No. 106. 1901.
15e jaargang.
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
C. J. Boogerd,
Donderdag 25 April.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D HUIJ. te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Politieke samenwerking
el ken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De Antirevolutionaire Kiesvereenigingen
op Schouwen-Duiveland stelden candidaat
voor de Staten, den heer
Burgemeester van Kerhverve.
„De Zeeuwsteunt van harte deze uit
nemende candidatuur.
„Samenwerking" is de leus, die tegen
woordig alle politieke partgen onder haar
wapenschild hebben geschreven.
Toch zijn er nog, ook in onze kringen,
die alle denkbeeld van saamwerking ver
foeien en als uit den booze brandmerken.
Op mannen van een andere partij hun
stem uit te brengen, achten zij volstrekt en
dus altijd ongeoorloofd.
Hierin nu ligt wel iets, dat ons bekoort.
Wij Antirevolutionairen vonden nooit in
halfheden smaak. Van alle schipperen en
plooien hebben wij een hartgrondigen af
keer.
Dit brengt echter niet mede dat wij
nooit met andero partijen zouden mogen
saamwerken. In slechts één geval behoeft
dat nooit n.l. als uw partij de besliste
meerderheid heeft. Maar de Anti-revolu
tionairen behooren stellig tot de minder
heden. Klein groepje, als wij zijn, kun
nen wij, hoe wij ook worstelen, alleen er
nooit komen. En nu schijnt het wel cor-
daat om te zeggen: »Ik stoor mij aan
niemand, en ga alleen mijn weg". Maar
't is zeer de vraag of zulk spreken vrucht
mag genoemd worden van wijs politiek be
leid. Wie zoo doet werpt, als hij tot de
minderheden behoort, zijn stem eenvoudig
weg. Wie geen saamwerking wil, snijdt
zich zelf de zenuw van zijn politieke
levenskracht af
Doch wat verstaat gij onder saamwer
king? vraagt misschien iemand. Is dat
zoo iets als water bij den wijn te doen?
Immers neen, lezer. Want dat is vermen
gen, het een in het ander oplossen. Sa
menwerking is geen schacheren met be
ginselen. Niet wat geven en nemen ter
wille van de gunst van anderen. O neen.
Samenwerking is met volle behoud onzer
FEUILLETON.
De tijd gaat heen, de dood komt aan!
Het schijnsel der maan verflauwde. Zij
stond thans vlak boven den donkeren berg,
gereed om afscheid te nemen van de sla
pende aarde, als eene moede nachtwaakster.
„Vaarwel!" riep zij, terwijl zij wegzonk;
„mijn tijd is thans verstreken, maar heden
avond kom ik terug!" Een straal van
haar licht gleed nog snel over de bebloemde
weide daarginds bij de beek, en over de
haagrozen in het lage venster der boeren
woning. Hij sloop daar over de vreedzaam
slapende kinderen heen. Een oogenblikje
rustte hij op het gezichtje van den kleinsten
knaap, en omweefde hij het kinderlijk voor
hoofd met zijn schemerend licht. Daarna
verdween hij achter den top van den berg.
In 't Oosten werd het thans lichter
Boven de dioomende velden weergalmde
een fijn klinkend gesjilp, alsof de lucht
aan alle kanten vol bevende en trillende
tonen was. Dat waren de stoutmoedige
kleine leeuwerikjes. Wakker ziju en God
loven, is voor hen een en hetzelfdemaar
zij wilden niemand storen met hun voor
spel voor den morgengodsdienst; daarom
zongen zij zoo zacht. Mevrouw lijster had.
haar nest in de bloeiende accacia bij de
rozenhaag. Zij was reeds wakker en peinsde
over den snel heenvliegenden tijd, want
hare kinderen waren alweer zoo ver, dat
zij er °P uit moesten: de wereld en het
leven in. Thans wekte zij haren echtge
noot en riep zij hem toe„Vader, gij
moet om den ochtenddienst denkenDe
leeuweriken zijn reeds begonnen!" Mijn
heer lijster trok het hoofd van onder de
zelfstandigheid mede te gaan met een
andere partij, die hetzelfde doei in het
oog heeft, waarop ook wij mikken.
Sü&va.werking heeft met s&meastnelting dus
hoegenaamd mets gemeen.
Maar is sa&m werking niet in strijd met
het groote woord van Mr. Groen van
Prinsterer, dat hij ons tot wet en regel
stelde: „In mijn isolement ligt mijn kraeW j
In geenen deele.
Met dit woord toch heeft Mr. Groen
van Prinsterer aangedrongen tot zelfstan
dig optreden door zich los te maken van
de conservatieven, die alles maar bij het
oude willen houden. Deze afzondering
was noodig juist opdat wij onder eigen
vaandel konden optrekken. Zonder dat
isolement was de Anti-rev. partij nooit
ontstaan, en ook niet in stand gebleven.
Alleen door ons beginsel duidelijk uit te
spreken en zuiver te bewaren is het mo
gelijk dat wij met anderen saamwerken
Isolement bedoelt dus niet als een klui
zenaar op zich zelf te blijven. Integen
deel. De bedoeling daarbij is met een
banier van heldere kleuren in het veld te
staan, en dan met anderen saam te wer
ken opdat er politieke krachtsontwikkeling
zij. Eerst dus afzondering en dan saam
werking. Derhalve wie met dit woord
van Groen vau Prinsterer de saamwerking
van verschillende politieke partijen tegen
staat, verdraait en vervalscht het. Hij zet
het paard achter den wagen. En daarom
roepen wijneen zoo is 't niet bedoeld.
Het paard moet er vóór, opdat wij verder
komen op den weg.
Wie alle saamwerking veroordeelt, toont
daardoor het A.E.C. van alle goede stem-
bus-practijk niet te kennen. En dit
A.B.C. bestaat hierin: allereerst scherp
bedacht te zijn op vrije, zelfstandige or
ganisatie en daarna saam te werken met
andere partijen. Dit brengt mee dat bij
de eerste stemming doorgaans, elke partij op
eigen gelegenheid optreedt, en dus een
eigen candidaat stelt. Eerst bij herstem
ming treedt de saamwerking in, waardoor
twee of meer partijen elkaar openlijk
steunen.
Samenwerking is dus geen vrucht van
rekkelijk geknutsel. Zij ontstaat uit
kracht van de beginselen, die, waar ze
vleugels weg, wipte op een tab, stiet met
den snavel tegen een zwaar bedauwde
accaciabloem, zoodat de groote droppels
over zijne veeren stroomden, wiesch zich
en knapte zich op, dronk een weinig uit
een der welriekende bloemkelken, en vloog
op den hoogsten geveltop van het huis.
Daar zat hij, hief zijn kopje naar den hemel,
en liet zijne glasheldere stem weerklinken.
„Ontwaak!" zoo riep hij over de slapende
aarde heen„God schenkt u een nieuwen
dag! Vergeet niet waartoe, waartoe, waar
toe!" „De tijd gaat heen!" vielen nu
juichend de leeuwrikken in, terwijl zij al
hooger en hooger vlogen naar den blozenden
ochtendhemel*, „heen gaat de tijden komt
de zalige eeuwigheid, dan zijn wij ook be
vrijd van de ijdelheid, van smart en spijt!
God zij eeuwiglijk gebenedijd!"
Nu kwam de eerste zonnestraal boven
de heuvelen in het Oosten, en lag de schoone
aarde daar in het licht van den jongen
dag, gesierd metglimsterendedauwdroppels,
hare heerlijkste, zegenrijksteedelgesteenten.
Dit alles zag een jonge vlinder. In den
afgeloopen nacht was hij wakker geworden
doordat het hulsel, dat hem omsloot, open
sprong. Hij had het afgestroopt, zat nu
op een der witte bloemen bij het lijster
nest, en keek met zijne ronde, verbaasde
oogjes naar alle kanten om zich heen.
„Wat moet dat al te maal beteekenen?" vroeg
hij, „wie ben ik? waar kwam ik van
daan? waar ga ik heen?" Hij spreidde
zijne azuurblauwe vleugeltjes uit, en eer
hij er zelf op verdacht was, zweefde hij
reeds in en door de lucht. Hij was zoo
licht, dat zij hem gemakkelijk dragen koD.
Als een stukje hemelsblauw' schommelde
hij over de teedere, jeugdig frissche weide-
elkander door innerlijke overeenkomst
raken, uiteraard en van zelf tot elkaar
neigen.
Stel er zijn op den hoek van een straat
twee groote winkels. Als het nu avond
wordt en al de gaslampen branden, ver
lichten zij te zamen de straat. Is dat nu
afgesproken? Immers neen. Het doel was
licht aan te brengen ieder in eigen ma
gazijn. En dat nu van weerszijden ook
de straat verlicht wordt is niet door con
tract, maar is een van zelfsheid, die met
den aard van het licht is gegeven.
Zoo is het nu ook ïn de politiek. Als
de Anti-revolutionairen met de Roomsche
staatsparty saamgingen, was dat niet uit
kracht van een bondgenootschap of een
wel omschreven accoord. Geen enkele
brief was geschreven over wat onze pro
gramma's zouden bevatten. Geheel van
zelf zijn ze uit ieders beginsel gegroeid.
En toen ze gereed waren, zag ieder de
overeenkomst. Is dan saamwerking niet
onwillekeurig gegeven? En wie zal haar
nu tegenhouden? Dat zou zijn alsof de
eene winkelier aan den hoek der straat in
onnoozele stijfhoofdigheid sprak: „Ik wil
niet dat mijn licht met dat van mijn
buurman zal meedoen," Maar dan blijft
hem niets anders dan de nachtborden voor
het raam te zetten en alzoo de duis
ternis in de hand te werken.
Laten wij nu eens zien met wie saam
werking mogelijk en geoorloofd is. Som
migen meenen, dat zij altoos met dezelfde
partij moet geschieden. Anderen zeggen:
neen, wij zoeken samenwerking beurtelings
met verschillende partijen, al naar de om
standigheden dit vorderen. „Maar", zoo
vraagt ge misschien, krijgen wij dan geen
politiek „allegaartje"? Volstrekt niet,
lezer! Licht en licht werken uiteraard
saam. Licht en duisternis werken uiter
aard tegen elkander in. Saamwerking
dient er te zijn met de partij, die op
een gegeven oogenblik ons wel omschre
ven beginsel in het gevlei komt.
Daarom heeft Dr. Kuyper reeds in 1871
gezegd: „Samenwerking beurtelings, naar
het gevalt, met conservatieven, liberalen,
Roomschen of radicalen, wordt door ons
niet geschuwd maar eer gewenscht, mits
voor een juist belijnd program, om te
eindigen als dat program verwerkelijkt is
bloemen, koosde met de sierlijke grasjes,
en zoog het slanke, groote madeliefje den
dauw van 't gezicht.
Eensklaps hoorde hij achter zich een
scherp, krassend geluid. Nieuwsgierig
vloog hij er heen. Het was de boer, die
zijne zeis sleep, en weldra ging zij suizend
over het weiland. Héwat klonk dat
Al de mooie bloemen vielen neer onder de
scherpe snede der zeis. Vol afschuw en
ontzetting vloog de vlinder over de bonte
weide heen. Bij een korenveld hield hij
stil: „Wat moet dat beteekenen vroeg
hij aan de korenaren, die zwijgend toeza
gen, met geboden hoofd. „Het is een
maaier; hij heet de dood!" fluisterden zij
stil„die heeft macht ontvangen van den
allerhoogsten God „De dood riep
de vlinder, „wat is dat?" Hij vloog in
den tuin bij het huis, Rozen, leliBn en
anjelieren stonden daar te bloeien, en ver
vulden de lucht met hunne geuren. Een
prachtige, wijd geopende roos raakte hij
aan met zijne vleugelen en plotseling
vielen hare blaadjes ter aarde. Verschrikt
keek de kapel ze na, „Ben ik daaraan
schuldig?" vroeg hij. Maar de rozenstruik
schudde zijn hoofd en zuchtte„Ach alle
aardsche heerlijkheid duurt slechts een
korten, korten tijd „Tijd Wat is
dat vroeg de vlindermaar niemand
kon het hem zeggen.
Nu zette hij zich op een wijngaardrank
neer, die langs den steenen muur was
opgeklauterd, en zoodoende kon hij door
hetzelfde raam naar binnen zien, waardoor
een paar uurtjes geleden de maan gekeken
had. De moeder trad juist binnen en wekte
hare kinderen. Aan het bed van den
kleinste knielde zij neder, vouwde zijne
en behoudens onze onverkorte zelfstan
digheid."
Zoo hebben wij het nu ook in de ge
schiedenis meermalen gezien. De Room
schen en de vooruitstrevende Liberalen
jagen elk een eigen ideaal na. En met
deze beide heeft de Anti-revolutionaire partij
saamgewerkt. Eenvoudig omdat deze par
tijen toen voor een deel met elkaar over
eenkomst hadden. Met de Roomschen heb
ben de Anti-revolutionairen gemeen het
handhaven van het Christelijk element in
ons volksleven. In 1888 gingen daarom
deze beide sastm.
Maar met de vooruitstrevende Liberalen
komen wij op voor de vrijheid der ge
dachte en voor de zelfstandige beteekenis
van den Burgerstaat. Daarom trokken wij
in 1894 met hén op. Zoo wisselt het dus.
Maar een wisseling door ons beginsel en
door onze traditie aangewezen.
Velen nemen dit hoogst kwalijk op, en
hebben in '88 ons Roomsch en in '94 ons
radicaal genoemd. Maar slechts uit blinde
onkunde of uit verblinde vijandschap. Het
zou alleen dan ten deele waar zijn als wij
voor altoos met één dier partijen ons hadden
verbonden. Maar zoo is het volstrekt niet.
Want in 1897 werkte de Anti-revolutionaire
partij weer sa&m met de Roomschen, wijl
toen het Christelijk element weer op den
voorgrond trad. In 't minst dus geen wille
keurig heen en weer draaien, maar slechts
gehoorzaamheid aan den strengen eisch
van haar beginsel. En zoo alleen blonk
hoog de heldere kleur onzer banier. Rome
strijdt voor de religie. Het Liberalisme
voor de vrijheid. Wij nemen het pleit op
voor beide. Want de Christelijke Godsdienst
en de vrijheid des gewetens zijn voor ons
innerlijk één.
Hieruit volgt nu ook vanzelf, dat de
Anti-revolutionairen meer tijden van saam
werking zullen hebben met de Roomsche
Staatspartij dan met de vooruitstrevende
Liberalen.
En toch wordt vooral deze saamwerking
van verschillende zijden smalend uitgekre
ten als een monsterverbond. Maar uit
wat oorzaak? Omdat men het diepgaand
kerkelijk verschil mengt in den politieken
strijd. Doch de Anti-revolutionaire partij
is geen kerkelijke partij, en houdt er dus
ook geen kerkelijke leuzen op na. De
handjes, en allen baden „Dierbre Heiland,
maak mij vroom, dat ik in den Hemel
koom,! Amen," Toen zij opstond en zijne
handjes losliet, zeide hij„Moeder, ik heb
van nacht gedroomd, dat ik vandaag naar
den hemel zou gaan Maar wie komt mij
dan halen „De doodantwoordde
zij zachtdoch tergelijkertijd nam zij hem
haastig op haren schoot en drukte zij hem
tegen zich aan, alsof zij hem nooit zou
willen afslaan en loslaten. „Alweer de
dood?!" riep de vlinder. „Welk recht
heeft hij dan toch op deze schoone wereld
Uit het naburige venster zagen vuurroo-
de geraniumbloemen naar buiten: zoo
warm en levensvol. Dat beviel hem,
met hen wilde hij eens naar hartelust een
praatje gaan houden. »Welk zonderling
gewas hangt er toch daar binnen aan den
muur?" vroeg hij»de wortels hangen in de
lucht, op het gezicht staan nommers; en
hoor ik het ook niet muziek maken?"
»Dat is de oude hangklok", antwoord
den de geraniums. »Ja, zij is wonderlijk,
en altijd en immer zingt zij hetzelfde
vervelende lied!" »De tijd gaat heen,
de dood komt aan!" »Kent gij geen
ander lied?" riep de kapel: »gij maakt
iemands klaarlichten dag donker!" En
weg was hij. Buiten in den helderen
zonneschijn, gevoelde hij zich meer op
zijn gemak. Daar vloog hij den ganschen
lieven dag over velden en weiden rond;
maar telkens en telkens weer klonk hem
het lied der klok in de ooren. »De tijd
gaat heen de dood komt aan!"
Tegen den avond kwam hij weer terug
op het weiland, waar de dienstmaagden
thans het hooi keerden, dat hedenochtend
vroeg nog groeide en bloeide. Zjj waren
algemeene politieke belangen zijn voor
Rome en voor ons geheel gelijk. Daar
door is hier onwillekeurig saam werking in
éénzelfde richting. Maar op kerkelijk
terrein blijven Calvinisten en Roomschen
erfvijanden. Hier gaapt een klove, die
door niets te dempen is, en die ook geen
duimbreedte gedempt worden mag.
Alleen zoo de Anti-revölutionaire partij
eenerzijds het „in ons isolement ligt onze
kracht" nooit verloochent, en anderzijds nu
eeus met deze, dan met die partij siiam-
werkt, al naar de omstandigheden het
vorderen, zal zij, hoe klein zij ook moge
wezen, van zeer gewichtige beteekenis in
het nationale leven zijn. En zoo zij, uit
wat redeu ook, deze heilige taak ontrou-
welijk veronachtzaamt, zal de stroom der
revolutie straks heel ons land verzwelgen.
„Maar ook", zoo riep Dr. Kuyper op de
Deputaten-vergadering in '97 uit, „maar
ook zoodra ze deze hare natuurlijke roe
ping, om nu rechts dan links haar gewicht
in de schaal te werpen, verzaakt, gaat ze
in onbeduidendheid ten onder en delft
onder de treurwilg der onnoozelheid haar
eigen schuldig giaf".
Lezer, zie dan toch toe dat gij, voor wat
uw persoon betreft, deze ernstige verant
woordelijkheid niet op u laadt. En dat
doen allen, die de saam werking van par
tijen bij de stembus tegenstaan
J. P. TAZELAAR.
24 April 1901.
De Eerste Kamer beeft het nooddrank-
wetje al in handen. Een commissie van
rapporteurs is benoemd, 't zijn drie anti
revolutionairen Schimmelpenninck (vrij),
v. Aseh v. Wijck (georganiseerde) 't Hooft
(geen van bei) en de liberale heeren Van
Lier en v. Swinderen.
Ook de rapporteurs voor de gezondheids-
en woningwetten worden heden aangewezen.
Een Friesch Roomsch blad verklaart dat
vele Katholieken in Friesland de antire
volutionairen niet steunen zullen, wanneer
dezen besluiten tot het uitruilen van stem
men met socialisten.
Gelukkig wordt 't denkbeeld dezer uit-
ruiling slehts door één blad verdedigd, en
't begint er al van terug te komen.
Met alle partijen wenschen wij saam te
vroolijk en zongen bij hun werk; maar
hij zelf zocht naar een plaatsje waar hij
slapen kon, want hij was zoo moede. Hij
vloog naar den overkant bij den vijver,
daar in do verte. Het plekje zag er zoo
vreedzaam en vriendelijk uit, omringd
door oude wilgenboomen. Hoog riet
groeide er aan alle kanten om den vijver
heen, en donkergele goudsbloemen bloei
den er langs den donkeren waterkant.
Eensklaps hoorda hij een angstig ge
schreeuw en gejammer uit de richting
van het huis. Hij zag, hoe de dienst
maagden hare harken wegwierpen en naar
den vijver snelden, en voor al de ande
ren uit liep de moeder, die hij heden
ochtend vroeg gezien had. Thans waren
zij er. Boven de bloemen schommelde de
kleine, moede vlinder: in de diepte lag
het doode kind.
Toen in den loop van dien nacht de
maan op de aarde neerzag, vielen hare
stralen ook ep de afgemaaide weidekinde-
ren. Vandaar gledon zij voort naar het
huis, en gluurden zij door de openstaan
de vensters. Op zijn bedje lag de kleine
verdronken knaap in zijn doodhemdje,
met een leliönstengel in den arm In een
der verwelkende bloemen lag een doode
vlinder. Naast het bedje knielde de moe
der neerhare tranen bevochtigden het
gezichtje, welks voorhoofd door de stralen
der maan als met een schemerenden glans
omweven werd. En de oude hangklok
zong
»De tijd gaat heen; de dood komt aan!
O, mocht hij u tot God doen gaan!"
o