NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 159.1901. Dinsdag 30 Juli. 15e jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Builenlandseh Overzichl. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Ommekeer in de Politiek. TIJD VERZEN. Aan Democraat. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Onder dit opschrift, en het motto Ge rechtigheid verhoogt een volk" vinden wij in De Telegraaf een artikelenreeks van den heer Bosch Bruist. Wij ontleenen er 't onderstaande aan. I. De uitslag der Tweede Kamerverkiezin gen van 14 en 27 Juni j.l. is een gewichtig feit in de parlementaire geschiedenis van ons land: deze kan leiden tot een waar achtige verbetering zoowel van den gees telijken als den economischen toestand van ons land, die in de laatste jaren onder het régime van de liberale partij steeds ach teruitgaande was. Grof egoisme en mate rialisme ging gepaard met steeds grootere afdwaling van het Christelijk geloof, ter wijl atheïstische, buddhistische en derge lijke leerstellingen daarvoor in de plaats kwamen. Met bovenstaande wil schrijver dezer regelen niet zeggen dat de liberale partij vooral onder Thorbecke niet veel goeds heeft gewrocht, doch helaas zoo als het dikwijls gaat, heeft de liberale partij door een te lange regeering en door gebrek aan degelijke en onpartijdige leiders mis bruik gemaakt van haar macht, is boven dien in plaats van te leiden geleid gewor den door enkele klassen in de maatschappij, welke slechts haar eigen belang op het oog hadden en elk middel om dat te be reiken oirbaar achtten. Schier alle ambte naren waarvan de benoeming bij de hooge regeering rust, zoowel bij het rijk, de pro vincie als de gemeenten, zijn van de rich ting der nu af te treden partij en van de enkelen, die nog waren van de oude partij, durfden velen niet openlijk voor hun opinie uitkomen, uit vrees, dat dit hun schaden kon bij hunne promotie. Het onderwijs, zoowel lager, middelbaar als hooger onderwijs is voor verreweg het grootste deel in handen der liberale partij, doch wat meer zegt, ook gedeeltelijk in handen van atheïsten en socialisten, welke laatsten hun gevoelens niet onder stoel en tafel steken, doch dit ook bij hun onder wijs min of meer bedekt laten doorscheme ren. Ziedaar, wat vau het zoo hooggepre zen neutraal onderwijs is geworden, nu wil dit niet zeggen, dat de geheele open bare school onbruikbaar is geworden, zelfs niet dat het de wil is geweest der liberale partij het openbaar onderwijs in de handen te spelen van atheïsten en socialisten, doch haar ontbrak de macht om dit te keeren. Hare partij toch werd steeds zwakker door den weerzin van hare eigene partijgenooten over den loop der zaken en moest om te kunnen blijven regeeren, heul zoeken bij partijen, die niets met haar gemeen hadden, en daarenboven den bond van onder wijzers voor een groot gedeelte nog be staande uit jongens die nauwelijks droog achter de ooren zijn, zelfs in de onge- rijmdste eischen steunen, om bij de ver kiezingen in haar belang op te treden. Op economisch gebied werden bijna uit sluitend de belangen van den groothandel en de voor het buitenland werkende fabri kanten in het oog gehoudendezen dan ook zijn in de gelegenheid geweest tonnen, ja millioenen op te strijken ten koste van den landbouw, de binnenlandsche industrie en niet het minst ten koste van den arbeider zelf. Deze laatsten werden echter weer ge paard met sociale hervormingen, zooge naamd voortvloeiende uit een streven naar sociale rechtvaardigheid die in zich zelf echter sociale onrechtvaardigheden waren, wijl zij slechts enkele klassen bevoordeel den. Bovendien zijn deze sociale hervor mingen zooals zij thans voorgesteld of aan genomen zijn, slechts lapmiddelen, waarop schrijver dezes in een der vol gende artikelen nader hoopt terug te komen. 29 Juli 1901. Het is een vergissing van den heer Heldt geweest te meenen dat hij voor de werklieden meer kon doen, wanneer hij Kamerlid werd, dan wanneer hij meubel maker bleef. In de Kamer is hij een „gewone liberale mijnheer" geworden. Niemand dacht er meer aan in hem den vertegenwoordiger der werklieden te zien. Yan daar dat de liberale kiesvereeniging „Vooruitgang" te Amsterdam, toen het tusschen twee gewone liberale mijnheeren stond, den oud-minister boven den oud werkman steldeCremer de voorkeur gaf boven Heldt. Dit nu zal mr. Levy beletten. Optredend voor de Amsterdamsche kie zers heeft hij hun bezworen toch Heldt te stemmen; en daarbij naar eenige argu menten gezocht, waarbij wel 't meest pakkende was, dat Heldt door 't verlies van zijn Kamerlidmaatschap broodeloos dreigde te worden. Stemt toch Heldt, roept hij uit, anders wacht hem een kommervol bestaan. Hij kon van zijn f2000 niets overhouden. „Hem blijft thans over een eervolle ar moede". Platter kan 't al niet. Een Kamerlid aan te bevelen voor zijn broodje! En grievend voor den aanbevolene niet minder. Hem wordt hier stilzwijgend verweten dat hij niet meer geschikt is om te wer ken, dat hij zijn geld als meubelmakers meesterknecht niet meer waard zal zijn. Maar nog meer grievend is 't dat de liberale partij, die 't eens eene eere achtte den werkman tot Kamerlid te ver heffen, hem weer tot werkman wil degra- deeren. Heldt ondervindt, waarvoor in vroeger jaren de mindere man steeds gewaarschuwd werd, dat 't met groote heeren slecht kersen eten iszij gooien je met de steenen. Wie weet, als de heer Heldt daar ge bracht wordt, of hij eene „eervolle ar moede" met verkiest boven eene derwijs bij oen gebedelde welgesteldheid. Met Keucbenius heeft de liberale partij nooit zooveel medelijden gehad. In I860 naakt aan den dijk gezet, heeft hij der tien jaren lang, bij een kommervol be staan, gewacht op een Kamerzetel, welke hem al die jaren door de liberalen werd onthouden, tot 't eindelijk den antirevolu tionairen gelukte hem een zetel te be zorgen. En Keuehenius stond vrij wat hooger dan Heldt. Maar Keuehenius zou ook een candida- tuur om aan een broodje geholpen te worden stellig hebben afgewezen. De wijze waarop Levy den candidaat Heldt aanbeval was ook nog in een ander opzicht beleedigend. Hij zei onder anderen: Heldt is 16 jaar Kamerlid geweest, en heeft „al dien tijd geen reden van ontevredenheid ge geven". Dit was zelfs den sociaal-democraat Mendels te kras. Dat zegt men niet van een Kamerlid, maar van een trouwen huisknecht, sprak hij. Men gevoelt dat dit waar is. En als Heldt verkozen wordt, zullen de souvereinen te Amsterdam 't hem, vree zen wij, wel doen gevoelen dat zij dezen huisknecht voor den hongerdood hebben bewaard, aan een baantje hebben geholpen, zij 't dan ook al niet met hun eigen geld maar met 't geld van de belastingschuldigen. Want dit is ook het stuitende in mr. Levy's voorstel. Wij Amsterdammers moeten met ons allen Heldt aan een betrekking helpen, zegt hij. Maar 't moet ons geen cent kosten, het Rijk moet 't betalen. Hier is derhalve niet landsbelang of partij belang zelfs, maar slechts persoonlijk belang in 't spel; en dat een oud-voorzitter der liberale unie, een der voornaamste voor mannen der liberale partij, 't zoo klakke loos weg komt zeggran, achten wij een treurig teeken. Zoo langzamerhand komen de gebre ken, wij zouden bijna zeggen de dwaasheden, van onze mooie leerplichtwet aan den dag. Ouders met talrijke gezinnen, die den dienst van een kind ook in de schooluren niet hunnen missen, worden door boete of gevangenisstraf tot diepere armoede en wanhoop gebracht. Predikanten, welke met hun gezin ge durende hun vacantie op reis gaan, moeten voor den rechter worden getrokken. Aan den anderen kant laten ouders, die in den veldarbeid de kinderen maar één week noodig hadden en toch zes weken vrij stelling vroegen en moesten hebben vol gens de wet, hun schoolgaande kinderen de andere vijf weken rondloopen, de school ver zuimen, zonder dat iemand er iets tegen kan doen De Regeering mag wel eens inlichtingen van de tkommissiën tot wering van schoolver zuim inwinnen over de werking dezer li berale wet! De vreemdste gevallen doen zich voor. In het dorp X, woont een klein schip pertje, die gedurende de zomerweken de hulp van zijn oudsten jongen, die nog ter school gaat, niet ontberen kan. Hij vraagt vrijstelling aan. De wet heeft in zulke gevallen niet voor zien; de vrijstelling wordt geweigerd. Schip perij is geen veldarbeid. De vader, die den jongen niet missen kan, neemt hem toch mee. Nu wordt hij voor »deCommissie"jgedaagd en hoort daar spreken van boete en gevan genisstraf! Ons schippertje zegt: Heerenik kan hem niet missen. Ik neem dus geheel mijn gezin aan boord. Dan heb ik geen vaste woonplaats en ben vrij, volgens de wet." »Maar dan blijven de jongere kinderen, die nu trouw ter school gaan óók van on derwijs verstokenzucht heel de Oommissie. »Ik kan niet anders," zegt de vader. De Commissie is nu ten einde raad. Wordt besloten een schrijven aan den Schoolopziener te doen zenden, waarin deze uttgenoodigd wordt, vrijstelling te geven aan den bewusten jongen voor schip perij. We zijn benieuwd om te vernemen, of de Schoolopziener deze wetsverkrachting aan durft. Prov. Fr. Crt. Zaterdag seinde men ons 't volgende dat wij door aanplakking aan ons bureau zoo veel mogelijk hebben verspreid, dat uit verschillende omstandigheden kan opge maakt worden dat het nieuwe ministerie aldus zal zijn samengesteldBuitenlandsche zaken: mr. R. Melvil, baron van Lijnden, lid der Eerste Kamer, Justitie: mr. J. A. Loeff, lid van de Tweede Kamer; Binnen landsche zaken: dr. A. Kuyper, lid van de Tweede Kamer; Marine: de gep. vice-ad- miraal KruysFinanciënmr. J. J. I. Harte van Tecklenburg, lid van de Tweede Kamer Oorlog: generaal J. W. Bergansius, lid van de Tweede Kamer; Waterstaat: mr. C. J. de Marez Oijens, thans administrateur aan dat departement; Koloniën: jhr. mr. T. A. J. van Asch vanWijck, lid van de Eerste Kamer. Niet onmogelijk is het dat het beheer van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat slechts voorloopig is met het oog op latere oplossing van deze diensten. Alle bovengenoemde heeren waren heden (Zaterdag) bijeen ten huize van mr. Harte. In die samenkomst is onder meer be sloten dat de afdeeling Arbeid van het Departement van Waterstaat naar Binnen landsche Zaken zal worden overgebracht, en de afdeeling Landbouw van Binnenland sche Zaken naar Waterstaat. „Steyn haast gevangen genomen" heeft een tegenhanger gevonden in „Botha bijna te pakken gehad". Kolonel Bullock (dat „Buil" is voortref felijk!) heeft namelijk bij Ermelo, terwijl Botha in het huis van Cornelius Uijs was, een poging gewaagd hem te verschalken, en daartoe op twee mijlen afstand halt doen houden. Dit halt houden was echter noodlottig. Immers toen Bullock bij Uijs aan huis kwam zag hij hem juist door een achter deur Uijs' huis verlaten en wegrijden. Dat was dus wel „bijna". Maar „bijna" wil zeggen dat verraad noch list, moeheid of zorgeloosheid den Brit nog niet hebben mogen dienen om der Boeren kracht te breken. Men zie de telegrammen. Ge noemt u democraat, en mag men u [gelooven, Ge kreegt alleen de gaaf van Boven Om democraat te zijn, al 't andre is u al [te oud Maar zulk een democraat is mij wat te [boud. Wat noemt ge democraat Dat men elkaar verkettre Voor volksellende en nood met volle longen [schettre, Conservatief noemt, die uw klettren moede [wordt, Och bid om wijsheid, wis, dit is het, wat [u schort, Maar die in stille kracht voor d' arbeids- [stand wat doet, Dat is de democraat, de democraat van 't [bloed. De vloek van 't kapitaal. Zoolang er heeren zijn, die leven lui en [lekker Van 't zweet van hun geslacht, ook kinderen van éen Heer, Zoolang de droppels zweet vertooveren in [guldens, Waarvan slechts éen geniet, die immer [vraagt om meer, Zoolang nog de arbeidskracht Een koopwaar is geacht, Zoolang zal strijd bestaan Het geld zal ondergaan, De arbeid winner zijn. Hoe machtloos nog en klein Eens komt de dag, dat zweet en [werkkracht wordt geteld, Want arbeid zal ontgaan den wreeden [vloek van 't geld. Luctor. ENGELAND. Men mag 't er voor houden dat de Brit- sche regeering in 't nauw zit. Het wordt door haar eigen vrienden gezegd, en zij zelve durft 't nauwelijks meer verbergen. In het Lagerhuis zijn verschillende in terpellaties gehouden over Engeland's bui tenlandsche politiek. Sir Charles Dilke begon met zijn onge rustheid uit te spreken over de onderhan delingen betreffende het gebied van de Bahr-el-Ghazal. Hij begreep niet, dat men er over durfde denken, weer nieuwe volks stammen te brengen onder het gouverne ment van den Kongostaat, op welks „dis creditable nature" hij nadruk legde. Cran- borne gaf een ontwijkend antwoord. Inmiddels gewagen de bladen een groote overwinning door de Engelschen in Oost Afrika op »de gekke Mallah" behaald. Dilke sprak ook over China. De regeering heeft zich, klaagde hij, door de heele wereld laten bedotten. Vooral de Engelsch-Duitsche overeenkomst is een belachelijke fout ge weest: gij hebt ons overwicht aan de Jang- tse prijs gegeven in de hoop, de Russen te beletten, zich in Mantsjoerije te nestelen. Thans zijn de Russen in Mantsjoerije, en zij zullen daar blijven zoo lang als het hun behaagt. Daarenboven hebben de Duitschers en anderen hier en daar voor- deelen verkregen, de Engelschen nergens. Dit verwijt lokte een langdradig schoon nietszeggend antwoord van den minister uit. Maar een ander lid der regeering maakte 't nog erger. Hij liet duidelijk doorsche meren hoezeer Engeland naar 't einde van den oorlog verlangt. Gibson Bowles, in het Lagerhuis over de verhouding tusschen Engeland en Frank rijk sprekende, zeide te hopen dat de vredesgeruchten ten aanzien van Zuid- Afrika waarheid bevatten. Hij was over tuigd dat als „de een of andere soort van vrede" gesloten kon worden, Zuid-Afrika als met een tooverslag tot rust zou komen hij geloofde ook dat nu al zes maanden lang tusschen verschillende landen onder handelingen gevoerd waren ter zake van den oorlog, en dat, kwam de vrede niet in het voorjaar tot stand, men voor inter nationale verwikkelingen zou komen te staan. Sommige Engelsche bladen verhelen den indruk niet dien deze rede maakte; doch 't stilzwijgen van vele anderen vertolkt dien indruk op nog veel meer welsprekende wijze. De held van Mafeking Baden Pow ell is te Southampton aangekomen en naar Londen doorgestoomd om een onderhoud te hebben met Chamberlain en den Koning. Hij werd, gelijk te begrijpen is, overal luide toegejuicht, een eer die in Engeland al wat kliaki draagt, schijnt te genieten. Toch was deze „jongste generaal" eerlijk genoeg te erkennen dat hem zooveel lof niet toekwam, dewijl nog lang de helft van 't werk nog niet was afgedaan. Doch daar vraagt een jingo niet naar. CHINA. Dat 't in China nog niet rustig is, hebben wij reeds gezegd. En de verontrustende berichten blijven aanhouden. In het noorden wordt vreeselijk huis gehouden. Overal roof en plundering. Het geheele land is onveilig, de bandieten bestaan uit deser teurs van de vreemde troepen, weggeloopen Chineesche soldaten en Bokserbenden. En in het zuiden is 't al weinig beter. Terwijl de keizerlijke troepen naar Peking terugkeerden, moeten zij ten zuiden van Pao-ting-foe zestien steden geplunderd heb ben, maar zoodra de troepen weer weg waren, liep het volk te hoop om zich te wreken op de mandarijnen, die mishandeld werden, nadat hun huizen waren vernield. Hiea is 't Christendom, het Evangelie, in weerwil van de ontkenningen der Bo- rels en andere vijanden der Zending, het eenige redmiddel. De onderkoning Tsjang-tsji-toeng schijnt dit ook in te zien. Niet afkeerig van den westerschen invloed, heeft hij aan de re geering voorgesteld, een internationale com missie in te stellen om de wijze van werken der zendelingen in China na te gaan. DU1TSCHLAND. Het lang verwachte toltarief-ontwerp is ingekomen. Het agrarisch protectionisme viert er zijn triumfen in. Voor de Duitschers zelf zijn de nieuwe rechten, die voorgesteld worden van de granen te heffen zeker wel de belangrijkste, omdat deze stellig een geheelen ommekeer in 't openbare leven zullen brengen. Duitsch- land toch moet meer dan een derde van zijne voedingsmiddelen uit het buitenland betrekken. De liberale pers bestrijdt het ontwerp, dat volgens haar den Duitschen verbruikers ongeveer 800 miljoen gulden armer dreigt te maken, terwijl 't de mogelijkheid voor goed dreigt uit te sluiten op 't verkrijgen van nieuwe handelsverdragen. Hieruit zou een vermindering van uitvoer voortvloeien, die noodlottig moet zijn. De zoo pas door gemaakte „krach" heeft toch maar al te duidelijk getoond, hoe noodzakelijk het is de nationale productie te steunen. Bovendien weet men, dat de Duitsche landbouw sedert een aantal jaren een vrij ernstige crisis doormaakt. De regeering

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1