NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 113. 1901. Dinsdag 7 Mei. 15e Jaargang, CHRISTELIJK- HISTORISGH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN HERIJK. De Christen-Philantroop. 1 FEUILLETON. ,,'t Was een vergissing-". ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02!. UITGAVE DER FIRMA EN VAN van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Rilland-Bath, 7 Mei 's namiddags en 8 Mei. God de Heere legt in sommiger men- schenhart een wondere drang, waardoor zij, trots allen tegenstand en teleurstelling zich genoopt gevoelen tot het najagen van een bepaald levensdoel, hetwelk zij zich gesteld zien. Velerlei kan dit levensdoel zijnhet kan liggen op het practisch ge bied van het rijke menschenlevenhet kan liggen op het gebied van wetenschap of historie; het kan liggen op gebied van staatkunde of rechtsontwikkeling; het kan liggen op het gebied van Kerk en Zending of ook elders nog; doch waar ook gelegen veelal zien wij, dat God de Heere door het wonderlijk volhardingsvermogen, het welk Hij in hunne zielen schept, juist door zulke mannen, die soms door hunne tijdgenooten voor dwazen, zoo maar niet voor krankzinnigen worden uitgekreten, der menschheid en het nageslacht vooral een onschatbareu zegen heeft bereid. Namen als van Columbus, den ontdek ker der Nieuwe Wereld; van Bernard de Palissy, don vervolgden Hugenoot, dien velen zich wellicht nog uit de jaren hun ner schooljeugd herinneren uit Christelijke schoolboekjesvan Elias Howe, den uit vinder van de nuttige naaimachine, be hoeven maar voor de aandacht te worden geroepen, om het te bevestigen; en velen zullen misschien uit ouderen of nieuweren tijd de rij in hunne gedachten met tal van namen aanvallen. Zulk een man, die eene bijzondere le vensroeping gevoelde, was ook de groote Nederlandsehe Christen-philantroopDs. Ottho Gerhard Heldring. Wormser drukte het, ofschoon de uit drukking hem veelszins euvel geduid is, eigenaardig en zoo we het in den goe den zin opvatten, juist uit: „aangetast met een soort van philantropische koorts." Hij was het bezielde en bezielende mid delpunt van den philantropischen arbeid der „Christelijke Vrienden," die in de rijk gezegende uitkomsten het bewijs leverde, dat naar Groen van Prinsterers getui genis zijn „aanleg en roeping exceptio neel waren." Reeds in zijne jeugd werd hij onder het bestuur des Heeren in de richting van philantropischen arbeid; d. i. een arbeid, die het gezonkene, het verwaarloosde, het verlorene, het maatschappelijk misdeelde, in het leven opzoekt; geleid. Geboren te Zevenaar, den 17den Mei van het jaar 1804, zag hij reeds vroeg bij zjjn grootvader van moederszijde, den pre dikant van Pfalzdorf bij Kleef, die de Onder de vele aanleidingen, die mij de oorlog met al zijne antecedenten tot ergernis gaf, ken ik er geene sterker, dan toen Mr. Chamberlain voor het Parlement verklaarde, dat de oorlog eigenlijk door „oen misver stand door „een vergissing" ontstaan was, dat Kruger en hij elkander niet goed be grepen hadden en toen Hoe, dacht ik, die gewetenlooze schurk durft, terwijl deze gruwelijke oorlog aan Engeland het bloed van duizenden zijner edelste zonen gekost heeft en nog kosten zal, terwijl maand aan maand millioenen ponden moeten geofferd worden om zijn volk ellendiger te maken, en dat van geld, 't welk armen tevreden, ongelukkigen ver zorgd, nationale rampen bezworen had kunnen maken, onbeschaamd en koud de oogen opslaan voor de vertegenwoordigers zijns volks en met een duivelschen glimlach om zijne lippen spelend, tot hen spreken: „Och, mijne heeren, dezen oorlog, dien ik u op den hals gehaald heb, deze oorlog, die u nu reeds uw nationaal prestige, uw naam van vroomheid, beschaving, onover- uitgebreide heide in de omstreken gekolo niseerd had door huisgezinnen, welke al daar op hunne reis naar Amerika achter bleven, hoe gezegend de invloed was, die er van goede leiding, orde, tucht en werk zaamheid uitgibg. Hij werd, naar het verlangen zijns Va ders, te Utrecht opgeleid tot predikant in de Hervormde Kerk, doch gevoelde daar toe zoo weinig roeping, dat hij „met groote onverschilligheid'' in October 1826 zijn proponents-examen aflegde. Beroepen te Hemmen, in de Betuwe, deed hij daar in 1827 zijne intrede, doch nog doordrongen van den rationalistischen geest, waarin hij gedurende zijn studietijd onderwezen was, ontbrak het hem aan zelfkennis en Geesteslicht om in de predi king van het kruis van Christus behagen te vinden. De lezing eener Kerstpredikatie bracht hem tot zelfonderzoek; hij werd tot Chris tus geleid en de prediking werd van toen af hem een liefelijke arbeid. In de omstreken van Hemmen zag hij groote armoede, hetwelk hem uitdreef om hulp te bieden. Doch wijl hij onbemid deld was, en soms een heirleger van 30 tot 40 bedelaars zich bij hem vervoegde, werd hij er als vanzelf toe gebracht langs practischen weg hulp te verschaffen. In een volksboekje „De arme Bedelkna- pen" trachtte hij in een doorloopend ver haal eene schets te geven van de „onuit puttelijke bronnen van broodwinning, in ons vaderland aanwezig" en op te wekken „tot zelfhelp, als het eenige redmiddel voor den arme." Zoo was hij geleidelijk op den weg gekomen van philantropischen arbeid. Met zijn neef Jansen zich bezig houdende met oudheidkundige studiën en onderzoe kingen, doorkruiste hij de Betuwe en later in gezelschap van een vriend, Graadt Jonc- kers, do Veluwe, vooral ook omdat hij, als schrijver van den Gelderschen Volksalma nak, zich eenigszins verplicht rekende met de geheele provincie kennis te maken. Op zijne voetreis, in 1839 ondernomen, bezocht hij de kort geleden aangekochte kolonie Hoenderloo, eene arme buurt van 24 geheel vergeten hutten en alzoo ge noemd naar de in het wild voorkomende korhoenders. De armoede des volks, bij de vlijt en volharding, die het aan den dag legde om de heide te ontginnen, maakte op hem een blijvenden indrukde armoede des geestes bovenal. Twee zaken, of liever drie, kwamen hem voor hier onontbeerlijk te zijneen put, om voortdurend frisch drinkwater aan de arme bewoners te verschaffeneene school, om aan de opleiding der jeugd te arbeiden en eene kerk, waarin aan de arme bevol king het Evangelie verkondigd werd. winnelijkheid, grootheid en wat niet al heeft doen verliezen, die niets dan schande en ramp over uw rijk en zijn zonen brengt, die weduwen en weezen bij duizenden maakt en het geld verslindt, waarmede ze zouden kunnen onderhouden worden, deze oorlog, die een onschuldig en rechtvaardig, een vroom, vroed en vrij volk door mijn gehuurde slachtersknechten van Gods aard bodem uitroeien moet, och, mijne heeren, deze oorlog is niet meer dan eene onschuldige vergissing!" Ja, Mr. Chamberlain, toen ge dat zeidet, hebt ge u inderdaad vergist, want ge ver- greept u niet slechts aan vroomheid en beschaving, aan grootheid en moed, aan edelen zin en menschenliefde, maar aan de menschelijke natuur, aan het dierlijke zelfs in den menschAls na die cynische verklaring de arme moeder, wier eenige zoon daar onbegraven ligt op Afrika's rooden grond, wiens holle oogen de aas vogels gespaard hebben, opdat zij God in den hemel om wraak zouden blijven roepen over hen, die hem hier zonden, als deze moeder, zeg ik, u na de parlements-zitting opgewacht had op de straat en Maar neenWee dien mensch door wien de ergernis komt! Het ware hem beter Hij begon met in den Gelderschen Volks almanak van 1840 zijn wedervaren mede te deelen en giften te vragen to,t het verkrij gen van een put. Kleinere, een van 75 cent, en grootero, een van ruim 1000 gulden, vloeiden hem toe, doch welk eene teleur stelling bij het graven! Het water liep uit den put weg en de putsteenen werden woggeroofd. Met behulp van een Duitsch putgraver beproefde hij het andermaal en na velerhande moeilijkheden mocht het hem eindelijk gelukken een rijkelijk water-hou denden put te graven. Er kwam belangstelling in zijn arbeid op het vergeten Hoenderloo. Weldra (in 1846) verrees er eene school, waartoo hem zelfs eene vorstelijke bijdrage van het Koninklijk Huis toekwam. De om zijn geloof bemoeilijkte en ont slagen onderwijzer B. Gangel van Appeltern werd daar onderwijzer en trad des Zondags voor het volk als godsdienst-onderwijzer op. Hij was daar tot een rijken zegen, zooals zelfs vijanden moesten getuigen. Aangezocht door Mevrouw Dedel om een verwaarloosd meisje onder zijn toezicht uit te besteden, zag Ds. Heldring daarvan zulke gunstige resultaten, dat hem al spoedig meer kinderen werden toegezonden. Een nieuw arbeidsveld opende zich voor hem; hij verzocht den onderwijzer Gangel een deel zijner woning in te richten tot een Huis van Barmhartigheid. Dit geschiedde. Doch de ruimte was weldra te beperkt. Mr. J. Messchert van Vollenhoven stichtte nu in 1851 het Doorgangshuis te Hoender loo, waarin verwaarloosde knapen werden opgenomen, om hier als 't ware door te gaan tot het werkzame leven. B. Gangel werd de eerste directeur. In 1853 werd met den bouw eener pa storie, in 1857 met dien van eene kerk begonnen, alles onder de bezielende leiding van Ds. Heldring, wiens naam aan de op komst van Hoenderloo verbonden blijft. We willen er niet bij stil staan, hoe hij in de noodlottige jaren van 1845 tot 1817, toen door de mislukking van den aardappel oogst duizenden den hongerdood voor oogen zagen, door woord en daad tot ver in den omtrek steunde en hielp, daartoe ook door rijke giften in staat gesteld; hoe hij de kolonisatie uit Gelderland naar den Anna- Pauiowna polder in die jaren krachtig be vorderde; wij willen alles in't voorbijgaan vermelden, hoe hij in die dagen, waarin hij een werkje over Binnen- en Buitenlandsche kolonisatie, in 1846 uitgegeven, bewerkte, eene vurige begeerte kreeg om Zendeling te worden, waarvan hij door een ambtge noot werd afgehoudenhoe hij jammerlijk teleurgesteld werd met zijne Zendeling werklieden hoe hij het was, die in navol ging van het Zendingsfeest, dat hij in 1862 te Elbenau bij Maagdenburg had bijge- geweest nooit geboren te zijn! Lezer, ik wil tot u spreken van „vergis singen" en reeds van stonde aan zult ge mij toestemmen, dat sommige vergissingen van zekere menschen, ellendige dingen zijn. En meen nu niet, dat ik het Chr. Schoolblad ga gebruiken tot het aan den man brengen van individueele quasi-poli- tieke beschouwingen: ik hoop u, zoo ik op uw geduld en uw aandacht rekenen mag, te toonen, dat ik althans mij niet vergis, indien ik meen, dat de vergissingen van mr. Chamberlain ons Christelijk Natio naal Onderwijs ten goede komen, doch ook het Christelijk Nationaal Onderwijs tot Engelands minister van koloniën, tot Sir Alfred Milner, tot Cecil Rhodes spreken kan: „Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God lieeft dat ten goede gedacht, opdat Hij deed, gelijk het te dezer dage is, om een groot volk in het leven te houden!" En immers Hij, de Almachtige, de Al- voorzienige, de Al wijze, de Liefderijke God, de God van uw Christelijk Nationaal On derwijs, Hij vergist zich nooit! Vergun mij de eindelooze reeks der ver gissingen van Mr. Chamberlain nog eens met u na te gaan. woond, in overleg met zijn vriend Buy ten- dijk het eerste Nederlandsch nationaal Zendingsfeest organiseerde, dat den 6 Aug. 1863 te Wolf hese gehouden en door hem met eene rede geopend werd. Liever wijzen wij er op, hoe een bezoek in de Vrouwengevangenis te Gouda, in 1847, hem deed inzien de groote behoefte, die er bestond om de ontslagen gevangenen met armen der liefde te ontvangen, zouden ze niet terecht komen in nog ellendiger om geving dan ze hadden verlaten. Maar wat voor haar te doen? Daar peinst hij op. En zie, daar wordt hij onder de wondere leiding des Heeren, schier tegen zijn zin en zijne bedoeling, in 1847 kooper van de bierbrouwerij Steenbeek, hetwelk hem nog in den slaap verontrust, doch een onbekende fluistert hem in den droom toe: „En, voor d' uitkomst willig blind, Stil zijn als 't gespeende kind." Van dat oogenblik heeft hij over den aankoop van Steenbeek geen zorg meer. In verband met geheel zijn levensweg en levensloop richt hij het in tot een Asyl, eene wijkplaats, voor gevallen vrouwen, waarvan de opening plaats had op 1 Janu ari 1848. Eenmaal op dezen weg zich begevende openbaard zich de behoefte voor kinderen een afzonderlijk Tehuis te stichten en in 1856 werd Talitha Kumi opgericht. Doch „bij hem, in wiens hart diep werd neergelegd, dat hem eene taak op aarde te volbrengen werd gegeven, bij hem is geene rust voordat die arbeid volbracht is." Voor minderjarige dochters boven zestien jaren stichtte hij in 1863 Bethel. Doch hij begeert nog ééne stichting er bij: eene Christelijke Normaalschool voor meisjes. Het werd hem steeds duidelijker, wat een Duisch philantroop hem eens ge zegd had: ieder gesticht tot redding van verwaarloosde kinderen, voldoet slechts dan aan het doel, wanneer daarnaast eene opleidingsschool bestaat voor niet-verwaar- loosden tot eene hoogere bestemming. Gun mij dat ééne nogzoo smeekt hij in 1864 zijne Christelijke Vrienden. Nog in 't zelfde jaar werd zijne bede verhoord en de school 9 Aug. 1864 ingewijd. Toen hij na 40-jarigen dienst in 1867 zijn ambt als predikant te Hemmen neder- legde, had hij nog ééne begeerteeen vluchtheuvel aan te leggen tegen de gevaren van overstrooming, die hij reeds bij zijne komst te Hemmen in 1827 had leeren kennen en op dien heuvel een kerkje voor de bewoners zijner stichtingen. Ook dit verlangen zag hij weldra bevredigd. De vluchtheuvel kwam nog in 1867, het kerkje in 1870 tot stand. Zijn rijksgezegend leven bracht hij verder door geheel levende voor zijne gestichten, tot de Heere hem den 11 Juli 1876 in den hoogen ouderdom van 72 jaren tot Zich riep. 't Was een vergissing, toen Engeland, dat immers den Vrijstaat aan „de barbaren en wilde beesten" prijsgegeven had, Kim- berley aan dien Vrijstaat ontstal, omdat het meende, dat één diamant boven den grond gevonden, onomstootelijk bewees, dat daar beneden in den schoot der aan anderen toebehoorende aarde, onuitputte lijke schatten huisden. 't Was een vergissing, toen men de Char tered Company opzette en rijke dividenden en hooge percenten beloofde voor de ge heimenissen daar beneden in den donkeren bodem van het altijd „in zijne verrassingen geweldige" Afrika; 't Was eene vergissing, toen de Company rijken en grooten, zelfs prinsen van den bloede in haar „Schwindel" interesseerde en hun goeden naam mede op het spel zette bij eventueel verkeerde uitkomsten of bij de middelen, die men niet schromen zou aan te wenden, om slechten uitslag te bezweren 't Was een vergissing, toen de Company, ziende, dat ze zich vergist had, weigerde dit voor zichzelf, voor de aandeelhouders, voor Engeland en Europa te erkennen, maar stelselmatig voortleefde, als waren de kassen tot berstens gevuld, het crediet Te Mariënbad in Bohemen overleden, werd hij nabij de kerk aan den voet van den vluchtheuvel begraven, terwijl een gedenkteeken, door eenige vrienden achter het preekgestoelte in het kerkje geplaatst, tot in de verre nageslachten den naam van dezen Christen-philantroop zal doen ge denken. Doch van meer beteekenis is ook voor dezen dienaar des Heeren, die roeping ge voelde om het gezonkene en verwaarloosde te redden, dat zijne werken hem volgen, werken, die nog spreken van den invloed die er uitging ook van den kring der „Christelijke Vrienden." Zeker,-er kwam scheuring; en waren velen in later dagen, die met den arbeid van Ds. Heldring niet medededen, doch dit ontneemt niets aan de beteekenis van het feit, dat hij het geweest is, die der Christenen oog opende voor den ruimen werkkring, die er open lag op het veld der Christelijke Barmhartigheiddat hij het was, die de roeping tot der Christenen hart deed uitgaan, dat ook de reddende liefde van Christus ons dringen moet tot het beoefenen van dezen tak van liefde-dienst. (-ZV. Pr. Gr. Crt.) 6 Mei 1901. In het district Zierikzee is tot lid der Provinciale Staten van Zeeland gekozen de heer C. J. Hocke Hoogenboom, liberaal, met 1078 stemmen. De heer C. J. Boo- gerd, anti-revolutionair, had 976 stemmen. Wij gelooven dat deze eerste proeve van broederlijke samenwerking tusschen anti revolutionairen en vrij -antirevolutionairen in dit eens zoo overwegend liberale en moderne district een goed geslaagde is. Wij zijn er dankbaar voor. Uitgebr. Op dhr. Op dhr. Hocke geld. st. Boogerd. Hoogenb. Zierikzee I 219 78 141 II 306 148 158 Haamstede 99 45 54 Noordwelle 47 7 40 Renesse 81 29 52 Serooskerke 20 8 12 Burgh 49 21 28 Eikerzee 54 42 12 Ellemeet 45 26 19 Brouwershaven 159 45 114 Zonnemaire 79 33 46 Duivendijke 52 36 16 Kerkwerve 74 55 19 Noordgouwe 63 19 44 Dreischor 132 42 90 Oosterland 130 90 40 Nieuwerkerk 139 103 36 Ouwerkerk 80 15 65 Bruinisse 226 134 92 2054 976 1078 onuitputtelijk, de uitslag zeker; 't Was een vergissing, want men ging bankroet en men voegde er eene grootere vergissing aan toe: de weigering om het bankroet te erkennen; immers van toen af ging men een frauduleus bankroet slaan. Of vergis ik mij? Was het dan niet eene vergissing, toen men meende: we moeten langs den één of anderen weg, maar altijd schandelijk, maar altijd misdadig, de Zuid-Afrikaansche Republiek met hare goudmijnen meester zoeken te worden, om met het daar ge stolen goud de Chartered Company en ons, dat wil zeggen: Chamberlain's, Milner's, Rhodes', des prinsen van Wales' lieve geld te redden? Was het geen vergissing, toen men reeds vier, vijf jaren geleden plans de campagne en kaarten voor en over de Z.-A. Republiek en den Vrijstaat ging opmaken in het ge niep, in het donker, en meende, dat deze nooit aan het licht zouden komen, dat men steeds met huichelachtige tronie tegenover de beide républieken, tegenover Engeland, Europa, de Christenheid, de beschaafde wereld zou kunnen blijven staan en zeggen: niet wij hebben den oorlog gewild! I Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1