NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 147. 1900. Zaterdag 15 September. 14e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISGH L. I)uvekot Cz. VERSCHIJNT Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Een Pennestrijd, blken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02s. UITGAVE DER FIRMA en van van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Naar aanleiding der opmerkingen van de Midd. Crt. omtrent 't protest van prof. Fabius te Amsterdam, tegen een Zondag- avond-schouwburgvoorstelling op een uur dat de godsdienstoefening in een aan den schouwburg grenzend kerkgebouw nog niet was geëindigd, zond genoemde heer aan dat blad een ridderlijk woord van verweer, dat op even ridderlijke wijze door de redactie wordt beantwoord. Aan het schrijven van professor Fabius ontleenen wij het volgende: Ik laat daarbij ter zjjde wat zure azjjnscheutjes als, aan mijn adres: „Hem zweeft zeker als ideaal voor oogen de Zondag van het vrome, brave Engelsche volk met zjjn edelen Chamberlain, Ro berts enz." En, nadat ik als antirevo lutionair bij uw lezers ben geïntrodu ceerd „sommige leiders, die al dergelijke dingen vaak gebruiken om politieke agitatie te wekken." Meer staat met de zaak in verband uwe voorstelling, dat ik „eens (ben) gaan snuffelen in de oude Zondagswet van het jaar 1815" enz. Dit zou doen denken, als gold het hier eene wet, algemeen in vergetelheid, en wellicht toevallig ontdekt. Toch is het geheel anders. Ik zou kunnen wijzen op de aanschrijving, voor komende in het W. v. h. R. 1109, dat d# Zondagswet jaarlijks moet afgekon digd worden. Van meer gewicht is, dat zij nog in 1886 gewijzigd werd. Ja, toen mr. Van Essen in 1896 in het licht gaf De Zondagswet en haar jurisprudentie kon hij alleen uit later tijd van den Hoogen Raad arresten aanhalen van 21 Maait '87, 12 Maart en 5 Nov. '88, 5 Oct. '91, 4 Mei '96. Dit „eens gaan snuffelen" in eene oude wet van '15 is dus wel wat vreemd. Nu staat in artikel 4 dat geen openbare vermakelijkheden mogen plaats hebben vóór de godsdienstoefeningen geëindigd zijn. Op dit punt verschilt de redactie met den professor. Prof. Fabius schrijft: Wat nu de toepassing van art. 4 be treft, zoo is uw gevoelen dat niet altijd éóne godsdienstoefening op zich zelve van invloed kan zijn voor den aanvang der publieke vermakelijkheden, dat de wet van 1815 eene bepaalde grens voor de godsdienstoefeningen in dit opzicht heeft bedoeld; dat als grens vrij alge meen het uur van achten is aangenomen dat zich voorts een en ander regelt „naar plaatselijk gebruik." ia i wet zulk eene grens bedoeld heeft, zou ik niet zoo stellig durven zeggen, waar toch alle openbare vermakelijkheid slechts als uitzondering mag worden toegestaan. Maar ik behoef hierop niet verder in te gaan, nu gij inderdaad mijne conclu sie ten volle beaamt. Dat het gedoogen van openbare ver makelijkheden op den middag in strijd is met de wet kunt ook gjj niet loochenen. En zoo wat den avond betreft, naar plaatselij k gebruik eene algemeene grens moet getrokken worden, is stellig 8 uur te vroeg. Ik wees alleen op de beurt in de Koepelkerk te 7 uur. Maar ik had evenzoer kunnen noemen do 5 avond beurten van de Gereformeerde kerk, die dikwijls eerstOngeveer te 8 uur eindi gen. ™n de kerk en het „aangaan e publieke vermake lijkheden valtsamen Wil men zich houden na» ..volkomen eindigen" van alle godsdienstoefeningen, de wet luidt, dan hier ^,gJ% u vroeg- Intusschen, datgene wat de hoer F „licht van wetshandhaving noemt, lmet dej/ï- delburgsehe Courant overdrijving. Ook op dit punt dient de heer F. de redactie van antwoord: Intusschen lijd ik in uwe oogen aan „overdrijving." Dit begrijp ik. Ieder noemt op zijn Beurt overdrij ving al wat vorder gaat dan hij wil. Wie eene wet niet wil gehandhaafd zien, sfelle hem, die zulks wél verlangt, als overdreven voorals iemand die voor zeer strenge toepassing ijvert. Zoo heeft men bij menigeen zijn pleit reeds half gewonnen. Dat vele menschen de handhaving van genoemde wet liever niet zouden zien, acht ik niet van overgroot gewicht. In het algemeen zijn overtreders van eene wet minder op haar handhaving gesteld. In verband met de aanleiding tot mijn schrijven vestigde ik meer bijzonder de aandacht op het te vroeg aanvangen van de vermakelijkheden des avonds. Maar het is wel bekend dat het hier niet slechts geldt ééne enkele bepaling, een geschil over min of meer strenge opvatting. De autoriteiten zetten telkens eene bepaling, die hun ongelegen komt, aan een kant. Van deze wet bijna alles. En dan haalt prof. Fabius nog eenige feiten van wetsverkrachting aan, voor welke wij de aandacht vragen. Hg vervolgt: Hoezeer art. 42 van de schutterij wet bepaalt dat de oefeningen bjj voorkeur des Zondags zullen gehouden worden, „doch in geen geval voor des middags te vijf uren" hadden hier jarenlang de oefeningen plaats des Zondags te twaalf uren. Volgens art. 46 van de wet op het lager onderwjjs moet voor alle kinderen op de lagere school, die niet bedeeld of althans onvermogend zijn, 20 cents schoolgeld per maand worden betaald, terwjjl minvermogenden soms slechts voor een deel aan de heffing onderworpen zjjn. Dienovereenkomstig stelde de raad van Amsterdam iu 1898 eene verorde ning vast volgens welke op de scholen le klasse van wie niet tot de vrijge stelden behooren zal worden betaald voor éen leerling uit een gezin 4 ct., en ieder van drie of meer leerlingen uit een gezin 3 ct. Alzoo voor 50 we ken f3, f2, f 1,50. En welke is nu de toepassing. Dat in 1899 voor 38.000 kinderen werd opgebracht f 4715,515, of gemiddeld 12 cents in het jaar. En hoezeer het aantal scholen toe neemt, wordt toch ook voor 1901 slechts een ontvangst van f5000 geraamd. Dit is openljjk spotien met wet en verordening. In den laatsten tijd werd nog al eens gesproken over de verordening op het benoemen van makelaars. Deze wet schrijft voor dat over elke benoeming het oordeel van de Kamer van koop handel gevraagd wordt Maar juist over het meerendeel'. de makelaars in mobilair, adviseert dit college niet. Dat van eene ernstige handhaving van de verordening op de huizen van ontucht geen sprake is, zoolang men bij de be weerde moeieljjkheid om verdachte huizen te treffen, weigert do bezoekers als ge tuigen op te roepen, behoeft geen betoog. Zoo wordt inderdaad op maar al te zonderlinge wjjze met bepalingen ge handeld, welke te handhaven plicht is. En te ernstige'- wordt dit, nu den laatsten tjjd zelfs theoretisch het ter zij zetten van wetsvoorschriften door ju risten verdedigd wordt. Gelijk het zoo onomwondon is gedaan door prof. Hamaker te Utrecht, die het in liet recht en de maatschappij (1888) bl. 102'3 in den rechter prijst dat hjj iets anders stelt in de plaats van de z. i. gebrekkige wet. Inderdaad het is wel droevig, doch te meer noodzakeljjk, dat op het eerbie digen van do wet door hen. die tot haar handhaving geroepen zijn, moet worden aangedrongen. De Middelb. Crt. antwoordt dat zij met de opmerking aangaande het vrome Engel sche volk met zijn Chamberlains niets an ders heeft willen zeggen dan dit: «och, laat ons, met dat sprekende voorbeeld voor oogen, toch niet te veel hechten aan het uiterlijke, aan den vorm, aan het openbaar vertoon en hen niet hard vallen die inee- nen hun Zondag op andere wijze te mogen doorbrengen. Ze kunnen heusch toch heel brave menschen zijn!!" (Natuurlijk beaamt de antirevolutionaire mensch deze meening van de liberale re dactie niet. Wie den Dag des Heeren niet gebruikt ter eere Gods, handelt heusch niet braaf. Hij is een overtreder van Gods Wet. En zoo hij daarbij geen rekening houdt met de godsdienstoefeningen, bezon digt hij zich mede tegen den aardschen wetgever.) De Middelb. Crt. erkent gaarne dat zij niet veel licht heeft omtrent de grens, in artikel 4 aan de godsdienstoefeningen ge steld, doch beweert met een beroep op Van Emdens Staatsregt IXe vervolg, bl. 24 dat aan een grens wel is gedacht; terwijl in «de bevoegdheid den plaatselijken besturen gegeven om een uitzondering toe te staan, van zelf hetidee van grens ligt opgesloten".*) Zij meent voorts dat in 1815 »te acht uur alle godsdienstoefeningen reeds lang waren geëindigd", noemt de opvatting van den heer Fabius op dat punt «zonderling", «al te gezocht", en «weer een staaltje van overdrijving van den heer Fabius", als hij 't uitgaan van de kerk nog geen bewijs acht dat de godsdienstoefening volkomen geëindigd is, en vraagt: «Moet men dan wachten totdat allen die haar bijwoonden thuis zijn En bovendien welk nadeel zul len die kerkgangers in Amsterdam toch ondervinden wanneer zij andere menschen tegenkomen die naar een schouwburg gaan?" Overigens is zij het met hem eens «dat het te wenschen ware dat al die wetten goed toegepast werden". Doch niet om die wet ten zelve of om de handhaving er van op zichzelf. Neen. Maar «omdat men dan eens zou zien hoe onduldbaar het juk werd dat ons volk daardoor werd opgelegd"! Het blad vertelt dan een en ander om trent het jongstleden Zondag te Schoon- dijke «genoten" festival, met een pluimpje aan den pastoor die xwelgevallen" toonde, waar professor Fabius «zich zou geërgerd hebben". Het was éen wedstrijd van «menschen van verschillend kerkelijk geloof" om «het (sabbatschennend) genoegen van dezen dag te verhoogen". Wjj drukken hare beschouwingen even- over. Als de heer Fabius b. v. Zondag te Schoondijke geweest ware, bij gelegen heid der daar gehouden tentoonstelling en het toen gegeven festival, hij zou zich, dat weten wij, geërgerd hebben en uit dat oogpunt is het beter dat hij er niet is geweest maar hij zou tevens gezien hebben hoe vele duizenden op zulk een dag een gepast genot smaken en tegen de toepassing der Zondagswet liun stem zouden verheffen. Des namiddags waren de godsdienst oefeningen tijdig afgeloopen, zoodat, toen te ruim twee uur de ontvangst der di- De vriendelijke wetsuitlegging van mr. v. Emden op dit punt luidt aldus. Wij spati eeren enkele woorden. «Onder de woorden «mits niet dan navol- komen eindigen van alle godsdienstoefeningen", heeft de wet alleen willen aanduiden die openbare godsdienstoefeningen die door de kerkelijke verordeningen te houden of bij te wonen aangewezen zijn, zoodat daar onder niet zijn begrepen alle willekeurig door verschillende s e c t e n van de Christenen op an dere uren bepaalde godsdienstoefeningen, on der welke benaming ook, hetzij van openbare gebeden, bijbellezingen, oefeningen en andere.'' recteuren en bestuursleden van muziek gezelschappen plaats had op het gemeen tehuis en daarna het festival begon, nie mand behoefde te vreezen de kerkgan gers te hinderen. Zeker, daar waren er die hun steun ontzegden omdat er Zon dags zulk een feest plaats haden dit begrijpen wij, maar zij werden in hun kerkgaan óf in hun kerkbezoek niet ge hinderd, ook omdat men, naar wjj meenen, aan die zijde zoo verstandig was zich naar 's lands gebruik te schikken en tij dens het feest geen kerk te houden. De over-, overgroote meerderheid smaakte genoegener heerschte wezen lijk een prettige toon en eene algemeene opgewektheid. Menschen van verschillend kerkelijk geloof werkten, met enkele uitzonderin gen, samen om het genoegen van den dag te verhoogen. Van de pastorie der Roomsch Katholieke gemeente woei de vlag en met welgevallen sloeg de eerw. heer pastoor het schouwspel gade en toonde blijkbaar zijne belangstelling. Tot zoover de Middelb. Crt. Wjj geven gaarne acte dat zij het tour- nooi op humane wjjs gevoerd heeft. Doch opnieuw is bewezen dat op 't punt van Zondagsheiliging, zelfs van Zondagsrust met haar niet te redeneeren valt. Zij glijdt over de hoofdzaak heen, om zich te begeven tot bijzaken. Haar Zondagspret-argument moet iederen Christen afschrikken het debat met haar voort te zetten. En wij vermoeden dan ook dat prof. Fabius, zoo hij nog antwoor den wil, tot haar zeggen zalgeachte re dactie, hoe goed ook bedoeld uwerzijds, ik moet van verdere repliek afzien, want om met den voorzitter der tweede kamer te spreken wij kunnen elkander toch niet verstaan. Tenminste, dit is onze indruk van dit ridderlijk gevoerde persdebat. T IJ D V E R Z E JV. Ik Joe! Ik, Hoofd der Boksersnatie, Bij wiens gratie Mijne koningin regeert, 'k Zag met edel welgevallen De oude Republieken vallen, Door mijn volk gekoeieneerd. 'k Heb eens bij mijn beurs gezworen, Dat ik, schroevenfabrikant, Den tyrannen zou behooren, Den verwinnaars van een land. En nu zie, op mijn bevelen Gaan de Britten plundrend rond; 'k Zie ze snijden, moorden, stelen En verderven Boerengrond. 't Moest vergoten, 't moest vergoten, Al dat versch gestroomde bloed; Ja dat bloed is mij van waarde, Wijl 'k als koning dezer aarde, Mijn victorie melden moet. Zeg niet, dat ik niet kan handlen: Hoor, geen enkele patroon Schiet een Britsche of Boerenzoon, Of hij kwam van Kynoch wandlen. Drukke zaken -doe ik man, En mijn pocket zwelt er van. Zou ik vroeger vrede sluiten, Waar Lord Roberts annexeert, Kruger, Botha, Steijn verneert? Salisbury vermaakt zich buiten; Hij neemt zijn genot er van, Laat mij sturen, wat ik kan. 'k Blijf dan heerschen als een koning; Straks verrijst voor mij een woning Als een vorstelijk paleis; En heb ik den Boer gekregen, Dan leef ik van d' oorlogszegen In mijn aardsche paradijs; 'k Hoor dan Britten mij vervloeken; Maar hun vloeken laat mij kond; 'k Zal m'er tegen in verkloeken; Want hun vloek brengt England goud. Vroeger schold men rn'een verrader, Nu danst alles om mij heen; De oorlog brengt partijen nader, Voert de geldlui dicht bijeen- Als ik strakjes red mijn schapen, En aan and'ren laat het schrapen, Sta ik triomfeerend daar, Als een Groot-veroveraar. 'k Zie een standbeeld mij verrijzen, Met de hand naar Afrika, Wijl een Boer smeekt mijn gena, Die ik echter af zal wijzen. Als de held van Cordua, Zal 'k ze laten fusilleeren, Die mijn majesteit bravseren; Voor de Boeren geen gena. Mochten in mijn nachtlijk droomen Boerengeesten tot mij komen, Schreide 't Boerenbloed om wraak, Dan zal ik mijn handen wasschen In Brittanje's heldre plassen: Moordon is soldatenzaak. Luctok. 14 Sept. 1900. Goes. De redactie steunt van ganscher hart en met allo kracht de gansch zeer uitnemende candidatuur van den heer voor den gemeenteraad. Het lijdt geen twjjfel of, bij trouwe op komst van al onze geestverwanten, zal, onder den zegen Gods, deze candidatuur slagen. De heer Duvokot is een man, die door zijn werkkracht en de gave des woords hem verleend, om zijn trouw aan do anti revolutionaire beginselen en zijn medeleven met de belangen van den werkmansstand, een goede plaats in den Raad zou innemen. Hij heeft de candidatuur aanvaard. En nu hij zijn naam gaf, rust op ons do ver plichting te zorgen dat hij er ook komt. Wekke daartoe een ieder zijn medekie zers op. De stembus is open Dinsdag 18 September van 8 tot 5 uur. Wie zijn oproepingskaart kwijt is, kan op 't secretarie gratis een andere bekomen. Naar aanleiding der aanvraag in de bladen om psalmboeken voor het vierstem mig psalmgezang schonk de Chr. Zangver- eeniging te Krabbendijke voor de krijgs gevangenen op St. Helena een tweetal boeken. Als allo Christelijke Zangvereni gingen in Zeeland dit voorbeeld navolgen, zal zeker ruimschoots in de behoefte aan dergelijke boeken voor onze minbedeelde vrienden daar zijn voorzien.. Men zende alles aan R C. Verweyck, Bureau de Standaard, Amsterdam. Het Centrum (T. O. A-) zich mengende in het debat tussehen mr. Verkouteren en pater Ermann over de motieven van Luther en Calvijn voor hun breken met de Room- sche Kerk, sehrijft: „L ut her en Calvijn hebben geprotesteerd tegen enkele leerredenen en kerkelijke uit spraken. Hun meening, hun gevoelen is on derzocht en veroordeeld. Daarop hebben zij (gewone fout van in het ongelijk gestelden) hun rechters gevloekt en zijn begonnen, hun de bevoegdheid om te oordeelen te ontzeggen. Hierdoor ontstond begrijpelijkerwijze de bewe ring, dat de Kerk van de oude traditie was afgeweken, en volgde eene mislukte poging om het hiërarchische gezag te remplaceeren. Maar protest tegen het oorspronkelijk gezag der aloude kerkelijke overheid is uit hun pen niet gevloeid. Dit protest is eerst van later datum." Die voorstelling der feiten is o.i. bezij den de waarheid. Vooral wat Calvijn betreft, moet gepro testeerd worden tegen de meening dat hij «eerst later" tegen het oorspronkelijk gezag der aloude kerkelijke overheid is opgekomen. Calvijn die alle ding, ook dat «oorspron kelijk gezag" in het licht van Gods maje steit zag, en bij die majesteit verzinken zag, heeft het hiërarchisch stelsel der Roomsche Kerk het helderst doorzien en bestredenals aanranding van bet absolute souvereine gezag Gods; evengelijk nu nog in onze dagen door de Calvinisten het synodaal gezag in het Nederl. Hervormd kerkgenootschap als strijdig met het ko-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1