NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 9. 1900. Zaterdag 20 October. 15e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Bij flit i» Moort een Mjwtpl. Tegen de evolutie. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN blken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. .UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. II. Het gevaar van do Evolutie ligt niet in de stoffelijke hervormingen die zij brengt. Dat de soeiaal-democratie dit langs wogen van geleidelijkheid zoekt te verkrijgen, of als noodzakelijk uitvloeisel eener reeks van historische vooruitgangen verwacht, ja zelfs om sommige te verkrijgen, hoegenaamd geen moeite doet, dewijl zij slechts vruchten zijn van een proces; valt niet tegen te spreken. Zij zegt het, blijkens hetgeen wij gisteren aanhaalden, zelve, Eerst de macht, dan de aanpakking van het kapitaal. Progressie, successie, onteigening en nog zooveel meer dat do geldkast des eenen ledigen zal om de broodkast des anderen te vullen; daar zal het geleidelijk toe komen. Toch is dit niet het ergste waarvoor de antirevolutionaire partij vreest. Zij is op den Partijdag is het nogeens herinnerd zij is eene partij des geloofs. Zij gelooft dat 't met die stoffelijke zaken nog wel terecht komt. De beurs komt wel in orde. Het is 't hart, de ziel, het leven des volks die gevaar loopen. Het gaat bij haar om de beginselen. En gelijk zij nu niet de uitwendigheden van de Revolutie, maar de beginselen der Revolutie bekampt, zoo zal zij ook in den strijd tegen de Evolutie niet angstvallig vreezen voor de stoffelijke gelijkmaking waarmee deze dreigt, doch zich bepalen tot het weerstaan harer beginselen. Grooter dan het stoffelijk kwaad, door eenigen vijand aangericht, is het zedelijke. Daarom weerstaan wij de theorieën van het Neo Malthusianisme niet, wijl zij vies zijn. Maar wijl zij op deze leer der Evo lutie gegrond zijn. Volgens Darwin zijn alle dingen uit andere voortgekomen. Van het onbezielde tot het bezielde, van 't minst ontwikkelde dier tot 't meerder volmaakte is de schepping voortgekomen, en zoo is uit deze eindelooze reeks van opvolgende schepselen ten slotte de mensch ontstaan. Door evolutie. Ieder opvolgend organisme geleidelijk iets hooger dan zijn voorganger. Daarom verzetten wij ons tegen de libe rale leer van den modernen allen omvat- tenden en regeerenden, opvoedenden en voedenden Staat, geworden uit de samen voeging van individuenen dat niet dewijl ook wij niet het gemakkelijkste leven boven een leven van strijd en inspanning zouden verkiezen, maar dewijl wij de idee van den pantheïstischen cultuurstaat als lijnrecht met Gods ordinantiën aan ouders en opvoe ders, aan kerk en overheid in strijd van gan seher harte verwerpen. Het was Nietzsche die den Uebermensch door evolutie uit menschen van lagere orde liet voortkomen. Van ondermensch tot gewoon mensch loopt bij hem de lijn geleidelijk voort, en zoo komt uit dezen laatste de oppermensch te voorschijn, de geweldige die de gulden toekomst brengt. Langs den weg van logische gevolgtrekking komt men tot allerlei zondige buitensporighe den; doch de tegenstelling waarvan met de goede beginselen zoo weinig wordt gekend, omdat alles, geleidelijk in iets anders over gaat en dit zoo voortgaat tot den einde. Het een vloeit in 't ander. Er is geen afscheiding meer. Ook de grenzen zijn weggedoezeld. Met steeds flauwer tint vloeit de eene kleur in de andere over. En zoo wiegt ook 't leven gemakkelijk van den eenen toestand in den anderen voort, tot zelfs in den toestand dien men dood noemt. Zacht en kalm ontslapen is 't hoogste waar de mensch zonder God naar streeft. En de ongeloovige dokter troost hem met zijn «daar zal ik wel voor zorgen". Doch do apotheker zorgt er eigenlijk nog meer voor dan hij. Zoo is de pantheïstische neiging onzer eeuw, om, gelijk dr. Kuyper het reeds in 1892 aantoonde, »de grenslijnen steeds meer te doen verflauwen, en niet te ruston eer ze, in onze voorstelling althans, zijn uit- gowischt". God de Heere heeft, tusschen zich zelf en den mensch, en over geheel Zijne schep ping, lijnen getrokken, welke lijnen het Pantheïsme poogt te doen verbleeken. Wat is pantheïsme Letterlijk vertaald algodendom. Er wordt evenwel mee bedoeld 't stre ven om God neer te trekken in al 't ge schapene en zoo eigenlijk al 't geschapene, ook zichzelf, zoo met God tot één vervloeid te beschouwen, dat men eigenlijk de ge schapen dingen, en ook zichzelf als God aanbidt. Dit is in den grond ook de leer van Tolstoi, den schrijver van «Het Koninkrijk Gods is binnen in ons". Een leer te ge vaarlijker, dewijl zij zich met den profe tenmantel, liefst van «den timmerman uit Nazareth" tooit en daardoor, gelijk het modernisme in zijn opkomst deed, door christelijk schijnschoon ook eenvoudige Christenzielen vervoert. Deze goddelooze leer der Evolutie is van de professorale katheders neergedaald tot onder het volk. Uit haar zijn verscheidene afgeleide theorieën in toepassing gebracht, «waarbij de beginselen verzwegen, zoo niet toegedekt, wat zeg ik, vaak door wie spreekt of schrijft of handelt, van verre zelfs niet vermoed worden" Letterlijk overal heeft zich die Evolutie theorie ingezogen. De grenslijnon uitge- wischt. De kracht der tegenstelling weg genomen, tot eenheid gemaakt. En zoo het een met 't ander verward of verwis seld. Macht is recht. Eigendom is dief- staf. De overheid is onderdaan, de onder daan overheid geworden. Wat vroeger, tot zelfs somwijlen voor mannen in onze partij zonde, schande, verraad aan de beginselen was, wordt uitgeoefend, gezocht, aange prezen. Overheid en onderdaan beide op gaande in 't ééne begrip van den alver- mogenden Staat, in welke zelfs de Kerk met haar armenzorg, haar dienaren des woords en belijdenisleven moet opgaan of wegzinken. Er mag geen verschil tusschen stad en dorp meer zijn, het zijn al gemeenten. Een vaderland, gekheid. Het vaderland is overal waar men zijn brood verdient, men is kosmopoliet. Geen huwelijksband meer; 't zij slechts vrije liefde. Geen standen meer, alle verschil in le vensvorm en nationale kleedij zij opgehe ven. Alle menschen gelijk. De vrouw kleede zich als de man, met kort haar en pet en in fietscostuum zij zij in niets van hem on derscheiden. Weg taalverschil. Ook de partijen moe ten er niet meer zijn, dan alleen om op stoffelijk gebied aanknoopingspunten te zoe ken. Beginselen zijn niet meer noodig, ook niet voor een ministerie uit de meerder heid voortgekomen. Kabinet van zaken is 't groote ideaal waarnaar een kabinet dat de regeering vertegenwoordigt, streeft. In de Kamers liefst geen debatten over beginselen meer, zaken doen is beter, dat hebben allen noodig. En dan komt hierbij, waar wij reeds in ons vorig no. op wezen, de ontpopping van de eene partij in eene andere die slechts in graad, niet in wezen van haar verschilt op de baan der vooruitgang. Een volkskerk, een volksschool voor al len en de Staat is er de voogd van. Hij geeft ook middelbaar en hooger onderwijs, zelfs in theologie, pasklaar voor allen. Wat, strijd om de school. Ik, Staat, geef u eene school, bruikbaar voor allen, met een onderwijs dat niemand krenkt, dewijl 't neutraal is; met een God die geen goed doet en ook geen kwaad en daarom allen bevallen kan. i) Kuyper. De Verflauwing der Grenzen, blz. 13. Het is Evolutie van alle kanten. Men kan op geen, enkel levensterrein meer komen, of men struikelt er over. Eén vorm, één toon( één kleur, één rich ting, éénzelfde ideaal, dewijl wij toch allen één God, den middelevenredige van de eigen gemaakte goden van den tijd, toebehooren, of liever deze God behoort ons toe, dewijl wij Hem gemaakt hebben. Doode nabootsing yan het éen «geloof, een doop, een Heer, één God en Vader van allen", gelijk het in de gemeente des Heeren alzoo behoorde te wezen en in beginsel ook alzoo is. En ook op 't terrein der wetenschap, der dogmatiek, der bijbeluitlegging éénzelfde streven, om te verzoenen wat niet bijeen behoort, en één soort godsdienst, Schrift uitlegging, dogmatiek te scheppen die allen voldoet. Doch deze torenbouw onzer Vermitte- lungs-theologen is in een Babylonische spraakverwarring uitgeloopen. De Heere die verscheidenheid wil, lacht om deze eenheid der Evolutie. Doch inmiddels woekert dit kwaad voort. Laten wij er 't oog niti voor sluiten. Te gen de Revolutie het Evangelie! dat blijft de leus. Tegen de Evolutie de Ordinantiën Gods zij 't devies waarmede wij het Pantheïsme te lijf gaan. Meer dan ooit zal dit kwaad onze aan dacht vragen. En in onzen eigen kring zal oppassen de boodschap zijn om onszelf en ons volk er van vrij te houden. Want betooverend is zijn invloed. En veel moeilijker dan uit die der Revolutie, krijgt men uit de omarming der Evolutie ons goede volk weer los. VERBETERING. In ons vorig epistel staat: Het revolu tionair karakter is onafscheidelijk van de revolutie. Voor «revolutionair" leze men «evolu tionair". 19 October 1900. De verloving der Koningin schijnt vrucht harer] zomervacantie te zijn. Zij heeft namelijk den jongsten zomer in Thuringen te Schwarzburg doorgebracht, in de nabijheid harer aanstaande schoon moeder. Zij maakte in den omtrek groote wandelingen, schilderde en teekende. Zij logeerde in het hotel Hirseh, doch legde af en toe bezoeken af op het kasteel met hare Moeder, met wie zij 0. a. Zondag 1 Juni de godsdienstoefening bijwoonde in de (Luthersche) kapel van het vorstelijk slot. De volgende dagen maakte zij met ge volg bergtochtjes en kwam een enkele maal braaf bemodderd thuis, onder wie haar volgden was ook Prins Heinrich, een „schneidiger Herr". Deze laatste en zijn moeder waren ook een dier volgende dagen de gasten onzer Koningin, die hem bij het heengaan met Hare Moeder, vroolijk lachend, uitgeleide deed. Prins Heinrich van Mecklemburg kuste bij het afscheid- nemen eerbiedig de hand van Hare Majesteit. Het N. v. d. Dag schrijft: 't Was een publiek geheim te Schwarz burg, dat Prins Heinrich von Mecklem- burg-Schwerin bestemd was de gemaal van de Koningin der Nederlanden te worden. Het verkeer der beide hoven was druk en onderscheidde zich door bijzondere harte lijkheid. Bovendien Prins Heinrich van Mecklemburg kwam vaak op het kasteel bij zijne moeder, en hem zag men menigen morgen paardrijden in de onmiddellijke omgeving, of ook wel de Koningin met haar gevolg op de wandeling vergezellen. Bij het afseheid heeft H. M. Koningin AVilhelmina den directeur van Hötel Weis- ser Hirseh laten betuigen: dat de dagen in Hötel „Weisser /Hirseh" doorgebracht, tot de gelukkigste van haar leven behooren. H. M. heeft daar geleefd in den schoon- sten tijd van haar toekomstig geluk. Woensdag is uit verschillende andere ge meenten dan Serooskerke (waarvan wij 't eerste bericht ontvingen) een telegram van gelukwensch aan de Koningin gezonden. Uit de verschillende bladen blijkt hoe algemeen de natie met de verloving inge nomen is. Er worden vele belangrijke en minder belangrijke mededeelingen gedaan omtrent den aanstaanden Prins Gemaal. Hij is blond, hij is goed, hij is slank, hij heeft goed administratie en houtvesten geleerd, hij is een flink officier, hij is baar deloos, hij is Luthersch, hij is geliefd we gens zijn gezonde levensopvatting, en nog heel veel meer. Wat men voor een paar eeuwen in poë zie deed, doet men nu in proza. Men zingt op allerlei wijs den lof van den Gelukkige. Hopen wij dat alles waar zjj, dan zal ons Land goed met hem zijn. Trouwens waarom zouden wij niet vol vertrouwen onzen toekomstigen Hertog Hendrik tegemoet gaan, nu de Koningin hem tot Gemaal koos en begunstigde met het Grootkruis van den Nederlandschen Leeuw. Een der redacteuren van de N. R. 0. heeft de eer gehad te Apeldoorn de eerste Nederlander te zijn, die zjjn eersten groet aan de jong verloofden bracht. «De klok in den paleistoren had zijn elf zangerige slagen door de bosschen laten klinken. Toen leidden de stalknechts zes gezadelde paarden aan den toom voor het bordes, Niemand te zien op het voorplein, niemand in de lanen, heel geen militair vertoon. En toen verschenen daar, erg eenvoudig, opgewekt, in den ingang, twee jongelieden, onze lieve blonde Koningin in een leverkleurige paletot, en een laag slap hoedje op de lokkenen aan haar zijde ging een slank krachtig gebouwd jongmensch eveneens in zeer eenvoudige dracht, een kort zwart jaquet op den lichten rijbroek, een zwarte fantasiehoed boven het zonver brand gelaat. De Hertog reikte onze Vorstin de hand en hielp Haar bij het vlugge opstijgen. Hij zelf volgde met rappen ruiterzwier. En zoo reed Hare Majesteit met haar toekomstigen Prins-Gemaal, door enkele dames en heeren der hofhouding gevolgd, langs het terras, langzaam het herfstwazige buitenpark in, regen en windvlagen jong trotseerend. En heel vriendelijk met gentiemenliken zwaai van zijn hoed, groette de hertog de heeren van het gevolg, die belangstellend uitkeken voor de ramen hunner kamers in de zijvleugels, en met vriendschappelijk ge baar zijn eigen beide adjudanten, die voor den ingang van een corridor stonden. De ochtendrit duurde ruim een uur over de drassige bladbedekte paden onder de druipende boomen, die stonden in grij zen mist. Voortdurend waren de jong verloofden in blij intiem gesprek Toen het jeugdige paar te kwart over twaalven terugkeerde, dreef juist een boer vreedzaam zijn kalfjes het pad op. Alleen twee dames, onder glimmende parapluies, hadden den kouden regen een uur lang staan verduren op eerbiedigen afstand van het hek. Van verre hoorde ik toen boven het hoef- geklap uit de twee lachend-jonge stemmen schertsend gaan in de wijde boschstilte. Een frissche blos kleurde het blanke ge zichtje van de jonge Majesteit. Zij reden vlak langs mij ik zag duidelijk nu het fiere, zonroode gelaat, snor- en baardloos, de klare Germanen-oogen van den hertog ik zag zijn stoere militaire gestalte, hoe hij los en vrij te paard zatik zag hoe beiden achteloos de teugels van hun mooie rossen slap lieten hangen, zoodat de dieren de koppen, als wilden zij grazen gaan, rekten naar den grond, weelderig onder hun no bele, heel niet strenge berijders. En ik zag hoe de dames, hèt publiek, beleefd bogen, en hoe Hare Majesteit daar voor zeer vriendelijk dankend knikte, en de Hertog weer allerinnemendst beleefd salueerde. Hertog Hendrik reikte nu Ko ningin Wilhelmina hoffelijk de hand tot afstijgen. Toen was daar op dat wijde terras alleen het groepje ruiters, wachtend ep Hare Majesteit, die, haar amazone elegant geheven, het lievelingspaard Mieke een klontje suiker voerde, en op den kop streelde En de Hertog ook aaide den fieren nek van zjjn paard, van het zwarte Koninginne- paard »Valentijn.« En toen de nobele dieren zoo beloond waren voor dezen eersten verlovingstocht van hot jonge paar traden Wilhelmina en Hendrik het bordes weer op. Nog even bleven zij samen uitkijken over het droef geestig herfstlandschap, dat zoo vreemd contrasteerde met hun innerlijk prinselijk lentefeest. In het salon begroette de Koningin-Moe der met bewogen lieftalligheid de jonge lieden, gerust nu voor de toekomst. En op zilveren bladen werden de stapels telegrammen en brieven der jeugdige sou- vereine en haar fieren verloofde aangebo den de heilwenschen van haar volk en van de monarchen der werelddeelen." Een nachtmerrie Het Vaderland is 0, zoo bang voor een bondgenootschap der Christelijke partijen bij de stembus. Het ziet zelfs in gedach ten het ministerie-Mackay dat zij in 1891 hielp afmaken, al herrijzen. De Standaard heeft haar gerustgesteld. De Chr. partijen zijn 'tniet zoo heel eens, om deze vrees, nu reeds, te wettigen. Toch schijnt het liberale blad ongerust te blijven. Immers generaal Bergansins, oud-minis ter in het kabinet-Mackay, heeft in do «Militaire Spectator" de aanhangige leger- wetten scherp veroordeeld, vooral om den verkorten oefeningstijd. Daar nu is Bet Vaderland erbarmelijk van geschrokken. Wij zijn geen blad om hierop ver in te gaandoch kunnen den lust niet weerstaan om uit haar jammerklacht den slotzin over te nemen. In 1890/91 werd aan de kansen, die toen bestonden voor aanneming der ingediende legerontwerpen, een gevoelige slag toegebracht door de tegenwerking van een militair van naam, die aan den vooravond van zijn minis terschap stond en die met geheel andere denk beelden voor den dag kwam. Wij zouden het betreuren, indien thans een gewezen Minister dezelfde rol zou blijken te spelen. De lezer kent de geschiedenis. De legerwet-Bergansius, door do liberalen toegejuicht, doch door Seyffardt bestreden, kwam niet in behandeling wijl de anti- clerialen bij de verkiezingen de meerderheid hadden behaald. De «vrienden" hadden het legerontwerp doodgedrukt. Seyffardt dit was 't gevolgvolgde Bergansius als minister van oorlog op, en van de legerwet kwam niets. Eigenlijk niet eerlijk. Ook Eet Vaderland behoorde destijds tot de voorstanders, die bij de verkiezingen de afbrekers der wet bijvielen en het mi- nistriëele leven van den voorsteller der legerwet hielpen afsnijden. Is 't wonder dat zij een weinig onrustig wordt, en de consciëntie gaat spreken! Het lijkt wel ietwat op de episode uit het leven van Simeon, c. s. waarvan wij in Genesis 42 21 lezen, toen zij zeidon de een tot den ander: «Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, daarom komt deze benauwdheid over onsi'! Gem whiskey meer. De redacteur van een Amerikaanscbe courant schreef onlangs in zijn blad de volgende dankbetuiging Don derdag middag te 2 uur is op ons bureau een flesch fijne, oude whiskey bezorgd, een geschenk van een onbekenden, vriendelijken gever. Te 2 uur 20 min. stal de loopjon-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1