NIEUWSBLAD
VOOB ZEELANB.
No. 73. 1901.
Zaterdag 23 Februari.
15e Jaargang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Een groot kwaal
EEN ALPENBLOEME.
VERSCHIJNT
Wed.
S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
FEUILLETON
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRUS DER AÜVERTENTIËN
Engeland en Transvaal.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- eu VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE 1X1! FIRMA
en van
Alzoo noemt do Vrije School het optre
den der Herv. Diaconie van Krabbendijke
tegen de Ckr. School aldaar.
De redaotie van genoemd weekblad neemt
het bericht en ons onderschiet uit Do
Zeeuw van 22 Jan. over en schrijft er on
der meer bij
«We kennen niemand der betrukken per
sonen nader, ook de raadgevend» redactie
niet, en willen ons alleen bozigb -uden met
het feit, dat men uit kerkelijke partijzucht
elkanders christelijke werkzaamhe-d belaagt.
Voor de beoordeeling der zaak is het
van ondergeschikt belang, dat de aanval
lende partij, om 't zoo eens te noemen, tot
de Hervormde Kerk behoort. Tegenhangers
zouden ook te leveren zijn.
Nu er eenmaal partpen, ook kerkelijke,
schijnen te moeten zijn, mag men zich niet
teveel met geweeklaag daarover vermoeien,
't Is treurig, maar 't is force majeure, men
moet er zich in schikken, al denkt men er
niet over den toestand te sanksioneeren,
al doet men voortdurend protest hooren
tegen de verzaking van 't eenvoudig begin
sel der broederlijke liefde.
Maar nu, als er deze partpen zijn en zij
op schoolgebied zich niet machtig genoeg
gevoelen om zelfstandig op te treden, laten
ze elkanders werk dan steunen in plaats
van afbreken.
«Wat?", zegt een Grootekerker, «ik zou
met die scheurmakers meedoen
Wat antwoordt een A- of B-kerker,
of ook van C. «ik zou den tempel Belials
helpen stichten?"
Zulke mannen loopen te hard van stal.
Als ik op weg ben met een Roomsche, een
Jood, een Heiden en hij wil mij helpen om
een drenkeling te redden, een brand te
blusschen, een ongelukkige te verzorgen,
zal ik dan zeggen neen man, wij verschil
len te veel, wij kunnen elkander niet bij
springen Of zal ik als hij aanstalten maakt
om hulp te bieden hem dwarsboomen ef
bemoeilijken
Zóó zal er geen mensch zijn, zegt men.
Neen, in zulk geval worden de verschillen
vergeten en wordt alleen gehoorzaamd aan
't gemeenschappelijk gebod der menschlie-
vendheid.
Welnu, ik zou wenschen, dat men zich
voor school en kerk en voor elke christe
lijke werkzaamheid ook op dit standpunt
kon plaatsen.
Met een voorbeeld bewijst men niets, dat
is waar, maar men kan er toch moe aan
't vergelijken en denken komen. En daarom
1
Een Episode uit der Waldenzen Historie
1. EEN BLIJDE BRUID.
't Is stil.
In de roodgloeiende stralen, die uitgaan
van den jonggeboren, roosviDgorigen Dage
raad, in saffraankleurig gewaad gebuid,
zooais der Grieken mythe hem ons voor
stelt, begint de natuur te ontwaken en als
te herleven uit de ruste van don meer
dan zoelen lentenacht. Als een ruischen
van zachte winden gaat door de met jong
loof bekroonde takken en twijgen dei-
groenende hoornen, vangt hier en daar een
vogel aan, zijn vroolijk morgenlied te schal
len en hip de te vertellen van de weldaden
en zegeningen, die hij ondeivond. Dan
begint het murmelen der bekc, die straks
nog verzilverd scheen door het maagdelijke
glanzen der reine, teere maan, zich te ver
heffen, en de door de winden gerimpelde,
luttel schuimende kronen der golfjes gaan
ietwat sneller hun weg, besproeiend de
met mo3 bedekte steenen, die overal op
den zaehten, zandigen, dviidolijk zichtbaren
bodem liggen.
Aan de lucht, die heen en weer zweeft
kom ik met nog een voorbeeld.
Er was een prediker van Christus, die
zich verheugde in een groote menigte van
modearbeiders. Maar als hij bun werk op de
proef stolde, moest bij tot erkentenis komen,
dat er sommigon waren, die Christus pre
dikten hoe was bet mogelijk uit
nijd en twist. Anderen deden bet evenwel
uit goedwilligheid. De eersten handelden
uit twisting, met onzuivere bedoelingen,
uit vijandschap tegenover hem. De laatsten
uit liefde, om hem te helpen. Breekt hij
nu het werk vin de eersten af, verloo
chent hij hen Neen, hp zegtzij ver
kondigen Christus wel onder een deksel
en dat bedroeft mij, nochtans wordt Chris
tus verkondigd en daarin verblijd ik mij,
ja zal ik mij ook verblijden.
Is dat voorbeeld niet navolgenswaard
De christelijke school is ook een prediking
van Christus, al maakt men er wat niet
goed zou zijn geen leerrede of kate-
chisatie van. En God,, die 't al doorziet,
weet welke motieven soms aanleiding ge
geven hebben tot stichting eener christe
lijke school, misschien zelfs is persoonlijke
vijandschap er hier of daar niet geheel
vreemd aan gebleven. En niet misschien,
maar zeker, zpn er. onder de «vrienden"
allerlei opmerkingen gemaakt. De een keurt
een christelijke school af, omdat er de ka-
techismus wel, de ander omdat hij er niet
geleerd wordt. De een vindt, dat er te veel
Bijbelscha Geschiedenis behandeld wordt,
gezongen, gebeden, gedogmatiseerd wordt,
de ander zou er veel meer van willen heb
ben. De een vindt de school te etisch, te
algemeen, te onkerkelijk, de ander te Ge
reformeerd, te bekrompen, te kerkelijk. De
een zegter is te veel godsdienst en te
weinig of te slecht maatschappelijk onder
wijs, de ander er is te weinig godsdienst,
het is te veel als een neutrale school.
Ik spreek niet van de op- en aanmer
kingen van tegenstanders, maar druk er
op, dat er «vrienden" aan het woord zijn,
«vrienden", die «met een bloedend hart"
aan de openbare school de voorkeur moes
ten geven, omdat hun grieven te machtig
waren.
Yrage hoo Paulus zulke «vrienden" to
woord zou staan Zou hij hun wellicht
vragon, of zij zijn brief aan de Filippensen
nooit gelezen hadden?
Ik werp de schuld niet op eene zij.
Met droefheid heb ik herhaaldelijk moeten
ondervinden, dat om maar eens bij twee
onderscheidingen te blijven zoowel aan
Gereformeerden als aan etiscben kant, schrik
kelijk op dit punt gezondigd wordt. Het
mag dan heeten, dat men voor de eere
Gods en voor de waarheid, of voor bet
ruime Evangelie en de liefde opkomt, ik
op de trillingen van den morgenwind, komen
roode strepen, en het wit der bergen bo-
gint te gloeien, in do zacht rosestralen, die
uitdruipen uit de vingeren van de roos
kleurige Dagvorstinne, welke met stille
glanzen begroet bet ontwaken van boscb
en veld, berg en dal.
Ganscb natuur is ontwaakt, en in der
bergen gloeien verkondigt de zon haar
komst, voorspellend een blijden dag van
enkel zonneglanzen en zachte lentezefirs.
En als die zon langzaam haar welving
beschrijft aan den azuren hemel, baar licht
al voller en voller uitzendend in steeds
rijker stralenbundels, beschijnt zij straks
een vriendelijk gelegen kuisjen, niet groot,
doch echt landelijk, van hout opgetrokken
tegen do helling van een groenen bergrug.
Als de lichtbundels dra afstuiten tegen
de zonneblinden die de vensters beschutten
egen al to grooten gloed, en doordringen
door de kiertjes in de er achter gelegen
kamer, gaan die bedeksels woldra weg, en
worden de ramen geopend, om binnen te
laten der zonue licht en leven aanbrengende
stralen.
Betrekkelijk kunsteloos en eenvoudig ziet
er dat huisjen van buiten uit, doeb slaat
ge een blik naar binnen, dan ontwaart ge
er een gezelligheid, die geen bepaalde
eigenschap is van rijkdom, maar evenmin
van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
vermoed, dat Paulus niet naar leuzen vra
gen zou, maar onderzoeken, of er ook ern
stige, oprechte blijdschap in 't hart was.
De geschiedenis van Krabbendijke is he
laas geen zeldzaamheid. En 't zou ons
niets verwonderen, zoo de handelwijze der
diakonie met vele redenen omkleed en ver
dedigd kon worden. Handige menschen
vindt men overal. W« verlangen evenwel
zulk een verdediging niet te hoorenwe
kunnen vooruit zeggen, dat ze ons niet
overtuigen zal, omdat zij rusten moet op
de afwezigheid van Je blijdschap, die in
Paulus' hart nog levèn kon over 't werk
van tegenstanders en vijanden. Waarom
zijn we niet allen ueelgonooten van zijn
blijdschap, waarom hebben we geen kracht
ter waardeering van elke overwinning, die
de prediking van Christus op de wereld
behaald?
gHoe dikwijls is zoo iets reeds gevraagd
en hoe menigmaal zal het nog herhaald
worden?"
22 Februari 1901.
De val van den liberalen candidaat Cre-
mer te Beverwijk is ons een oorzaak van
groote vreugde.
Niet dat deze tog; islander liberaal is,
of als liberaal ons niet meer sympathiek
zou zijn dan honderd anderen.
Maar dewijl hjj om een zetel dong in
een niet-liberaal district dat in 1897 slechts
door sluwe stemleusvervalscking kon ge
wonnen wordenen van deze firma voort
zetting vroeg.
Ook omdat deze candidaat tevens minis
ter der Koningin is en derhalve het twee
tal amphibieën vertegenwoordigers der
Kroon en tegelijk vertegenwoordigers des
volks bij de Kroon wilde versterken.
Voorts dewijl bij indirect, bij monde van
den politieken cominis-voyageur mr. Smeen-
ge zijn ontslagneming als minister had
toegezegd, wat ons geheel tegen den regel
schijnt, dat eerst de Koningin van bet voor
nemen om heen te gaan dient te worden
verwittigd.
En eindelijk, dewijl wij, indien onver
hoopt de meerderheid in Juni bij de libe
rale concentratie verbleef, wij de goede
gelegenheid voor de Kroon wenschen open
te zien blijven, om zulk een uitnemend
gebleken dienaar, in 's lands belang, voor
't beheer onzer Koloniën te behouden.
Sommigen hadden al gezegd dat de laatste
acte van het oorlogsbedrijf zou worden ge
speeld, nu Kitchener zijn nieuwe veldtochts
plan ging uitvoeren.
een noodzakelijk gebrek bij armoede. Zeker,
rijkdom heerscht er in het uitwendige
niet, en schier armelijk zou onzetegen-
woordige smaak het ameublement noemen,
dat in de dagelijks weerkoerende behoeften
in voldoende mate voorziet.
En toch, het is zoo echt gezellig in die
kamer, op de tafel liggen eenige boeken
verspreid. Niet veel, doch van groote
waardij. Slechts 3 stuks. Een boek over
Geneeskunde', het klassieke boek der val-
leijen: de Noble Lei/go u en ten slotte het
allerbeste, al de boeken der Heilige Scliri/t.
Het is nog heel rustig in die woning,
doch spoedig wordt de deur geopend, die
toegang geeft tot dit vei trek, en een man
treedt binnen, nog in de kracht der jaren.
Geen kroon der grijsheid siert zijn van
denken getuigend voorhoofd en geen lange
grijze baard golft over de breede, sterke
borst, maar schier nog jeugdige frischheid
ligt. op dat zachte, peinzende gelaat uitge
spreid en uit de groote, bruine oogen straalt
welwillendheid en zachtmoedigheid, gepaard
met levensernst u togen.
Een groote, ruwe stoel wordt wegge
schoven, en hij zet zich neder, het hoofd
geleund op de forsche rechterhand. Eenige
oogenblikken tuurt hij naar buiten, en ziet,
hoe langzamerhand al de deuren opengaan
van een twintigtal huisjes, die rondom het
Maar zij zijn ontnuchterd.
Het plan is als een kaartenhuis ineen-
gevallen. De brigades, die zoo mooi met
elkander voeling konden houden, hebben
nog niet veel uitgericht en een zelfs, die
van Smith Dorrien, is geheel verdwenen,
ten minste men heeft in geen dagen van
haar gehoord en alle verbinding met dezen
generaal is verbroken. Het gerucht gaat
zelfs dat Louis Botha hem ingerekend heeft.
Het is, o zoo gemakkelijk op papier plannen
te maken, maar in de practrjk, gaat hot
wel anders. Vooral wanneer men met die be
weeglijke Boeren te doen heeft, die somwijlen
op eenzelfden dag naar alle vier de hemel
streken verhuizen. Maak daar maar eens
plannen vooren werf daar maar eens ge
hoorzame troepen voor.
Het is dan ook nog niet gelukt Botha
in zijn tocht naar het Oosten te stuiten.
French zit hem na op de hielen, maar
Bolha rukt kalm op langs den Zuidelijken
oever van de Pongola, ten zuiden van Piet
Retief. Het schijnt dat hij van plan is
naar Zoeloeland op te rukken doch aan den
anderen kant is het zeer goed mogelijk, dat
hij terug zal keeren en naar Natal gaan.
Vele burgers zijn teruggetrokken naar de
Komatie-vallei.
Overigens houden zich de Boerengene
raals in Transvaal particulier stil. De la Rey
is in het westen, Blake in het oosten werk
zaam, doch wat zij doen, weet niemand
behalve die van Swaziland en Griqualand.
Bij Olifantsfontein, bezuiden Johannes
burg, trokken een zeshonderd Boeren over
den spoorweg. Misschien zijn 't wel man
schappen van De la Rey die door dit op
treden nabij de Goudstad Kitchener dwingen
wil, troepen te onttrekken aan de kolonnes
die Botha bedreigen en dezen daardoor
verlichting te geven.
Wat De Wet betreft, die is nog steeds
ongehinderd aan het rondtrekken. Hij be
vindt zich vermoedelijk in 't district, dat
begrensd wordt door Carnarvon, Renhards,
Prieska en Britstown, waar een jaar gelo
den een ernstige opstand uitbrak. Het zal
aan hem wel niet liggen, wanneer dit zich
herhaalt.
Van het verlies zjjnor munitie (trouwens
hij heeft nog genoeg en ook nog twee ka
nonnen overgehouden) schijnt hij zich her
steld te hebbenen de kolonels «vervolgen"
hem nog altijd.
Zondagmorgen zag kolonel Plumer hem
bij Graspan, doch voor hij hem be
reiken kon was hij verdwenen. Toen werd
hij bij Leeuwberg, ten westen van Hoopstad
gezien. En daar begon de jacht weer.
Kolonel Hennekers verliet Houtkraal. Knox
en Pilcher trokken naar 't noorden om
langs den weg naar Strijdenburg. Kolonel
zijne gelegen, reeds een schaduw werpen
op den vrij steilen bergweg.
Er komt leven in het dal en de dorps
bewoners in hun eigenaardige kleederdracht
gaan met rustigen tred naar de beke, om
water te scheppen en het vee te drenken.
Als de man eenigen tijd het boeiend
tafereel heeft aanschouwd, wendt hij het
gelaat af, en buigt zich over den intusschen
opengeslagen bijbel.
Hij doorbladert eenigen tijd het gewijde
boek en eindelijk laat hij het oog rusten
op de plaats, waar beschreven staat, dat
David een schuilplaats vond voor het woe
dend vervolgen van Saul in de spelonk van
Adullam.
«Dat is een goed onderwerp voor morgen",
zoo spreekt hij, hardop denkend, »'t zal
der broederen geloove versterken en moed
geven in deze tijden van bange benauwd
heid".
Uit deze woorden en uit de op tafel
liggende boeken hebt ge wel alreeds ver
moed, dat de man, dien ik zoo sprekend
bij u inleidde, een Leeraar der Waldenzen is.
In vroeger dagen was hij gegaan naar
de ver verwijderde vallei van Pra ditorre
gelegen tusschen de woeste in wild natuur
schoon prijkende heuvels van Augrogna,
waar een school was voor jonge theologen.
Hun studie omvatte niet veel, zoo 't
Cralsbe zou onderweg toezien van waar De
Wet komen zou.
Bij Blauwbosch vereenigde kolonel Hen-
nikers zich met kolonel Plumer, die bij zich
had kolonel Jeffries met een veldbatterij en
eenige pompons en ander geschut. De ge-
beele troepenmacht rukte daarop naar bet
Noorden en kwam bij Pienaarspan aan,
juist twee uur, nadat De Wet deze plaats
had verlaten.
En zoo wordt ook Kruitzinger, niet min
der taai en gevreesd dan De Wet, door
kolonel Haig achtervolgd. Men vermoedt
dat De Wet zich bij hem zal aansluiten,
terwijl nog een deel van De Wet's troepen
benoorden de Oranjerivier opereert onder
bevel van Froneman.
In Prins Albert, ten Zuiden van Beaufort
West, is het ook al niet pluis. De Boeren
zwerven daar reeds een week lang rond,
overal voorraden medenemend. Eenige
hunner bezochten boerderijen, waar zij paar
den en levensmiddelen wegnamen, en de
schuren waar paarden voer verborgen lag,
ledigden. Met de treinen werden de vruch
ten medegenomen. Twee maal brachten zij
een bezoek aan Zeekoegat, waar de beide
winkels werden leeggehaald. De snelle be
wegingen der Boeren naar plaatsen, waar
nog voorraden voorhanden zijn, doet het
vermoeden rijzen,' dat zij door Kapenaars
worden begeleid.
Natuurlijk duiken er telkens geruchten
op van toongevende Boeren die 't willen
opgeven. Eerst werd Daan Wolmarans
daarmede gedoodverfd. Thans heeft deze
in een vraaggesprek (interview) juist het
tegendeel gezegd. De opgever is een broer
van hem, lid van den Eersten Volksraad
en vriend van President Kruger, Thans
moet de waarnemende President Schalk
Burger weer gezegd hebben dat de zaak
hopeloos staat en men de vijandelijkheden
behoort te staken. Nu, men heeft zelfs één
keer De Wet er al op aangezien. Ook deze
twee zullen derhalve de laatsten niet wezen.
Een Engelsch officier klaagde er over in
een brief dat de militaire overheidspersonen
te Pretoria al de tenten van zijn compagnie
hebben weggenomen om er de Bóeren-
vluchtelingen meest vrouwen, kinderen
en grijsaards - in te herbergen. «Men kan
zich gemakkelijk voorstellen, schrijft hij,
welke zegenbeden wij afsmeeken over het
hoofd van die gelukkige vluchtelingen als
ik u zeg dat het om den anderen nacht
stortregent en overdag snikheet is."
Er zpn te Louremjo Marques weer dertig
zieken aan boord van het hospitaalschip
Orcana gebracht. Het schip is nu vol, en
vertrekt Maandag naar Durban.
In eeD van de dichtst bevolkte wijken van
Kaapstad heeft men het lijk gevonden van
schijnt. Een oud boek, Kerktuchtge
naamd, wijst er den vorsehenden onder
zoeker op, dat in die dagen, toen de Ge
meente der Waldenzen haar grootsten bloei
doorleefde, bet studiewerk der meest be
gaafden onder hen uit: Het kennen van
het geheele Evangelie van Mattheus en Joannes,
de cannoniehe boelten en een groot gedeelte van
de geschriften van David en Salomo en de
profeten. Dat was alles. En toch, in ver
gelijking met de theologen onzer dagen,
zou de uitkomst niet grooter, de vrucht
niet rijker zijn, dan thans?
Toen onze jeugdige leeraar in spe in
die valleien kwam, en zich nederzette aan
den voet dier grijze mannen, die de studie
moesten leiden en de praktijk des levens
moesten leeren aan die vurige, volvaardige
jongelieden, vond hij als boekerij aan de
school verbonden, een bibliotheek, die
echter slechts uit de volgende werken
bestond: de Waldenzer Catechismus, de Ge
loofsbelijdenis, een verhandeling over den Anti
christ., een over het Vagevuur en eenige gods
dienstige gedichten.
Natuurlijk legde hij zich, evenals al zijn
medestudenten, wat op de Geneeskunde
toe, en leerde er de eenvoudigste medi
cijnen kennen, die in later dagen van zoo
groot nut konden blijken.
f Wordt vervolgdt.)