NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 108.1901. Zaterdag 27 April. 15e Jaargang. HISTORISCH C. J. Boogerd, CHRISTELIJK- VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Stillen in den Lande. Engeland en Transvaal. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. De Antirevolutionaire Kiesvereenigingen op Schouwen-Duiveland stelden candidaat voor de Staten, den heer Burgemeester van Kerkwerve. „Be Zeeuw'''' steunt van harte deze uit nemende candidatuur. De stemming heeft Vrijdag 3 Mei plaats, van 8 tot 5 uur. Eens kwam een afgezant van het oude Rome tot een koning om over gewichtige staatsaangelegenheden te raadplegen. Na ernstige saamspreking bood do koning den keizerlijken ambassadeur zijn hand en zijn zwaard aan. Zoo moet het ook zijn bij allen, die den naam van Christus noemeD. Het is de roeping van ieder Christen te spreken en te getuigen, en op elk ter rein des levens moedig op te komon voor de eere Gods. Velen echter halen de schouders op als ge zóó spreekt. Wat ons een heilige plicht is, oordeel en zij onnoodig, zelfs gansch ongeoorloofd. Zich aan alles onttrekkend, mijmeren zij in zich zeiven, dat alles toch wel komen zal, zooals God het in zjjn ondoorgrondelijken raad heeft beschikt. Het zijn rustlievende menschen, die zich van allen strijd voor de belangen des lands onthouden. Ze vinden het zeer be denkelijk zich daarmede te bemoeien, en ze kunnen er maar niet overheen dat de belijders van Christus op politiek terrein een eigen groep vormen. De woorden „partij" en „partijformatie" zijn in hun oor wanklanken. Het is een zeer breede kring van men schen die, dit gevoelen voorstaan. Wel is het noodig dat allerwegen een ernstig vermaan uitga, door de zoete woorden dezer rustlievenden, zich toch niet to laten terug houden van wat dure roeping is en heilige plicht. Van zoete woorden spraken wij. Deze stillen in den lande meenen, dat er wel wat anders te doen is dan zich zoo druk te maken met de politiek. Een Christen heeft, zoo zeggen zij, voor den welstand zijner ziel te zorgen, voor zijn huisgezin en zijn beroep. En in dezen schiet hij toch al zooveel te kort. Wat zal hij dan nog zich mengen in dat politiek geharrewar? Ja, als het geldt den strijd voor 's Hee- ren kerk, dat is nog weer iets anders. Deze bedoelt meer bepaald de eere Gods. Maar de politiek betreft geheel de tijde lijke dingen. Daarvan onthoude men zich. Wij zijn hier toch maar voor een kort poosje. Het vaderland „daarboven" moet met allen ernst gezocht worden. Maar dat woelen en worstelen voor de lands- en regeeringszaken voert maar in een wildernis. Het heeft ook nooit tot iets goeds en duurzaame geleid! Zoo spreken ze. Op grond van al deze overwegingen Onttrekken zjj zich geheel aan alle poli tieke bemoeiing en schuilen weg in een „hoekje met een boekje". Zoete woorden zijn het. Ge luistert er naar met aandacht. Misschien half met instemming. Oppervlakkig gozien heeft dat stand punt ongetwijfeld ook veel voor. 't Is in de eerste plaats gemakkelijk. Wie in het lijdelijkheidshoekje zit, is ten minste van veel moeite en worsteling be vrijd. Niets doen is veel gemakkelijker dan zich in te spannen en op te maken tot den strijd. 't Is ook een zeer vrij standpunt. Men behoeft om niemand en niets zich te be kommeren. Men is eigen heer en mees ter, en kan geheel doen en laten wat men wil. In de derde plaats is het ook heel goed koop. Men behoeft dan niet aan alles bij te dragen, en dat is, bij zooveel als tegen woordig op uw beurs komt kloppen, ook niet zonder belang. Het lijdelijkheidsstandpunt heeft dus wel wat aannemelijks. Maar het heeft ook wel wat tegen, veel tegen, veel meer dan er voor. Als het maar met rechten ernst wordt beschouwd. 't Is in de eerste plaats in lijnrechten strijd met Gods Woord. Hoe vraagt ge misschien. En zij, die het voorstaan be roepen zich telkons op de H. Schrift! Toch is het waar lozer, het strijdt met Gods Woord. Moge oen enkele tekst op den klank af er voor spreken, heel de Bijbel veroordeelt het onvoorwaardelijk. Als een rustlievend mensch, in zijn schuwheid voor al wat naar politiek zweemt, u wijst op Zacharia 4 6. „Niet door kracht noch door geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden;" als hij Exodus 14 14 aanhaalt: „De Heere zal voor u strijden en gij zult stil zijn!" dan misbruikt hij die schrifi plaatsen ten eenen male en speelt (misschien onbewust) een onwaar spel met het Woord des Heeren. Voor wie maar eenigszins de Schrift kent, is het duidelijk, dat deze plaatsen zóó niet kunnen en niet mogen wordon opgevat. Want heel de Bijbel leert ons dat God door middelen werkt, 's Heeren werkin gen gaan thans in en door de menschen, die Hij stelt tot getuigen van zijn Naam. Gods Woord roept er ons" daarom toe, dien Naam te belijden. Wekt op om te doen al wat onze hand vindt. Het gelast trouwen ijver en plichtsbetrachting in alle dingen. En het moedeloos stilzitten wordt ernstig afgekeurd en streng gestraft. 't Is ook in strijd met het heilig karak ter van het Christelijk geloof. Dat geloof toch dringt tot aaneensluiting, tot organisa tie. Niet een grooten dunk van zichzelf te hebben, en alleen te staan in hoogheid, maar klein van zichzelf te denken, anderen uitnemendev te achten dan ziohzelven, en zich saam te voegen tot de belijdenis van 's Heeren Naam op alle terrein des levens, dat is de hooge adel en het kenmerk des geloofs. 'tis in strijd met het uitnemend voor beeld der Godsmannen en geloofshelden uit alle eeuw. Zie maar op de groote hervormers Luther, Zwingli en Calvijn. Zij veroordeelden dat lijdelijk stilzitten na drukkelijk. Met mannelijke kloekheid en Christenheldenmoed hebben ze gestreden voor de eere Gods en voor het heil des lands. En ook onze vadoren hebben het nooit toegestemd, dat wij de nationale en politieke belangen maar gerust konden veronacht zamen. Ze hebben krachtig zich daartegen verzet. Willem van Oranje en Filips van Marnix hebben met Datheen en Modet zich met reuzenkrachten aangegord voor den kerkelijken en politieken strijd. De stilzittenden op politiek terrein bren gen dus smaad over de groote mannen door God ons geschonken, en die de grondvesters geweest zijn von ons volksbestaan. Zij krenken de gezegende nagedachtenis der martelaars, die voer de eer van Christus' kerk en voor de vrijheid des lands het schavot en den brandstapel hebben beklom men. Zij geven onze groote en grootsche historie een slag in het aangezicht. Heel de tachtigjarige oorlog was een strijd voor de politieke en godsdienstige vrijheden. Door dien strijd is onze nationaliteit gebo ren en onze roemrijke plaats onder de vol keren van Europa veroverd. Dit alles is er tegen. En 't is veel. Maar nog niet alles. Dat stilzitten, met hoe vromen schijn het zich ook sieren moge, is diepzondig. 't Is de zonde van ons natuurlij k hart, waardoor de mensch weigert instrument van Gods wil en raad te zijn, om een werker te wezen van eigen ijdelheden en beginsels. 'tls een zonde, die bandelooze vrijheids zucht,en willekeur werkt; die de Christenen de handen slap doet neerhangen die de kinderen Gods den mond stoppen wil, op dat zij niet opkomen zouden voor de eere Gods. Indien gij lezer, dit lijdelijkheidssysteem ook voorstaat, laat er dan toch hoe eer hoe beter vanaf. Want bedenkt het toch wel, zoo gij de belangen des lands maar over laat aan de vijanden des Heeren, dan scheurt ge u van het nationale leven af. Dan zyt gij mede oorzaak, dat de belijdenis van den Christus Gods in ons volksleven zoo geringen invloed heeft. Dan stelt gij uw eigen huis, de school, de kerk en heel het land in gevaar. Gij verzuimt een duren plicht, want gij zit stil, waar God u tot getuigen en tot strijden roept. Als het dan alles op ons politiek erf tegen Gods Woord in wringt en indruischt, dan is dat te wijten aan u! Laad toch deze verantwoordelijkheid niet op u. Gij wordt tot strijden geroepen. Niet alleen voor de kerk, maar op alle punten van het nationale leven. Overal waar maar de schim van Satan op de wanden speelt. Breng dus het onheilig bedenken tot zwijgen, en gord u mede aan tot den hei ligen krijg voor de eere Gods en voor het heil des lands. De groote Nelson, toen hij zijn troepen schouwde voor den veldslag, riep met luide stem „Mannen, ik verwacht van elk uwer, dat gij uw plicht z'.vrt doen!" Welnu lezer, al wie den Naam des Heeren belijden, zijn in een grooten en hachelijken oorlog tegen ongeloof en revolutie. Niet stilzitten, maar ernstig krijgsbetoon is uw plicht. Vrees dan niet. Heb goeden moed. Mogen de vijanden ook machtig en vele zijn. Niet hunner, maar onzer is de zege, door de trouw en door de sterkte van den Heere der heirscharen, die voor ons strijdt. 26 April 1901. De eerste kamer heeft de dranknoodwet aangenomen. Slechts 5 leden allen Roomschen stemden tegen. Voor hot eerst zoeken de kerkelijke partpen samenwerking reeds bij de eerste stemming. Door vroegerer evaringen ge leerd, willen zij het niet laten aakomen op de herstemmingen. Zoo schrijft de Nieuwe Rotterd. Crt. En wij voegen er bij Goed gezien en juist gezegd. In districten als Beverwijk en Enschede waar de antirevolutionaire partij ongeveer een quantite negligeable is, heeft men ons, onder den treurwilg der onnoozelheid ge zeten, nu vier jaar lang deswege uitge lachen; en wij zagen dit ongaarne zich herhalen. Steunen, niet stellen Men vraagt ons waarom wij zoo vast houden aan 't advies om voor de Kamer verkiezing door de antirevolutionaire kies vereenigingen geen vrij-anti revolutionaire candidaten te doen stellen. Het antwoord leest men in De Neder lander van gisteren. Daar staat »Het gaat niet aan een candidaat te stellen van »een partij die ons bestrijdt", en die zich niet uitlaat over ons Program van actie, zegt do Standaard. nWij qeven gaarne toe dat op dit terrein eigenaardige moeilijkheden ligqen Op 't door ons gecursiveerde komt 't aan. Natuurlijk is het vroeger anders geweest. En de Nederlander, liet niet na er de aandacht op te vestigen dat toen ook o. a. geeandideerd werd de heer Beelaarts die lid was eener niet-antirevolutionaire kies- vereeniging. En dat toen alleen gold 't program van 1878. Maar vóór 1878 was er ook een anti revolutionaire partij en werden de candi daten zonder program van beginselen, al leen op persoonlijk advies van Groen van Prinsterer (gelijk Saaijmans Vader en v. Lijnden v. Sandenburg) of om andere reden geeandideerd, gelijk o. a. Van Loon, Mes- schert v. Vollenhoven en Teding van Berk hout. In 1878 had men derhalve aan die zijde eveneens tegen de nieuwigheid van een program kunnen opkomen en herinneren dat 't vroeger anders ging. J££En zoo ook nu. Maar dat is geen reden om 't zoo te blijven doen. De thans ingetrokken voorslag van de Friese/te Crt. om onzerzijds samenwerking met de socialisten te zoeken, is door alle bladen onzer pers afgekeurd en bestreden. De Groningsche Crt herinnert dat de Ka mer eigenlijk, principieel besproken, slechts uit twee groepen bestaat, waarvan dej eene leeft uit het beginsel der Souvereiniteit Gods, en de andere uit het beginsel der volkssouvereiniteitde eene uit het be ginsel, dat in alle zaken het Woord Gods den weg bepaalt; de andere uit het be ginsel, dat het Woord Gods als zoodanig geen gezag heeft voor het publieke leven. »Nu is het toch, bij dezen stand van za ken, onmogelijk, bij de stembus saam te brengen mannen van deze twee tegenstrij dige beginselen. We achten het dan ook in hooge mate oppervlakkig om de groote liberale partij te -willen bestrijden met behulp van een deel zelf dier partij. Het is khaki's willen gebruiken, khaki's van onverdacht Engelsch allooi, om Kitchener te bestoken en mede te werken aan den eindtriomf van het Boerenregi- ment." De Stichtsehe Courant herinnert dat de liberalen in 1897 met de socialen onder één deken sliepen en herhaaldelijk ver klaarden dat de socialtsten van de liberale familie zijn. De Graafschapper waarschuwt dat de socialen van heden de liberalen van straks zijn. Wij achten de socialisten in de Kamer niet de tegenstanders, maar de aanvoerders, de voortrekkersvan de liberale partij. De socialisten hinderen de liberalen niet in hun streven, maar prikkelen hen steeds tot sneller voortgaan. Zij porren hen, om de terminologie van den heer Van der Zwaag te gebruiken. Een antirevolutionair, die ten onzent met de socialisten de liberalen wil tegen staan, handelt volgens onze meening even dwaas als hij, die een brand meent te kun nen blusschen met petroleum. Tot zoover deze bladen. Uit hetgeen wij zeiven over deze quaestie schreven weet men dat wij het er mee eens zijn. Hoe zou 't ook anders kunnen Wij wisten wel dat van Dollarttot Schelde, overal, onder ons het Friesche advies ver worpen werd. Dikke woorden. Troelstra werd door den voorzitter der tweede kamer tót de orde geroepen dewijl hij sprak van „overdonderen". Hij mocht niet zulke dikke woorden gebruiken. De waarschuwing heeft niet geholpen. Immers de man klaagt in Ret Vo[k: „Een walm van lamlendigheid gaat er uit deze Kamer op. Gansch de treurige bour- geoiskliek waggelt als een troep ganzen achter Kool aan". Ja, hij zag ze liever achter een ander aanloopen. Maar met dikke woorden overtuigt men niet. Dat lapt „Kool" 'm beter. Eet Handelsblad ontving van een der Boeren-gevangenen, die thans in Portugal is en tal van gevechten heeft medegemaakt, de volgende herinneringen aan een spoor wegovertocht van de Wet De Wet has crossed the railway Hoe dikwijls leest men niet het boven staande in de Engelsche oorlogsberichten Laat mij nu toe om te vertellen op welke wijze zulk een „crossing" eens ge schiedde. Het was na de inname van Bethlehem, en wij waren in de Bergen van Fouriesberg omsingeld, „alweêr vas'gekeerd", zooals wij zeiden. Maar De Wet liet zich lang aan een lijntje houden. Hij gaf order aan Prinsloo om met 4000 burgers zijn man te staan, en vertrok zelf met 2000 pardenrui- ters op weg naar Transvaal, alwaar de omstandigheden de tegenwoordigheid van president Steyn vereischten. Deze, met zijn Uitvoerenden Raad, deelde onze gevaren en gebreken, en stelde op nog vaster grond zijn roem als de jonge staatsman van de Afrikaansche geschiedenis. Wij trokken in den nacht door den oin- liggenden vijand heen, zonder dat hij ons eerst kon raak zien. Maar die an'er dag was die duivel los, want kijk daar agter ons staat 'n stofwolk, en ons weet al te goed wat die wolk beteeken' Khakis. Onze wagens trekken sneller voort, De adju danten schreeuwen„Alle perreruiters achterblij Wij bleven dan ook achter, en gelukte het ons den vijand terug te slaan. Laat dien avond kwamen wij weêr bij de wagens gelagerd. Om uit zooveel vuren de uwe uit te kennen is een bietje moeilijk. Men rijdt dus rond, roepende „Heilbron 1 Bron- Bron Bron des heils 1" „Frankfort, Fort, Fort, Fraankfo-ort 1" Dan komt het antwoord „Hiernatoe 1" „Waarnatoe „Diekantoe Dit woord „diekantoe" wordt gewoonlijk beschouwd als een eerste klas aanduiding, en net zoo goed als een' landkaarrt. Piet rijdt dan diekantoe, en vindt zijn wagen. Hem wordt een kopje warm koffie gegeven, dan vraagt men „Hoe lijken dit? Hoe hebt dit gegaan? „Nee, ons het hulle daarom gekeer'. Hulle trek nou diekantoe." Het daar van onze mense zeer gekrij „Ja, twee is doodgeschiet, en drie is ge- kwes'. Piet van Tonder het die ko'el in die bout. Ik het mij amper ziek gelach' ver hom. Hij vlie' daar rond nes 'n mal draak „En wie 's die anner mense „Nee, hulle's van Betlemse mense. Ken hulle nie." tDaarom jammer van die arme kerels laat hule moet zoo pure voorniet doodge schiet word Die Heere zal nog een dag die Engelsman tuch. Zoo gingen we voort, steeds lijdende en strijdende, om nu eens poëtisch te worden, totdat wij eindelijk op een zeker achtermid dag nabij die spoorlijn kwamen. Wij hadden dien ochtend bij een boerenplaats aangere den, en de lieve bekommerde huisvrouw schonk ons een brood en de volgende aan moediging. »Ja, mij neefies, die Engelse weet goed dat jullie aankom. Ons het gehoor dat hullie die spoorweg goed verschan' het. Ag, mjj liewe kindertjes, wees toch voorzichtig, dat die vijand jullie nie allemaal doodschiet nie »Nee, tante, ons zal hem in die oog hou, gloo ver ons 1" Vanavond moeten wij de spoorlijn over. Stelt u voor een donkeren nacht, driehon derd rijtuigen in vier rijen getrokken, twee duizend man in groepjes op de gras zitten de, toom in de hand, geweer op rug, schert send, lachend. Opstijgen 1" Twee vleugels worden uitgezonden, links en rechts. Daar komt commandant Botha, met een sjambok gewapend. »Nou kerels, vóór is banje buit; achter is net een achtersambok. Voorwaarts De Wet is hier, daar, en overal, met zijn wit trippelaar. Zachtjes voorwaarts. Geen lucifers trekken. Geen luid spreken. Nog vijf minuten. »Zie, de lichtHet is een trein. Stadig, heel stadig, gaat het voorbij. Slapen de pas- sagfiers soms Nu zijn wij er. Hier komt weer een trein. De Wet springt af, en zet een klip op de spoor. De locomotief raakt daaraan, en

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1