NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 120.1901. Dinsdag 21 Mei. 15e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Ingezonden Stukken. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DËR FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 20 Mei 1901. Ned. Reeds vroeg in den morgen stond het stationsplein te Zutphen met een dichte menigte gevuld. Deze was samengekomen om het welkom toe te roepen aan de zes duizend leden van het Nederlandsch Jonge lingsverbond, die op Hemelvaartsdag hunne gasten zouden zijn. Het Nederlandsch Jongelingsverbond is een organisatie van Christelijke jongeman nen met 300 afdeelingen in de voornaamste plaatsen van ons land. Dit verbond hield ditmaal de jaarvergadering in de groote zaal der Buiten-sociëteit te Zutphen, die evenwel te klein bleek alle aanwezigen te bevatten. Uit het verslag van den secretaris (A. Bierens de Haan) bleek dat bij het Verbond thans, behalve 300 gewone afdeelingen, 140 Zondagscholen, 148 Knapenvereenigingen, 43 Letterkundige vereenigingen, 50 zang en 28 muziekvereenigingen, alsook een 8- tal gymnastiekclubs aangesloten zijn. De meeste dezer gaan gestadig in bloei en ledental vooruit. Volgens den penningmeester (E. Sillem) waren do geldmiddelen des Verbonds in vrij bevredigenden staat. De uitgaven des Verbonds zijn in hoofd zaak de volgende: De Jongelingsbodeeen blad, dat wekelijks verschijnt; Voor onze jongens en Maandblad voor Letterkundedeze beide komen geregeld .uit éénmaal per maand. Deze uitgaven dekken zich zelf, de beide laatste gaven zelfs nog een kleine bate voor de Algemeene kas. Er werden telegrammen gezonden aan de Koningin en Prins Hendrik, en aan president Kruger. Ook werd een beroep gedaan op de Engelsche Christelijke Jonge lingschap, om deze te verzoeken alle mid delen in 't werk te stellen tot beëindiging van den onrechtvaardigen oorlog. Des middags sprak de heer Hoogenbirk over „Deugden en gebreken", Ds. v. Noort over „de Chr. Jong. Ver. en de Zondags heiliging", de heer de Moor over „Samen spraken". Des avonds in de Groote kerk werd een zeer gezegende samenkomst gehouden, waar Ds. van Rhijn van Apeldoorn en Ds. Sehok- king van Wezep optraden. Dr. R. Bijlsma te Middelburg schrijft in de Geneeskundige Courant. Valt er' in ons land nog veel te klagen over het onbevoegd uitoefenen der genees kundige praktijk en hoort men ook wel eens van Artsen die handelen in strijd met de waardigheid van hunnen stand, ook elders is het volstrekt niet altijd rozengeur en maneschijn. Zoo vond ik tot mijne ver bazing en verontwaardiging op den omslag van het Centralblatt für praktische Augen- heilkunde van Professor Doctor Hirschberg, Geh. Med. Rath, de bekende annonce van het cadeau van 25 duizend Mark, zooge naamd beschikbaar gesteld voor kunstma tige trommelvliezen, te leveren door het befaamde instituut «Nicholson". Hier zien we dus, dat niet een gewone courant, maar een der groote bladen van eene genees kundige specialiteit het middel is ter be vordering van kwakzalverij op een zuster- gebied. Dat is al heel erg! Een andere nieuwigheid in Duitschland is de stichting van zoogenaamde Ocularia of Optische Instituten. Dit zijn brillenwin kels waaraan een oog-arts verbonden is, die qratis onderzoekt welke bril voor den kooplustigen bezoeker geschikt is. Oppervlakkig schijnt dit beter dan de bij ons bestaande gewoonte, waar iemand die een bril noodig heeft, zelf dien in den winkel uitzoekt of neemt op advies van den totaal onbevoegden instrumentmaker en winkelier. Toch is hier iets in, bene den de waardigheid van onzen stand. Im mers de kooper meent dat hij een bizon der kostbaren bril heeft gekregen daar hij behoorlijk betaald heeft en dat het onderzoek van den oogarts niet veel heeft te beteekenen, want dü krijgt men gratis, op den koop toe. Langzamerhand komen er enkele optici die evenals sommige apothekers met geneesmiddelen doen geen brillen afleveren dan op medisch voorschrift, Zal de tijd niet eens aanbre ken dat het bij de wet is verboden, brillen te verkoopen zonder medisch advies? En is het niet de plicht der geneesheeren, voortdurend te wijzen op het groote gevaar dat verbonden is aan het gebruik van een ondoelmatigen bril? De meeste patiënten toch die den Arts consulteeren over den bril dien ze noodig hebben, doen dit om dat ze in den winkel er geen kunnen vinden die aan hunne bezwaren voldoende tegemoet komt, en dan blijkt maar al te dikwijls een lang bestaand en daarbij ver waarloosd lijden daarvan de oorzaak te zijn. Qeen winstbejag. Laat ook bij de stembus, die straks geopend wordt niet te zeer het winstbejag, maar aller eerst uw jaloerschheid voor het recht des Reeren u leiden. Kome niet een min edel woord over uwe lippen. Houdt uw hand terug van wat, kwam het uit, u een blos op het aangezicht zou jagen. En laat zoo ten einde toe, ook bij de worstelingdie ge nu tegen gaat, uw hulpe in niets anders staan, dan m den naam van Rem, die dm hemel en de aarde gemaakt, en die aarde ook ons Nederlands een plaats der eere toebeschikt heeft. Dn. A. Kuyper. verantwoordelijkheid der Redactie Mijnheer de Redacteur Beleefd verzoek ik U voor het volgende eenige plaatsruimte. Herhaaldelijk is in de Zeeuw geschreven over de Z. Kerkb. in verband met de oprichting van een nieuw Kerkelijk weekblad. Het is mij gebleken dat velen dit afkeu ren ja zelfs heeft een ongenoemde daarvan blijk gegeven door er opentlijk tegen te protesteeren. (Aan dien inzender betuig ik voor zijn pittig stukje mijn dank.) Men vraagt mij waarom ik het stilzwijgend toelaat dat men het eenige prov. Kerkel. Weekbl. wil afbreken. Laat ik daarop thans mogen antwoorden. Ik heb gemeend te moeten zwijgen en niet vooruit te loopen op de beslissing van de olasse Middelburg in deze quaestie, Als men voor een eerlijke zaat staat, behoeft men niet zoo hard aan de noodrem te trekken en om hulp te schreeuwen. Bovendien 't is waar wat dezer dagen opgemerkt werd, de Z. Kerkb. is nog al taai en ge herinnert U, waarde lezer, haar devies van voorheen „Luctor et Emergo" Toch mag niet gezwegen worden, want het geldt hier een Kerkbode en dat is nu eenmaal voor velen een „sta in den weg", die moet worden tegengewerkt en opgeruimd. Ik zou hiervan treffende staaltjes bunnen meedeelen, doch zou dan te wijdloopig worden. Men weet zoo'n Kerkbode is een blaadje dat herinnert aan wat vooral in 1886/87 op kerkelijk gebied is voorgevallen en dat leiding gaf aan die beweging. Nu zijn die Kerkboden in sommige krin gen gezien als, ik zal maar zeggen, een rotte appel bij een groentevrouwAllerlei leelijksweet men er van te zeggen en ze zijn het daglicht niet waard. Nog kort geleden bevatte een Chr. blad een gesprek tusschen vrouw Bramsen, Freek en Knap. Knap sprak heftig zijn afkeer tegen die Kerkboden uit. Die Kerkleiders (de man vergiste zich zeker in zijn opgewondenheid) „die Kerk leiders, zeide hij, hebben meer schuld, die sturen de zaken meer achteruit dan vooruit". Als Knap het in zijn macht had, er verscheen er geen een meer 1" Bom. Maar daar hapert het nu juist aanzoo knap is hij toch niet. Weliswaar hebben die Kerkboden zeer veel medegewerkt om het stof op te ruimen, dat over verschillende punten der kerken ordening de praktijk van het gereformeerd kerkelijk leven verspreid lag en waardoor het ook niet zoo gemakkelijk meer ging om te roepen „wij zijn het zoo gewoon" of „dat zijn altemaal nieuwigheden" doch onder gereformeerden moest men niet zoo, openlijk toonen lichtschuw of bang voor de waarheid te zijn. Ziet U dat er een Bazuin, een Roeper, een Gideon, was of nog is, dat is gansch natuurlijk, maar zoo'n Kerkbode foei weg er mee Doch ter zake. Het le hulpgeroep ging uit van H (outerman). Doel van 's mans schrijven was om medewerking te vragen van kerken en predikanten „om te komen tot oprichting van een Weekblad dat zich wijdt aan het bepleiten en bespreken der belangen der geref kerken". Alsof er zulk een blad niet was en de Kerkbode niet reeds van af 1887 zulks gedaan hadEr wordt van zekere zijde steeds geklaagd over miskenning, maar zou in het beoogde doel van H. niet zeer veel miskenning liggen van de bewezen diensten en den zegen door onze Kerkbode verspreid Ik zeg niet alleen in den laatsten tijd, maar gedurende haar 14 jarige loopbaan. Dan, dit is de eigenlijke quaestie nog niet. „Het verband, zegt H., van die Kerkbode tot de kerken is op de classis M. ter sprake ge bracht en, o vreeselijk, wat bleek toen a. dat die Kerkbode het eigendom van den uitgever was; alsof men dat niet reeds sedert 14 jaren wist. b. dat de kerken er wel iets in mogen berichten, c. dat ze er niet over te beschikken hebben (hoe is dit te rijmen met b.?) en d. dat alle voor- deelen voor de kerken verloren gaan. Wanneer men nu in het oog houdt dat de uitgeveF het aandurfde de oprichting en exploitatie van een blad voor eigen rekening te nemen, waar de kerken dit niet meenden te mogen of te kunnen doen, en hij zich daarvoor niet alleen bij de oprichting maar nog ieder jaar voor de exploitatie heel wat kosten getroost is het dan zoo bevreemdend dat die uitgever zijn eigendomsrecht laat gelden Doch dit schijnt een doorn in het oog van hen die daarop zoo gaarne beslag zouden leggen. Is het wonder dat men zich afvraagt waarom die brs. zooveel drukte maken over een nieuw blad? Waarom willen zij nu een perivereeniging en doen zij niet liever als de uitgever deed, voor eigen rekening maar beginnen? Natuurlijk begrijpt het publiek wel dat men op deze wijze zelf zorgt buiten schot te blijven en aan anderen de lasten van zulk een schoon idee als een persvereeniging overlaat. In de tweede plaats is gebleken dat de kerken er wel iets in mogen berichten. D. w. z. lezer, dat de uitgever en redactie vanaf het ontstaan aan de kerken hebben aangeboden over plaatsruimte te beschikken naar goedvinden. Kolommen zijn er somtijds door in beslag genomen. Ten allen tijde is gelegenheid gegeven berichten, offie. me- dedeelingen, zoo van Kerken als Classe- en Prov. vergadering en dat alles gratis, te plaatsen. Nog onlangs is aan de classe Goes naar aanleiding van een door haar aan mij gericht verzoek, aangeboden gratis opname harer verslagen. Er was ook om gratis ex. ge vraagd doch dat meende ik niet te kunnen inwilligen. Toen dacht ik toch onwillekeu rig aan het spreekwoord „broek naaien en garen toegeven." Niettegenstaande de uitgever het in den laatsten tijd zoo dure papier, het drukloon, de exploitatie en voorts alle kosten zelf uit eigen zak betaalt, bood hij dat alles aan de kerken gratis aan. Hiermede is tevens aangetoond hoe het verstaan moet worden dat de kerken er niet over te beschikken hebben. Zie lezer is dat nu geen mirakelErg egoistisch van den uitgever, niet waar? Ik heb zooeven over miskenning gesproken en zou uit H.'s voorstel ook dankbaarheid spreken? En dan durft H. nog beweren dat alle voordeelen van de Kerbode voor de kerken verloren gaan. (Hier dacht ik onwillekeurig aan het protest van den ongenoemden in zender die ook herinnerde aan de wijze spreuk van „schonmaker blijf bij je leest.") Mag ik op grond van ervaring daar tegen over stellen dat, wanneer de kerken zich ge roepen mochten achten een Kerkelijk Week blad te exploiteeren, dat dit geen baten, maar zeer veel schade voor hen zal afwerpen. Ik zal hierin niet te diep ingaan, maar waar allerwegen de indruk wordt gegeven en door hen die het weten kunnen niet is weersproken als zou de uitgever zicli eens goed vet mesten aan die Kerkbode en hij alleen al die voordeelen zich toe eigenen daar zij hier meegedeeld dat hij reeds een vorig jaar moest besluiten het redactie- loon met bijna de helft te verminderen, omdat het hem gebleken was er voor zijn niet geringen arbeid en zorg geen belooning meer overschoot. Nu weet ik wel dat een tekort voor kerkelijke zaken zeer licht geacht wordt en men wel kan zorgen dat dit gemakkelijker gedekt komt dan het tekort van een parti culier, die geen extra collectes kan uitschrij ven, maar in trouwe, naar nieuwe extra collectes behoeven onze kerken toch niet te verlangen. Neen, als H. wil weten hoe voordeelig kerken en vereenigingen uitgeven en ex ploiteeren, dan moet bjj eens onderzoeken wat het Kerkblad aan de kerken gekost heeft en wat bijv. de Tractaatv. „Filippus" in kas krijgt vaD haar scheurkalender-uit gave die natuurlijk om het Godsrijk te helpen bevorderen overal zeer wordt aan bevolen, en waarop het kolossale aantal van 25 a 30000 ex. geplaatst wordt. Van zulk een uitgaaf zou een gewoon uitgever kunnen rentenieren! Van die opbrengst kunnen aardig wat traktaatjes en ook wel boekjes verspreid worden maar hierop ga ik niet verder in. Alleen zal H. velen verplichten met de resultaten van zijn onderzoek mede te deelen. Die kunnen leerzaam zijn in ver band met die „verloren gaande baten voor de Ten slotte nog een enkel woord over de bewering als zou de classis met algemeene stemmen incluis die van de redacteuren hebben uitgesproken de wenschelijkheid om zoo'n nieuw kerkelijk weekblad te ver krijgen. Hier vergist H. zich of hij heeft de be spreking niet begrepen,-wat ook blijkt uit de genomen beslissing op de laatste classe verg. te M. waar met groote meerder heid besloten werd het verzoek niet op de Prov. Vergadering aanhangig te maken. En wat nu die Redacteuren betreft Dr. Wagenaar wenschte wel dat er een kerkelijk blad zij, dat door al de kerken der Provincie gebruikt kon worden en wilde daarom zoo noodig, wel een nader verband, edoch niet buitenom of los van de bestaande Kerkbode. Voor een geheel nieuw blad zou hij, daar houd ik mij van overtuigd, nimmer zijn stem geven. Evenmin als ik reden meen te hebben dat Ds. Hulsebos zulks zou doen. 'tZou dan ook wel een vreemde tactiek zijn, haast schreef ik ongeoorloofd, indien het anders ware. In gewone handelszaken zou men zulk een houding sterk veroor- deelen. Niemand dwingt immers aan te blijven en heeft men bezwaar dat men zich dan eerst van een zaak los make, dan eerst kan men vrijmoedig tegen een verkeerde zaak ageeren. Ten slotte, welke financieele opofferingen de uitgever zich getroost om de Kerkbode (men wil ook nog beweren dat het meisje der naam niet deugt en onwettig is!) in stand te houden en daarmede de kerk te helpen dienen, die kan hieromtrent gaarne nadere inlichtingen bekomen. Waar ik misschien wat veel plaatsruimte heb gevraagd, zeg ik U hartelijk dank, mijnh. de Redacteur, dat U mij in de gelegenheid stelde dit woord van repliek op H.'s stukje onder de aandacht van be langstellenden te brengen. Hoogachtend, K. LE COINTRE, Uitgever van de Zuider Kerkbode. Aan ondergeteekende is voorgaand stuk vóór de plaatsing door de redactie toege zonden, krachtens de verhouding waarin hij tot De Zeeuw staat en omdat hij in het debat, waar hij buiten stond, wordt betrokken, zonder dat echter zijn naam genoemd wordt. Hij toch wordt in den derden, vierden en vijfden volzin van on deren als iemand die er óók »aan" is, maar die niet gedwongen wordt er »aan te blijven" van de twee andere redacteuren onderscheiden. Van hen onderscheiden op alles behalve loffelijke wijze. Welnu, ik zal dat, gelijk veel meer in de laatste tijden, mij moeten getroosten. Evenwel acht ik mij aan de waarheid ver plicht eenige opmerkingen ter beoordee ling aan het lezend publiek te geven en aan zijn oordeel te onderwerpen. lo. Dat de geachte schrijver zich ten eenemale vergist, dat door mij een «nieuw blad" naast of tegenover de Zuider-Kerk- bode verlangd wordt. Beleefd vraag ik hem bij dezen daarvoor zelfs maar één bewijs te leveren. Ik heb, voor zoover ik er over sprak, dit juist bestreden eu gewild een contract met den uitgever, waarbij hem vergoeding voor alle kosten en een behoorlijk loon ver zekerd werden, onder verplichting natuur lijk van verantwoording, die nooit plaats had, ook niet toen het redactieloon ver minderd werd. Kan de geachte schrijver het gevraagde bewijs niet leveren, en dat kan hij niet, omdat het er niet is dan is hij natuurlijk aan de waarheid, aan zichzelf en aan mij verschuldigd deze vol zinnen terug te nemen. 2o. Vestig ik er de aandacht op, dat door mij van den beginne aan, verlangd is, wat de schrijver zegt dat »Dr. Wagenaar wenscht". Toen Ds. Hulsebos en Ds. Feringa mij kwamen verzoeken als hun mederedacteur op te treden nam ik dat, na mijne be zwaren meegedeeld te hebben, op hun dringend verlangen en de belofte dat er een contract zou komen, aan. Op hun verzoek ging ik vast maar aan 't schrijven. Ik wilde een contract in den geest zooals er de hooggeachte redacteur van De Heraut toen een en anderemaal over ge schreven had. Doch hoewel ik daar menigmaal op terug kwam bij de redacteuren, toch ver kregen wij het niet. Wij bleven, als het nijpt en weer nijpt waar Dr. Kuyper zoo ernstig tegen gewaarschuwd had, afhan kelijk van den uitgever. Wij konden bestraffingen krijgen want het is niet bevreemdend dat „de uitgever zijn eigen domsrecht laat gelden" aan den dijk gezet worden gelijk driemaal in het Noorden gebeurde, of een wenk in het publiek ontvangen, zooals thans het geval is, om als redacteur zich van deze zaak „los" te maken. Vóór ik dit echter doe en vóór ik ooit medewerk ter verkrijging van een blad, dat metterdaad voor al de kerken van Zeeland is, wensch ik alles te doen wat in mijn vermogen is, em door een welomschreven contract de Zuider-Kerkbode een zoodanig blad te doen worden. 3o. Veroorloof ik mij nog de opmerking, dat gelijk de „ongenoemde", die er in zijn inge zonden stuk de eigen Inrichting te Kampen als met de haren bijsleepte, er nu een concurreerende kalender bijgesleept wordt, waarvan de ondergeteekende meer dan twintig jaren redacteur is. Dit zij zoo, en van Barnabas zal de on dergeteekende niet spreken. Maar ik wenschte wel, dat het met de Zuider-Kerk bode ging, als met den Filippus-kalender, waarvan de heer D'Huij de uitgever is. De vereeniging toch heeft een goed con tract en kan dientengevolge duizenden ka lenders, aan kazernes, tehuizen, enz. enz. weggeven, en ontving reeds verscheidene malen een schrijven en een gift van H. M. de Koningin-Moeder en laatstelijk van de Koningin, als blijk van erkentelijkheid. Daardoor zou de kas voor Emeriti-predi kanten en predikantsweduwen en -weezen

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1