No. 169.1901. NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND Vrijdag 16 Augustus 15e Jaargang. HISTORISCH CHRISTELIJK- VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN ZENDING. Gemengde Berichten. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 15 Augustus 1901. Van zijn vrienden. Het schijnt moeilijker te vallen, aldus dr. Bronsveld aan dr. De Visser en mr. Verkouteren in zijn jongste Kroniek, «het schijnt moeilijker te vallen recht door zee te gaan wanneer men een Kamerzetel wenscht te behouden of te verwerven, dan wanneer dit niet het geval is." Duidelijker kan 't wel niet, zou men zeggen, al zal bewijzen moeilijk gaan. Doch op die wijze raken deze vrienden al verder van elkaar af. Smart, vrees en wacht maar mannetje. Dit is de samenvatting van dr. Brons- velds jongste kroniek in zijne Stemmen voor Waarlieid en Vrede. De schrijver klaagt, bij de ruïnes van den Chr. Hist. Kiezersbond, over de ramp spoeden der laatste weken, waarvan hij den drie doctoren Kuyper, Schaepman, De Visser de schuld geeft. Smart spreekt uit deze woorden „Toen wij lazen, dat dr. Kuyper leven dige onderhandelingen voerde met dr. Schaepman en andere roomsch-katholieke mannen van gezag, ontwaarden wij in ons hart een allersmartelijkst gevoel. En wij weten, dat wij waarlijk niet de eenigen zijn geweest, die met droefheid en onge rustheid de macht over ons, land en volk voor een goed deel aan deze twee mannen zagen toevertrouwd." Vrees wordt als volgt vertolkt. „Wat wij vreezen is, dat het protestantsch karakter van ons land zal worden onder mijnd, en dat protestantsche belangen niet zullen geëerbiedigd worden. Wij herinne ren ons niet, dat dr. Kuyper in de Kamer ooit voor specifiek protestantsche belangen is opgekomen. Het zou ons, om iets te noe men, ten hoogste verrassen, indien de nu opgetreden minister van koloniën den room sehen bisschop verbood, het vormsel te gaan toedienen in de Minahassa, of roomsche zusters niet toelaat aldaar een school te openen. De roomsch-katholieken zullen ontzien worden, en meer dan dat. De kerk, die, naar de verklaring van dr. Kuyper-zelf, gekant is tegen de gewetensvrijheid, zal, nu zij toenam in macht, niet nalaten die macht te gebruiken. Opmerkelijk en beschamend moet het heeten, dat, terwijl men in landen, waar de roomsche geestelijkheid eeuwen lang heeft geheerscht, Rome haat en verlaat, in dit van oudsher protestantsche land, in dit bolwerk van gewetensvrijheid en verzet tegen den paus, door protestanten de hulp ziet inroepen, en de macht ziet uitbreiden der roomsche kerk." Maar dan als de klager uitgeklaagd is, en zich afgewend heeft van de beruchte twee, valt zijn oog op zijn ouden broeder; den vinger dreigend op hem gericht, ver wijt hij hem zijne dwaasheid om aan dat spel mee te doen, en wendt zich ten slotte met zoo iets van een «wacht maar man netje, men zal je wel krijgen" ook van dezen af. Hij zegt: „Dr. De Visser verdedigde in een reeks artikelen zijn houding, bij de verkiezingen aangenomen. Het is, dunkt ons, een veeg teeken, dat hij zóóveel woorden noodig heeft, om hetgeen is geschied, in het rechte licht te stellen. Wij zeggen er alleen dit vanDr. De Visser tracht aan te toonen, dat een christelijk-historische partij, zooals hij zich die voorstelt, heeft moeten han delen, zooals hij, mr. Verkouteren en an deren gehandeld hebben. Dat de christelijk- historische partij, die een bepaald om schreven program en een eigen geschiedenis had, met antirevolutionairen en roomsehen had moeten samenspannen, bewijst dr. De Visser niet, en is niet te bewijzen. Hem zijn ovaties gebracht door studenten van de Vrije Universiteit, en door bestuursleden van roomsche kiesvereenigingen, en zijn geweten beantwoorde de vraag, of dit de vrucht is van trouw aan de beginselen die ten grondslag liggen aan den Chr.-Hist. kiezersbond, die mede op zijn initiatief is opgericht. Die Bond is er nog; en op zijn alge- meene vergadering, welke in het najaar zal gehouden worden, zullen de leden uit spraak doen over de vraag, wie trouw ge bleven zijn aan 't vaandel." Vermoedelijk zullen de drie doctoren zich weinig van de aanklacht aantrekken. Zij kunnen dezen anti-gereformeerden anti-papistischen protestant toeroepen dat hij op hunne daden zal wachten. Misschien zijn ze over vier jaren in zijn oogen minder gevaarlijk en verraderlijk gebleken dan op 't oogenblik. Smart moet men laten uitweenen. Vrees is een slechte raadgeefster. Verkoelde liefde komt niet door praten terecht. Hier schiet niets over dan een «Over win het kwade door het goede". De stemming in Lochem is afgeloopen gelijk wij meldden, doch de uitgevallen candidaat had 1 stem meer, dus moest 't her stemming zijn. De socialistische candidaat was in enkele weken 800 stemmen vooruitgegaan. Voor de liberalen is 't een schande dat zij in dit vaste bolwerk, waar zij stellig 4000 stem men kunnen uitbrengen, zulk een gering stemmencijfer haalden. Voor de pers, ter betrachting. De Nederlander schrijft «De christelijke pers heeft op ditoogen blik een andere positie dan vóór de jongste verkiezingen. Wat haar toen geoorloofd was, is haar nu niet meer. Wij zeggen dit ter wille, niet van den Premier of van het Kabinet, maar van de Christelijke belangen. Onderlinge geschillen en vriendelijke raadgevingen aan de regeering hebben thans eene gansch andere uitwerking dan vroe ger. Dit mag niet uit het oog worden ver loren. Wil dat zeggen, dat wij nu door dik en dun moeten gaan met dit Kabinet? Geenszins. Zelfs schijnt ons de zinsnede in de Chronica, «de rechterzijde zal, op straffe van zonder eere den strijd te ver liezen, trouw met de Regeering moeten meegaan" te algemeen. De roeping der «rechterzijde" is eene andere dan die der pers. Als Kamerlid moet men stemmen naar plicht en geweten al mogen daarbij ook de politieke gevol gen van de stem worden overwogen, ten slotte moet 's lands belang beslissen". Te Alkmaar werd eenige weken geleden een raadslid niet herkozen doch een ander raadslid die tegelijk vertrok en in Septem ber a. s. periodiek moest aftreden, moest nu reeds vervangen worden en in diens plaats werd hij gekozen. Nu rees natuurlijk de vraag of zijn ge loofsbrieven konden goedgekeurd worden. Hij is nog raadslid, dus kan hij zijn ver trokken collega niet vervangen. Hij zal nu na 3 Sept. worden toegelaten. Zou hier iets wel in den haak zijn Te Alblasserdam waar eenige jaren ge leden precies hetzelfde geval zich voordeed, werd de gekozene door den raad afgewezen, en dat was nogal een wethouder. Het schijnt dat men te Alkmaar ook, evenals daar, verzuimd heeft aan te geven in welke vacature vóór of na 3 Sept. er moest gestemd worden. Met leedwezen vernemen wij dat de dappere Boeren-commandant Beyers in een gevecht zoo ernstig is verwond dat men voor zijn leven vreest. Voorts dat de niet minder dappere Boe ren-commandant Pretorius, wien beide oogen werden uitgeschoten, aan de beko men wonden is overleden. Uys heeft Mijburgh, die gesneuveld is, als commandant vervangen. «De Boeren snipen weer", seint Kit chener. Dat »snipen", daar zijn de Engelschen maar bang voor. Het is zoo iets als vader Jacob omtrent zijn zoon Dan geprofeteerd heeft. Een Boer gaat in een hol zitten en wacht daar, geheel alleen, de komst van een voorbijgaanden Britschen soldaat af. Het geeft niet, al duurt 't een dag of langer; hij heeft zijn leeftocht bij zich. Komt er eindelijk een, dan laat hij hem passeeren, en schiet hij hem van achteren neer. Dat is snaaipen. Een »roving ruffian' Naar aanleiding van de beweerde wreed heden der Boeren bij Vlakfontem heeft het voormalig hoofd van De la Rey's ambulance de pen opgenomen en aan de «Cape Times" een schets gegeven van dezen Boerengne- raal, om aan te toonen dat hij zeer zeker niet het doodschieten der gewonden kan heb ben goedgekeurd. Hij beschrijft daarin hoe generaal De la Rey zijn gevangenen behandeld, hoe hij, toen hij drie Britsche officieren en 50 of 60 man losliet zijn ambulancewagens ter be schikking stelde om de gevangenen zoover mogelijk het loopen te besparen, daar zij geen middelen van vervoei hadden en zelfs aan de officieren de paarden teruggaf die hij hun had ontnomen. Hij verhaalt hoe De la Rey zelf steeds na ging of wel alle mogelijke zorg werd besteed aan de Britsche gewonden die in zijn handen waren gevallen. Hij vraagde hun persoonlijk of ze tevreden waren, hij sprak vriendelijk opbeurend tot hen en deelde hen van zijn tabak uit. Een gewonde soldaat van het Lincolnhire-regiment, dien hij had bezocht was verbaasd toen hij hoorde dat zijn bezoe ker generaal De la Rey washij meende dat een predikant aan zijn kribbe was gekomen. Na den slag bij Moselikatsenek gaf De la Rey den dokter last de gesneuvelden te begraven «omdat hij de eenige was die iets wist van den Engelschen lijkdienst". De dokter antwoordde dat hij daarvan niet best op de hoogte was, waarop De la Rey hem teleurgesteld aanziende opmerkte: «Dan moest ge u schamen. Ik vertrouw echter dat ge er wel genoeg van zult weten om een paar woorden te zeggen die hun naast- bestaanden goed zouden doen als zij ze hoorden en die hun voldoening zullen zijn, als zij ze later vernemen." Op zekeren dag werd in De la Rey's tent gesproken over de eer en de onder scheiding die lord Roberts zich in dezen oorlog had verworven. De generaal liet de menschen wat praten en zeide toen: «Gij allen benijdt lord Roberts over wat hij ge wonnen heeft, maar denkt gij wel aan wat hij heeft verloren? Niemand uwer heeft een zoon in den oorlog verloren, maar hij en ik wel. Ik kan met hem voelen. En ik verzeker u dat hij gaarne alle eerbewijzen, eiken stuiver van zijn fortuin zou willen geven, dat hij zou willen teiugkeeren tot de positie van een luitenant, ja van een gewoon soldaat, als hij daardoor zijn zoon kon terugkrijgen. Zeker hij is veldmaar schalk, maar hij is ook vader. Ik heb den zelfden bitteren beker moeten drinken als hij, maar zij was voor hem bitterder, want hij verloor zijn eenigen zoon en ik heb nog zoons over «Gij ziet naar de teekeningen van zijn intocht en gij denkt dat het prettig geweest moet zijn in zijn plaats te zijn, maar ik zeg u dat al dien tijd zijn hart bloedde en dat hij maar steeds een graf in dit land voor oogen had en tot zichzelf zeidemijn zoon, mijn zoon, had God mij maar voor u laten sterven." En aan het slot van elk dier trekjes van den man dien de schrijver noemt, den Bay ard onder de Boeren stelt hij de vraag aan den redacteur van het Jingoblad «Denkt gij dat zulk een man het dood schieten van gewonden zou kunnen goed keuren?" En de «Daily News" die het stuk heeft overgenomen teekent daarbij aan: «En dit is het soort menschen dat de Regeering uit Zuid-Afrika wil verbannen om ruimte te maken voor cosmopolitische gouddelvers In de (liberale) «Javabode" van 10 Juni lezen wij het volgende waardeerend woord Er zijn in ons kleine Nederland tal van zendelinggenootschappen. Misschien wel twintig, en daaronder ressorteeren het Ne- derlandsche Zendelinggenootschap, het Utrechtsche Zendelinggenootschap en de Nederlandsche Zendingvereeniging als de grootste. Het eerste zou men het aristo cratische, het tweede het plutocratische en het derde 't democratische kunnen noemen. De kleine man toch houdt het laatste staande en .met eere. Want het toonde beleid het verdeelde zijn krachten niet: het koos zich één arbeidsveld. Want het toonde volharding: ontzettend moeilijk bleek hier de arbeid in de Mohamedaansche kampongs toch gaf men 't niet opdoor scholen, zie kenhuizen en landbouwondernemingen trachtte men het groote doel te bereiken. Want het toonde een onuitputtelijke toe wijding met twee zendelingen werd begon nen. In den loop der jaren ontviel menig arbeider aan het werk. Toch zijn er nu twaalf zendelingen werkzaam. Ruim een halve ton gouds brengt de burgerman in Nederland voor deze geheel belanglooze onderneming bijeen. Niet zonder succes (zegen) bleek zijn edel pogen. De onderscheidene^ Soendaneesche christen-gemeenten tellen ruim 1600 zielen. De Bijbel is in het Soendaneesch vertaald. Een betrouwbaar Soendaneesch woorden boek reeds het tweede, dat door de zending werd aangeboden en een idem gramma tica vergemakkelijken de studie van deze zoo zoetvloeiende en welluidende taal. De nestor der Soendaneesche zendelingen, de heer Albers, staat een volgend jaar zijn veertigjarig jubileum te vieren. Nog immer levenslustig, opgewekt en volijverig, zal hij dezer dagen hier ter conferentie met zijn jongere collega's samenkomen, met innige dankbaarheid zoo eens rondzien. Overal in de Soendalanden ontmoet hij zijne adepten: Inlanders door hem gevormd en toegebracht, 't Zal hem ook goed doen te Bandoeng zich te kunnen neerzetten in de groote, flinke schoolkerk van collega Alkema en te worden rondgeleid in het ruime ziekenhuis van dezen energieken, wakkeren arbeider, 't Deed weldadig aan getuige te zijn van de groote hartelijkheid, waarmede de Soendaneesche gemeentenaren en inlandsche voorgangers vooral, hun ouden leermeester, vergrijsd in den dienst, ont moetten. Er was verleden jaar een klein te kort, waarin echter reeds bijna was voorzien, toen een maand geleden iemand te Amsterdam er f 5000 voor toezond. Zoo gaat deze arbeid in alle stilte, kalm en zonder eenigen ophef of aanmatiging, zijn gang. Nu en dan wordt er iets van gemerkt. Men denkt hier onwillekeurig aan de woorden, door een zijner uitnemend- ste en verdienstelijkste vertegenwoordigers, den heer Coolsma, gesproken: „De eerste jaren van een zendelingswerkzaamheid zouden wij kunnen noemen het leggen van het fundament voor het gebouw, dat men wil stichten. Het fundament nu wordt gelegd in den grond; boven den bodem is het niet of ter nauwernood zichtbaar. Zoo is ook de arbeid in de zending in de eerste jaren een werk, waarvan in het openbaar weinig wordt waargenomen. Is echter het fundament eens gelegd en wordt daarop voortgebouwd, dan rijzen de muren ge stadig hooger en aanhoudend kan het oog de vordering van het werk waarnemen." Welnu, dit voorrecht zij de Rotterdamsche Vereeniging van harte gegund. Een woord van hulde aan haar edel en volhardend pogen. Met 1 September a. s. is benoemd tot Brieven- en Telegrambesteller te Zeven bergen dhr. A. Mabelis, postbode te Groede. G roede. Woensdagmorgen had de boe renknecht A. de R. het ongeluk voorover van den wagen te vallen, met het gevolg dat hij onder de paarden terecht kwam, die hem door te slaan erge verwondingen aan het hoofd toebrachten. Geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Het telegraafkantoor in het station der Maatschappij tot Exploitatie der Staats spoorwegen te 's-Heer Arendskerke zal op ultimo Augustus a. s., na afloop van den dienst, voor het algemeen verkeer worden gesloten. MC.) Toen j.l. Zondagmorgen President Kruger te Hilversum uit de kerk naar huis reed, wierp een Pruisische jonge dame, aldaar gelogeerd, een fraaien bouquet in het rijtuig. Op de witte en zwarte linten de Pruisische kleuren stond«In tiefster Verehrung einer Preussin". Anderhalve souverein. Een koetsier van een huurrijtuig, die dikwijls door leden van het parlement gehuurd werd, verhaalt in een Engelsch tijdschrift zijn ervaringen. «Ik heb twee-of driemaal den Prins van Wales gereden", zegt hij, «maar niet meer sedert hij koning is. Het leek mij altijd een droom als Z. K. H. in mijn rijtuig zat, hij had altijd haast en verlangde steeds, dat ik hem in een bijna onmogelijken tijd naar de plaats van zijn bestemming bracht. De laatste .maal, toen ik den Prins reed, stapte hij vlak voor Westminster in. «Voort, cabby", hoorde ik op eens, «word wakker!" Ik kende zijn vriendelijke stem, voor ik mij echter bezinnen kon, zaten twee heeren in mijn rijtuig. Den Prins van Wales kende ik even goed als mij zelf, maar ik wist eerst niet wie de andere deftig uitziende heer was. Later viel mij in dat het de Koning van België was. Ik nam dadelijk den hoed af, maar de Prins zei boos: «Domoor, zet je hoed op, hier op straat geen ceremoniën, en naar „Marlborough-House", vlug. Ik haastte mij natuurlijk voort, maar zag nog juist een kleinen geestelijke, die schijnbaar onverschillig naast het rijtuig stond en met een onschuldig gezicht naar de twee heeren keek. Wat wil hij toch, dacht ik, is hij alleen nieuwsgierig of heeft hij wat voor? Toen ik voor het hek van Marlborough-House kwam, was mijn paard warm van het rennen. «Goed gereden, cabby, uitstekend", zei de Prins, die blijkbaar goed geluimd was. «Hoeveel krijg je maar gauw wat, want ik moet in drie uur het werk van drie da gen doen. Hoeveel is het?" «Nu, mijnheer", zei ik aarzelend, maar toch vast besloten er mijn voordeel mee te doen, «als ik bedenk dat ik een heelen souverein en een halven souverein onder mijn hoede gehad heb, dan zou ik mij toch niet van het gewicht der zaak bewust zijn, als ik iets anders dan goud zou verlangen". Dit beviel den prins, want hij zei: «Goed, cabby, hier is een souverein voor het rijden van den souverein, ik tel niet mee". Bliksemsnel waren de beide heeren ver dwenen en ik klom even gauw van den bok om op de gezondheid van den besten Prins ter wereld te drinken. Toen ik omkeek zag ik weer denzelfden geestelijke met het onschuldige gezicht naast mij, en plotseling herkende ik in hem den meest geslepen detective van de wereld." Eenige gewoonten der Chineezen. De Chinees doet allerlei dingen anders dan de Westerling. Hij drukt zichzelven de hand in plaats van u.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1