NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 116. 1901
Zaterdag 11 Mei
15e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISGH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS OER AÜVERTENTIËN
Engeland en Transvaal.
Bekendmaking.
TWEEDE KAMER.
li a r w ij.
Christiaan de Wet.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
10 Mei 1901.
Vermindering eigengeërfden.
De Stichtsche Courant merkt op dat 't
ook door ons opgenomen staatje tot bewijs
van den achteruitgang van den eigenge
ërfden boerenstand tot overdrijving leidt.
„In de eerste plaats dient te worden
opgemerkt dat eigenaar in den zin waarin
het landbouwverslag dit verstaat, volstrekt
niet ieder is die bouwgrond of weiland in
eigendom heeft en die bebouwt. Slechts
hij wordt als eigenaar beschouwd, die
meer eigen grond gebruikt dan hij huurt.
Iemand die dus drie bunders in eigen
dom heeft en er twee huurt is eigenaar,
maar zoodra hij er 4 huurt wordt hij ge
rangschikt onder de pachters.
Uit een administratief oogpunt is dit
een zeer practisehe bepaling, maar zij
heeft tengevolge dat de statistische cijfers
niet geheel overeenstemmen met de wer
kelijkheid.
Doch dit laten wij nu voor het oogon-
blik daar, om te wijzen op eene voor ons
inderdaad onbegrijpelijke vergissing.
Vlak naast de kolom toch, waarin de
afname van het aantal eigenaars van 5
10 H.A. van 18881898 is geboekstaafd,
bevindt zich een andere, waarin wij de
cijfers aantreffen voor de eigenaars van 5
H.A. en minder.
En wat blijkt daaruit?
Dat het aantal kleine eigenaars, in 1889
44,324 bedroeg, in 1898 tot 45819 was
gestegen. Eene vermeerdering dus van 1495.
Op blz. 125 van de jaarcijfers voor 1899
■vinden wij dan ook aangeteekend, dat het
aantal eigenaars van bedrijven met 20 H.A.
of minder, van 1889 tot 1898 nagenoeg
gelijk bleef. Het onderging zelfs eene
kleine vermeerdering en kwam viyi 83695
op 83742. Alleen het aantal eigenaren
van grootere bedrijven nam af en daalde
van 13147 op 12372.
Het kan niet ontkend worden dat deze
cijfers wijzen op eenige vermindering in
het aantal eigen boeren. Doch zeer groot
is o. i. die vermindering nog niet te
noemen.
En zoo onrustbarend als ze in boven
staande ontboezeming wordt afgeschilderd
is ze in geen geval.
Maar wel bevatten de cijfers die wij
boven noemden het bewijs dat het grond
bezit te veel versnipperd wordt.
Dat is het groote kwaad, dat aan onzen
boerenstand knaagt. Daarin ligt allereerst
de verklaring van de toeneming van het
aantal kleine eigenaars en de vermindering
van het aantal der grootere boeren.
Dat verklaart ook het toenemen van het
aantal huurboeren, want een jonge boer,
die door erfrecht een stukje van een
grootere boerderij in eigendom kreeg en
nu, om zijn bedrijf te kunnen voortzetten
meer land huurt dan hij zelf bezit, wordt
als pachter aangeteekend en verdwijnt van
de lijst der eigengeërfden. In werkelijk
heid is het aantal kleine eigenaars veel
grooter dan de statistiek aangeeft.
Wij willen daarmede niet ontkennen,
dat in zekere streken van ons land „het
kapitaal" tot die vermindering van het
aantal eigenaars heeft medegewerkt, maar
de hoofdreden moet naar onze overtuiging
worden gezocht in ons erfrecht.
Wie op het platte land bekend is, zal
dit o. i. moeilijk kunnen ontkennen.
De Telegraaf herinnert aan een «select-
meeting" van het Leger des Heils, waarin
de quaestie der werkverschaffing aan dak-
loozen enz. werd besproken; en aan den
indruk dien 't gezang maakte van het vol
gende lied door mevrouw Oliphant.
Werp toch de lijn uit
Werp toch de lijn uit
Hoort Ge 't, Uw broeder vergaat.
Werp toch de lijn uit
Werp toch de lijn uit,
Haast U, 't is anders te laat.
De lezer herinnert zich dat ook te Goes
■en Middelburg in een dergelijke meeting
dit lied op aangrijpende wijze gezongen
werd door oen bekeerden daklooze.
Terecht vraagt de Telegraaf de aandacht
van het Leger nu voor den Broeder Boer,
en om de stem van de kolonelsche om de
smeekbeden te vertolken.
Wij vreezen dat op (die vraag geen acht
geslagen zal worden.
Het Leger is nu eenmaal internationaal
en de «officieren" mogen niet openlijk om
't behoud der Boeren bidden of in 't be
lang der Boeren optreden.
Broeder Boer mag vergaan!
Opmerkelijke klacht.
De «Nederlander" brengt in herinnering
wat de liberale «Nieuwe Courant" onlangs
schreef over de wijze waarop de tegen
woordige regeering met gewichtige staat
kundige beginselen omspringt.
De «Nieuwe Courant" schrijft daarom
trent o. a.
«Wat zag men gebeuren 1
Dat het dr. Iluyper was, die bij de
eerste Ongevallenwet den strijd aanbond
tegen bureaucratie, monopolisme, centra
lisatie, aldus een taak op zich nemend
die een liberaal voor niets ter wereld
zich had mogen laten onwringen.
Dat bijna gansch de liberale pers den
Leidseben hoogleeraar, die door de
Woningwet de autonomie der gemeenten
een bijna heilig erfstuk, poesdka der
liberale vaderen ernstig beleedigd
achtte, alleen liet staan met zijn protest
en dat het de heer De Savornin Lohman
was, wien in de Kamer de verdediging
van dat echt liberale beginsel scheen
■toevertrouwd.
Ja, dat telkens en schier uitsluitend,
wanneer men meende de stem van wijlen
Buys in 's lands vergaderzaal nog eens
te hooren weerklinken, het was door
Lohman's mond
«Het beste, waarvoor de liberalen ooit
gestreden hebben, is tegenwoordig nog
alleen maar veilig in antirevolutionaire
handen", voegt de Nederlander daaraan
terecht toe.
Ook de «Gemeentestem" en het «Week
blad voor Burgerlijke Administratie", hoe
wel geen politieke bladen, uiten klachten
over don ernstigen inbreuk, die telkens
opnieuw gemaakt wordt op de gemeente
lijke autonomie. Maar 't blijft bij klagen
Stichtsche Crt.
Een Engelsche afdeelmg heeft 't distriet
Roosenekal doorkruist. Zij had zegt zij
slechts één ernstig gevecht met Boeren,
die met hunne gezinnen in spelonken woon
den. Veel Boerengezinnen en een ontzag
lijke hoeveelheid voorraad en talrijke kud
den werden meegenomen. De te Middel
burg bijeengebrachte Boerengezinnen tellen
duizenden personen. Dus geen krijgsge
vangenen. Het wegvoeren van 't vee is een
«krachtig middel" gebleken om de Boeren
tot onderwerping te brengen.
Botha en Viljoen hebben zich vereenigd
en houden Carolina bezet.
Omtrent Viljoens jongste operatie mel
den de Engelsche telegrammen dat hij den
6en met 500 man het kamp van generaal
Beatson heeft aangevallen. Viljoen kwam
op zeer korten afstand van het kamp, maar
trok terug toen de Engelschen een pompom
en een maxim lieten werken. De Boeren
lieten zes dooden achter. De Engelschen
zetten hen na en dwongen hen hun ge-
heelen trein achter te laten, die dus in
Engelsche handen viel.
Kolonel Grenfell heeft het fort Klipdam
aangevallen, waar kapitein Dahl, de natu
rellen-commissaris, thuishoort. Na een heet
gevecht, waarbij de Boeren negen gesneu
velden kregen, werd de plaats genomen
met 45 gevangenen en veel munitie.
Hartebeestfontein zal nu verwoest worden.
Het heet dat De Wet en Steyn in het
westen van Transvaal zijn.
Drie vendels, te Standerton teruggekeerd,
brachten samen mee 4000 schapen en 4000-
stuks vee.
Kitchener seint, dat 18 eskadrons yeo
manry ingescheept zijn, terug naar En
geland.
In Kaapkolonie is gisteren gevochten aan
de' Baviaanskloofrivier. Scheepers is op
nieuw door de koloniale troepen terugge
dreven. De spoorwegtelegraaf is vannacht
weder afgesneden tusschen Dassiescbuur en
Mortimer, dicht bij de plek waar het pas
gedaan is.
Vooral het slot van deze Engelsche me
dedeelragen is merkwaardig. Er blijkt toch
weer uit, hoe men dat terugdrijven van
de Boeren moet opvatten.
Milner is uit Kaapstad aan boord van
de «Saxon" naar Europa vertrokken.
Weer kwamen aldaar zes nieuwe pest-
gevallen op een dag voor, waaronder drie
bij Europeanen en met doodelijken afloop.
Te Lissabon is uit de Kaapkolonie aan
gekomen de predikant ds. Hugo die de
nederzettingen van uitgeweken Boeren
wenscht te bezoeken, en aldaar zijn her
derlijken arbeid hoopt te verrichten. De
Portugeesche autoriteiten hebben geenerlei
bezwaar geopperd tegen het houden van
eventueele openbare of andere godsdienst
oefeningen. Alleen wat Caldas da Rainha
betreft werd verzocht geen psalmgezang
aan te heffen, dewijl de Boeren-kolonie daar
in het midden van het stadje is gevestigd,
en men aanstoot voor de katholieke be
volking wil vermijden.
Gr ii ess. Aan firma G. M. Klemkerk te
Goes is vergunning verleend tot het plaatsen
van een Petroleum-motor, als drijfkracht voor
drukpersen in perceel wijk C no. 220.
De schutterplichtigen die ten vorige jare
voorwaardelijk zijn vrijgesteldof die meenen
redenen van vrijstelling te hebben verkregen,
worden herinnerd, dat de Commissie van On
derzoek op Vrijdag den 17 Mei a. s des na
middags te 12 uren in de raadzaal zitting
zal houden.
De motie-Van Dedem in zake afschaf
fing van tollen, en de motie-Van Kol be
treffende Curasao zijn aangenomen, de laat
ste zelfs met algemeene stemmen. Maar
dat kwam omdat zij onder den druk der
debatten door de vaders der motie zeiven
waren ontkracht. De motie-Van Dedem
was nu geworden een verzoek aan de re
geering tot 't doen instellen van een nader
onderzoek naar de mogelijkheid van af
schaffing van tollen. Een verzoek waaraan
de minister bereids verklaard had niet te
zullen voldoen.
Heel wat anders dan een uitnoodiging
aan de regeering om onverwijld tot af
schaffing der tollen over te gaan.
Op die manier had zelfs de minister
wien 'taanging er wel voor kunnen stemmen.
Hij schudde dan ook den heer Van
Dedem recht hartelijk de hand en felici
teerde hem met dezen uitslag, onder groot
gelach der Kamer.
De motie-Van Kol bedoelde aanvankelijk
te doen uitspreken door de Kamer dat de
regeering met 't oog op den treurigen toe
stand op Cura9ao een commissie moet be
noemen die na een plaatselijk onderzoek
rapport uitbrengt en de beste middelen
ter verbetering aangeeft.
De heer v. Limburg Stirum stelde den
heer v. Kol eenige wijzigingen in die
motie voor, en de minister steunde hem
daarin. Hieraan voldeed de voorsteller,
onder protest tegen den te geringen steun
aan de motie geboden. De motie bevatte
na deze wijziging niets meer dan een uit
noodiging aan de regeering om zelf in deze
handelend op te treden. En toen ging de
motie er zonder stemming door.
Goedgekeurd zijn vervolgens eenige klei
nere wetsontwerpen, onder anderen tot
naturalisatie van W. C. Moojen te Nij
megen, oud-Zeeuw, later Transvaalsch
burger; en van P. J. Talloon, landbouwer
te Aardenburg.
Op artikel 8 van het ontwerp staatszorg
paardenfokkerij stellen de hoeren Merckel-
bach, Lieftinck, Van der Borch van Ver-
wolde, Van Dedem en*Van Heemstra eenige
amendementen voor, om aan het eerste lid
toe te voegen
„De algemeene keuringscommissie is
evenwel bevoegd, de uitspraak uit te stel
len en den hengst op een nader te bepa
len dag andermaal te doen vertoonen,
zonder dat deswege aan den eigenaar
kosten van extra keuring in rekening ge
bracht worden", en aan het tweede lid:
„Wordt de hengst goedgekeurd, dan
komen de kosten van vervoer ten laste
van het Rijk, volgens regelen in den al-
gemeenen maatregel van bestuur vast te
stellen."
Een landbonwgewas, dat hoe langer zoo
meer veld wint, is de karwij. Wanneer de
landbouwer om een of andere reden minder
tarwe of bieten wil verbouwen, vervangt
hij deze door karwij. Wel wordt gezegd,
dat, als de teelt van karwij algemeen zou
worden, de markt met het artikel spoedig
overvoerd zou worden, en wanneer men
nagaat, waarvoor de karwij in de industrie
dient, dan moet men dat ook wel gelooven,
maar tot heden neemt de teelt van karwij
aanhoudend toe en schijnt de markt nog
niet overvoerd, daar de prijzen nog altijd
tamelijk goed zijn, zoodat er met karwij,
vooral als ondergewas, nog altijd een goede
pacht gemaakt wordt. Het is daarom van
het hoogste gewicht, dat de teelt van de
karwij door den ernstigen landbouwer nader
bestudeerd'worde, opdat door hem met zoo
min mogelijk onkosten zooveel mogelijk
winst gemaakt worde. Nu is het in alle
streken, waar karwij verbouwd wordt, de
gewoonte om het land zeer rijkelijk te be
mesten met stalmest en ook met kunstmest,
opdat èn de bovenvrucht èn de ondervrucht
(de karwij) zoo groot mogelijke opbrengst
oplevere. In hoofdzaak is dat goed gezien.
Doch iets heb ik er tegen. Door de over
matige bemesting van den grond gedurende
het eerste jaar zal in zeer vele gevallen de
bovenvrucht zeer geil groeien, zoodat de
karwij daardoor eenigszins in haar groei
belemmerd wordt. Toch is het zaak, dat
de karwij het eerste jaar na den oogst van
de bovenvrucht reeds een goed beechot
make, opdat na den winter de planten spoe
dig weder opschieten en deze rijkelijk zaad
opleveren. Daarom komt het mij zeerge-
wenscht voor, dat de karwij, nadat de boven
vrucht van het land is verwijderd, nog een
overbemesting krijge en de mest dus het
eerste jaar in gewone hoeveelheden gegeven
worde, opdat het eerste gewas niet al te
geil groeie. Die overbemesting kan na-'
tuurlijk alleen gegeven worden in den
vorm van Chilisalpeter, daar deze stof al
leen voor een dergelijke overbemesting ge
schikt is. Het is ook juist een stikstof-
bemesting, die de karwij noodig heeft.
Aldus raad ik ten zeerste aan deze methode
in toepassing te brengen. In sommige
streken wordt zij ook reeds met uitstekend
gevolg in toepassing gebracht. Chilisal
peter als overbemesting bij karwij, daar
mede zal, hoop ik, spoedig overal een proef
genomen worden. Ik twijfel er niet aan,
of de resultaten zullen schitterend zijn.
Ook is het noodig, dat de karwij niet te
dicht gezaaid worde, opdat het land vrij
van onkruid gehouden kan worden. Chili
salpeter en zuiver land zijn twee hoofd
voorwaarden voor de karwij teelt.
Eén ding staat vast: Worden de Boeren
ooit door de overmacht overwonnen, dan
zal het merkwaardige feit zich voordoen
dat het overwonnen volk alle krijgsmans
eer en roem aan zijne zijde heeft. In de
Scribner's Magazine van Mei doet opnieuw
een stem zich hooren, ditmaal om generaal
Christiaan de Wet te eeren. De schrijver
is Thomas F. Millard, een Amerikaansch
oorlogscorrespondent, die na de ontzetting
van Kimberley en toen Cronjé nog in het
Engelsche cordon was ingesloten, De Wet
voor het eerst ontmoette. Hij vertelt den
indruk dien De Wet op hem maakte ge
durende den tijd dien hij en zijn ambtge
noot met hem doorbrachten.
«het werd reeds donker, toen we
door de aanwezigheid van kudden vee on
der de hoede van kafferjongens bemerkten
dat we in de nabijheid van een laager
kwamen. En werkelijk, toen wij daarna
een kopje bestegen, zagen we het kamp,
een menigte wagens en eenige tenten, een
halve mijl verder liggen. Troepjes gewa
pende mannen stonden om een dozijntal
vuren geschaard, blijkbaar bezig met het
bereiden van hun maal. Met één oogop
slag zag ik dat het aantal mannén in dit
laager niet meer dan 300 kon zijn en ik
was overtuigd, dat dit niet de hoofdmacht
was van het leger, dat bij elkaar werd ge
haald om Cronjé te redden en lord Roberts'
marsch naar Bloemfontein te stuiten. In
de verte scheen het dof gerommel van ka
nonnen, dat we den heelen dag gehoord
hadden, weg te sterven. Een eenzame ruiter
naderde ons
Deze ruiter was gekleed zooals gewoon
lijk de Boeren gekleed zijnHij was
met zijn rug naar de ondergaande zon ge
keerd, zoodat zijn gezicht daardoor in de
schaduw was. Maar ik kon zien dat hij
van middelbaren leeftijd was en een baard
droeg. Toch overdrijf ik niet als ik zeg dat
ik zelfs op dat oogenblik bewust was met
een buitengewoon mensch te doen te heb
ben. Wellicht kwam dit door de wijze
waarop hij in zijn zadel zat, zoo recht en
zoo stevig, of door zijn kalme zelfbeheer-
sching, misschien ook wel door de bedaarde
effen toon van zijn stem, maar in ieder
geval was die indruk blijvend en onmid
dellijk.
«Wie zijt gij vroeg hij in het Hollandsch.
«Het zijn Amerikaansehe corresponden
ten", antwoordde onze voorman.
«Kunt ge ons den weg ook wijzen naar
het hoofdkwartier van generaal De Wet
zeide ik.
De man nam ons van het hoofd tot de
voeten op.
«Volg mij", zeide hij in hetEngelsch, en
hij reed weg in de richting van het kamp."
De oorlogscorrespondenten werden toen
naar de tent van De Wet gebracht, waar
een luitenant der artillerie hun papieren
onderzocht en in orde vond. Hijn gids was*
in de tent verdwenen, zij werden binnen
geleid.
«In den achtergrond zagen we een donkere
figuur, die ons tegemoet kwam.
«Heeren, dit is generaal De Wet", zeide
de luitenant.
Ik zag een korten en breeden man, gekleed
in een blauw tricot en bruine broek. Toen
wist ik dat onze gids naar het kamp De Wet
zelf was geweest. Ons gesprek werd onder
moeilijkheden voortgezet, want De Wet
spreekt weinig Engelsch. Het liep voor
namelijk over de Vereenigde Staten, wijl
de generaal veel belang stelde in ons land
en onze regeering.
«Ik hoop het eens te zien", zeide hij.
«Misschien zal ik er moeten gaan leven als
de Engelschen ons verslaan" vervolgde hij
lachend, «maar dat zal nooit gebeuren",
voegde hij er met een kalme stem, die
overtuiging meesleepte, aan toe. Geen
woord werd er gezegd over den toen zeer
kritieken toestand in de Vrijstaat, ofschoon
dat onderwerp allen aan tafel het naast aan
het hart ging.
Het dof gebom van een Engelsch kanon
liet ons iedere paar minuten weten dat de
Engelschen Cronjé niet toestonden, rustig
te slapen.
Geen spier van De Wet's gelaat vertrok
als de veelzeggende geluiden de stilte van
den nacht verbraken. Niets was er waar
aan men kon zien dat hij gedurende 14
dagen om zoo te zeggen in het zadel ge
slapen had en op dat oogenblik slechts een
papieren linie had tusschen Roberts' leger
en Bloemfontein.
De Wet's bewegingen van den tijd dat