burger
en Steyn het voorbeeld geven maar
wij kennen Steyn's onwrikbaar vertrou
wen te goed uit zijn jongste brieven, om
niet te weten dat hij de laatste zijn zal
om de wapenen neer te leggen. En zoo
als Steyn is, zoo zijn ook Burger, en
Botha, en Yiljoen en De la Rey.