NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
104- tOOO.
Donderdag f Juni.
VERSCHIJNT
Wed. S. J. DE JONGE-VERWEST, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg1.
PRIJS DER ADVBRTENTIEN
T IJ B V E JR Z E JST.
Engeland en Transvaal.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers- 0,02s
UITGAVE DER FIRMA
EN VAN
van 1—5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 15 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Hoor naar mijn woorden, doe niet naar
mijn daden.
Amerika wil wèl sympathie voor de Boe
ren, maar de Philippijnen zitten hem in
de maag.
Een der senatoren vertolkte dit aldus:
»Ik moet bekennen dat naar mijne
meening de sympathie, welke wij den Boe
ren behooren toe te dragen, in botsing is
gekomen met de houding, die het land
tegen de inwoners der Philippijnen heeft
moeten aannemen."
Dit is zeer juist.
Ook volken hebben te zorgendat zij
door hun wandel hunne vrijmoedigheid
niet wegwerpen.
De eerste kamer heeft de ongevallenwet
verworpen met 29 tegen 20 stemmen.
Voor deze wet hebben gestemd 16 libe
ralen, 3 Roomschen en het antirevolutio
naire lid Van Asch v. Wijck.
En tegen hebben gestemd 15 liberalen,
de .overige Roomschen en de heeren Godin,
v. Pallandt, Schimmelpenninck, v. Lijnden,
en 't Hooft, (antirevolutionairen in ruime
ren zin).
Wij botreuren dezen uitslag niet, over
tuigd als wij zijn, dat de regeling dezer
zaak zoo onvolmaakt mogelijk was en de
minister geweigerd heeft door een aan
vullingswetje aan de bezwaren tegemoet
te; komen.
Nu praat de pers onderling over de
politieke gevolgen dezer verwerping.
Zal de regeering heengaan of zal zij
aanblijven?
Laat men liever hopen dat de regeering
een nieuwe regeling maakt, zoo spoedig 't
kan, en met inachtneming van de belangen
van .werkgever en werkman bei.
Wat 't ontwerp nu bood kwam feitelijk
geen van bei ten goede.
Uit de speriplous".
Een gek woord, zegt gjj, lezer.
Maar wij hebben 't ook over 't gekke
geval dat »De Wereldkroniek" een overi
gens aangenaam lezend reclameblad, in
haar apenliefde maar niet uitgepraat kan
raken over hare vrienden en stamgenooten
de apen.
Zjj vermeldt thans, onder heel veel ge
leerds, dat in de vijfde eeuw onzer jaar
telling een kolonie Karthagors in Afrika
een groot aantal behaarde menschen vond,
hetwelk in de periplous, een Grieksche
vertaling van het oorspronkelijke »ware"
verhaal, breedvoerig staat medegedeeld.
Een drietal vrouwen, vingen, doodden en
vilden zij en noemden ze gorillae.
Men neemt aan, zegt *de Wereldkroniek"
er bij, dat deze menschen »van dezelfde
soort" waren als ook de nog ten onzen
dage onder den naam gorilla bekende
menschaap.
»Van dezelfde soort", zegt de geleerde
schrijver van dat stukske.
Het is te betreuren dat er van die Afri-
kaansche aapmenschen ook na de vijfde
eeuw niet enkele gevonden zjjn.
Mogelijk vindt men ze echter wel onder
die hedendaagsche geleerden, welke van
deze stamverwantschap van mensch en aap
zooveel weten, dat zij er heele artikelen
over gaan schrijven.
Eene reorganisatie der eerste kamer in
Kamer van Belangen. Dat heeft de anti
revolutionaire partij altijd verlangd eü aan
gedurfd.
Maar wat Het Volk wil is heel iets andérs.
Men leze:
»Tegen de Eerste Kamer, bolwerk van
behoud zal een kampagne moeten worden
begonnen; ten eerste moet bij de grond
wetsherziening, waar naar wij streven,
worden beproefd, deze rem van den voor
uitgang op sociaal gebied uit onze staats
machine te verwijderen, en gelukt dat niet,
dan zal men toch al het mogelijke moeten
doen, om haar het kapitalistisch karakter
te ontnemen."
Evenwel het blad durft ook den ar
beider op zijn fouten wijzen:
»Wij echter roepen den arbeiders en allen
die in hunnen strijd de groote beweging
naar betere tijden zien, toe: wat hebt gij
eigenlijk nog ter verkrijging van eene
Ongevallenwet gedaan?
»In al de jaren, dat dit ontwerp, reeds
in 1896 ingediend, aan de orde was, hebt
gij er niet naar omgezien!
.Alleen in de laatste vier weken heeft
zich als van zelf, op den eersten oproep,
eene beweging ontwikkeld, die in de Haagsche
betooging haar schitterende uiting vond:
een plotselinge, kortstondige openbaring
van een sterken wil, van een eensgezind
verlangen onder de arbeiders."
Tot zoover Het Volk.
Men ziet het, men zal zich op een hef-
tigen. klassenstrijd hebben voor te bereiden.
Wij wanhopen echter nog niet aan de
mogelijkheid van vredelievende oplossingen.
Nu de eerste kamor de ongevallenwet
verwierp, raden wij de industriëlen, zoo
bazen als vennootschappen aan, de verzeke
ring hunner werklieden tegen ongelukken,
voorzoovor zij, het nog niet doden, terstond
ter hand te nemenopdat de werkman niet
de dupe worde van deze historie, waarin
de politiek zulk een groote rol hoeft ge
speeld.
Het is natuurlijk dat het hoofdorgaan
der sociaal-democraten al de fiolen van zijn
toorn thans uitgiet over de eerste kamer.
Dit hebben wij zeiven ook wel eens ge
daan.
Met name in 1890, toen de eerste kamer
de begrooting van den minister van kolo
niën, mr. Reuchenius, verwierp.
De feiten verschillen evenwel te veel, om
ze met elkaar te vergelijken.
Toen 'pleegde die Kamer een daad van
groote onrechtvaardigheid, van revolutie.
Zij verwierp een begrooting om redenen
daar buiten gelegen; en onthield den Koning,
uit haat tegen 't geloof, de middelen om
met het noodzakelij ko landsbestier voort te
gaan. En dat zonder vorm van proces.
Thans echter had zij hare bezwaren,
lang en breed, en ten deele onweerlegbaar,
in afdeelingen en openbare beraadslagingen
tegen een bepaald wetsontwerp, haar ter
goedkeuring voorgedragen, kenbaar ge
maakt.
Zij was derhalve volkomen gerechtigd
tot haar daad. Daar is zij voor, om de
wetten haar aangeboden, aan te nemen of
te verwerpen.
Ware zij altijd jabroer van de tweede
kamer, men kon haar gevoeglijk opdoeken.
Maar haar te straffen nu zij geen jabroer
zich betoont en een eigen meening durft
hebben, is een denkbeeld dat men eer van
een stuggen conservatief, dan van een vrij-
heidlievenden revolutionairen sociaal-de
mocraat verwachten zou.
In Ons Zand, het Kaapsche Boerenblad,
dat in den Vrij staat niet meer mag gele
zen worden, wordt verhaald dat in zeker
dorp in den Vrijstaat, thans door Engol-
schen bezet, dezer dagen drie Engelsche
kolonels en een Boerenvriend bijeen waren,
toen 't gesprek kwam op de wreedheden der
Boeren. Deze werden door den vriend ont
kend, doch door de kolonels breed uitge
meten. Welnu, zei de vriend ten slotte, om
hen van hun ongelijk te overtuigen, laat
ons naar het hospitaal gaan; daar kunnen
wij de ondervindingen van twee personen
gaan hooren. Beiden werden op één dag
en in hetzelfde gevecht gewond. Zij lig
gen in dezelfde zaal in ons hospitaal naast
elkander voor meer dan twee maanden. De
een heet H. en behoorde aan een uwer
Schotsche regimenten, de ander heet B. en
behoorde aan ons Scandinavisch korps.
H. heeft mij niet meer naar den mond te
praten, gij zijt nu hier baas en B. is te
veel een man om u naar den mond te
praten. Kom laat ons gaan." Maar de
drie kolonels wilden niet; waarop de vriend
mededeelde, wat kdio twee gewonden ver
teld hadden
H., de Schot, verhaaldeIk werd Maan
dagmorgen, zoowat- 8 uur, gewond. Ik lag
er dien geheelen dag, dien nacht en den
volgenden dag tot schemeravond. Die nacht
was bovenop zeer koud. Op Maandag en
vooral op Dinsdag, zag ik telkens onze
ambulance. Ik smeekte meegenomen te
worden, maar telkens werd geantwoord
De wagens zijn te vol. Ik smeekte om
water, daar ik van dorst versmachtte.
(Immers ik leed bittere pijnen en verloor
veel bloed.) Men beloofde mij water, maar
niemand bracht iets. Dinsdagavond, sche
merdonker, zag ik een boer. Men had
mij verteld, dat de Boeren dé gewonden
doodden, als zij ze vonden. Ik dacht ech
ter: Wel, ik zal er dan maar mijn leven
aan wagen. Ik richtte mij een weinig op.
De boer trad toe, nam mjjn hoofd op zijn
arm en riep een anderen Boer toe om mij
wat water te brengen, hetgeen ik dan ook
spoedig kreeg. Men zag toon uit naar
onze ambulance-wagens, maar ie vergeefs,
en die twee sterke Boeren namen mij met
de grootste teederheid op en plaatsten mjj
op een hunner wagens, en hier ben ik nu
en word als een kindje verzorgd. (En de
Schot vroeg om een droppel water, want
er kwam een stuk in zjjn keel, en de tra
nen liepen hem over de wangen: de taal
van dankbaarheid, wanneer de stem wei
gert om te spreken.)
B., de Scandinaviër, verhaalt: Wij waren
omsingeld, en ik word zwaar gewond (door
de borst en het been op twee plaatsen af.)
Het was nog vroeg in den morgen. Ik
raakte achter de Engelsche linies. Tegen
den avond waren do troepen aan het terug-
keeren. Ik smeekte een der soldaten om
toch een Jdroppel water. Zijn antwoord
was: »Have that, yóu beggar," en een
slag met zijn geweerkolf, die mij tegen
den grond velde was al wat ik kreeg.
Mr. van Houten.
Van Houten kwam naar Deventer,
Maar »niet voor sollicitatie",
Toch wou hij wel een plaatsie:
Hij hoopte, dat het kiezersvolk
Hem weer verkooG met gratie;
Maar 0, ondankbre natie!
Hij werd volslagen genegeerd:
Van Houten viel met staatsie!
Men koos Marchant, die vóortmarclieert.
Of vriend Van Houten daaruit leert?
Licht is hij te geconserveerd?
De Lely-wet.
Zei 'k voeger, dat de Kuypers geest
Om Lely 's wet bleef waren
Nu is hij heengevaren,
WantLely 's wet is er geweest.
De Eerste Kamer.
We hebben weet hoe vaak gezeid:
Onze Eerste Kamer is niet8 waardig,
Maar of zij te beteeknen heit!
Deed zij het deze week niet aardig?
Wat Kamer twee deed voor 't gemeen,
Werd omgeketst door Nummer een.
Wie had het ooit van haar gedacht?
Of ze ook bij Neerlands poorte wacht!
In één Schuit.
Sociaal
en liberal,
Zij varen in eén bootje
En aten 't zelfde broodje.
De band der vriendschap is gelegd;
Straks zegt Kerdijk, wat Troelstra zegt;
En kort daarna zegt Hennequin:
VanKol schenkt nog eens zuivren wijn.
De steun, verleend den liberaal,
Is hulpe voor den sociaal.
Guerilla.
Old Roberts is een looze kwant:
Hij seint slechts, wat hij wil,
En houdt zich 0 zoo stil
Bij zege aan den Boerenkant,
Maar wat zou hij ook melden
Van de onverschrokken helden
Ze snipen hier, ze snipen daar
En prikken 't Britsche legor maar.
Dat is voor 't volk de moeite niet,
Dat slechts naar groote dingen ziet.
Maar toch zegt hij: «Doe wat je kan
Ik moet nog twalefduizend man.
En als het volk goed observeert,
Dan merkt lipt, dat de Boer zich weert.
Luctor.
Roberts heeft zijn hoofdkwartier geves
tigd te Oranje Grove, anderhalf uur van
Johannesburg. Van daar seint hij dage
lijks allerlei berichten over behaalde over
winningen, gevangennemingen, veroverin
gen, enz. doch waarvan men het rechte'
vooreerst wel niet weten zal.
Alleen weet men dat dagelijks hard ge
vochten wordt. Zaterdag is den ganschen
dag hevig gevochten bij Irene, 13 mijl ten
zuiden van Pretoria. De Boeren zullen
daar stand houden tot al hun voorraden
naar het Lydenburgsclie zijn overgebracht
en dan zullen zij Pretoria in de handén
van den geweldenaar laten. Gelukkig heeft
deze den ouden president nog niet in zijn
macht.
De Boeren hebben bij Johannesburg
honderd man aan krijgsgevangenen, veel
ammunitie en een prachtig Creusot-kanon
verloren.
Dat zij nog telkens kleine overwinningen
behalen en krijgsgevangenen maken is een
goed teeken; maar wat hebben zij er aan?
Konden zij niet beter in een eerlijk ge
vecht den vijand, die ook hen niet spaart,
trachten dood te schieten?
Krijgsgevangen maken is nu niet anders
meer dan een paar dagen doen uitrusten;
en uitleveren of inwisselen doet Roberts
toch niet.
Uit Kaapstad verneemt men dat de 21
jarige Cronjé die bjj een godsdienstoefe
ning der Boeren bij Groenepunt word dood
geschoten, terwijl hij bij het licht eener
flambouw tegen 't heiningdraad geleund
een psalm voorlas, een theologisch student
was, een zeer bekwaam en innemend jong
mensch, die predikant zou geworden zijn
en reeds zijn voorbereidingsexamen achter
den rug had Hij was eenigen tjjd onder
wijzer op de plaats zijner ouders, te Ficks-
burg, in den Vrijstaat
Ook op St. Helena is een krijgsgevangene,
Viljoen, zoogenaamd omdat hij poogde te
ontvluchten, door een Engelschen schild
wacht doodgeschoten.
Bet oordeel der Boeren over Engelsche
generaals.
In de Daily Mail komt een interessante
correspondentie voor van Douglas Story.
Na eerst de zoogenaamde „verlofpest" be
sproken te hebben, schrijft hij over de
andere Boerenstrijders.
„Dat zijn de mannen die veel vechten
en weinig spreken, die het hoofdlager alleen
zien als zjj er door trekken op weg naar
hun stellingen en die te veel met Tommy
Atkins te doen hebben om ziek te kunnen
zijn, of met hun generaals te kibbelen.
Dat zijn de mannen die tien dagen vechten
op de kopjes te Pieters Hoogte totdat zij
zoo vermoeid waren, dat zij te midden van
het bombardement in slaap vielen, en toen
bevel gegeven werd om terug te trekken
hun paarden niet konden bestijgen.
Velen werden opgenomen zooals zij lig
gende gevonden werden en allen wankelden
door de boVenmenschelijke inspanning toen
zij in de hoofdlaagers bij Ladysmith kwamen.
Deze dapper vechtende Boeren hebben
een ridderlijken eerbied voor de Engelsche
soldaten. Toen generaal Botha troepen in
khaki als golven op de kopjes zag losstor
men, riep hij uit: „God gaf dat ik vijf
regimenten van deze mannen had!"
Het is hoofdzakelijk de Hooglander, die
bewonderd wordt. Een buiten gevecht
gesteld veldcornet verklaarde: „Indien
Schotten er niet waren konden al uw ge
neraals wel naar huis gaan."
Tommy Atkins heeft, behalve als lancier,
zich onder eiken vorm in de Republieken
doen eerbiedigen. „Zij vechten als duivels"
is de algemeene verklaring
De lanciers evenwel zijn door de Boeren
doodelijk gehaat en ieder burger is er op
belust er een dood te schieten
De oorzaak hiervan is het gebeurde bij
Elandslaagte, na de charge der lanciers.
Toen zwoeren de commando's een duren
eed om nimmer een lancier genade te
schenken en menig dapper soldaat is dien
tengevolge aan do aasvogels ten prooi ge
worden
Geen zegeteeken-wordt met meer voldoe
ning huiswaarts gebracht dan een lans.
De Boeren beschouwen Lord Roberts
als een' ridderlijk man jen beschouwen het
als een eer met hom t^ vechten. YanLord
Kitchener weten zij wéinig.
Generaal Buller verafschuwen zij, niet
om zijn persoon, doch omdat hij, naar zij
beweren, geen gevoel voor zijn troepen
heeft en hen een zekeren dood tegemoet
voert.
Hector Maedonald vooral beschouwen
zij als een held. Toen het bericht kwam
dat hij gewond was, waren zij er allen
door getroffen en wenschten zij hem alge
meen een spoedig herstel. „O, wij kennen
hem", zeggen zij, „hij is de man die bij
Amajuba met zijn vuisten vocht."
Generaal French erkennen zij als den
bosten der Engelsche aanvoerders, „maar
hij is ook een Boer en vecht op onze wijze."
Eindelijk is ook Pretoria veroverd, zoo
dat Kruger en 't Boerenleger met meene
ming van alle materiaal naar het Lyden-
burgsche gevlucht waren.
Vermoedelijk is geblokon dat Pretoria
niet te verdedigen was. Wel is 't omringd
door uitmuntende fortendoch die hebben
geen verband met elkaar, en er zijn niet
genoeg stukken voor. Misschien zoo
beweert de N. II. C. heeft men hier
weer een geval dat de regeering door
buitenlandsche leveranciers en hun ver
tegenwoordigers in Transvaal verleid is
tot bestellingen en opdrachten, die dezen
schatten opbrachten zonder dat het land
er wezenlijk voordeel van had.
Intusschen met den val van Pretoria is
de oorlog niet uit.
Kruger, die nu te Machadodorp is, heeft
gezegd dat zij nu een ongeregelden oorlog
gingen voeren, Roberts' verbindingen af
snijden en de Engelschen verplichten
honderdduizend man als staand leger in
Transvaal te houden.
En Reitz zeide, dat de moeilijkheden
voor de Engelschen nu eerst recht beginnen.
De Boeren toonen ook geen plan om
Langnek of Vrijheid te verlaten. Een
kleine macht Vrijstaters bewaakt de passen
over de Drakenbergen en Frankfort, waar
zij een aanval in den rug verwachten.
De opmarsch der Engelschen werd in
de laatste weken geflankeerd door uitge
breide grasbranden, door de Boeren aange
stoken om de khaki-uniformen beter tegen
den verkoolden grond te laten uitkomen.
Daardoor misten de paarden der Engelschen
ook het weinige voedsel dat het veld in
den winter aanbiedt. Overal hadden de
Boeren het gewas verbrand. Zij lieten
ook de brug over de Vaal bij Viljoensdrift
in de lucht vliegen, ondanks de pogingen
der Engelsche artillerie om 't te beletten.
Daarop trokken zij ordelijk af, met hun
krijgsvoorraad. Toen de overtocht al be
gonnen was, kwamen nog eenige verken
ners der Boeren terug en staken het sta
tion en het tolkantoor in brand. Duizenden
zakken mielies gingen alzoo te loor.
Een klein aantal Engelsche gevangenen
zijn vrijgelaten, maar do meesten bevinden