NIEUWSBLAD No. 152. 1900. Donderdag 27 September. 14e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH Iafltawïriera over Beiestini. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De taak van een kleinen Staat. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,026. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met 1 Oct. a.s op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen het tot dien datum gratis. Alle stukken, de Redactie van ons blad betreffende, gelieve men te adresseeren „Bureau de Zeeuw", Goes. Advertenties en abonnementsop- gaven te adresseeren voor Middel burg: „Bureau de Zeeuw" te Middel burg en voor alle overige plaatsen: „Bureau de Zeeuw" te Goes. Zaken, de administratie betreffende, adresseere men: „Administratie de Zeeuw", Goes. In de quaestie-Engeland-Transvaal heeft de Nederlandsche regeering haar roeping verzaakt. Niet het Nederlandsche volk, maar de regeering. Het Nederlandsche volk in al zijn gele dingen en richtingen heeft het voor de verdrukte stamverwanten opgenomen. De Nederlandsche regeering daarentegen heeft gezwegen, waar spreken plicht ware 't Is waar, Nederland is niet groot meer, het is klein; en kan derhalve niet optre den als oorlogvoerende mogendheid. Met het zwaard kan Nederland tegen over Engeland en voor de vertrapte repu blieken van Zuid Afrika niets doen. Doch dit verontschuldigt de houding der Nederlandsche regeering in geenen deele. Toegegeven dat Nederland de uitnoodi- ging om de Vredesconferentie in Den Haag bijeen te roepen niet afwijzen kon, dan nog had het er niet in behoeven te komen om de beide Zuid Afrikaansche republieken uit te sluiten. En ook nu had het niet werkeloos behoeven toe te zien. Neutraliteit is niet identiek met apathie. Dat wil zeggen: Neutraal wil niet zeg gen zonder gevoel. Nederland had zich met verzoeken tot Engeland of tot de andere mogendheden in het belang der Boeren kunnen wenden. De Nederlandsche regeering had het recht en den plicht om te protesteeren tegen de maatregelen door de Britsche regeering tegen Nederlandsche onderdanen genomen. Waarop berust hare lijdzaamheid? De Regeering meent de belangen van het vaderland het best te behartigen door hoffelijk te verkeeren mot de machtigen der aarde; door hunne handelingen, welke haar niet aanstaan of zelfs benadeelen, lijdelijk aan te zien, teneinde eiken aan stoot te vermijden Welnu zulk een poli tiek is voor eiken staat verderfelijk. 't Is waar, Nederland is klein, maar dit beteekent niet dat Nederland zich min achting en beleediging moet getroosten. Zoolang men niet gelooft dat recht een ander woord is voor overmacht, zal een staat die op overmacht geen aanspraak maakt, juist het meest aangewezen zijn om 't recht te bepleiten. Wee den kleinen staat die zich zwak gevoelt en laf gedraagt. Eere het kleine volk dat groot weet te zijn in datgene waarin een klein volk groot kan wezen. Om aldus te handelen is vóór alles noodig karakter. In de tweede plaats een diepe overtuiging dat Engeland onrecht pleegt. Ontbreekt het der regeering aan karak ter of aan deze overtuiging? Zoo ongeveer luidde de aanklacht tegen de Nederlandsche ministers door hun geest verwant en vriend professor De Louter. Een aanklacht die den vaderlander eert. Thans heeft hij nog een tweede vertoog in 't licht gegeven, als antwoord op de vraag: Wat vermag een kleine Staat als Nederland tot handhaving en ontwikkeling van het internationaal recht? Dat antwoord komt hierop neer: uiting te geven aan de openbare meening. Ook Nederland bleef niet achter en wist in het internationaal privaatrecht anderen tot overeenstemming en samenwerking te beween. Doch ook op ruimer terrein ver- vuile het zijn taak. Het volkenrecht is veiliger in handen der kleine staten, die door geen heb- of heerschzucht gedreven, juist hieraan hunne kracht ontleenen en hierop hunne toekomst bouwen, dan in de Kabinetten der groote mogendheden, wier belangen elk oogenblik met dit recht in botsing dreigen te komen. Niets belet do kleine staten van Europa die doordrongen zijn van de onschatbare waarde van het internationaal recht, om zich aaneen te sluiten tot toepassing zijner beginselen op hunne eigene wederkeerige betrekkingen en tot het verdedigen daarvan met woord en pen, waar deze elders worden miskend of verguisd. Zulk eene internationale over eenkomst tusschen staten van den tweeden rang moge slechts geringe directe gevolgen hebben, zij zou niet nalaten op den duur te oefenen een invloed, dien zij niet aan eigen kracht zou ontleenen maar aan de heerscheres der toekomstde openbare meening: «Inmiddels ga elke staat voor, waar dit krachtens den aard der betrokken belangen op zijn weg ligt. Het behoeft geen betoog, dat bij de Zuidafrikaansche aangelegenheden geen staat zoo nauw betrokken is als Ne derland. Wel blind en doof is hij die niet inziet, dat het lof van Zuid-Afrika beslis send is voor de toekomst van den Neder- landschen stam en mitsdien van overwe gend gewicht voor den Nederlandschen staat. Daarom is het hier allereerst de plicht der Nederlandsche regeering om voor recht en waarheid openlijk in de bres te springen. Hoe dit kan geschieden is reeds vroeger gezegd. Zich zorgvuldig onthou dende van daden in strijd met den plicht der neutraliteit, vindt eene regeering, welke haar roeping beseft en het internationaal recht kent, hierin overvloedige middelen om openlijk op te komen voor de grond slagen waarop het rust en de voorschriften die het verkondigt. «Het gaat niet aan een oordeel over bij zondere maatregelen te verlangen van iemand, die buiten de regeering staat en derhalve onbekend is met de omstandig heden van het oogenblik. Alleen de regee ring beslisse over de keuze der middelen. Aldus handelt zij eerbiedwaardig en onaan tastbaar. Mits geen aarzeling of vrees haar verlamme of weerhoudemits geen sluier van geheimzinnigheid haar blootstelle aan argwaan en verwijt. Hoe nader bij den troon, des te minder schroomt men het licht der zon. Onrecht en geweld hebben geen geduchter vijand dan de kalme taal en het open oog der goddelijke Dike. «Deze taak verzuimd te hebben is een diep bedroevend feii, waarvan de wrange vruchten niet zullen uitblijven «Men wijte dit verzuim intusschen geens zins uitsluitend aan de tegenwoordige re geering. Haar ontbreekt tot zekere hoogte het apparaat eener degelijke diplomatie. Ik wil niet herinneren aan de blijken van onbekwaamheid, gebrek aan zelfbeheer- sching, hoogheid van karakter, door som migen onzer diplomaten in de laatste jaren gegeven. De kwaal schuilt dieper. Een juiste opvatting van de internationale taak van den Staat vordert allereerst mannen van karakter. Onze diplomaten munten meermalen minder uit door karaktereigen schappen dan door zekere algemeene ont wikkeling, gepaard met beschaafde vormen. Zij komen zelden voort uit den kring van jonge mannen, die uitmunten door grondige kennis en zedelijken ernst; veeleer van hen, die zich door niets beters onderscheiden dan door hun naam, fortuin of oppervlak kige beschaving. Dit is een ramp: een ramp die zeker ook elders voorkomt, maar voor een klein land dubbel betreurenswaar dig. Zij toch verklaart het lager zedelijk peil, waarop de diplomatieke werkzaam heden en internationale verhoudingen blij ven staan, nadat het volksbewustzijn reeds lang een hooger standpunt heeft bereikt Niet de zedelijke keur der natie is met de leiding der internationale betrekkingen be last, maar het blinkend en wisselend schuim, dat de wind op de golven der diepe wate ren strooit. «Wie zijn vaderland waarlijk lief heeft en wil verheffen tot de hoogte zijner taak, kan zijn vernedering niet lijdelijk gade slaan. Hij schroomt geen critiek, maar vindt daarin geen welbehagen en versmaadt elk partijbelang. Daarom beoordeele ieder zelf, in hoever de gedachtenwisseling in de Eerste Kamer gisteren het nationaal geweten heeft bevredigd, óók in hoever het bovenstaande, geschreven lang vóór dit debat, van heethoofdigheid getuigt en offert aan den waan van den dag. Dit laatste is een terugslag op de rede van den heer Fransen v. d. Putte in de eerste kamer, die den minister De Beaufort tot voorzichtigheid aanmaande in zake den oorlog en de uitzending van de Gelderland. Het klonk wat zonderling eene zoo voor zichtige „regeering" als wij hebben te hooren manen om toch voorzichtig te zijn. Dat beteekende dan ook zooveel als een goedkeuring van hare werkeloosheid. Hiertegen is in de eerste kamer door dhr. v. Asch v. Wijck, en nu door dezen professor terecht opgekomen. Een protest van dezen laatste ons te welkomer, dewjjl hij niet bij de liberalen, bijvoorbeeld te Middelburg, in de verden king staat te zijn iemand „die door ge loofsijver zich allicht laat medesleepen en dan de voorzichtigheid wel eens verliest uit het oog." 26 September 1900. Over het nieuwe vrij antirevol. blad dat in onze provincie verschijnen gaat onder den naam Nieuwe Middelburgsche, Nieuwe Goesche, Nieuwe Thoolsche, Nieuwe Zie- rikzeesche Courant, schrijft dr. Wagenaar in de Zuider Kerkbode 't volgende; onder het opschrift: „een landschap in den mist": Daar is weer een nieuw blad verschenen. Een veelhoofdig ik zal niet zeggen ■monster, want het ziet er keelemaal niet wreed, eerder wat schaapachtig uit. Of 't echter geen wolf in schapenvel kan wezen? Heelemaal gerust ben ik daar niet op. Doch 't lijkt een schaap met 2, 3 koppen en écn geblaat. De krant geeft 't zelfde maar 't hoofd variëert. 't Blad heet alleen Middelburger, pardon Middelburgsche Courant als 't zich aandient als Nieuwsblad voor Walcheren. Elders anders. De eenige reclame [met een afschuwelijk plaatje iemand vroeg of :t een poitret was] komt uit Zierikzec. Zou daar de bakermat zijn? Wij hebben met dit blaadje niemendal op. 't Belooft Christelijk te zullen zijn. Doch de redactie schuilt weg. En als ge onderzoekt naar 't Christelijk gehalte van 't proefnummer, dan is 't een abstratje. Het blad bepleit zijn optreden met ver zachtende omstandigheden. Andere provin cies zuchten onder 2, 3 christelijke bladen, die elkaar 't leven zuur maken.'t Christen dom schijnt mij negatief te zullen zijn. Onze vrees is, dat straks dit vage chris tendom de Gereformeerde Kerken en de georganiseerde antirevolutionaire partij meer kwaad dan goed zal doen. Dat hebben we al zoo vaak beleefd. Wat eerst zoetsappig is, wordt straks licht zoo bitter als gal. Daarom raden wq onzen lezers deze kat eens uit den boom te kijken. Wij reizen niet gaarne in den mist. W. Corlyle en Tolstoj. Twee mannen die een open oog hadden vogr de nooden van huu volk en grooten invloed op de herleving van het sociaal bewustzijn in onze eeuw hebben uitgeoefend, Do Schot Thomas Carlyle was de man die in Engeland de aandacht op de nooden van het proletariaat heeft gevestigd. Hij ontnam aan het bezittend deel des volks den naam dat de bloei van handel en in dustrie ook de bloei is van het volk. Zijn adagium luidde de gesteldheid der groote massa van het volk, dat is de gesteldheid van het volk zelf. En hij was de man die zóo krachtig den strijd aanbond tegen do huichelachtcge liberalistische boginsolen onzer eeuw zóó krachtig den grooten strijd voor de sociale rechtvaardigheid voerde dat hij, schoon niet zonder eenige over drijving, de Jesaja der 19de eeuw is go- noemd. De Rus Leo Tolstoj kan in zeker op zicht de Carlyle van Rusland worden ge noemd. Hij paste op zijn volk toe wat Napoleon eenmaal had gezegd. Napoleon heeft zich eenmaal over de Russen aldus uitgelaten „ötez l'épiderme et vous verrez le barbare", „neemt de opperhuid weg en gij zult den barbaar zien." Dit deed Tol stoj. Hij nam] in zijn realistische novellen het vernis der Russische schijnbeschaviug weg, en deed daarin de moreele en sociale ellende zien die onder dat volk heerscht. En ook hij streed voor sociale rechtvaar digheid. Toch is er tusschen deze beide mannen vooral op één hoofdpunt een groot onder scheid. Carlyle, de man uit het volk, is van aanleg en opvatting een aristocraat Tolstoj, die uit een hoogadellijk Russisch geslacht stamt, is volbloed democraat. Vol gens Carlyle geven de groote mannen - the heroes de helden van hun tijd, richting en leiding aan den geest kuns tijds. Volgens Tolstoj is het de hongerige massa die het rad der historie draait. Wie dezer beiden heeft gelijk Onzes inziens ligt in het verschil tus schen deze beide mannen de waarheid in het midden. Mannen van beteekenis oefe nen ongetwijfeld een grooten invloed op den tijdgeest uit. Maar dezen worden in den regel niot weinig geinfluenceerd door de nooden en wenschen der groote massa. Daarom is het zoo noodig dat ook de groote mannen God naar de oogen zien. Niet minder, dat de massa bukke voor het Woord. Dan laat het volk zich leiden door mannen, die zich door Gods Woord laten leiden. Dan oefenen beiden een gunstigen invloed op elkander uit. Dan draagt de tijdgeest het stempel van den Heiligen Geest. (Boaz). De Vlag. De Standaard heeft de opmerking ge maakt, dat, als het Hoofd vau een anderen Staat een Nederlandschen oorlogsbodem be treedt, niet incognito, maar officieel, het dan de gewoonte is dat zijn vlag aan boord wordt geheschen. Zal dit ook nu geschie den als Kruger aan boord van de Gelderland komt? vroeg het blad verder: «Zoo het anders «vaste usantie" is, dan hopen we, dat ook thans die usantie zal gevolgd worden. Het is niet de heer Kruger, dien we aan boord krijgen, maar de President van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Met wat Roberts goed vond te proclameeren, hebben we niets uitstaande, zoolang de overige mogendheden geen officiëele kennisgeving hiervan ontvingen, en die kennisgeving niet heeft uitgegist". Naar aanleiding hiervan heeft het Han delsblad inlichtingen ingewonnen, die hierop neerkomen: «Art. 7 van het reglement op de eerbe- wijzingen en saluten bij onze zeemacht be paalt dat aan den President eener republiek dezelfde eerbewijzen verleend worden als aan Prinsen van het Kon. Huis, tenzij in bijzondere gevallen afzonderlij ke voorschrif ten daaromtrent worden gegeven. Een verplichting, zooals de Standaard meent, is het zeker niet. Of en welke voorschriften zijn gegeven, wist onze zegsman niet, maar algemeen is men in kringen te 's-Graven- hage, waar men het wel weten kan, over tuigd dat hier zeker een bijzonder geval bestaat, daar Kruger niet als President reist, welke functie door Schalk Burger tijdens Kruger's afwezigheid, wordt bekleed, terwijl het noodeloos aanstoot geven aan een be vriende mogendheid vrij roekeloos en on voorzichtig zou worden geacht, te meer daar het reglement op de eerbewijzingen in het algemeen een geest ademt om zoo min mo gelijk door eerbetoon eenerzijds kwaad bloed te zetten anderzijds". Hierover ontvangt de Midd. Ct. het vol gend schrijven blijkbaar van een deskun dige «Indien werkelijk de Transvaalsclie vlag geheschen wordt aan boord van de Gelder land, van af het oogenblik dat president Kruger op dien bodem is, dan geschiedt dit, volgens het gebruik, aan den grooten top, terwijl de Hollandsehe vlag onveran derlijk aan den achtersteven of den ach tersten gaffel gevoerd wordt. «Het voeren van de vlag aan den grooten top is een aanduiding voor het geval men een staatshoofd of vorstelijk persoon aan boord heeft; en zoolang de Engelsche re geering geen kennis heeft gegeven dat de Z.-A. Republiek ophield te bestaan, dient aan president Kruger de hom verschuldigde eer te worden bewezen. «Een oorlogsschip aan te houden, dat een algemeen erkend internationaal gebruik volgt en overigens de gewone natievlag voert, ware ongeoorloofd en onverantwoordelijk. «De vraag moet dus nog worden gesteld of ook na officieele kennisgave de onwet tige annexatie door alle mogendheden zal worden geëerbiedigd. «Is dit zoo en geschiedt dat tijdens de reis van de Gelderland, dan kan het geval zich voordoen, dat het schip met de pre- sidentsvlag een haven binnenkomt. De aldaar aanwezige Nederlandsche consulaire ambtenaar zal dan den commandeerenden officier wel onmiddellij k kennis geven van den nieuwen staat van zaken en de Trans- vaalsohe of presidentsvlag worden neerge haald. In December 1889 geschiedde iets dergelijks, toen een Nederlandsch eskader, bestaande uit de Tromp, Atjeh en Van Galen, op de reede van Rio Janeiro kwam en bij het vallen van het anker de Braziliaansche Keizersvlag in den grooten top heesch en het gouvernement salueerde met het ge bruikelijk aantal schoten. De Nederland sche consul generaal kwam toen in allerijl aan boord om den divisie-commandant, ko lonel Stakman Bosse mede te deelen, dat de keizer van Brazilië kort geleden had moeten abdiqueeren en de vlag met de keizerskroon vervangen was door een re- publikeinsche, waarin de veelbelovende woorden voor een Zuidamerikaansche staat: Ordèm e Progresso IX. Alhoewel sedert mijn laatsten brief over de behandeling der weiden eenige tijd is voorbijgegaan, wenschte ik toch op het zelfde onderwerp nog even terug te komen. Ik heb namelijk over het behandelen der weiden nog iets zeer belangrijke mede te deelen. Zoover ik weet, worden in deze streken de weiden weinig of niet geëgd. Ik voor mij heb ten minste nog nooit een landbouwer bezig gezien met zijn weide te eggen. De eigenaardige egge, die voor dat werk het meest geschikt is, de zoo genaamde kettingegge, wordt dan ook nog slechts weinig aangetroffen. Toch is een weideëg noodig om op den duur de weide vrij te houden van gebreken en goed en gezond gras te verkrijgen. Vooral op lage, vochtige weiden, die in den regel rijk zijn aan mosachtige plaatsen, doet de egge dienst. De grond wordt daardoor open gemaakt en de lucht kan beter op den bodem inwerken. Het komt vaak voor, dat lage weiden zuurachtig worden. Voor die kwaal be staan slechts twee geneesmiddelen, die beide moeten toegepast worden. Ik bedoel eggen en kalken. Dat een weide zuur is, is alleen het gebrek aan kalle en lucht. Waar genoegzaam kalk in den grond aan wezig is, groeien op den duur geen zure grassen. Dat zure weiclen slecht en zelfs gevaarlijk zijn voor het vee, voornamelijk

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1