NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 168.1901. Donderdag 15 Augustus. 15e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER AÜVERTENTIËN
DE DOODSTRAF.
FEUILLETON.
Het Visschershuis.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Dezer dagen werd te Leiden de politie
agent De Vries door een dronken Vlissin-
ger vermoord, en maakte op zijn graf de
predikant Van Herwaarden een zinspeling
op de doodstraf die afgeschaft is en op
moordenaren als deze behoorde te worden
toegepast.
Zoo vertellen de liberale bladen ten
minste dat 't gebeurd is.
Wij zijn er niet bij geweest, derhalve
zoo wij liegen, doen wij 't in commissie.
Natuurlijk heeft de liberale pers over
de gansche linie den Leidschen predikant,
den „christen" zeer onzacht aangevallen
over zijn „liefdeloos" en wat al niet meer
er bijsleepen van de doodstraf.
Vooral op een graf moet] j men kiesch
zjjn, zoo luidde de bestraffing.
En er werd bijgevoegd dat de moorde
naar nog een „meisje" had, en dat die
wel even bedroefd zou zijn als de weduwe
van den vermoorde met hare kinderen.
Flauwe praat, waarop niet ingaan het
beste antwoord is.
Wij hebben als ieder ander medelijden
met dat meisje; en de doodstraf verlangen
wij niet uit medelijden terug, maar enkel
en alleen als een recht Gods in Zijn
Woord duidelijk uitgesproken.
De mensch is beelddrager Gods, en wie
hem als zoodanig van het Jeven berooft,
schendt niet alleen, maar vernietigt dat
beeld Godsen komt derhalve God aan
Zijn eere.
Zoo een aardseh Koning deze smaad
aangedaan werd, zou hij het met de
strengste straffen wreken. En zie, de
eeuwige Koning, de Hoogste Majesteit, die
Zijne rechters op aarde heeft aangesteld
om recht te spreken, zou niet de hoogste
straf, bij Zijne majesteit passend, op den
booswicht mogen toepassen die 't kwaad
bedreef.
In dit licht gezien heeft de verdediging
der doodstraf niets van dat „cynisme
tegenover het menschenleven" waarvan
men in zekere kringen haar verdenkt.
Wij vestigen hier op twee feiten de aandacht.
Het Zuidwestelijk deel onzer stad (Zierik-
zee), zooals wij het nu kennen, had tot in
de eerste jaren der zeventiende eeuw een
geheel ander aanzien.
Van de Fonteine (tot 1607 een open
waterput) tot aan den wal bij de West-
poort liep de Pieterseliestraat, die ten
Zuiden voor een goed deel begrensd werd
door het huis en hof van Ravestein, met
welken naam de woning werd aangeduid
van het hoogaanzienlijk geslacht der Hee-
ren van Kleef. De Ravestraat en Schut
tershofstraat bestonden toen nog niet.
De familie van Kleef was reeds in de
eerste helft der 15e eeuw in Dreischor'
gegoed. Adolf van Kleef, heer van Rave
stein, van Dreischor enz., in tweede huwe
lijk verbonden met Anna van Bourgondië,
weduwe van Adriaan van Borsselen en
bastaardzuster van Karei den Stoute, ver
toefde vaak in de nabijheid zijner Schouw-
sche bezittingen en bedijkingen en bewoonde
dan zijn door boomgaarden en «hoven van
playsance" omgeven huis te Zierikzee.
Na zijn dood, in 1492, kwamen de
bezittingen aan zijn zoon Philips van Kleef,
heer van Ravestein, Dreischor, enz. die na
een veelbewogen leven op 28 Januari 1528
op het kasteel van Wijnendale bij Brugge
plotseling en op treffende wijze overleed,
zonder wettige kinderen na te laten. Zijne
vrouw Franchise van Luxemburg was hem
reeds eenige jaren tevoren in den dood
voorgegaan.
De door hem nagelaten heerlijkheden
Dreischor en andere vervielen aan den
Graaf en de vorstelijke woning te
Zierikzee werd hoogstwaarschijnlijk door de
stad van zijne erfgenamen gekocht.
Moge de ligging door ons tegenwoordig
Ds. Rudolph is beschuldigd ergens ge
zegd te hebben dat hij de eerste beul zou
willen zijn bij de wederinvoering dezer
straf.
In het Leidsch Dagblad is hij daartegen
opgekomen in een schoon vertoog, waaraan
wij 't volgende ontleenen:
„Wat is door mij werkelijk gezegd?
Op verschillende politieke meetings werd
door mij met een enkel woord ook van de
weder-invoering van de doodstraf gerept.
In den regel vatten de debaters daar
tegen vuur.
Eén hunner ging zelfs zóó ver, dat hij
de doodstraf een schande noemde voor een
volk.
Tegen deze aanvallen werd de weder
invoering van de doodstraf door mij in den
regel dan op de navolgende wijze ver
dedigd.
Ik noem de invoering en handhaving
der doodstraf een eere voor een volk, een
bewijs, niet van ruwe zeden, maar van een
krachtig rechtsgevoel en van een heilige
wraakzucht tegen de zonde. "Want er is
een zondige toorn, maar er is ook een
heilige toorner is een zondige wraakzucht,
maar er is ook heilige wraakzucht.
Stel bijv., in Rotterdam leidt een onver
laat een kind van 10 a 12 jaar buiten de
stad. Hij bedrijft onzedelijkheid met dat
kind, ontkleedt het en slaat de hand aan
dat kind. Het kind roept om vader, roept
om moeder, maar er is geen vader, er is
geen moeder, die dit kind hooren of helpen
kan. De onverlaat, doof voor de jammer
klachten van den ongelukkigen wurm, slaat
zijn tijgerklauw in den nek van het kind,
draait het den hals om, ontkleedt het, doet
het in een zak, stopt het in den grond....
En trekt zijn glacés weer aan, raapt zijn
wandelstok weer op, steekt zijn sigaar weer
aan, keert naar Rotterdam terug en wandelt
door haar straten, justitie en politie ten
spot en ten spijt.
De misdaad wordt ontdekt. Een rilling
van verontwaardiging vaart door het gansche
volk. En wat zegt schier ieder onmiddel
lijk: „Bestond de doodstraf toch weer;
allerminst tot den besten stand gerekend
worden, tot in het laatst der 16e eeuw,
toen de bezitting nog met muren omringd
was, was dit anders en werd het gebouw
ten Zuiden begrensd door het schuttershof
der Jonge Schutters, terwijl hetaan deNoord-
zijde uitzag op de voorname woningen van
de rentmeesters-generaal van Zeeland Jhr.
Jeronimus van Serooskerke en Jhr. Brui-
ninck van Wijngaerden.
Na de Spaansche belegering was Zierik
zee weder vooruitgegaan. Eerst langzaam,
maar in de eerste jaren der 17e eeuw met
sneller schreden. Koophandel, zeevaart
en visscherij bloeiden en omstreeks dezen
tijd voeren 600 man van hier ter visch-
vangst.
De toenemende bevolking maakte meer
woningen noodzakelijk en de stedelijke
Regeering zag naar de gelegenheid uit,
om rijen huizen te doen verrijzen.
Daartoe bood de uitgestrekte bezitting
van het huis Ravestein, zooals het gewoon
lijk genoemd werd, zich vanzelf aan en
ook het groote erf van het groote vlak er
bij gelegen, doch buiten gebruik geraakte,
schuttershof der Jonge Schutters was voor
hetzelfde doel uitnemend geschikt.
Op machtigen van den Raad werd daar
om het grootste deel dezer gronden, boom
gaarden en tuinen, waarin nog een vervallen
speelhuis stond, in 1617 door Thesaurieren
uitgegeven en verkocht om bebouwd te
worden en nadat in 1622 de richting en
breedte der nieuwe straten afgebakend
waren, kwamen daar ter plaatse tot stand
de Ravestraat (geheeten naar Ravestei i)
en de Schuttershofstraat (ook Nieuwe Kre-
pelstraat en Nieuwstad genoemd).
Voorts verrees aan het Zuidereind der
Ravestraat in 1624 de Schutterspoort, later
de Hoofdpoort geheeten, die in 1811 onder
het Fransche Bestuur gesloten, in 1817
verkocht, tot pakhuis gebruikt en later
want dit monster, die zoodanige onmensche-
lijke daad bestond, is niet waardig langer
een plaats op deze aarde te beslaan."
Schier ieder eischt, dat het bloed van dezen
onverlaat, die onschuldig bloed vergoten
heeft, vloeie. En deze eisch is waarlijk
geen uiting van ruwheid, maar van een
krachtig rechtsgevoel. De wraakzucht, die
zich in dezen eisch uitspreekt, is een heilige
wraakzucht.
Ik ga verder. Wanneer de doodstraf
weer was ingevoerd, aan zulk een mis
dadiger moest worden toegepast, en er was
niemand, die zich met de uitvoering daar
van wilde belasten, dan zou ik, zij het ook
vreezend en bevend, willen toetreden, om
evenals Samuel tegenover Agag deed, dat
schrikkelijke aan dezen misdadiger uit te
voeren.
Maar voordat ik daartoe overging zou ik
naast dien misdadiger neerknielen op het
schavot, en ten zijnen aanhoore en ten
aanhoore van het gansche volk voor den
Kenner der harten belijden, dat ik nog
grooter zondaar ben dan hij, dat de zaden
der boosheid, waarvan bij hem zich de
vruchten openbaarden, ook in mijn hart
liggen, en dat ik het alleen aan Gods ge
nade dank, wanneer dit kwaad in mij niet
is uitgebroken.
Maar tegelijkertijd zou ik God ook danken,
dat er nog heilig recht in Nederland is,
en dat de doodslag met de doodstraf wordt
achtervolgd.
Daarna zou ik mijne oogen sluiten en
de straf voltrekken. En ik zou dat doen
in het besef, dat ik geen snoode, maar een
heilige daad verrichtte, en dat ik handelde
als een soldaat, die den vijand velt om zijn
land te verdedigen, waar ik aldus met
mijn voorbeeld mij in de bres stelde voor
het heilige recht."
Het volgende feit is uit den verkiezings
strijd van 1897.
Toen verdedigde dr. Kuyper te Zuidhorn
in een kiezersvergadering, die zoo groot
was dat zij m de open lucht moest ge
schieden, eveneens de wederinvoering der
doodstraf, en werd daarop krachtig aange-
gaandeweg gesloopt werd.
Het oude huis der Heeren van Ravestein
aan de Pieterseliestraat werd door de stad
niet geheel afgebroken, maar een deel ervan
voor een goed doel ingericht.
Sedert lang toch was door het St. Pieters-
of Vissehersgilde behoefte gevoeld aan een
gebouw om oude en onvermogende gilde-
broeders een onderkomen te verschaffen.
In Juli 1570 hadden de visschers daartoe
reeds bij de stad aangeklopt, maar de zaak
bleef nog jaren hangende, tot in 1611 het
St. Jacobshuis (nu de Vischmavkt) voorloopig
tot huisvesting en onderhoud aangewezen
werd.
Al spoedig moet dit te klein zijn geweest
en eenige jaren daarna werd het huis van
Ravestoin tot woning voor oude mannen en
vrouwen van het vischerssgilde verbouwd
en ingericht en ging daardoor het uiterlijk
dier oude aanzienlijke huizinge teloor.
Ook de omgeving veranderde door aan
bouw van vele woningen; tusschen 1689 en
1650 verrezen in het Gat van West-Noord-
Westen een aantal nieuwe huizen.
Behalve voor het vissehersgilde had de stad
een deel van het oude gebouw beschikbaar
gesteld voor de hier gevestigde kleine Schot-
sche gemeente, tot het houden van gods
dienstoefeningen en toen deze gemeente uit
gestorven was, verkregen de Lutherschen
in 1713 de ledigstaande vergaderplaats.
Oorspronkelijk was deze kerk vrij klein,
19'/2 bij 30 voet: maar toen de Luthersche
gemeente zich gaandeweg uitbreidde, toonde
de stedelijke Regeering en ook de burge
meester Jacob de Jonge, die in zijne kwali
teit van o verdeken van het vissehersgilde
(1721—1768) hierin veel gezag had, zich
jegens de Lutherschen zeer welgezind, door
in 1735 eene opengevallen kamer van het
Visschershuis als consistorie-lokaal bij de
kerk te voegen.
Toen het in 1755 dringend noodig bleek,
vallen door zekeren heer A., die ongeveer
aldus zeide»Ik begrijp niet, hoe een man
als Dr. Kuyper een lans kan breken voor
de wederinvoering van de doodstraf, waar
wij dit groote feit in de geschiedenis der
wereld zien, dat de eene heilige en recht
vaardige die ooit leefde, door gerechtelijke dwa
ling ts ter dood gebracht."
Dit woord maakte diepen indruk.
Nog dieper echter het woord van den
spreker die in volgorde de debatters be
antwoordende, en tot 't protest van den
heer A. gekomen zijnde, den hoed afzette
en sprak
«Mijnheer A., waar ik w beantwoord,
ontbloot ik het hoofd. Ik ontbloot het
hoofd; want nu verstaat ge het nog niet,
maar ik bid thans van mijn God, dat gij
het eenmaal moogt verstaan Wanneer er
geen doodstraf ware geweest en wanneer onze
Zaligmaker niet aan het hout des /cruises ware
gestorven,dan ware er geen zaligheid
voor u en voor mij."
De gansche vergadering ontroerde bij
deze woorden.
Inderdaad schoon was dit woord. Maar
wat schooner is, de bede, toen door Dr.
Kuyper uitgesproken, is verhoord. De heer
A. is tttSTTS een belijder van den Christus
geworden,
Men beoordeelt ons verkeerd zoo men
ons beschuldigt van een liefdeloos Chris
tendom te koesteren, wanneer wij af en
toe de volksconscientie ook op dit punt
wenschen wakker te schudden.
De beweeggronden liggen dieper dan
men vermoedt. En wie er onheilige wraak
achter zoekt, is niet op de hoogte van
hetgeen Gods "Woord in zake het recht Gods
en het Beeld Gods in den mensch leert.
Wij laten de uitdrukkingen op 't graf
van den politieagent voor hetgeen zij zijn;
maar 't roepen om wederinvoering van de
doodstraf is de vertolking van den wensch
van honderdduizenden in den lande, de
echo van de stem des bloeds, van zooveel
vergoten broederbloed dat roept tot God
van den aardbodemde weerklank op 't
ontzaglijke woord des HeerenWie 's men
de Luthersche kerk te vergrooten, kostte
het ook den toenmaligen predikant Caspa-
rus van der Heide, die bij de grootendeels
Coccejaansch-gezinde stedelijke Regeering
zeer in trek was, weinig moeite, voor de
uitbreiding den grond te bekomen van een
aan het Visschershuis behoorende woning
met bleekveld, terwijl een ander visschers-
woninkje tot nieuwe consistoriekamer werd
ingericht.
Zoo ontstond de Luthersche kerk, die
wij thans nog kennen, geheel op den grond
van het Visschershuis, dat daardoor aan
merkelijk kleiner werd, en het was eene
hoffelijkheid van de Luthersche gemeente
dat zij aan het 13-jarige zoontje Fieter
Abraham van den meergenoemden burge
meester en overdeken Jacob de Jonge, de
eer vergunde, op 24 Juli 1755 den eersten
steen te leggen der nieuwe kerk, die 18
Januari 1756 door Casparus van der Heide
werd ingewijd met eene uiterst beeld- en
bloemrijke predicatie over Jesaja 54 2
en 3a, welke rede in het licht kwam-
Toen in 1784 de consistoriekamer der
kerk vergroot moest worden, geschiedde
dit weder door eenige ruimte van het
Visschershuis in te nemen.
Het huis werd in de tweede helft der
18e eeuw haast uitsluitend door oude
vrouwen bewoond en toen in 1799 het
Roomsch-Katholieke weeshuis ongeschikt
werd verklaard voor huisvesting, werden de
weezen naar het Visschershuis overgebracht
en de tien daarin nog aanwezige vrouwen
in het Gasthuis opgenomen.
Nadat de Roomsch-Katholieke weeskin
deren, wegens betere woning, het gebouw
weder verlaten hadden, werd het geduren
de een halve eeuw vanwege de stad aan
arme lieden ter bewoning gegeven en
eindelijk op 4 Augustus 1854 aan het
Hervormd-Diaconie- en het Roomsch-Katho-
liek Armbestuur geschonken. Aan eerst-
schen bloed vergiet, diens bloed zal ver
goten worden".
Keerde Nederland maar terug tot de ge
hoorzaamheid aan Gods Woord en Wet,
ook deze stemmen des bloeds, der Chris
telijke consciëntie, en van 't Woord Gods
zouden meer gehoord en verstaan en be
tracht worden door eene aan God gehoor
zame natie.
14 Augustus 1901.
In Weststellingwerf is gekozen tot lid
der Kamer de heer F. W. N. Hugenholtz
(s.-d.), gesteund door de Middelburgsche Crt.
en andere liberale bladen, met 1990 stem
men tegen 1636 op J. v. d. Molen (a.-r.)
mede aanbevolen door de Veendammer li
beralen.
In Lochem moet herstemd worden tus
schen mr. H. F. Hesselink van Suchtelen
(lib.) en W. P. G. Helsdingen (s.-d.) resp.
met 1772 en 1650 stemmen. De heer Vo
mer (k.) had er 121. (Hier zal wel een
fout zijn, immers anders was de heer Hes
selink gekozen in ieder geval is die can-
didatuur-Vemer te betreuren geweest).
In Grave is gekozen bij enkele candidaat-
stelling de heer W. Friesen (k).
Voorts zijn offieiëel candidaat gesteld in
AmersfoortJhr. Mr. H. W. van Asch v.
Wijck (a), en Mr. W. H. de Beaufort (1).
's-Hertogenbosch. Mr. J. A. A. Bosch (1.)
en Jhr. Mr. A. F. O. van Sasse v. IJsselt (k).
Sliedrecht. B. H. Heldt (1), en A. D. P.
v. Löben Seis (a).
'Eist. W. baron Van Voorst tot Voorst
(1), en S. M. v. Wijck (k).
Franeker, Harlingen, Leeuwarden, Tiet-
jerk en Weststellingwerf.
Dokkum en Schotorland.
Dit zijn de 7 Friesche Tweede-Kamer
districten. De vijf eerstgenoemden vaar
digen nu een predikant of ex-predikant «af.
Het zijn de heeren Lieftinck, Schokking,
Melchers, Talma en Hugenholtz.
Schuim
Bijna geen klasse van menschen is zoo
genoemd bestuur vielen zeven woningen
ten deel, aan laatstgenoemd vier woningen,
terwijl het bijbohoorend bleekveld gezamen
lijk moest gebruikt worden.
Beide Armbesturen hebben gemeend tot
verkoop te moeten overgaan en blijkens
de op 29 Juli j.l. gehouden openbare
veiling is het oude gebouw met bij be
hoorenden grond voor eene som van f 1100
in handen van eeD particulier overgegaan.
Uitwendig vertoonen de gebouwtjes,
die het Visschershuis vormen, het type
van 17c eeuwsche woningen en bij eene
inwendige beschouwing doen zich aller
wegen sporen voor van bouwvalligheid en
ouderdom. Oude breede schoorsteenen,
leien vloeren, tochtige deuren en vensters,
gepaard met een algemeenen indruk van
verwaarloozing, geven aan het geheel iets
zeer onbehaaglijks. Ook kan men langs
een donkeren steenen trap afdalen in een
tot regenbak gebezigden duisteren kelder,
die zich geheel onder de Luthersche kerk
uitstrekt en wellicht afkomstig is van het
oude huis van Ravestein.
Alleen ééne kamer is Eog vrij bewoon
baar, groot en hoog, n.l. de voormalige
gildekamer. Zij heeft twee ramen met
blinden aan de binnenzijde en eenhoogen
breeden schoorsteen, van onder met blauw-
gekleurde tegeltjes bezet. Hier vergaderden
overdeken, deken en ommegangers van het
St. Pietersgilde. Toen de stad in 1771
eenige reparatiëu aan het Visschershuis
liet verrichten werd ook deze kamer her
steld en een nieuwe planken vloer er in
aangebracht.
Biedt, voorzoover te bemerken is, het
inwendige, noch het uitwendige eenige bij
zonderheid aan, waardig om behouden te
blijven, dan kunnen ook wij de naderende
slooping van het Visschershuis niet be
treuren. (N. Z. Crt.)