NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
No. 18. 1900.
Zaterdag 10 November.
15e Jaargang.
GHRISTELIJK-
HISTORISeH
Bij lit huh bekoort een Mjvofpl.
10,—
10,-
10,-
10,-
9,-
cljflDc.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Werk in den ouden tijd,
r
IR—GOES.
van Dinsdag
k Veer 7,
ation) 8,37
es Dinsdags
ertrek Goes
IENST
t—V lake
T.
te vm. 6,
ïiddellijk na
erende trein
en vm. 7,30
na aankomst
11,30 n.in.,
5T
TTERDAM
lensdags en
van Middel-
0 0T.
.am.
otterdam.
'smorg.
ag, 14 9,—
ag, 21 4,—
ag, 28 8,—
T
IERIKZEE
iorweg Goes.
Sierikzee.
norg. 'smidd
6,30 2,15
7,50 2,15
7,50 2,15
7,50
7,50
7,50
7,50
6,30
7,50
7,50
811,30
7,50
7,50
7,50
6,30
7,50
7,50
7,50
7,50
7,50
7,50
6,30
7,50
t
0
2-
2-
2-
2,-
O
2-
2-
2-
2,-
2-
2,-
2,-
2-
2-
2-
2-
eesche
aappy
.otterdam.
's midd.
10,30
10,30
10,30
10-
9,-
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
9,30
10,—
10,—
1
jd.
3,30i)
3,55
1,55
2,15
3,306)
3,50
Breskens en
singen naar
blken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,026.
UITGAVE DER FIRMA
EN- VAN
van 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
(Slot)
Dhr. Staadsraad, Gouverneur van Zeeland
schreef aan eenige plaatselijke besturen in
Zeeland, dat Z. E. de Minister van Koloniën
zoo welwillend was, voor deze provincie
de gelegenheid te openen om jaarlijks een
aandeel te verkrijgen in de levering der
katoenstoffen voor Indië. De Gouverneur
zooveel mogelijk al de gedeelten der pro
vincie willende doen deelen in dit voor
recht, vroeg of er in deze stad, aan die
levering, door het oprichten van de ver-
eischte fabriekmatige inrichting zou kun
nen worden deelgenomen. Men had er
reeds van gehoord hoe gelukkig Middel
burg en Zierikzee waren, deze hadden
reeds schikkingen gemaakt met den heer
Salomonson te Almelo. Ja hem zelfs gra
tis een fabrieksgebouw aangeboden voor
de oprichting. Men begrijpt dat ons
plaatselijk bestuur, met beide handen dit
aanbod gaarne aangreep. Waarop bericht
inkwam dat het aandeel in de levering
van katoenen stoffen naar Indië voor Goes
voorwaardelijk was bepaald op f 50.000.
Spoedig werd tusschen het plaatselijk be
stuur en den Heer G. Salomonson oene
overeenkomst getroffen, waarbij de ver
leende concessie tot eene j aarlij ksche
leverantie van katoenstoffen voor de Oost-
Indische bezittingen ten bedrage van
f 50,000 of zooveel meer als nader zou
wordeü bepaald op de firma G. en H. S.
Salomonson werd overgedragen tot aan het
einde des jaars 1849. Middelburg en Zie
rikzee hadden een fabrieksgebouw gratis aan
geboden. Ook Goes deed zulks. De Gast-
huiskerk stond leeg. In 1828 was zij af
gestaan aan de Gasthuizen. Deze wenschten
heu weder voor dit doel af te staan. Den
2 Febr. 1839 werd de inwendige veran
dering aanbesteed. G. Warren nam aao
voor de som van f 3650 de Godshuizen tot
fabrieksgebouwen in te richten.
Zoo werd het October 1839. De fabriek
naderde haar voltooiing. De machines waren
gesteld, en men begon met drie wevers te
werken. Het loon was hoog want de we
vers moesten het leeren. Men betaalde
f 0,75 voor een stuk bU en f 0,85 voor een
stuk el4 Calicot. Het ging goed, men deed
zijn best, er was geen kwaadwilligheid, ge
lijk bij de spinfabriek. Men was in Juni
1842 zoo ver gevorderd dat de prijs met
f 0,10 werd verminderd, en zoo weefde men
voort, echter achtten Burgemeester en Wet
houders het van groot belang voor de ge
meente, dat de fabriek zoo mogelijk zou
voortgezet worden op dezelfde wijze. Zij
riepen de hulp in van den heer staatsraad
Gouverneur van Zeeland, om de voortdu
ring derzelve te erlangen. Gaarne voldeed
Z.E. aan dat verzoek, en de uitkomst was
voor Zeeland verrassend. De heer Salo
monson berichtte middelen te hebben ge
vonden om bij den afloop der concessie de
weverijen in Zeeland nog gedurende 12
maanden te kunnen werkzaam houden.
Kort na dit bericht kwam er nog blij der
bericht, het had genoemden heer mogen
gelukken aan de weverijen in Zeeland in
plaats van voor een jaar voor 2 jaar werk te
verzekeren.
Zoo stond het met de zaak einde 1849;
de concessie was ten einde, nog 2 jaar en
...Ja wat dan? Men zou een onderzoek in
stellen, naar den toestand van de Weef
fabrieken in Zeeland.
Het bleek bij onderzoek dat overal waar
weeffabrieken gevestigd waren, zich nog
geen enkele had trachten los te maken
van dhr. Salomonsen, ten einde de fabri
cage voor eigen rekening voort te zetten.
Men was beducht zelfs rechtstreeks met de
Handelsmaatschappij te onderhandelen.
Had de weeffabriek niet geheel voldaan
aan het doel dat men er zich van had voor
gesteld, zij had toch aan 60 tot 80 per
sonen werk verschaft, die anders, binnen
de gemeente, geene gelegenheid zouden
gevonden hebben, om als dienstboden, am
bachtslieden of veldarbeiders te worden
geplaatst.
Het getal was echter niet altijd zoo groot,
80 personen konden geplaatst worden, maar
zoodra kwam het voorjaar niet of men zag
er 20 tot 30 personen de weverij verlaten,
om elders te werken, en zoo mogelijk meer
te verdienen, een goed wever kon gedu
rende den winter f3,50 tot f 4,20 verdie-
non; in den zomer tot zelfs meer. Men
begreep dat het een enorm verlies zou zijn,
ook voor de armbesturen als deze fabriek
ophield te werken en toch was men hui
verig met voorstellen voor den dag te ko
men. Men betwijfelde of in den tegenwoor-
digen staat van zaken eene overeenkomst
met de Nederlandsche Handelsmaatsohappij
door de gemeente zou tot stand komen in
geval mon goed vond de Calicots voor re
kening der gemeente te doen vervaardigen
en derhalve het contract met de heeren
SalomonsoD dat wel ten einde was, maar
facto voortduurde, te verbroken. Men
vreesde dat die heeren van dat verlangen
kennis krijgende, zich wellicht zouden terug
trekken en de gemeente ten aanzien van
de fabricage van Calicot voor Indië aan
haar lot zouden overlaten.
Gesteld dat de gemeente mot de Han
delsmaatschappij overeenkwam voor de
leverantie dan rezen er immers weer tal
van vragen. Hoe zou men aan geld komen
voor zulk een inrichting benoodigd Want
al de werktuigen behoorden aan dm heer
SalomonsonEr moest grondstof aange
kocht, crediet verleend wordenvolgens
rekening] zou jer/tT 40.000 |noodig zijn en
wat zou men] met het katoen doen dat on
voldoende J jwerdj/'gokeurdhoe voorzien
in het ontbrekende wanneer niet het ver-
eischte getal stukken uit de weverij kon
geleverd worden, en men dus niet aan de
overeenkomst kon voldoen Al deze zaken
werden rijpelijk '"Overwogen, en men vond
het verkieselijk vooralsnog, «zoolang het
niet gebleken is, dat er met vrucht een
fabriek voor eigen rekening kan aange
vangen worden de zaak der Calicot weverij
te behouden op den bestaanden voet".
Vaak werd de tusschenkomst gevraagd
van den Commissaris der Koningin in Zee
land tot het behoud der fabriek. Tot ein
delijk 31 Mei 1856 deze berichte dat Z.E.
de minister van Koloniën hem had te ken
nen gegeven dat de moeilijkheden waar
mede de Calicotfabrieken in Zeeland te
kampen hadden door de Regeering of door
de Handelsmaatschappij niet uit den weg
konden geruimd worden. Zoo bleef de fa
briek werken tot Juni 1856. Het moderne
leven met zijn stoomwerktuigen enz. heeft
de spinnerijen en hand weverij en gedood,
ze zijn begraven. Maar wat gebleven is;
het is de zorg voor een aantal loden van
ons groot huisgezin, in den guren winter
als menig bedrijf stilstaat of geringe ver
dienste oplevert. In het kader van onzen
tijd, gestound door moderne hulpmiddelen
tracht reeds eenige jaren lang, en met suc
ces de Werkverschaffing daarin te voorzien.
Zij eischt geen boete van f 25 voor mis
drijf, dwingt niemand tot den arbeid, en
mag zich ook verheugen in ruimer be
drijfskapitaal dan hare vaderen in den
ouden tijd. Strekke de herinnering aan 't
oude, en de vergelijking met het nieuwe,
wat dit opstel heeft bedoeld, tevens tot
aansporing van Goes' ingezetenen om de
«Werkverschaffing" den komenden winter
met milde bijdragen te steunen.
9 November 1900.
Aan een brief van dr. Otte te Amoy
(China) van prof. Dosker te Grandrapids
(N. A.) dato 28 Augustus 1900, ontleenen
wij 't volgende
Daar de Onderkoningen der Zuidelijke
provinciën, kort na de inneming der Taku
forten, beloofden dat zij het leven zouden
beschermen van de buitenlanders die in
de opene havens hunner provinciën hun
verblijf hielden, gevoelden wij, ons allen
volkomen veilig, en hoewel wij zeer treu
rig gestemd waren wanneer we dachten
aan 't lijden onzer broederen in 't Noorden
(buitenlanders zoo wel als inboorlingen)
toch voelden we ons over 't geheel zeer
blijde, tot op zoowat drie weken geleden
toen de inboorlingen in menige onzer zen
dingsstations begonnen te branden, te roo-
ven en te vervolgen. Tot op nu toe zijn
er vier van onze stations geplunderd, ver
woest of verbrand, en sommigen onzer
Christenen zijn mishandeld en beroofd van
alles wat zij hadden. Van de zendings-
posten, die aan de Londener zending toe-
behooren, zijn er veertien die 't zelfde on
dervonden hebben.
™:In een der Noordelijke provinciën, heb
ben zij werkelijk een jeugdige zendelinge
gedood door zware karren over haar naakte
lichaam te trekken. Als ik hieraan denk,
kan het u dan verwonderen dat ik somtijds
de hoop koester, dat China binnen kort
zal ophouden een onafhankelijk volk te
zijn? Wreeder en gruwelijker misdaden
dan die, in de laatste drie maanden in dit
duistere Rijk begaan, zijn er nooit gepleegd.
Al deze haat wordt niet alleen gekoesterd
jegens den zendeling als zendeling, maar
als buitenlander.
Het is gebeurd dat inboorlingen een
buitenlander hadden gevangen genomen met
het doel om hem te dooden, hem aanziende
voor een gewoon werkman, doch toen zij
ontdekten dat hij een zendeling was, lieten
ze hem gaan. Hoewel misschien de heb
zucht van Buitenlandsche regeeringen het
kruit deed ontploffen, toch, op den bodem
van dit alles liggen de minachting en de
haat van ]de opgevoede Chineezen ftegen
den buitenlander en al wat tot hem in be
trekking staat.
Maar, genoeg hiervan; ik wil tot u spreken
over onzen toestand.
Toen de negentiende kapel in dezen
omtrek verwoest was, werden de gezag
hebbende inboorlingen eindelijk door de
Consuls hier gedwongen tot het nemen van
stappen om verdere verwoesting te voor
komen. Zoo doende was het een week
lang rustig. Toen kwam er plotseling een
storm van verwarring op. Gij weet zeker,
dat de Japanneezen deze provincie (Fuhkien)
zoo gaarne in bezit zouden hebben. Zij
hebben reeds vrijë scholen voor't Engelsch,
enz., opgericht, en zij hebben vele plaat
sen voor Shinto en Buddhisten gods
dienstoefeningen in deze streek geopend.
Zoo hebben ze ook hier in Amoy een huis
gehuurd en er een Buddhisten tempel van
gemaakt. Deze tempel brandde in den
vroegen morgen van Donderdag, 23 Augus
tus, af. Bijna iedereen hier ter plaatse
denkt dat de Japansche priesters hem zelf
in brand gestoken hebben. Ik heb de plaats
nauwkeurig onderzocht en denk dat het
werkelijk zoo is. Er waren twee Japansche
oorlogsschepen in deze haven en toen zij
zagen dat hun tempel was afgebrand,
brachten zij dadelijk een aantal matrozen
en twee kanonnen aan wal. Zij zetten een
aantal hunner manschappen in eenige der
voornaamste straten op wacht. Wat ook
de inlandsche overheden mogen hebben
uitgevoerd hier, in Amoy, hebben ze
gedaan al wat in hunne macht was om
den vrede te bewaren. Elke buitenlander,
hier in Amoy, ziet met haat op den Ja-
pannees neder. Het gevolg van deze han
deling der Japanneezen is geweest dat de
inboorlingen Amoy bij duizenden hebben
verlaten. Dat arme volk!
En toch, niettegenstaande al deze schud
ding, al die angst en vrees, hebben er zich
verleden Zondag twaalf op belijdenis huns
geloofs bij de gemeente aangesloten. Is
dat niet iets groots? Maar een ding is
noodig om China tot een groote natie te
maken, en dat is, de godsdienst van den
Heere Jezus. Maar zonder dien zijn ze
lage, dierlijke wilden, en terwijl de tijd
voortsnelt zullen zij lager en lager worden,
zooals sedert de laatste drie eeuwen of
meer reeds het geval is geweest.
Persoonlijk zijn we thans niet in ge
vaar, en in geval het kwame, dan kunnen
we gemakkelijk ontkomen.
Een belangrijke motie is door de Haag-
sche afdeeling van Patrimonium, inzake de
vraag of Patrimonium op eenigerlei wijze
aan politiek mag doen, aangenomen. Zij
luidt
De afdeeling 's-Gravenhage van het Ned.
Werklieden-Verbond Patrimonium.
gehoord het verslag, door haar afgevaardig
den uitgebracht van de jongst gehouden Bonds
vergadering,
spreekt haar instemming uit met het besluit
aldaar genomen om het vastgesteld Program
van actie op te zenden aan het Centraal-co-
mité der a. r. kiesvereenigingen, aan de Com
missie van advies der vrij-antirev. partij en aan
het Bestuur van den christelijk-historischen
kiezersbond,
doch verklaart zich niet te kunnen vereeni
gen met de toelichting door de redactie van
het Bondsorgaan Patrimonium tot dat besluit
gegeven, dat nl.. indien dit opzenden van het
Program niet het gewenschte resultaat mocht
hebben het Verbond zich alsdan zoude hebben
te wenden tot de verschillende candidaten
en zulks om deze overweging dat Patrimo
nium niet is een politieke vereeniging, maar
een sociale, wier roeping het is de christelijk
sociale beginselen op eigen terrein te bevor
deren en te verbreiden maar niet om in eenig
opzicht actief deel te nemen aan de verkiezin
gen.
De afdeeling heeft zich daarmede (gelijk
de Soil, zeer terecht uitdrukt) positief ver
klaard tegen iedere verwarring van een
werklieden-vQreeniging met een politieke
kiesvereeniging; en zij hoopte daardoor,
dat zoo de andere afdeelingen in den lande
zich met die motie vereenigden nu voor
goed de voorstelling de kop zou worden
ingedrukt alsof Patrimonium haar roeping
vergeet, wanneer zij zich niet met politiek
inlaat, of ook een bijwagen is van dea.-r.
partij."
Onze lezers herinneren zich hetgeen wij
schreven naar aanleiding van een in de
ringvergadering van Ned. Ger. Kerken,
begin October te Kaapstad gehouden met
21 tegen 4 stemmen aangenomen motie
van afkeuring over de wijze waarop Enge
land den oorlog in Zuid-Afrika voert.
De vier tegenstemmers zijn blijkens een
verslag in Ons Land geweest: Ouderl.
Hugo (Simonsstad)ds. Brummer en ouderl.
Jnritz (Groenepunt) en ds. Mc Gregor
(Nieuwe kerk, Kaapstad).
Ds. Malherbe behoort derhalve niet tot
de tegenstemmers; wij twijfelen er aan of
hij zelfs wel ter vergadering was.
Dit ter verbetering.
Geen fut in.
De Pr»v. Friesche Courant schrijft
Hoeveel macht de Kamers van Arbeid
behoorden te bezitten, is nog niet zoo heel
gemakkelijk te zeggen.
Dat is een vraag, voor welker oplossing
meer noodig is dan een bang gezicht.
Maar hare macht is te klein.
Zij kunnen geen getuigen dagvaarden
zij kunnen geen rechtsgeldige uitspraak
doenzij kunnen niet anders zijn dan so
ciale versierseltjes op de etagère der liberale
politiek.
Zij mogen „kennis nemen" van dit; zij
mogen „kennis nemen" van dat (als par
tijen dat goedgunstig toestaan)zelfs mogen
zij sprekendoch hare handen zijn gebonden.
Geen wonder, dat de Kamers van Arbeid
gebukt gaau onder den last harer eigen
beteekeningloosheid.
Daar zit geen fut in!
Het vermogen missende om verschillende
kwesties tot oplossing te brengen, houden
zij zich liefst zooveel mogelijk buiten alles.
Dan hebben zij tenminste ook geen verdriet
over hun machteloosheid.
Bij de kamer v. d. bouwbedrijven te
Leiden kwam een arbeider klagen, omdat
hij onrechtmatig ontslagen zou zijn. Het
bleek evenwel, dat hij drie stukjes steenkool
had weggenomen. Nauwelijks had de Kamer
dit gehoord, of zij maakte zich van de zaak
af, met de bewering, dat zij hier geen hulp
mocht verleenenGelukkig dacht de Kamer
voor drukkersbedrijven te Amsterdam in
een soortgelijk geval er anders over. Zij
bewoog den patroon om, bij wijze van
proef, den gezel weder één maand in dienst
te nemen.
Te Gouda was een werkman ontslagen,
nadat hij twist gehad had met zijn patroon.
Ook hij vervoegde zich bij de Kamer voor
de bouwbedrijven. Deze onderzocht de
zaak en vond, dat het ongelijk aan de zijde
van den werkman was. Toen haastte zij
zich te verklaren, dat zij er niets aankon
doen!
Den beiden werklieden-leden der Kamer
was zulk een onaandoenlijkheid te kras.
Zij vervoegden zich bij den betrokken pa
troon en hadden spoedig heel de zaak in
't gelijk gebracht. De man werd weder
in dienst genomen.
Maar het stoutste staaltje vertoonde de
Kamer voor de confectie-bedrjjven in Den
Haag.
Ook aan haar deur kwam een klagend
werkman kloppen met do bewering, dat
hij te weinig loon ontvangen had.
Goed, de Kamer tijgt aan 't onderzoeken.
Maar wat bemerkt zij daar?
Dat de werkman het aangeboden loon al
vast aangenomen had. Natuurlijk in afkor
ting op de rekening. In elk geval niet
uit weelde. Hij dacht„"Wat ik heb, heb
ik ten minste. De rest zal ik wel krijgen,
als de Kamer van Arbeid er zich mede
bemoeit."
Maar mis hoor!
De Kamer zei: „Heb je al wat aange
pakt mannetje? Welnu, dan is de zaak
uit", en ging naar huis!
Over de houding der Kamer van Arbeid
te Leeuwarden in zake de uitsluiting is
reeds geschreven.
Wij hebben Kamers en Arbeid.
Doode dingen.
Welke staatsman zal ze wat geest in
blazen
In de Vox het Studentenweekblad be
pleit een der studenten, blijkbaar zelf niet
Roomsch, de noodzakelijkheid van een leer
stoel aan de Utrechtsche universiteit voor
een R. K. Hoogleeraar.
Eet Centrum grijpt dit pleidooi aan met
heide handen.
Natuurlijk.
Eenzijdigheid kenmerkt het staats hooger
onderwijs. Eenzijdigheid die «alles be
halve neutraal doch veeleer een stelselma
tige bevordering van ongeloof en twijfel
zucht is".
«De materialistische stroommg in de
wetenschap heeft bij niet weinigen reeds
uitgediend, en men zoekt, in den blinde
nog maar, naar een spiritualistische tegen-
strooming."
«Het zweren bij oude vooroordeelen gaat
plaats maken voor zoeken naar de waar
heid, overal waar ze te vinden is."
En dan Amsterdam heeft zijn pater
De Groot, Utrecht hebbe ook een Katho
lieken Hoogleeraar.
En dan dringt 't blad met het oog
hierop aan op herziening der wet op 't
hooger onderwijs opdat een dergelijke aan
stelling van Staatswege aa alle rijks-uni
versiteiten mogelijk worde.
Zoodat «ook aan dezen onwraakbaren
eisch om gelijk recht worde voldaan, en
door den neutralen Staat geen uitzondering
gemaakt blijve voor het Hervormd Kerkge
nootschap alleen."
Wij treden niet in een beoordeeling.
Alleen vestigen wij er de aandacht op
dat men ook van Roomsche zijde begint te
tornen aan de openbare hoogeschool.
Wij doen daaraan gaarne mee.
Doch wij zijn niet tevreden met één be
slist gereformeerden leerstoel aan één Staats
universiteit.
Wij verlangen zelfs heel wat anders.
Hierover later.
Staatsraad Asser, de president van den
Hoogen Raad Coninck Liefdting en de