OR ZEELAND No. 72. 1901 Vrijdag 22 Februari 15e Jaargang. CHRISTELIJK HISTORISCH Dijkvallen in Zeeland. MtawMeieii wer Benstii- VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST. te F. P. D'HUIJ, te Middelburg. Goes PRIJS DER AÜVERTENTIËN Babels Torenbouw, elken MAANDAG-, WOENSDAG- eu VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. H f Ï3 E«ï K. Goes, ook voor Kloetinge, Kattendijke, 's Heer Hendrikskinderen eu Wissekerke 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22 en 23 Maart. Wolphaartsdijk 15 April. Heinkenszand, ook voor 'sHeer Arends- kerke, 16 April en 17 April voormiddags. 's-Heerenhoek, ook voor Borssele en Nienwdorp 17 April namiddags en 18 April. Ovezande, ook voor Nisse, 19 April. Ellewoutsdijk, ook voor Driewegen, 20 April. Baarland, ook voor Oudelande, 22 April. Hoedekenskerke, 23 April voormiddags 's^üravenpolder, ook voor 's-Heer Abts- kerke 23 April namiddags. Kapelle, ook voor Schore, 24 en 25 April. Zoodat er niets nieuws is onder de zon. Pred. i g. „En zij zeiden: Komt aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren welks opperste in den hemel zij; en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganscho aarde ver strooid wordenToen kwam de Heere neder om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der menschen bouwden. En de Heere zeide: Ziet zij zijn velerlei volks, en hebben allen eenerlei sprake, en dit is het dat zij beginnen te maken, maar nu, zoude hun niet afgesneden wor den, al wat zij bedacht hebben te maken Komt aan, laat ous nederzien en laat ons hunne spraak aldaar verwarren, opdat een iegelijk de spraak zijns naastens niet koore. Alzoo verstrooide de Heere hen over de gansche aarde. Is dit niet een oude geschiedenis die immer nieuw blijlt? Beschouwt eens in het liclit van dit oude verhaal de gebeurtenissen om uheen. Ziet uit dit oogpunt het streven en wroe ten en spelen op liet wereldtooneel eens aan, en ge zult des Predikers woord, dat er niets nieuws is onder de zon heter doorzien en meer beamen. Ziedaar b. v. de groote wereldgebeurtenis der laatste maanden, waarheen aller oog gericht is: de oorlog in Zuid-Afrika. Een oorlog uit imperialisme geboren, en wat is imperialisme anders dan een vrije vertaling van den oud-testamentischen torenbouw van Babel? Deze toren door Albion gebouwd over ziet een derde van de wereld. Politiek en oeconomiscb bebeerseht die tores land bij land en volk bij volk. Zijn opperst reikt ten hemel. Maar verontrust u niet. Straks, na korter of langer tijd, knfflt de spraakverwarring, en die macht en die FEUILLETON. De Banjér op Java is door de dichter lijke beschrijving van een onzer letter- kundigen aan velen bekend geworden. De lawine in bergstreken is evenmin on bekend, maar wie kent de dijkrallen in onze eigen omgeving? Wie, wonende binnen de omschansing allerwegen tegen bet woeden der zee opgeworpen, kent hare geheimen, beeft eenig begrip van den ruste- loozèn arbeid door een ganscb leger tegen dien gevaarlijken vijand testrijden? Men kent de polders van zijn eiland, bewandelt do dijken, betzij waterkeerende of binnen dijken. Men kent, nog maar in zeer be perkten kring de slapers of inlaagdijken en daarmee houdt zoo ongeveer de kennis van dit belangrijk onderdeel van onze ge meenschappelijke huishouding op. Dieper ingeleiden zullen u weten te verbalen van de Caland's en de Conrad's, waterbouwkundigen bij uitnemendheid en zullen weten dat sind3 1884) in ongeregelde tusschenpoozen door den nog heden fun- glans zal als die van 3abel verstoord worden over de aarde. Ijs de geschiede nis niet daar om u dat te zeggen? Is Engeland dan bet eerste rijk, zoo machtig en groot? Ge weet beter! De vorsten de/ oudheid en de volken der nieuwere tijcbn weten wel anders te verbalen. Cyiusen Alexander, Caesar en Napoleon hebbel nog eens beproefd wat bij Babylon wa mislukt, en de berinne- ïing is voldoeide om u den uitslag te melden. Ook Engeland gaat den weg op van dio macbigen die gekomen zijn, ge bloeid hebben en vergaan zijn, en ook over Albion zl eens liet profetisch woord weerklinken Eén woord zl uit den Hemel donderen En, land dir landen, gij stort neer! Met al uw guwheid, al uw wonderen, Uw ijdelhed en bloedige eer! En de al te ang verbaasde volken Bezingen ondergang des lands, Dat, 't boofJ verbergen in de wolken, Het recht van God met voeten tradl Ziet om i heen en naast den oorlog uit imperialist# geboren, ontwaart ge een anderen oc'log, aan kapitabsme ontsproten. Ook eet toren van Babel. Precier dezelfde gedachte bezielt beide. Torens huwen die tot den hemel reiken, zoo noodg op bet graf van wat kleiner is en ziakker. Is de wereld niet vervuld van syndi caten e; coöperatie? Brengt uw dagblad niet sciier iederen dag bet geboortebericht vannsmlooze vennootschappen of zijn de eiscbe van Internationale u onbekend? Moe dan zoo is niet zelden de be zorgd vraag voortaan de wereld bestaan uit r<ken en armen, en de, reeds door Vade' Cats zoo terecht geprezen, midden stand wegvallen? Moet de mensch dan vooraan enkel zijn een nommer in bet regster, een schakel in den keten, een spaik in het rad dat zielloos wentelt? 1erontrust u niet! Ook deze toren za vallen. God beeft in bet individu, in cha persoon een kracht gelegd, onverwoest baar en onverwinbaar. Is bet nu reeds set duidelijk dat de toren van vrijhandel rtt onbeteugelde concurrentie ieder jaar n hoogte verliest dat vakvereenigin- gen en bonden de belangen binnen engere grenzen beperken, en een in macht en getalsterkte toenemend leger vormen, tegenover Babels toren op Kapitalisme ge grondvest? De oeconomische strijd om het bestaan moge wisselen in vormen, ook in deze is er naar 's Predikers woord, niets nieuws onder de zon. Maar Babels toren staat daar aan den ingang der geschiedenis niet alleen als handwijzer tot hoop en troost voor wat zwak is en klein. Maar niet minder als een symbool van gunst en geerenden Hoofdingenieur van der Provin cialen Waterstaat, den beer M. B. G. Hooger- waard een reuzenwerk van den eersten rang wordt uitgegeven betreffende de oever verdediging in Zeeland en overigens be paalt de kennis van de groote meerderheid in betrekking tot de situatie van hare kust, zich tot het imposante van den West- kappelschen dijk en bet beklagenswaardige ook financieel der ealamiteuse polders. Een enkel klein onderdeel uit den strijd tegen de machtige zee te beschrijven is voor eenige onzer lezers misschien niet ongewenseht. Bij voorkeur kiezen we daartoe de Noord kust van Noord-Beveland, omdat daar in de laatste kwarteeuw de zee de meeste verwoestingen aanricht. Daar, waar een breede arm van de Schelde, De Banjert geheeten zich naar de Noordzee richt, noordwaarts begrensd door de duinen van Haamstede en Burgh, en overheerscht door den plompen toren van Zierikzee, strekt zich zuidwaarts een rij van polders uit, arm en hulpbehoevend, onderscheidene bekend als calamiteus. De Maria en de Sofia-polders, de Vliete goedheid Gods voor ons leven. In bet puin van Babels toren werd de eenvor migheid in ons leven gebroken, uit dat puin bloeide de veelvormigheid op De zegen van verscheidenheid van belangen en verscheidenheid van talenten, en wilt gevan verscheidenheid van gebreken kwam ons leven verrijken. Babels neergeworpen toren werd oor sprong van nationaliteit zijn spraak verwarring werd een rijkdom van kennis, zijn uiteengaan bron van eindeloos verschil van roeping, zijn berinnering prikkel tot voortgaande krachtsontwikkeling. Babels torenbouw was resumeeren we nog eenmaal een vooruitloopen op wat eenmaal zijn zal, als de toekomende wereld de plaats van deze zal hebben in genomen, dus geoordeeld, en daarom in de eerste eeuw zoowel als in alle vol gende tot puinhoop besteld. Babels verstoorde torenbouw is in ons gemeenschappelijk leven bron van zede lijke kracht, van edeler geestdrift en van rijke winst die aan de menschheid ten goede kwam. En het «niets nieuws onder de zon", van den Prediker vindt zijne bevestiging ook in deze oude historie. 21 Februari 1901. Geboycot. In een Vlaamscb blad lezen wij gebroodroofddat woord is wel zoo mooi, al schijnt de combinatie met roof minder juist. Dat de Hogerhuis-agitatie niet uit is, blijkt uit de dezer dagen te Amsterdam gehouden «indrukwekkende meeting" waar in de zich noemende Calvinist Van Munster met Troelstra wedijverde in bet aaneenrij gen van revolutionaire volzinnen teneinde die agitatie levendig te houden, de «klasse- justitie" te smaden, »het volk" te verheer lijken en een minister der Koningin door het slijk te sleuren. Van Munster hief de leus aan: De Ho- gerbnizen er uit, de Minister er af. Troelstra ging natuurlijk een stap verder en predikte den politieken dood van «alle Kamerleden, die gelachen en gejouwd heb ben toen in de Kamer de Hogerhuiszaak aan de orde was." Die sprekers vonden luid applaus, en Keimpe Hogerhuis, mede aanwezig, daartoe uit 't stille Beetgum naar Amsterdam ge haald, werd onstuimig aangebeden. De verslaggever in Ret Volk zei door zijn tranen been: Hoe kan die goedaardige man een inbreker zijn! Van Munster riep: «Geloof maar; er is in bet volk schier niemand die niet twijfelt aan der Hogerhuizen schuld." En Troelstra op Keimpe wijzende voegde er bij«Ziedaar onze levende pook in het agitatievuur." en de Thoorn-polders, Oud- en Nieuw- Noord-Beveland. Deze alle behoeven bui tengewone zorg en steun. Daarom worden ze calamiteus geheeten. Calamiteus toch wil zeggen dat niet enkel den betrokken polder gevaar voor ondergang dreigt, maar dat die ondergang na korter of langer tijd gevolgd zal worden door den ondergang der achterliggende en dat het gevaar dus niet enkel plaatselijk is, maar ook een gevaar is voor de ge meenschap. Hoe de polders tot dien toestand ge komen zijn? Door dijkvallen De meest geteisterde is de Sofia, een kleine polder van 95 Hectaren, dus te klein om door inlaagdijken gered te worden. In 1775 aan de zee ontwoekerd. In 1885 door de zee hernomen. Westwaarts voortgaande volgt de Anna- Friso-polder. De inlaagdijk is waterkeerend geworden en de zeedijk verdwenen. Het vroegere polderland tusschen beide dijken is nu een zandige strandvlakte en de dijks- glooiing is zelfs als een duin overstoven met opgewaaid zand. Vuur, juist dat is het. j'; Maar er is ook een speler met vuur, dat noodlottig kan zijnen wat is deze manier van critiseeien anders? Zijn bier onschuldiger gestraft, laat men dan toch deugdelijker wapen zoeken, dan deze aan partijberekening en klassenhaat ontleend. T IJ 1> VERZEN. Menseh en aap. Neen spot niet met de wetenschap Der liooge Academiebeeren Zij zijn me immers veel te knap, Om d'ouden Bijbel te vereeren Zij schuwen d'armen Bijbelknecht „Verbeeld je, dat de Schrift toch zegt, Dat God de menschen heeft geschapen, En deze komen voort uit apen." Wel heeft dat niemand nog gezien, Maar dat is niet voor deze lien Hun wijsheid zegt: „Zoo moet het wezen," En hunne wijsheid dient geprezen Eens ging een dokter in een woud Hij liet zich in een kooi opsluiten, En hing er dagen in zijn buiten Te turen in het levend hout. Een troep nieuwsgierige slingerapen Hing weldra naar mijnheer te gapen; Zij krijschten op het vreemd gezicht, Maar rieden wis zijn komst niet licht. „„Ta tariep d'een in apenklanken. „Wacht, dat is om mij te bedanken," Zei de professor „opgelet! „Dat zegt een kind ook, opgelet!" „„Titi!"" schreeuwde een der jongste [dieren. En liet zich van den boomstam glieren. „O dat beteekent„Zie hem, zie Zei dokter, ,,'k wacht nu nummer drie." „„To tozoo bromde weer een ander, En de apen stoeiden met elkander. „Zoo zoo dat wekt tot spelen op. „Wel", dacht de dokter, ,,'k zet het op." Een vierde krijschte scherp „„tee tee Terwijl hjj /an de takken glee. „Dat is„Ga spoedig naar heneden," Dacht dokter nu en was tevreden. Hij liet zijn tralievilla zakken, Begon zijn spullen in te pakken. En seinde uit het wond gekomen 'k Heb menschentaal van d'aap vernomen, „Dus wie nu nog niet ons gelooft, „Dat God den mensch niet heeft geschapen, „Maar mensehen komen voort uit apen, „Is wis van zijn verstand beroofd." Een arme Bijbelknecht, die 't las, Zei„Stel, dat dit eens waarheid was, „Dan gold het toch alleen den taan, „Die apentaal begrijpen kan." Dan volgt de Thoorn-polder. Ook hier een inlaagdijk, zoover landwaarts inge schoven dat hem geen vallen kunnen deren. De ruimte tusschen de twee dij ken wordt gevormd door een kuip, nn een zaam woest, poel vol riet, waar voor weinige jaren huis, erf en bouwland tierde. Nu ge- stooten uit de gemeenschap om weldra ten prooi te zijn aan de voortdringende zee. En eindelijk, de laatste in de sombere rjj: de Vliete-polder. 'tWas 10 Maart 1889 toen zich op het nabijgelegen dorp Wissekerke het gerucht verspreidde dat een dijkval aan den Vliete- polder had plaats gehad. Ziehier wat oog getuigen verhalen. Aan den waterkant aangekomen zag men een smal kantje, en kele d.M. hoog, vervolgens zag men hoe 2 tot 4 Meter landwaarts scheurtjes ont stonden van 10 tot 20 Meter lengte. Daarna zonk de grond tot aan die scheurtjes weg, en achterwaarts ontstonden nieuwe scheur tjes, waar opnieuw de grond wegkabbelde. Geleidelijk breidde zich dit grondverlies gedurende een viertal uren uit, toen waren zes bunder in de diepte weggezonken, de zeewering was over 260 Meter weggevallen, XXI. Het is waar, de stalmest wordt nog altijd en met recht een volledige meststof genoemd, daar hij alle bestanddeelen bevat, die door den oogst den bodem onttrokken worden en dus door den mest ook weder er aan teruggegeven moeten worden. Men heeft echter ook opgemerkt, dat de stalmest alleen tot verkrijging van rijke oogsten niet vol doende is. Want ook zelfs in den besten stalmest zijn de noodzakelijke planten- voedingsstoffen niet in de verhouding voor handen, die door onze landbouwgewassen geiiischt wordt. Daarom is een aanvulling van den stalmest door bijvoeging van kunstmesstoffen noodzakelijk. Daarenboven wordt er in gene enkele boerderij zooveel stalmest gemaakt, dat deze voldoende is, om alle landerijen, die er behoefte aan hebben, er ook van te voorzien, zoodat men verplicht is door hulpmeststoffen den bodem te verrijken met die stoffen, waardoor men den oogst zelfs kan verdubbelen. De prijzen der landbouwproducten zijn in den laatsten tijd zeer gedaald en er is weinig uitzicht, dat zij weder die hoogte zullen bereiken, welke zij vroeger hadden en door zoo velen teruggewenscht wordt. Daarom schiet er voor den landbouwer niet veel anders over dan door een rijkere op brengst den lagen verkoopsprijs weder goed te maken. De boer moet er aldus naar streven, dat iedere vrucht, hetzij door stal mest en kunstmest te zamen, hetzij door kunstmest alleen, zóó met plantenvoedsel voorzien wordt, dat zij een zoo hoog mo gelijke opbrengst moet geven. Want slechts een volledige bemesting geeft goede oogsten. De te geven hoeveelheid meststoffen staat natuurlijk in betrekking a met de te ver bouwen gewassen, die alle een verschillende behoefte aan meststoffen hebben, b met den voorraad stoffen, in don bodem aanwezig. Zoo hebben alle grondsoorten, uitgezon derd sommige, welk buitengewoon rijk aan humus zijn, stikstof noodig, die het best in den vorm van Chilisalpeter kan gegeven wordenzoo hebben alle lichter gronden kali noodig, in den vorm van kaïniet; zoo moet men de zwaardere gronden geringere hoeveelheden geconcentreerde kalizouten ge ven (kali-magnesia, chloor-kalium enz.); zoo hebben bijna alle gronden phosphorzwur noo dig, dat meestentijds het best in den vorm van Thomasphospbaat kan gegeven worden. Aangezien het vooral het phosphorzuur is, dat in den stalmest in te geringe hoeveel heid voorkomt, kunnen we, als wij stalmest geven, eer stikstof en kali dan phoshorzuur missen. Er is mij onlangs nog ten duidelijkste gebleken, dat, ondanks het gebruik van hulpmeststoffen door het gesproken enge schreven woord, door proefvelden, door en de zee was 235 Meters landwaarts in gedrongen. Meer dan negenmaal honderd duizend kubieke Meters grond was wegge zonken. Tezelfder tijd waren de nieuwe Maasmond bij Dussen zes honderd arbeiders bezig, die, geholpen door elf locomotieven en twee honderd spoorwagens vier maanden noodig hadden om dezelfde hoeveelheid grond te verplaatsen die de dijkval in vier uren tijds afschoof. En daar was geen woeste strijd tusschen verbolgen natuurkrachten, geen hevig be roerde zee, geen aardklompen welke tril lend zich storten in een kokende diepte, terwijl de polder davert op zijne grond vesten. Niets van dat alles. Kalm en rustig eischt de zee haar prooi, en dit staaltje uit de krijgsgeschiedenis der waterbouw kunde moge ons leeren, hoe taaie volhar ding, nooit rustende vlijt en onophoudelijke opoffering wordt geeiseht om het Luctor et Emergo te doen blijven het devies van Zeeland, het motto van haar wapenbord. M. de K. -(o)-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1901 | | pagina 1