NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 20. 1900 Donderdag 15 November 15e jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA en van van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 14 November 1900. Boterwd. Door den minister van binnenlandsche zaken is eene nota van "wijziging ingezonden tot verhooging van enkele artikelen der Staatsbegrooting voor 1901 in verband met de invoering der boterwet. Aan elk der Rijkslandbouwproefstations te Goes, Groningenen Maastricht, zal, zoolang het gerechtelijk boteronderzoek niet is over gebracht naar het Rijks zuivelstation te Lei den, tjjdelijk een buitengewoon ambtenaar moeten verbonden worden om te worden belast met het tweede onderzoek van elk monster, noodig ingevolge het bepaalde bij art. 10 der nieuwe Boterwet. Zoodra dit proefstation gereed is, zullen verdere uit gaven noodig zijn, en een en ander eischt verhooging van uitgaven. De ramingen zijn vastgesteld in Overleg met de deskun dige botercomissie. Het getal botervisiteurs wordt althans voorloopig bepaald op 7, aan welke be ambten respectievelijk de hieronder volgende ressorts zouden worden aangewezen. Amsterdam, 's Gravenhage, Rotterdam, Leiden en Delft; het overige gedeelte van Zuid-Holland, Zeeland en de helft van Noord-Brabant, de andere helft van Noord- Brabant en Limburg, Utrecht, Gelderland en Overijsel, Friesland, Groningen en Drente. De jaarwedden dier beambten zouden f800 kunnen bedragen, behalve die voor de visi teurs te Amsterdam en 's-Gravenhage enz., welke, met het oog op de duurdere levens wijze in die steden, hooger zullen moeten worden gesteld. Voor de kosten van een rijks zuivelsta tion te Leiden wordt f20.000 berekend. De officieele cijfers van de verkiezingen in Amerika zijn thans bekend. Misschien, dat eenige kleine wijzigingen nog kunnen komen maar als vrij zeker mag worden aangenomen, dat Mc Kinley 292 en Bryan 155 stemmen verwierf. Nebraska, dat nog twijfelachtig was, is voor Me Kinley; Ken tucky daarentegen voor Bryan. De absolute meerderheid bedroeg 224, zoodat Mc Kinley 68 stemmen meer ver kreeg dan noodig was. In 1896 verwierf hij 271 stemmen, zoodat hij er 21 gewon nen heeft. De verhouding in de Kamer van verte genwoordigers zal nu zijn: republikeinen 202, democraten 150, fusionisten 2, popu listen 3, een republikeinsche meerderheid dus van 47. In den Senaat is de meerder heid 20. William Bryan heeft zijn gelukwen- schen aan Mc Kinley gezonden. Verletering. In ons vorig no. namen wij een briet op van J. van Harn, onderwijzer te Pre toria. In dit schrijven laschten wij in dat op de enveloppe stond V. R. O. (Vaal River Colony). De heer Charles Meijers te Amsterdam, ook een der Transvaalsche ballingen, schrijft ons echter dat dit niet juist is. Er stond op R I., wat zeggen wil „Victoria Regia Impress (In Zuid-Arika maakt men er van, schrijft hij, Vervloekte Rooie In dringers De Staatscourant bevat de volgende dankbetuiging van H. M. de Koningin, door den Directeur van haar Kabinet. „Het Loo, 9 Nov. 1900. „De tallooze gelukwenschen, die Ik, bij gelegenheid Mijner verloving, zoowel uit het Vaderland als uit de Overzeesche Be zittingen en van Nederlanders in het Bui tenland vertoevende, mocht ontvangen, heb Ik tot Mijn groot leedwezen niet alle af zonderlijk kunnen doen beantwoorden. Daarom verzoek Ik U Hoogwelgeboren Mijn diepgevoelden dank over te brengen aan allen die Mij door hunne gelukwenschen zoo vele blijken hebben gegeven van hunne liefde en trouw. De hartelijke belangstelling door Mijn volk in Mijn geluk betoond, vervult Mij met groote erkentelijkheid. WILHELMINA". De Sprokkelaar, een leuk synodaal blad dat wij gaarne lezen, zij 't dan ook niet met zoo groote liefde als ds. v. Lingen die in 't zelfde no. van dat blad spreekt van :t „door mij en velen zeer geliefd blad," (notabene een blad dat altijd smaalt op gereformeerden! immers ds. v. Lingens naaste broeders!) publiceert een briefwis seling gehouden tusschen ds. Oussoren te Koevordenen dr. G. J. Vos te Amsterdam, omtrent een te bouwen chr. school te Koevorden. In 't schrijven waarin dr. Vos allen steun aan dien voorgenomen bouw weigert, schrijft deze kerkelijke man onder anderen «Als adviseerend lid van het Hoofdbe stuur der Vereeniging voor Christelijk Volksonder wijs weiger ik elke aanbeveling voor scholen die zich niet bij genoemde Vereeniging aansluiten. Ik weet dat er in Drente veel ongeloof heerscht, maar ik geef daarom de met het Bondszegel voorziene jeugd nog niet prijs aan een hlijkhaar geheel onder de leiding van het separatisme staande school. Ik betreur het zeer dat uw geestelijke voorouders het noodzakelijk gemaakt heb ben voor mij om op het gebied der Chr. school enkel de Hervormde Kerk te plan ten en te volgen als banier." Meer zullen wij uit dezen door dr. Vos zeiven geschreven en gepubliceerden brief niet overschrijven. Het weinige dat wij overnamen, zegt genoeg dat hij ook op zijn ouden dag nog niet uit het kerkistisch wargaren is uit geraakt, zeer tot schade voor het Chr. onderwijs. Op schoolgebied is geen verdeeldheid noodig. Doch naarmate men aan de Chr. School zijn steun onttrekt, dewijl 't onder wijs gereformeerd is, laten daar de over- blijvenden zich krachtiger aaneensluiten: de gereformeerden en wat de Sprokkelaar smalend noemt de „koudbloedige" hervorm den hebben hier eenzelfde belang: de toe- komst des volks. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst, De techniek van het oorlam. De N. R, Crt. bevat een uitvoerig feuilleton over de kweek school voor de Zeevaart te Leiden, een inrich ting waar jongens uit de heffe des volks worden opgeleid tot knappe matroosjes. Maar of het volgende lied, dat men er zingt, nu daartoe ook bevorderlijk is, valt te betwijfelen. De jongens zingen er namelijk o.a. ook, verhaalt de feuilletonnist „Eer dat je dus al die zaken kan weten, Heb je heel wat spek en erwten gegeten. Je bent ook bekend met de Hollandsche [gort, En als er een oorlam geblazen wordt, Dan bijt je hem af met een lossen tand, Op welzijn van den Koning en het [Vaderland." Dit onderricht toch in de techniek van het „afbijten" van het oorlam mag zeker minstens wel als overbodig beschouwd wor den. Daar wordt, zoo niet aan biord dan toch aan den wal, steeds nog, meer dan de noodige vaardigheid in ten toon gespreid. Een gulle vaardigheid voor menigeen, zonder zelfbeheersching, ten verderve. (St). De moderne dominés, de mannen van den Protestantenbond wedijveren met de sociaal-democraten op godsdienstig gebied in rondheid van uitdrukking en brutaalheid van optreden tegen 't geloof. In de jongste vergadering van den Pro testantenbond schroomde de Leidsche hoog leeraar Oort niet te zeggen„Verfoeilijke wanbegrippen als van de eeuwige verdoe menis en de onmisbaarheid van den doop bijv. om daaraan te ontkomen, handhaven zich alleen door de verregaande onkunde". En zijn niet minder roode collega Eerd- mans constateerde dat de modernen ge meenschappelijk front maken „tegenover alle]vereering van den Christus als Gods Zoon, die tot zondeverlossing gestorven is". Voeg hierbij dat op de Hoorn sche predi kanten vereeniging in allen ernst verkondigd werd dat 't modernisme geen godsdienst kweekt, en dat 't zich wel eens verschoonen mocht in 't bad van spiritisme en tolstoyi- aansch pantheïsme, en men heeft weer bewijzen te over dat 't modernisme, twee lingbroeder van 't liberalisme op staatkundig gebied, de bron is van velerlei geestelijke ellende. Hertog Hendrik is een Nimrod, een ge weldig jager. In de Soerensche bosschen heeft hij al menig hert geschoten. Velen komen hiertegen op. Dat „edele" jachtvermaak der oude „ede len" op edele dieren als herten, is onder ons niet in tel. Wij kunnen ook niet zeggen dat wij de verhalen over jacht avonturen van den Hertog en zijne Bruid nu zoo heel mooL-binden. Vooral niet wanneer het waar is dat bij het Aardhuis, de voederplaats dezer dieren, tamme reeën werden geschoten. Ret Volk zegt het natuurlijk op haar manier, maar met haar protest stemmen wij in. „Do jonge hertog kan toch wel zooveel respect voor zijn meisje hebben dat hij de paar dagen die hij hier door brengt liever in haar aanminnig gelaat schouwt dan in de brekende gazellenoogen van stervenSe herten". Voor „meisje" lezen wij liever „volk"; wij spreken niet namens de Vorstin doch namens de Natie, voorzoover ook zij dit „edele" vermaak afkeurt. In een zijner artikelen„Met De Wet in den Vrijstaat", geeft Si Omong in de „N. R. C." een belangwekkende beschrij ving van een episode uit de achtervolging van De Wet. Wij ontleenen daaraan het volgende Luitenant Strijdam was de eerste die juist met het aanbreken van den dag de Engelschen met een flinke bom goeden morgen wenschte. De gesneuvelde artille risten waren door anderen vervangen, maar aangezien deze nog volslagen onervaren waren, moest Strijdam zelf zijn kanon be dienen. Op dit goede voorbeeld bleven de Engelschen geen antwoord schuldig, zoodat, toen men nauwelij ks elkander kon onder scheiden, 't bombardement reeds aan den gang was. De Boeren-linies waren nu in eene rechte lijn, terwijl den vorigen dag, de rechtervleugel meer omgebogen was ge weest. Theron, die op den linkervleugel kans had de verbinding met De Wet kwijt te raken, schoof gedurende den nacht op en kwam zich weer bi] de hoofdmacht voegen. Onze stellingen waren den 4en Juli niet zoo sterk als den dag te voren. Generaal Froneman voerde weder bevel over 't cen trum, commandant Olivier over den rechter vleugel, terwijl de commandant Pretorius, Steenkamp en Theron den linkervleugel vormden. Ons corps stelde zich weder op den uitersten linkervleugel op, klaar om elk bevel van generaal De Wet op te volgen. Ditmaal was 't luitenant Wesrels. die 't hard te verantwoorden had. Met twee stukken (Armstrongs) hield hij den strijd vol tegen een overmacht van vijande lijke kanonnen. De schansen, gedurende den nacht door de artillerie opgeworpen, werden in minder dan geen tijd door de vijandelijke artillerie stuk geschoten. De kafferhuizen, waarachter men eerst nog een weinig dekking' vond voor de artilleristen, werden aan flarden geschoten en zoo stond luitenant Wessels open en bloot met zijn beide stukken. Drie batterpen rukten étappesgewijs op ons centrum aan en vuurden telkens bat- terijsgewjjze. 't Regende lydietbommen om onzen dappren Wessels, maar hij bleef kalm 't vuur beantwoorden' aangevuurd door den niet minder kranigen Froneman. Daar op eens neemt een vijandelijke batterij van 6 stuk een vooruitgeschoven en allergunstigste stelling in. Een kranig stuk van den artil lerie-commandant, maar dat hij met verlies van zijn leven en 't bijna verloren gaan der geheele batterij moest bekoopen. Want nauwelijks zag De Wet, wiens arendsoogen overal zijn, 't dreigend gevaar, of hij vraagt vrijwilligers om de vijandelijke batterij te bestormen. Commandant Pretorius en 200 man waren hiertoe bereid. In vliegende vaart, met lossen teugel, 't geweer in de hand, rent dit dappere Boeren-commando voert. Dicht bij de stukken springt ieder van zijn paard en stormt te voet verder. Maar wat men zoo dikwijls zag, gebeurde ook hier weer. Van de 200 man waren er wel 150 langzamerhand achtergebleven, zoodat 't overstelpend vuur van 6 bataljons hen trachtte te stuiten. Ongeveer 50 van hen bereikten echter de vijandelijke batterij. De meeste man schappen waren reeds gevallen. De com mandant lag voorover met zijn hoofd voor een der wielen van een kanon. Een Mau serkogel was hem dwars door het hoofd gegaan. Nog zeven artilleristen waren in leven en werden gevangen genomen, maar ongelukkigerwijze had men niets om de kanonnen onbruikbaar te maken of ze mede te nemen. De' bevelvoerende Engelsche generaal maakte gebruik van 'tontblooten van een gedeelte der Boerenposities en ge lastte aan enkele bataljons om te trachten deze posities in te nemen. Toen de twee andere Engelsche batterijen 't gevaar zagen van de derde, wierpen zij shrapnel op shrap nel op de kleine dappere schaar, zoodat deze nu tusschen twee vuren kwam en er voor hen, indien er niet spoedig hulp op daagde, niets' anders overbleef, dan zich gevangen te geven of dood te vechten. Generaal De Wet zag dit ook spoedig in en stuurde oogenblikkelijk aan commandant Olivier 't bevel om op den rechtervleugel op de vijandelijke batterijen in te stormen. Dadelijk was ons geheele korps er toe be reid en, versterkt door enkele Boeren, gingen wij stormjagen. Wij drukten onze paarden de sporen in de flanken en voort ging het in wilde jacht, voor enkelen van ons den dood te gemoet, maar daaraan dacht niemand. Met een vuur, de goede zaak waardig, offerden ook hier de uitlan- ders zich op om een kranig troepje Boeren voor een wisse vernietiging te bewaren. Eerst ging 't in dolle vaart langs een randje, dat ons voorloopig aan 't oog van den vijand onttrok, en toen ineens bij een nekje om 't randje heen, recht op de vijan delijke batterij in. Oogenblikkelijk had men ons bemerkt en werd er een hevig kartets vuur op ons gericht. De infanterie kwam in looppas aangerukt om de batterijen te ondersteunen, 't Knetterde en kraakte on ophoudelijk, daartusschen in barstten de shrapnels boven onze hoofden of hoorde men den zwaren, doffen knal van een lyd- dietbom voor ons in 't zand, ons hullende in een wolk van stof. Meer infanterie was aangerukt; linie na linie wierp de vijand ons te gemoet, 't vuur werd te hevig, 't Regende kogels, verder gaan was onmoge lijk. Daar barst opeens een bom tusschen drie onzer makkers, hen verscheurende en in flarden slaande. We moesten terug, maar hoewel 't stormen van de batterijen niet gelukt was, hadden wij toch den vijand gedwongen al zijn aandacht voor een tijdje tot ons te bepalen. Pretorius met zijn Boeren kreeg daardoor gelegenheid om te retireeren. Woedend trokken wij ons ach ter 't beschermende randje terug. Maar nauwelijks was dit gevaar voor de Engel schen afgewend of dadelijk werd Pretorius weder onder vuur genomen. Nogmaals was 't noodig een manoeuvre te maken om hem te redden. Met een «vooruit jongens, stormen", ging 't weder er op in. Ook dit maal weder een overstelpend vuur, waar geen doorkomen aan was. Ditmaal werden weer twee der onzen gedood, verscheidenen gekwetst en bij 't retireeren sneuvelde nog een makker. Maar Pretorius was gered en nutteloos waren de slachtoffers niet ge weest. Wij hadden geen tijd om de lijken mede te nemen, alleen de gekwetsten werden medegevoerd. Zoo'n hardnekkige aanval en stout optreden had den Engelschen blijk baar ontzag ingeboezemd. De vijandelijke batterijen trokken zich ten minste een wei- big terug. Onze artillerie hield zich kranig en menige bom barstte tusschen de terug- tiekkende bataljons. Pretorius kon echter zijn posities niet meer innemen, daar had den de Engelschen zich reeds met eenige bataljons genesteld, en, daar er nu gevaar bestond dat de linkervleugel van de overige strijdmacht afgesneden zou worden, boog deze zich een weinig achterwaarts om, waar door de Boerenlinies nu den vorm van een wig kregen, waarvan 't centrum de spits was. Overal was de tegenstand van de Boeren heftig, ditmaal weken zij niet, ofschoon de vijandelijke batterijen granaat op granaat in de posities wierpen. Tegen één uur in den middag kwam er een hachelijk oogen- blik. De Engelsche generaal, zeker moede van de herhaalde en telkens afgeslagen aanvallen, beproefde nu een algemeenen aanval met al zijn beschikbare troepen. In zes linies rukten ze achter elkander op. Toen de eerste linie tot op 600 yards ge naderd was, openden de Boeren een hevig en vernietigend vuur dat den vijand ver schrikkelijk dunde. Never mind, kanon- vleesch genoeg, en andere soldaten nemen de plaats der gevallenen in. De tweede linie heeft zich geheel opgelost in de eerste. De derde, vierde, vijfde en zesde linie rukken nu ook op en vormen een lange rij strijders. In stormpas gaat 't nu voor uit, maar 't vuur der Boeren werkt on- meedoogend verdelgend. Vele soldaten vallen en de ambulace verschijnt op 't slag veld om de gewonden weg te dragenveertien ambulancewagens zijn onophoudelijk bezig om hulp te bieden en rijden af en aan. Aan onzen kant haast geen verliezen. De Boeren houden dapper stand onder een hevig kanonvuur, dat nu op 't beslissende oogen- blik als een hel over hen losbarst. Te vergeefs stormen de dappere Engelsche sol daten keer op keer tegen de kopjes op. Te vergeefs moedigen de kranige Engelsche officieren die soldaten aan en offeren zich opde aanvallen worden krachtig weerstaan en afgeslagen. In zulke oogenblikkon krijgt men eerbied voor den moed en de onversaagdheid van den Engelschen soldaat. Hoe onzedelijk hij ook moge zijn, hoe laag de meesten van hen ook als mensch mogen staan, als soldaten staan zij hoog, doen zij hun plicht, 't Oploopen tegen oen muur is haast altijd vruchteloos gebleken voor de Engelschen; zoo ook hier weer. De alge- meene aanval was afgeslagen, op alle pun ten trokken de Engelschen terug. De zon was allengs aan de kim gedaald en werd nog meer verduisterd door een mist, die langzamerhand kwam opzetten. Daar beginnen de Engelschen weer om te trek ken, en terwijl nogmaals al 't Engelsche geschut met volle kracht op de Boeren- stellingen speelt, rennen bereden afdeelin- gen op den rechtervleugel toe. Het lager van generaal De Wet krijgt bevel om op te trekken naar 't zuiden, naar Bethlehem toe. 't Wordt hoe langer hoe donkerder en de mist wordt dichter. Generaal De Wet, die terecht, vreesde dat de Engelschen van den mist gebruik zouden maken, om hem geheel vast te trekken, gaf bevel om, zoo dra 't geheel donker zou worden, met de paardencommando's te retireeren. Tegen 5 uur in den middag, juist toen men op verschillende punten zou retireeren, beproef den een paar bataljons nogmaals een aanval en nu was 't alleen gemunt op generaal Froneman en de kanonnen van Wessels. De commando's, die al een eind weggereden waren, keerden op dit geschiet oogenblik kelijk terug en de Engelschen moesten weer met bebloede koppen afdeinzen. Nu trokken wjj allen 't lager achterna, dat zich reeds

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1