NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 32. 1900. Dinsdag 11 December 15e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH BERICHT. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER AÜVERTENTIËN Sedert geruimen tijd is de toe vloed van advertentiën voor ons blad zoo groot, dat bijna eiken Vrijdag een bijvoegsel verschijnen moet, Voorts is in den laatsten tijd de noodzakelijkheid gebleken om per bulletin aan onze abonné's in Wal cheren, iederen Donderdag, het marktbericht van Middelburg te zenden. Om bovenstaande uitgaven beter aan hun doel te doen beantwoorden en de abonné's nog meer te dienen, besloot het bestuur voorloopig, in afwachting eener nadere regeling door de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders; in plaats van bo venstaande, vanaf: Donderdag 6 December as. eiken Donderdagavond, een lialf blad van onze Courant te doen verschijnen. Een dubbele Verlossing. President Krugers zegetocht. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met I Jan. a. s. op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen de tot dien datum ver schijnende nummers gratis. M— Met bovenstaande Donder- daguitgave gelieven inzenders van advertentiën en correspondenten re kening te houden. 10 Dec. 1900. Het volgende adres wordt van Krab bendijke verzonden: Aan Zijn Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken te 's-Gra- venhage. Excellentie Geven met verscbuldigden eerbied to kennen, do ondergeteokenden, allen man nelijke, meerderjarige burgers der gemeente Krabbendijke; dat door do verplichte vaccine verschei dene kinderen van schoolonderwijs versto ken blijven; dat daarenboven vele ouders groote be zwaren hebben tegen de vaccine; FE U I L L ETON. 4 Zeer oerwaarde Heer! Met dezen neem ik de vrijheid Uwe Edelen to schrijven, dat ik dezen drie da gen met verlangen naar u heb uitgezien. Ieder wagen of hoer die ik in de verto door mijn klein venstertje zag nadoren, dacht ik: daar komt mijnheer aan; maar iederen keer in mijn idee teleurgesteld, en daarom neem ik de vrijhoid om Uwe Edele mijne gedachten te schrijven, ik hoop dat het kwade ideïin van mijn zijn, Eerwaarde Heerik moet u melden dat ik dezen laatste dagen, zeer benoud en angstig ben geweest. Ik was net als iemand die een hevigen koorts had, en wist niet regt, waarin ik het zooken zou. Ten laatsten kwam bij mij in de gedachten op, zou ik Uwe Eerwaarde ook te veel moeite toe- brongen, hetzij met leeren of door het re kest, of heb ik ook een of ander gedaan in mijnheers oogen dat niet goed is. Ik moet u schrijven. Indien dit zoo is, och wil dan toch den goedheid hebbe om mij dat te verwittigen, want God weet het, ik heb u voor de eerste keer niet uit mij zei ven geschreven, maar ik heb op mijn knieën gebeden dat God mij verhooren zou en uw tot mijn wou zenden, en de Heer gaf mij in om u te schrijven, en daar ik maar zoo in eons niet dorst vragen, zoo waarom wij Uw Excellentie dringend verzoeken spoedig maatregelen te nemen, dat deze verplichte vaccine vervalle. (volgen de handteekeningen). Krabbendijke, December 1900. Nu 1 Jan. de leerdwangwet staat inge voerd te ■worden, mogen onze kiesvereeni- gingen het vraagstuk van den vaccinedwang wel eens onder handen nemen. Niet dat wie tegen vaccine is, door deze wet gehinderd zal worden, of vervolgd wie zich aan den vaccinedwang onttrekt. Integendeel deze wet geeft daartoe zelfs permissie. En aan wie gemoedsbezwaar tegen de vac cine heeft wordt zoo vriendelijk mogelijk ge zegd dat zij gerust hunne kinderen van de school kunnen houdendat deze kin deren in domheid en onwetendheid des noods mogen opgroeien. Gevraagd mag echter of't niet tijd wordt voor een nieuwe actie tegen den vaccine dwang. Of 't niet tijd wordt den wetgever aan te zeggen dat wij onze kinderen wèl op de school willen doen; dat wij omdat onze wetenschappelijke, of godsdienstige overtuiging een andere is dan die van onzen buurman, deswege niet langer wenschen gestraft te worden met een geweigerden toegang tot de school voor onze kinderen. Wilt gij schooldwang, best. Maar dan zult gij, overheid, ook de on gevaccineerde kinderen toelaten, zoolang niet bewezen is dat zij de gezondheid der gevaccineerdeu in gevaar brengen. Bovendien in wetenschappelijke quaesties is wettelijke dwang een belachelijke dwaas heid, een bewijs van zwakheid, een wapen de wetenschap onwaardig. Opheffing van den vaccinedwang is der halve in het belang van beide partijen. De voorstanders van Chr. onderwijs te Kruiningen hebben do vorige week het kloeke besluit genomen om eene Chr. school en onderwijzerswoning te bouwen op een breed, schoon gelegen terrein dat zij reeds 't vorige jaar daartoe hadden aangekocht. Jammer, dat er slechts ongeveer 30 leden der vereeniging present waren. Vooral die in de gemeente wonen, hadden wel beter mogen opkomen. Het belang der zaak had geëiseht dat men zich door regen of slechte pad ditmaal eens niet had doen terughouden. De vereeniging van harte geluk met haar besluit. verzocht ik Uwe Eerwaarden dan om een gebed voor mijn te doen en dacht, indien het God behaagt, dan zal die het wel be stieren, dat die heer bij mij komt, en ziet God verhoorde mijn gebed en u kwam tot mij. Ik dankte God toen u kwam, maar ik was niet met de gedachten, o dozen heer zal mij wel uit de gevangenis helpen, of iets doen om mijne straf te verligten, ook niet om giften of gaven, ik heb al speid dat ik gezegd heb, ik heb gebrek aan lamplicht. Het was mij te doen om vree voor mijn hart. En ook nu schrijf ik u, kom toch spoedig weer, mijn ziel dorst naar het onschuldig bloed van onzen Zaligmaker. Als ik bidden wil kan ik nu niet bidden en allerhande booze gedachten klimmen in mijn hart op. Kom toch weer, u heb zalf voor die wonden. Het is waar, gij kunt zeggen gij hebt zelf die zalf ook, neem den Bijbel en lees maar, hier moet ik bij zeggen zooals de kamerling tot Fi- lippus, hoe zou ik kunnen, indien mij nie mand op den weg help. Zoo Eerwaarden is het met mij, ik ben ook zeer dom, en heb in mij jongen jaren den kostbaren tijd ten onnutten besteed, zou het nu misschien te laat zijn. Maar toch, de Heere Jezus heeft immers beloofd genade aan allen die in opregt berouw tot hem komen. Is mis schien mijn berouw niet opregt? Och Heer Jezus geef mij een waar berouw Maar gij eerwaarde kom toch spoedig en help mij dat ik van alle booze geesten jne gena- Krone de Heere dat met dige goedkeuring. En make Hij velen gewillig om deze zaak te steunen met al de kracht, waarop zij aanspraak heeft. Wij lezen in de N. Prov. Or on. Ort. van de band van Prof. v. Hamel de navolgende »grepen uit den rijken en bonton schat van horinnering die ik heb moegebracht van mijn historische reis. Eerst de laatste, den dag waarop ik, in het station te Luik, mijn taak aan mijn opvolger heb ovegegeven. O, dat heengaan uit Parijs, die laatste tocht, van het hotel Scribe naar de »Gare du Nord". Met Dr. Leyds zat ik tegenover don President, hij alléén op de achterbank van den opon landauer geopend omdat hij het wilde. Naast ons de vurigo paar den, de gooefondo ruiters der municiaplo garde. Vlug draafden wc voort, als gedra gen door golven van geestdrift en gejuich. Het zwol telkons aan uit de verte, het ge roep van »Vive Kruger! Viventles Boërs!" en op de hoogte van ons rijtuig had het dan zijn volle kracht, om achter ons weer af te nemen en zacht uit te gaan zoodra het laatste rijtuig van den stoet voorbij was. Geweldig, dat hoog en forsch geluid, dat van alle kanten op ons aandrong, overzwakt, onvermoeid losgelaten door al die open monden, zoover open vaak, dat de gelaats trekken verwrongen schenen. En dan dat gezwaai van armen en hoeden, dat gewapper van zakdoeken en vlaggen, al die kodaks vluchtig op don President gericht, terwijl de fotograaf »de opnemer", zegt men in Afrika tegelijk met zijn hoed zwaaido en zijn stem liet weerklinken in het koor. Bloemen en bloemtuilen, bovenal dichte buquetten viooltjes, van de balcons afge worpen, vielen neer onder de hoeven der paarden, onder de raderen van het rijtuig, slechts één enkele ruiker er in en dezo verwondde door een doorn het gezicht van den President. En hij groette maar voort, altijd maar voort, onze President, met den hoed wui vend naar beide kanten van de straat, met zijn wel onbewegelijk, maar toch vriendelijk gelaat de menigte aanziende, al die duizen den en duizendon kreten opzamelond, om er later de zwakke echo nog eens van te hooren als de dagen van te hooren als de dagen van rust misschien de dagen van eindelooze rouw? voor hem zullen ge komen zijn. verlost worde, Uw dr. en leerling Hei.w Dat Hein niet behoefde ter ruste te gaan, eer ik hem persoonlijk ging betuigen dat ik ten volle verzekerd was van zijne op rechtheid en goede trouw, spreekt van zelf; terwijl ik in de geestelijke aanvech tingen- waaronder hij leed, juist een bewijs zag, dat do Heer hem trok en hij zich trekken liet, want dat anders Satan wol eeno poging zou aanwenden om hem terug te trekken. Zoo verliep de maand November allengs ten einde, en groot was het verlangen van den gevangene om belijdenis van zijn ge loof te mogen afleggen. Over verkorting van straf of bevrijding uit den kerker sprak hij niet meer. »Het ligt in Gods handen, daar berust ik in," was zijn antwoord, als ik naar zijne hoop vroeg. »Nu de gevan genis mij een paradijs geworden is, wil ik mijn verdiende straf ook wel dragenja ik kan er zelfs wel eens tegen opzien om deze eenzame plek te verlaten en als vreemd in Indië op de openbare straat te staan; maar als ik aan vrouw en kindertjes denk, ja dan trekt mijn hart naar buiten en naar A Het ging Hein als Jozef in den kerker. Hij vond genade in de oogen der men- schen. Door medehulp van den Procureur- Generaal kreeg hij een ander verblijf, oneindig beter dan hij had, zoodat men En het hield niet op, het gedrang en gejuich, voordat de trein ons wegvoerde; en het begon weer opnieuw te Saint Quen- tin, waar drie redevoeringen waren aange kondigd, en waar niet één kon gehouden worden en het omgaf ons nog éénmaal op Franschen bodem bij het kleine grensstation Jeumont. Maar de menigte begreep spoe dig dat hier iets bijzonders zou gebeuren, dat hier een afscheidswoord zou worden gesproken. Zij zweeg, zoodra zij don Pre sident den wagon zag verlaten om op den gastvrijon grond van Frankrijk voor het laatst den voet te zetten. Hartelijk waren de woorden van den Senator l'auliat namens het Comité voor de onafhankelijkheid der Boeron oonvoudig en waardig, gemoedelijk en toch gesproken met hot gozag van een regoerder klonken de laatste woorden van den President. Zijn hart, zijn lijdend hart, wel getroost, maar niet genozen, liet hij aan Frankrijk achter. En Frankrijk gaf hem meé haar laatste gave; »l'espérance!" Nu was België aan de beurt: geen drie honderd meter van Jeumont ligt Erquelines. Het was waarlijk of we mijlen en mijlen gespoord hadden. Een andere wereld! O zeker, aan gejuich geen gebrek: geschreeuw, gebrul mocht het heeten; een opdringen van de menigte nog geweldiger, nog ang stiger tegen den trein aan. Toch, het dispason van den toon iets lager, Belgisch accent. Niet een eenparig„Vive Kruger!" maar een Waalsch „Vive Kruguèr!" en een Vlaamsch „Leve Kruger!" zich onhar monisch samenmengend. Beneden aan de trede van den waggon beleefdo ambtenaren, mot iets meer burgerlijks in hun voor komen dan de Fransclie en een oude gene raal, in vol ornaat, beminnelijk en gedul dig wachtend, dat ook hij zijn adres kon aanbieden en zijn woord kon spreken. Maar mijn beurt zou niet komen. Want een Vlaming had postgevat op de hoogste trede, vlak voor den ingang, waarin de President stond te groeten en las met on bedwongen geestdrift, galmend en gillend zooveel hij kon, het lange adres van hulde voor dat hij namens het hoofdcomité van Brussel naar Erquelines gebracht had. Het deerde hem niet of hier in Fransch België, bijna niemand hom verstond; hij wilde de taak volbrengen die hem was opgedragen, toen hem de Transvaalsche sjerp om de schouders gehangen was. De President keek mij aan en zei, ongeduldig: „Dat stuk kon ik straks net zoo goed lees!" Maar hij drukte den warmen Vlaming toch goedig de hand en sprak een paar woorden eigenlijk zijn ruime en opene kamer geen gevangenis kon heetenzijn geestelijk leven ontwikkelde zeer, en ook zijne kennis nam toe. Ja tot mijn groote verbazing en blijd schap zag ik eens, toen ik tot hem ging, zijne kamer ledig, en vond hem bij een officier, mede gevangene, aan wien hij de blijde boodschap der zaligheid verkondigde, en voor en met wien hij bad. Ik dacht aan 'stleilands woord: »wie dorst, die kome tot Mij en drinke, en wie gelooft, stroomen des levenden waters zullen uit zijn binnenste vloeien." Eenige gegronde hoop was mij gegeven, dat Hein's straftijd zou worden verkort, terwijl de geboortedag van onzen vorst, de 19de Februari, de aangewezen dag voor graliebetoon is, ook hier in Indië. Reeds was het de 3de Januari geworden, dus nog maar een week of zes, en de voor meerdere gevangenen beslissende dag van 's konings jaardag zou aanwezig zijn. Een goede week hadden de vrienden des Heeren te Batavia, van den lsten tot den 7den dier maand. Immers in aansluiting aan de Evangelische Alliantie zouden wij ook in Java's hoofdstad aan de algemeene bedeweek deelnemen. In de Rehobothkerk van Ds King was die week geopend, terwijl gedurende de volgende dagen, behalve in een der kerkgebouwen der Evangelische gemeente, enkele broeders hun huis ter bijeenkomst hadden aangeboden. Op den Yrijdagavcnd dier eerste week des jaars zouden de broe- van dank tot de menigte, over België, dat hem zoo hartelijk groeten wilde op zijn korte doorreis. Ik begreep wel, dat „tolken" niet meer noodig zou zijn in dit roerige land, dat ruwer, herrie-achtiger is in zijn manieren dan Frankrijk, en waar, bovendien, al wat VJaamsch klapte, zelfs in dit Walenland, zoo dicht aandrong op den salonwagen, zoo luid de stem verhief om den President te begroeten, dat geen Fransch woord meer tot hem kon doordringen en geen woord van hem meer in het Fransch behoefde te worden vertaald. Te Luik verliet ik den waggon en zocht een plaats onder de menigte. Zoo lang had ik den President op zijn reis verge zeld ik wilde nu ook eens zijn als anderen, hem zien voorbij trekken als hij verder reed. En ik zag uit de verte, even, bij het eerste wegstoomon van don trein, scherp omlijnd in het licht van den waggon, zijn eerwaardig, rustig profiel, terwijl de lange gestalte van Dr. Heijmaus tegenover hem stond, gereed om zijn oogen een weinig af te koelen en te verzorgen na die ver hittende ovatie. Zoo, rustig neergezeten, ernstig voor zich uit starend, met iemand uit zijn aller naaste omgeving tegenover zich heb ik den President dikwijls gezien en zag ik hem altijd gaarne. In die omgeving voelde hij zich thuis. Daar waren, allereerst, do oude vriend on, Fisehor en Wessels. Fischer, vlug pratend, met heldere, vriendelijk voorgedragen ideeën, ze aardig schikkond soms voor een speech, zooals in dien toast op het Fransche volk dien ik voor hem vertalen moest aan het groote feestmaal te Marseille; Wessels, stroever, onverschilliger, zou men zeggen, geen rodenaar en geen prater, maar die toch wel een flink en aardig woord het publiek weet toe te gooien, zooals in de „Salie des Etats" te Dyon, waar ik dit denkbeeld voor hem te vertalen en te paraphraseeren kreeg: „De eerste gave die God een mensch heeft be schoren, is het leven; de tweede is de vrijheid. Hoeveel bewondering verdient dan niet de man die bereid is zijn leven te offeren voor zijne vrijheid En dan, naast deze, de oudero raadge vers, ook de jongere Eloff, zijn kleinzoon, dien de President op al zijn audiënties naast zich wilde hobbon, zóó zelfs dat hij eenmaal de audiëntie een half uur schorste, ofschoon de menschen opdrongen, omdat „Frikkie" nog niet gekomen wasGrobler, met zjjn rond blond hoofd en zijn prettig ders en zusters zich ten mijnen huize ver eenigen. Boven verwachting velen waren saamgekomen. Niet alleen zaten in de bin- nengaanderij een vijftigtal vrienden en vriendinnen, maar een groote schare stond buiten in de voorgaanderij, uit gebrek aan eene plaats. Het onderwerp ter behandeling en voor het gebed was voor dien avond »De gemeenschap der Heiligen." Met groote opgewektheid was ik dien avond de voor ganger geweest. Ons heerlijk orgel had het psalmlied schoon begeleid, on het»Ai ziet hoe goed, hoe lieflijk is 'tdat zonen Van 't zelfde huis als broeders samen wo nen," had lieflijk geklonken uit hart en mond van meer dan zeventig die waren saamgekomen. De wereld stond verbaasd, aanschouwende zoovele rijtuigen op Ds. Schuurman's erf, onder welke er waren met vier paarden bespannen, die van verre waren gekomen, en begreep maar niet om wat oorzaak psalmgezang en geestelijke liederen werden aangestemd. Nadat het uur van half zes tot half zeven was verstreken, en ik over zou gaan tot het nagebed, viel mijn oog op een man, die sprekend geleek op den matroos uit de gevangenis. Daar mij echter de tijd tot nadenken hierover ontbrak, ontging mij die gedachte weder even snel als zij in mij was opgekomen. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1