NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 131.1901
Dinsdag 11 Juni.
15e Jaargang
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Bij flit anmmer teluwrl een Mjwtsel.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Bekendmaking.
De Boeren op St. Helena.
Gemengde Berichten.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
tUg* Zij die zich met I Juli op ons
blad abonneeren, ontvangen de nog
verschijnende nummers gratis.
Tweede Kamer.
De Zeeuw steunt de candidatuur van
Middelburg.
Mr. C. Lucasse, aftr.
Goes.
Jhr,- mr. A. F de Savornin Lohman.
Zierikzee.
Jhr. mr. J. J. Pompe van Meerdervoort.
Honteniss e.
Mr. Th. Heemskerk.
O o s t b u r g.
J. F. Heemskerk-
Provinciale Staten.
De Zeeuw steunt de candidatuur van
Middelburg.
L. C. Breebaart.
Mr. P. Dieleman, aftr.
W. Maas, aftr.
Vlissingen.
J. Bos.
K. ïïouterman.
P. J. Sieger, aftr.
Zierikzee.
C. J. Boogerd.
Mr. G. W. Th. baron v. Dedem.
C. Hage.
Goes.
M. Noordijke, aftr.
D. J. Oggel, aftr.
Jhr. mr. J. J. Pompe van Meerdervoort, aftr.
W. J. Vader van 's-Gravenpolder, aftr.
Hulst.
P. F. Fruijtier, aftr.
Cam. IJsebaert, aftr.
Fern. Hombach, aftr.
P. Moes, aftr.
Sluis.
B. de Die.
10 Juni 1901.
In haar no. van Zaterdag 8 Juni tracht
de Goesche Courant, de Antirevolutionairen
als ongoddelijken voortestellen, ten einde
alzoo een oorzaak te vinden, waaruit zij
het besluit kon trekken, aan het eind harer
dwaze niet steekhoudende redeneering, de
katholieken te waarschuwen voor de valsche
Antirevolutionairen, en hen te winnen voor
de oprechte betrouwbare liberalen.
Zij zegt ook nog: »In dien geest schre
ven wij nu zes jaar geleden. Is het nu
anders."
Wij willen haar daarop antwoorden, dat
zij zeker vergeten is wat zij in haar no.
van 5 Mei 1892 schreef, zij schreef toen
in dat no
»Nu is het onzerzijds niet de bedoeling
de macht in de staten te brengen in een
combinatie van liberalen en katholieken,
maar om ze integendeel te behouden voor
ééne partij, namelijk de onze."
2 FEUILLETON.
De onderhandelingen van Kit=
cheneren Botha, zooals de Com-
mandant-Qeneraal Louis Botha
mij deze gebeurtenis verteld
heeft.
Achtereenvolgens kwamen ter sprake:
de kwestie van de onafhankelijkheid der
republieken, het toekomstig bestuurdaarvan,
de oorlogskosten, schadevergoedingen, enz.,
de behandeling der vrouwen en ambulances,
de houding der Kaffers enz.
Botha stelde voorop, dat de onafhanke
lijkheid der republieken de hoofdvoorwaarde
van een compromis moest zijn en waarom
Kitchener verklaarde dat de Engelsche
regeering hierin nimmer kpn of wilde toe
stemmen, voorloopig het militaire bestuur
wenschte te handhaven om na afloop der
vijandelijkheden zoo spoedig doenlijk een
kroonkoloniebestuur daarvoor in de plaats
te stellen en eerst later een vertegen
woordigend element in de regeering te
brengen.
De katholieke kiezers weten dan nu
precies wat zij van de liberalen voor hulp
kunnen verwachten. Zij zijn nu gewaar
schuwd.
Men mag haar wel vragen: is het nu
anders
Eene belangrijke erkenning.
Hoe is dat deel van ons volk, dat voor
zijne kinderen een Chr. School verlangde,
langen tijd geminacht en bespot!
Het oprichten van „sectescholen" werd
als een teruggang op den weg der bescha
ving, als eene victorie van den dompers
geest op de kaak gesteld. De voormannen
der beweging waren do beroerders in Israël.
En hoor nu eens de ontboezeming van een
onderwijzer in het Sociaal weekblad: „De
vrije school zoo lezen we daar ver
tegenwoordigt een groot en hoog belang
Achter en boven confessioneele begrippen
en kerkelijke dogma's bewaart en vertegen
woordigt zij een vaak hoogere moraliteit,
een fijner gevoel, een forscher kracht. Dit
gedeelte der natie, dat uit haar voorstanders
bestaat, bezit een levende moreele veer
kracht en toont een open oog voor de zaak
van opvoeding en onderwijs."
Tot meer dan eene opmerking geven
deze regels aanleiding.
In de eerste plaats. Ook de openbare
onderwijzer kan zijne oogen niet meer
sluiten voor de werkelijkheid, dat n. 1. de
voorstanders der vrije school over 't geheel
degelijke menschen zijn niet blind voor
het hooge belang van verstandelijke ont
wikkeling en geestelijke vorming.
Ten tweede: Welk een beschamende les
ligt in deze regelen voor hen, die het op
richten van Chr. scholen eene ramp achtten
voor de maatschappij en heftig tegen de
voorstanders te velde trokken.
En eindelijk.
Hoe prikkelt eene erkenning als deze
van vijandelijke zijde, om ons toch nimmer
door het geschetter des vijands op een
dwaalspoor te brengen.
(De Getuige)
Goes. De Declaratie ten laste van het
Rijk, de provincie of de Gemeente over het
afgeloopen jaar 1900 moeten voor het einde
der maand juni aanstaande worden ingeleend
bij het bestuur, het college, de autotiteit of
den ambtenaar die tot de uitvoering aan het
werk, de levering, als anderszins last heeft
gegeven; zullende diegenen welke verzuimen
mochten hieraan te voldoen, zich zeiven de
onaangenaamheden te wijten hebben daaruit
voortvloeiende.
De aanmelding voor deelneming aan het
voorbereidend militair onderricht moet plaats
hebben voor 1 Juli a. s.
De aandacht van de uitgeschrevenen voor
de lichting 1902 wordt bepaaldelijk er op ge
vestigd, dat op het voorrecht der keuze van
korps en garnizoen alleen die loteling uitzicht
Kitchener deelde mede dat Sir Alfred
Milner tot gouverneur was benoemd (wat
Botha reeds uit buitgemaakte dagbladen
wist): dat het goed zoude zijn, als Botha
ook Sir Alfred eens ontmoette; Aothaant
woordde, dat hij Sir Alfred Milner niet
wenschte te ontmoeten. „Why not, lieis
such a nice man" (waarom niet, hij is
zoo'n lieve man) zeide Kitchener, waarop
Botha antwoordde: 't Mag waar zijn, maar
ik wil met Sir Alfred niets te doen hebben.
Kitchener: Ja, maar dat komt, omdat ge
hem niet kent; wanneer ge eenmaal kennis
hebt gemaakt, zult ge anders oordeelen.
Botha: „Neen, Excellentie, ik ben te
goed bekend met de waarheid van de ge
schiedenis van Zuid-Afrika in de laatste
jaren en bezit, ook als lid van den Volks
raad, wellicht meer wetenschap dan gij
omtrent de persoonlijke daden en inzichten
van Sir Alfred Milner; op grond daarvan
heb ik, evenals alle Afrikaanders, alle ver
trouwen in dien man verloren, die meer
dan eenig ander heeft medegewerkt tot
het kwaad dat ons de laatste jaren is over
heeft, die in het bezit is van getuigschrift
model W. dat o. a. kan worden verworven
door gedurende 2 wintertijdperken welke aan
de inlijving als milicien vnorafgaan, met vrucht
aan dat onderwijs deel te nemen. Nadere
inlichtingen zijn te verkrijgen ter Secretarie.
Op Maandag den 17 Juni zal aan de
woonhuizen der ingezetenen worden gehouden
eene collecte ten behoeve van het Fonds] tot
aanmoediging en ondersteuning van den] ge-
wapenden dienst in de Nederlanden.
Met verwijziging naar de aangeplakte bil
jetten, bevelen wij deze collecte bij de inge
zetenen ten zeerste aan.
Uit een artikel van mevr. Green in de
„Nineteenth Century belangwekkend omdat
de schrijfster vrij lang op het eiland ver
toefd heeft en tracht de meening der Boe
ren over den oorlog en de toekomst, in
hun eigen woorden weer te geven, ontlee-
nen wij een en ander.
Ook mevrouw Green gevoelt grooten
eerbied voor de Boeren en zij zegt, dat
alle vreemdelingen die hen kennen, hun
zachtmoedig karakter prijzen en ander goeds
van hen zeggen. „Er zijn minder lage
en ruwe mannen onder hen, dan bjj eenig
Europeesch volk". „Ik ken den Boer
goed en heb nooit verraad in hem be
speurd". Deze en dergelijke oordeelen
verneemt men.
De gevangenen zijn buitengemeen ijverig
en uiterst leerzaam. Zij doen alle soorten
van werk, dat hun gegeven wordt, maar
slechts 40 of 50 der gevangenen hebben
arbeid, 4450 hebben van den ochtend tot
den avond volstrekt niets te doen. Om
6 uur is het donker. Zij bezitten geen
kaarseD, bijna geen vermaken en worden
dientengevolge dagelijks zwaarmoediger.
Sommigen lijden aan melancholie die
langzamerhand overgaat in een soort van
manie. Mevr. Green schrijf1, dat mevr.
Cronjé voortdurend rusteloos her- en
derwaarts gaat, gedreven door de gedachte
dat de Engelschen haar en haar man wilden
verbranden. En is deze gevangenschap
geen langzame verbranding, zoo wreed als
maar een marteling te bedenken is?
Toeh, hoewel Engeland deze lieden lang
zamerhand krankzinnig martelt, wil de over-
groote meerderheid volstrekt niets weten
van het opofferen der onafhankelijkheid.
Enkelen waren voorstanders van een zeke
ren vorm van onderwerping. Maar zeker
98% zouden jaren lang in het kamp gevan
gen willen blijven, liever dan zich onder
Engelsch bestuur te vestigen. Zij verklaar
den dat de rassenhaat, door dezen oorlog
gewekt, nooit zal worden uitgewiseht en
das niets dan de onafhankelijkheid den
Boeren kan tevreden stellen. Zij zijn vast
verzekerd, dat God hun recht zal verschaf
fen. Engeland is machtig, maar God is al
machtig, zeggen zij.
Eiken morgen bij het gloren van den
dag, wordt in het geheele kamp gebeden.
komen".
In den loop van het gesprek dat zich
nu ontwikkelde, zette Botha aan dit oordeel
kracht bij en uitte hij zijn verbazing over
het gemis aan politieken tact tengevolge
waarvan zulk een man als hoogste ver
tegenwoordiger van het Britsche gezag
naar Pretoria was gezonden, de man die
alleen haat en tweedracht had gezaaid,
terwijl belang en bedoeling der Britsche
politiek medebracht de twee rassen te
verzoenen. (2)
Sprekende over de behandeling der vrou
wen van burgers, die nog in 't veld staan,
somde Botha al zijne klachten op, deze
(2) Nu Chamberlain van dezen sterken af
keer van Botha tegen Sir Alfred in het Britsche
Parlement gewag heeft gemaakt, is het een
ijdel pogen om het kortelings verleende ver
lof aan Sir Alfred Milner om zijn nieuwen
post te verlaten, te willen verklaren uit ge
zondheidsredenen. Terrecht heeft de Britsche
regeering ingezien dat zijne aanwezigheid in
Pretoria het einde van den oorlog zeker niet
zal verhaasten.
Ieder man zingt en bidt aan den ingang
van zijn tent.
Evenzoo des avonds. Dan hebben zij hoop.
Maar op andere tijden zijn zij diep neer
slachtig donker voorzien zij de toekomst
van Transvaal onder Engelsch bewind.
»Indien er geen hoop meer is, laat ons dan
strijdend sterven".
De benoemingen, die de Britsche regee
ring in de Transvaal heeft gedaan hebben
hen versterkt in hunne overtuiging dat de
kapitalisten den oorlog teweeg gebracht
hebben, en van hun overwinning zullen
gebruik maken om de Boeren te gronde te
richten en uit te roeien.
Ook mevrouw Green's inlichtingen be
vestigen weder hoe het kwaad van het ver
nielen van hoeven zichzelf straft.
Vóór de Engelsehen begonnen, de wo
ningen hunner vijanden te verwoesten,
waren de Boeren zeer geneigd, zich te
schikken in hun nederlaag zoo goed en
kwaad als het kon. Zij hadden altijd de
aantrekkingskracht hunner vrouw en kin
deren. Maar toen nienwe gevangenen aan
kwamen en van de verwoesting verhaalden,
veranderde alles. Het zeggen is, dat men
door het huis van een man te verwoesten,
eeu soldaat vau hem maakt maar uu bleek,
dat men door zulk een taktiek een lafaard
verandert in een held.
Mevrouw Green vernam nooit een woord
ter veroordeeling van Kruger, behalve in
één opzicht: »Zoo hij al de Jameson-in-
vallers had gefusilleerd, zouden wij nu
geen oorlog hebben" werd gezegd. Maar
Kruger deed dat niet omdat hij dacht, dat
de Engelschen de raiders zouden hebben
gestraft.
Ten slotte doet mevr. Green een be
roep op het Engelsche volk. Zij vraagt
of deze ongelukkige Boeren, die vervoerd
zijn naar een streek, waar geen gebruik
kan worden gemaakt van hun arbeid, en
die daar door werkeloosheid langzamer
hand krankzinnig gemarteld worden in
de toekomst Engelsche onderdanen zullen
moeten worden, of men hun in dat geval
niet de betere zijde van het Engelsche
karakter moest leeren kennen in plaats
van hen over te leveren aan de genade
van een militair bestuur. Er wordt niets
beproefd om deze lieden te leeren kennen
of hun vertrouwen te winnen. Er wordt
geen poging gedaan om hun arbeid te
gebruiken tot het beplanten van St. Hele
na, waar de weinige boomen worden neer-
gehouwen om tot brandstof te dienen.
De vloek, die op Engelands gansche
onderneming rust, doet zich het schrilst
gevoelen in de gevangenisverblijven, waar
van St. Helena er één is.
Vlissingen. Met ingang van 1 Juli
a. s. is benoemd tot administrateur der
militaire bakkerij alhier, de heer de Jong,
gepensioneerd adjudant-onderofficier der
vesting-artillerie te 's-Hage.
met feiten en data stavende; telkens wan
neer Kitchener in het nauw gedreven werd,
ook bij andere punten, die ter sprake
kwamen, redde hij er zieh uit, door een
onderzoek te beloven of te verklaren, dat
het niet op zijne orders was geschied.
Feitelijk ligt dus hierin de erkentenis, dat
veel onnoodig onrecht is begaan.
„Jawel, zeide Botha, onlangs hebt gij
mij ook verklaard, dat de order luidde:
geen vrouwen en kinderen medevoeren,
wanneer er geen behoorlijke vervoermid
delen beschikbaar zijn, en toeh zijn nu on
langs weder een groot aantal vrouwen en
kinderen op open wagens gepakt, zonder
bescherming tegen de regens en de zonne
hitte, zonder voldoende voedsel voor de
zieken, ouden van dagen en zuigelingen;
ook nu werden de vrouwen ruw behandeld
door de vele kleurlingen, die de Engelsche
colonnes vergezellen en werd er geen acht
geslagen op hunne klachten hierover. Ove
rigens blijf ik protesteeren tegen het ge
welddadig wegvoeren van niet-combat-
tanten".
Bruinisse. Woensdag j. 1. hadden we
het genoegen den candidaat der Anti-re
volutionairen voor dit district in ons mid
den te zien optreden. Voor een tamelijk
wel gevulde zaal trad Z.H.Welgeb. op na
ingeleid te zijn door den hoer Bastmeijer.
Het is ons door gebrek aan tijd niet wol
mogelijk de geheele rede te releveeren.
Genoeg zij het dat spreker voor zijn
schoone lezing een zeer aandachtig gehoor
vond. Duidelijk werd het verschil tus-
schen de antir. en de liberale beginselen
aangetoond. Het program van actie toe
gelicht en duidelijk uiteengezet dat het
beweren als zou het ministerie Maekay
niets hebben tot stand gebracht op zijn
minst genomen onwaar is. Aangetoond
werd dat de leerplichtwet een dwangwet
is die om een klein getal onwilligen het
geheele volk drukt. Aan het debat werd
deelgenomen door den heer F. G. van den
Berg, die vroeg wat sprekers denkbeelden
waren over protectie en de heer Ds. van
Bueren die vroeg hoe hij dacht over het
subsidie-stelsel aan hetChristelijkOnderwijs.
Duidelijk voor een ieder om te begrij
pen, beantwoordde spreker de opponenten.
Ofschoon voor zich zelf voor het vrije
ruilverkeer toonen de cijfers het dat onze
industrie daarbij met reuzenschreden
achteruitgaat en dat invoerrechten op on
bewerkte stoffen dringend geboden is, wil
onze nijverheid niet ten gronde gaan. Uit
voerig, met cijfers zijne beweringen sta
vende, maakte spreker ons een en ander
duidelijk. Aan Ds. van Bueren antwoordde
spreker dat hij het Unie-rapport onder
schrijvende hoopt dat de subsidiën de
voorstanders van Christelijk Onderwijs de
handen ruimer moge maken ook voor de
kerken. Na dankzegging door Ds. Waar
denburg werd deze schoone vergadering
gesloten.
Bruinisse. Na lange absentie kwam
j. 1. Vrijdag onze gemeenteraad bijeen.
Het vormen van stembureaux kwam eerst
aan de orde. Voor de Provinciale Staten
werden gekozen de heeren Goudzwaard en
Bolier. Voor de stemming der Staten-
Generaal de heeren Jumelet en Hage. Als
buitengewoon lid zal zitting nemen de
heer Hoogerheide. Een request om toe
lage, van den havenmeester werd tot nader
order aangehouden. Het bestek der uit
te voeren gemeentewerken werd onveran
derd vastgesteld. Naar aanleiding van
een schrijven van den Directeur-Generaal
der telegraphie zullen de telegraafpalen
langs den dorpsweg worden verplaatst
voor rekening der gemeente. Dit wordt
gedaan teneinde een beter voetpad te ver
krijgen naar het tramstation. Eene af-
en overschrijving ten bedrage van f7,93
werd goedgekeurd. Na afdoening van
bovenstaande werd door een onzer vroede
vaderen in navolging van den bekenden
Romeinschen Senator gezegd: de haven
moet vergroot worden.
Koudekerke. Vrijdag werd onze nieuwe
Kitchener beloofde een onderzoek (gelijk
reeds zoo dikwerf beloofd werd) en ver
klaarde dat hij geen kans zag om den
oorlog tot een einde te brengen zonderde
vrouwen en kinderen weg te voeren, daar
elk huis de rol van depot van voedings
middel enz. vervulde. (3)
Wat het verbranden van huizen betreft,
erkende Lord Kitchener, dat dit in vele
gevallen zonder eenige aanleiding geschied
was; dat onverantwoordelijke officieren
daarvan de schuld droegen.
„Maar Excellentie, dagelijks worden er
nog tal van huizen verbrandzeide Botha,
eenige staaltjes opnoemende. Ook dien
aangaande beloofde Kitchener een onder
zoek.
(3) Deze cynische bekentenis heeft bij de
Boeren groote verontwaardiging en geringe
bewondering van de militaire macht van En
geland opgewekt. Algemeen is het gezegde
tegenwoordig „Hulle vech immers nie-meer
tegen die mans nie, hulle vech nou met ons
zwakke vrouw-mensa"
(Wordt vervolgd.)