NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 100. 1901.
Zaterdag 13 April.
15e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISeH
Bij Sit manier Mmrt een Mjneistl.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Goes
PRIJS DER ADVERTENTIËN
BI L AM i S,
ïlet kazerne leven.
Engeland en Transvaal.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE DER FIRMA
en van
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
T IJ D VERZEN.
De Deputatenvergadering.
Niet als pelgrims, om te peinzen,
Om te bidden bij het kruis;
Om devotelijk te knielen
In 't bisschoppelijk bedehuis,
Trekt een schaar naar Utrechts wallen,
Maar als knechten van dien Held,
Die de zege mocht behalen
Over Satans wreed geweld.
Friesland zendt zijn 'stoere zonen
Zeeland drijft zijn Geuzen voort;
Holland stuwt het Westerleger,
Groningen de schaar van 't Noord.
De oogen glansen bij 't aanschouwen
Van de langverbeide vest,
Als der Israëlieten oogen,
Die Moria zien in 't lest.
Wat toch drijft die mannen henen?
Wat wekt geestdrift in 't gemoed?
Toeven schatten in de verte
Wacht hun onwaardeerbaar goed?
Neen, niet voor de aardsche schatten,
Die de mot en roest verteert,
Maar voor de eer van hunnen Koning
Is het, dat die schaar zich weert.
Straks verbeidt een angstig worstlen
Om de glorie van het land
Zal den Heer Zijn eer gegeven,
Of zijn Macht weer aangerand
En nu gaan zij zich vereenen
In gebed tot hunnen Heer;
Zielesterkte gaan zij zoeken,
Wijdend zich des Hoogsten eer.
Duizend, duizend kloeke mannen,
Die niet knielen voor den Baal,
Kennend hunne kleine krachten,
Vullen de overvolle zaal.
't Vrijheidslied welt uit hun monden,
Dat den Geus dreef tot den strijd,
't Stil gebed wordt opgezonden,
Lijf en ziel den Heer gewijd.
„Ja, God wil het!" Eén gedaver;
Eén zich geven aan den Heer
In gehoorzaamheid des harten;
Eén zich stellen voor zijn eer!
Wil de Heer hun worst'len kronen,
Dan verheft zich hart en hoofd,
Maar heeft Hij 't zoo niet besloten,
Dan nog wordt Zijn Naam geloofd!
Ltjctok.
12 April 1901.
Ds. Pierson heeft in de vergadering van
den Schoolraad gezegd dat wij de leer
plichtwet als een leiding Gods hebben te
beschouwenen dat wij niet tegen haar
mopperen moeten.
Daar zijn wij 't hartelijk eens mee.
Wat echter niot wegneemt dat wij, waar
t pas geeft, onze meening over deze wet
mogen zeggen.
En dan zeggen wij op grond der feiten
De leerplichtwet is doodelijk krank ter
wereld gekomenzij draagt het stempel
van den ziekelijken, suffenden ouden beer,
den Zierikzeeschen afgevaardigde die er
voor van zijn ziekbed moest gelicht worden
om hare geboorte te bewerkstelligen. En
dat gaat er nooit weer uit.
Krank tot den levensvoorstel is zij nu.
Die haar uitvoeren moeten, staan er ver
legen mee. Zij deserteeren.
Niet onmogelijk, dat zoo deze wet niet
aan eigen zwakheid sterft, zij nog eens
van gebrek aan uitvoerders ophoudt te
leven.
Lees bjjv. wat »Het Volk" schrijft, een
voorbeeld uit vele gevende
nJanuari. De leerplichtwet is ingevoerd.
Meester spoort de kinderen aan trouw school
te komen. Ook ouders worden opgezocht.
Zij stribbelen tegen. Grondterm armoede.
Meester wijst op de gevolgen. Sommigen
komen, anderen blijven thuis.
Februari. Van deze komen enkele na
herhaalde aansporing. Sommige blijven
thuis zonder wettige redenen. Meester
waarschuwt dat nu de »waarschuwingen"
zullen komen.
Maart. De waarschuwingen bleven en
blijven nog uit. Het schoolverzuim neemt
toe. Niemand stoort zich meer aan de
Leerplichtwet »Meester praat maar wat",
zegt men. Men laat hem praten."
Wij voegen er aan toe't zal wel overal
zoo wezen.
Deze wet wordt nooit populair, omdat
zij onuitvoerbaar is.
Er is reeds meermalen uitgerekend dat
elk kind van Christenouders ruim f 4elk
kind van liberale ouders ruim f 30 uit de
staatskas ontvangt voor het lager onderwijs.
Zouden onze Kamerleden dit, bij de aan
staande behandeling van liet Subsidiewetje
niet nog eens onder de aandacht der regee
ring brengen
Het is toch nog verre van de rechtsge
lijkheid, op dit punt.
Ds. Talma, Patrimoniums leider, weet
den stuur er goed in te houden, teneinde
te voorkomen dat Patrimonium tusschen
Conservatieven en Sociaal-democraten wordt
doodgedrukt.
Troelstra trachtte tevergeefs hem tegen
Patrimonium on dezen weer tegen de Anti
revolutionaire partij uit te spelen.
Patrimonium onthoude wat hij schreef
(no. 15 Maart):
»Nog beter kunnen wij ons voorstellen,
dat mr. Troelstra zich van ons afkeert als
van democraten van valsch allooi, want heeft
hij de liberale partij nu uit haar voegen
gelicht, do kroon kwam op zijn werk, als
nu ook de antir. partij in tweeën gescheurd
werd, maar wij zijn zijn zaakwaarnemers
niet en achten de belangen van onze partij
hooger dan die van de zijne.
»'t Staat zoo. De conservatieven zouden
willen, dat wij niets deden dan strijden
tegen de socialisten, desnoods ten koste
van de sociale hervorming. De socialisten
zouden willen, dat wij niets deden dan
strijden tegen de conservatieven, desnoods
met prijsgeving van ons beginsel.
»Maar wij meenen, dat de sociale her
vormingen er best zullen komen op den
weg onzer beginselen en laten beiden niet
scheiden.
»En daarom geen gewaagde politieke
proeven, maar rustelooze propaganda voor
de sociale hervorming naar den eisch onzer
beginselen, ligt onzes inziens op den weg
van de mannen van Patrimonium".
Een verwaand berichtje.
Wij lezen in De Nederlander
„Naar ons bericht wordt, zoeken de vrij-
antirevolutionairen met de andere Christe
lijke partijen provinciesgewijze tot samen
werking te komen, door hun steun aan te
bieden aan de „zittende leden", mits dan
ook in andere districten wederkeerig steun
wordt verleend. Mocht echter de „anti
revolutionaire partij" aan geen andere, dan
aan eigen candidaten steun willen ver-
leenen, dan zouden ook de vrij-antirevolu-
tionairen eigen candidaten stellen, en ver
der geen hand uitstelten om de „antirevolu
tionaire" candidaten te doen zegevieren,
zoodat deze dan weer, evenals in 1897,
uitsluitend op de Roomsch-Katholieken zul
len moeten steunen."
»Geen hand uitsteken."
Wij onderstreepten deze woorden.
"Zij getuigen van een diepen blik in het
landsbelang; en gunnen tegelijk evenals
de aanhalingstoekens bij den naam onzer
partij een kijkje in het broederhart
van den schrijver en van het blad dat zijn
bericht opneemt.
Samenwerking, best. Wij zijn er voor,
want het behoort zoo. Maar voor een sa
menwerking met de sjambok van De Wet
achter ons bedanken wij. Vooral wanneer
wie ons dreigen, in 't cijfer, in organisatie
en dienstjaren bij ons zoo verre ten achter
zijn.
Ooit dat niet.
De heer J. K. van der Veer, oud
redacteur van het socialistisch weekblad
„De Toekomst", later redacteur van het
Tolstojaansch blad „Vrede", beschrijft in
„De jonge Gids" de reden waarom hij met
deze leer der „Ohr. anarchisten" brak. Wij
willen eens naar hem luisteren.
„Ik heb veel mee doorgemaakt de laatste
jaren. Bitterweinig dat aangename indruk
ken heeft achtergelaten. Ik heb gestaan
aan de grens des waanzins een toestand
ook bij anderen waargenomen en stond
eenmaal op het punt aan mijn miserabel
leven een einde te maken. Dat dit niet
gebeurde, dank ik voornamelijk mijn vrouw.
De meeste vrouwen van de „Tolstojanen"
werd veel leed te dragen gegeven door de
mannen die liefde predikten. En al stemden
hare inzichten daarmede niet in, zij werden
doodgewoon genoodzaakt de gevolgen der
„Geistesschwërmerei" harer echtgenooten
te accepteeren. Verfoeilijke tirannie, die als
een bittere zelfbeschuldiging mij drukt.
„Ik spreek daarover thans voor het eerst
in het openbaar. Dat kost mij veel. Maar
ik gevoel dat het moet. Want ik wil het
thans eens uitschreeuwen, dat eene con
sequente toepassing van graaf Leo's denk
beelden, in het eind voeren moet tot deze
drie gevolgen: in ellendige misère omkomen
waanzinnig worden of zelfmoord plegen.
Dat zoo weinigen indien één zoo'n
lot ondergaan, is gevolg van het feit dat
de meesten wanneer niet allen het ten
slotte met theorie en prakrijk heel wijselijk
op een accoordje gooien.
„Tolstoj verlangt van den mensch iets te
doen wat in flagranten strijd is met diens
natuur zoowel als met 's menschen instinct
van zelfbehoud.
„Men zegt, dat Tolstoj den mensch geen
hoogeren eisch stelt dan Jezus of wijzer
voor hem stelden. Kom tochJezus ver
langde, dat men zijn naasten zou liefhebben
als zichzelf. Tolstoj stelt den overtreffen-
den trap, namelijk dat men zijne naasten
heeft lief te hebben meer dan zichzelf."
Wat de schrijver hier als een gebod van
»Jezus" aanhaalt, is de samenvatting van
Gods heilige wet aan Israel gegeven, en
door den Zone Gods tot al zijne discipelen,
ook van onzen tijd, herhaald.
Dat op één lijn stellen van den Christus
met Tolstoj doet zien hoe weinig zij Tol
stoj kennen die in hem een Christen zien.
Over oen Tolstojaansehe kolonie schrijft
de heer v. d. Veer:
„Ik zou over die kolonie veel kunnen
zeggen dat leerzaam was. Doch ik weet
dat de mensch niet leeren wil van anderer
ervaringen. Hij wil zelf ervaren. Nu laat
hem ervaren, ook in deze. De uitslagen
zullen dezelfde zijn, ook met de Blaricum-
sche kolonie, als die hier en in Amerika
verkregen met kolonisatie-proefnemingen.
„Toen ik voor het eerst met de Purleigh-
kolonie kennis maakte, was ik verrukt over
wat ik zag. Een 25-tal meerendeels jonge
menschen, waaronder enkele vrouwen leef
den zóó tezamen, als het onder bloedver
wanten of vrienden zelden mogelijk is.
Lelie-rein was hun broedermindiamant-
vast hunne aanhankelijkheidbergen-ver-
zettend hun geloof in de onderneming
zoowel als in elkander. Enkelen, waaron
der een Prof. in de Scheikunde, hadden
hun geheele vermogen eraan gegeven; an
deren een verzekerd bestaan. De professor
offerde ongeveer een paar ton. Drie jaren
ging alles goed. Ze werkten om het hardst,
leefden ingetogen en genoten van elkanders
samenzijn. Er ging een roep van hen uit.
En in Leeds en Gloucester werd hun voor
beeld gevolgd. In mij wekten zij het ge
loof, dat door hen het ideaal bereikt was.
„Doch het verkeerde. Toen het geld
opraakte, de levenszorgen begonnen te druk
ken, toen ook zette het slooperswerk in.
Daarbij kwam, dat na een paar jaren van
éénsgezindheid, verschil van gevoelen ont
stond. Enkelen wilden Tolstoj's leer con
sequent toepassen, geen handeldrij ven, niet
koopen en zelfs geen geld gebruiken. An
deren wilden, integendeel, meer zaken doen.
De eersten verlieten de kolonie en zetelden
zich te Gloucester, waar een rijke, naburige
landbouwer hun grond en enkele koeien
gaf. Zij trokken daarheen te voet, zonder
cent op zak, onderweg hun onderhoud vra
gende, of liever bedelende. De eenige per
soon die hen afwees was een dominee.
Geld namen ze niet aan. Wel allerlei za
ken expres voor hen met geld gekocht
door anderen.
„Met hun heengaan, werd het er in de
oorspronkelijke kolonie, niet beter op. Ja,
nu ging het snel berg af. Men begon el
kaar te verwijten dat de zaken slecht lie
pen en dat er niet genoeg gewerkt werd.
Stormachtige vergaderingen hadden plaats,
ondanks de door allen gehuldigde liefde.
Men smeet elkaar de deur voor den neus
dicht, wilde elkaar uit de onderneming
dringen, tot ten slotte maar besloten werd
de geheele kolonie op te heffen. Men ging
uiteen in groote oneenigheid."
Hier spreekt een die eerlijk heeft mee
gedaan en derhalve mag gehoord worden.
Natuurlijk maakt zijn woord op ons geen
indruk.
De geschiedenis bewijst dat het niet
anders gaan kan dan deze schrijver 't ge
zien heeft.
Dergelijke secten komen op en vergaan;
brengen een kleine wijle eenige roering
in de oppervlakte van 't menschelijk leven;
en verdwijnen weer om plaats te maken
voor nieuwe.
Al dat zoeken naar het ideaal buiten den
Christus, en met ontkenning van zonde en
genade, zullen hier schipbreuk lijden.
Slechts wie wedergeboren is, kan het
Koninlcrijlc Gods zien.
En dat koninkrijk onnoodig 't te
zeggen! is te Blaricum niet.
Moge de heer V. d. Veer, een eerlijk
man bij alle veranderingen die hij onder
gaat, 't nu nog eens zoeken en vinden
waar 't wel is, en waartoe Gods Woord
den weg wijst!
De militaire dienst is voor het grootste
gedeelte der jongelieden eenenuttigeperiode
tot de ontwikkeling van hun lichaam en
gunstig werkend op hunne gezondheid.
Het regelmatige leven, de exercitiën ver
sterken de gezondheid en op eenige uitzon
deringen na, zijn de jonge lieden bij het
verlaten van den dienst welvarend en goed
bereid hun werk te hervatten. Sommige
kunnen door bijzondere omstandigheden
niet lang het Kazerneleven verdragen.
In plaats van zich te versterken, verzwak
ken zij en zijn verplicht naar de ouderlijke
woning terug te keeren.
De militaire dienst op den langen duur
en op zekere leeftijd brengt ook zijne las-
mede. Zoo schrijft ons de Heer G. Chris-
tiaans, Oppasser aan de Kon. Mil. Academie
te Breda. Sedert drie jaren geleden
leed ik aan een borstkwaal, moest veel
i0 ©I
De Heer G. Christiaans, volgens portret.
opgeven en 's morgens als ik opstond was
ik benauwd. Na 't gebruik van vier doosjes
Uwer Pink Pillen van Dr. Williams ben
ik volkomen genezen en verricht met lust
mijn werk. Ik blijf U duizend maal dank
baar voor U w geneesmiddel en zal ze een
ieder die lijdende is ten zeerste aanbevelen.
De Pink Pillen zijn een zoowel wei'k-
dadige als krachtige spierversterker, zij
doen eveneens verdwijnen, bloedarmoede,
bleekzucht, neurasthénie, maagaandoenin
gen, lendenpijnen, rheumatiek en alge-
meene verzwakking zoo wel bij den man
als bij de vrouw.
Prijs f 1,75 de doos f 9 per 6 doozen.
Verkrijgbaar bij Snabimé, Steiger 27, Rot
terdam, hoofddepothouder voor Nederland
en apotheken. Franco toezending tegen
postwissel.
Ook echt verkrijgbaar voor Middelburg
en omstreken bij Joh. de Roos, K 157
Vlasmarkt te Middelburg.
Wacht U evenwel voor de namaaksels, ver
schaft u de echte Pink Pillen alleen bij den
Meer Snabi/ié te Rotterdam of lij de depot
houders die onder de attesten in de couranten
zijn aangegeven. Alle andere personen verkoo-
pen goedlcoopere zoogenaamde Pink Pillenzulks
is slechts om het publiek te bedriegen. Onze
verslaggever vernam op verschillende plaatsen
in Nederland hoe de personen er ingeloopen zijn,
en hoegenaamd niet de minde uitwerking dezer
nagemaakte Pink Pillen ondervonden hadden
onnoodig te zeggen dat deze personen spoedig
met het gébruik der echte Pink Pillen weder
zijn begonnen.
Eet namaaksel der Pink Pillen heeft nog
nooit iemand genezen.
De Engelsche leugenpers heeft het be
richt verspreid dat Louis Botha ander
maal onderhandelingen gevoerd heeft met
Kitchener, en dat Botha ze thans geopend
heeft. Alsmede dat Botha en eigenlijk
alle verstandige Transvalers De Wet on
toerekenbaar verklaard hebben en gaarne
den oorlog zonder hem willen beëindigd
zien. Een bericht te dol om er langer
dan noodig voor de lezing van hetzelve,
notitie van te nemen.
De overige weinige berichten wijzen nog
niet erg op vrede. Zoo hebben 150 Boeren
Zondag nabij Johannesburg een aanval ge
daan op de Modderfontein goudmijn, nabij
de Rand. Zij vernielden het zoeklicht
door een welgericht salvo en poogden
andere schade toe te brengen, Daar er
slechts een klein troepje mijnwaehters
aanwezig waren, werd om hulp gevraagd.
De „Rand rifles" werden opgeroepen en
per trein naar de mijn gezonden. Bij
hun aankomst verdwenen de Boeren even
wel. Voor het bezetten van Pietersburg
werden de Engelschen tusschen Maraba-
stad en eerstgenoemde plaats voortdurend
op den rechtervleugel bestookt; daarbij
werden groote verliezen aan de „Imperial
Bushmen" toegebracht.
De Boeren, die' naar het Noorden zijn
getrokken, stonden, volgens de verklarin
gen van gevangenen, onder commandanten
Beyers en De Viliers. Zij verloren eenige
dooden. Zondagnacht ondermijnden zij de
spoorlijn, waardoor een trein met wegma-
terieel beschadigd werd. Acht „Bush
men" namen een pas in, na veertig Boe
ren te hebben verdreven en verscheidene
gevangenen te hebben gemaakt. Dit won-
dersterke achttal had slechts twee gewonden.
Werkelijke tegenstand werd nergens ge
boden. Slechts „snipers" brachtten den
Engelschen schade toe.
De Boeren zijn, nu Pietersburg is in
genomen, naar Leydsdorp vertrokken, dat
ten Zuidoosten van het plaatsje en ten
Noorden van Lijdenburg gelegen is.
Het zal den Engelschen moeilijk vallen
hen tot daax te vervolgen, vatbaar als zij
zijn boven hen, voor malaria, dysenterie
en typhus welke daar heerschen, terwijl
de Tsetsevlieg paarden en vee bedreigt.
En zulks te meer waarde ziekenlijst reeds
weer zulk een lange lengte vertoont.
Uit Voordwest Transvaal komt ook weer
niets geen nieuws meer. Dat schijnt een
goed teeken.
Gelijk men weet vervolgt daar Methuen
Erasmus, en houdt Babington De la Rey
en Beyers in 't oog.
In Natal hebben de Boeren na een wel-