NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND, CHRISTELIJK- HISTORISCH Ho. 84. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Eagelaad ea Transvaal. b - Dinsdag 24 Iptif. Ueettimtfe laargang. elkek MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Een Qeidensche Wensch. Het Paaschfeest, het feest der Opstanding van oneen gezagenden Heiland is bij uit nemendheid het feest der herinnering aan de groote waarheid dat Jezus Christus den dood heeft overwonnen. In onze materialistische eeuw it> de dood wel het minste, waar de mensch in zijn hoogheid nog over denkt. En toch is dit nog het eenige mysterie waar hij voor staat. Heer der Schepping, heeft hij velerlei in deze schepping aan zich onderworpen, maar aan de natuur ia hij toch zijn cijns verplicht. De dood klimt toch ten slotte zijn woning binnen en vindt hem vroeg of laat. De vrees voor den dood tracht hij wel van zich af te zetten of, in vol vertrouwen op zijn dokter, den doodsslaap tegen te gaanmaat* sterven moet hy dan toch, scheiden van wat hij liefhad, en waarover hij heersehappij had, en waaraan hij ver knocht was; en niemand of niemendal neemt hij mee. Dat is een akelige, een pijnlijke ge'achte die 't hem somwijlen o, zoo wee maken kan. Het moest toch eens waar wezen wat de fijnen en knikkers bazelen van eene lange eeuwigheid en een rechtvaardigen Rechter •n een troostlooze hel met haar worm die niet sterft, en haar vnnr dat niet uitge- blusoht wordt. Dat de dood niet pijnlijk is, weet hij wel. Zijn dokter stelt hem gernsteen benauwden dood zal je niet hebben, daar zal ik wel voor zorgenen hij geeft hem zijn alaappoedeitje in, zooaat hij schier onbewust uit dit leven in het andere over stapt. En de kilheid van het graf schrikt hem evenmin terng, want hij beveelt dat zijn lijk verbrand zal worden. Maar dat hij sterven moet, dat spijt hem; en wie neemt 't hem kwalijk, den armen materia list, die geen andere hoop kent dan alleen voor dit leven. Maar wel moet men opkomen tegen zijn laatste wilsbeschikking; tegen de zucht om door lijkverbranding jelken zweem van geloof aan een voortgezet leven weg te nemen. Achter de vraag naar lijkverbranding FEUILLETON. Vaar makea Niemand van onze jeugdige lezers weet, wat een kostelijk ding een lucifer is. Om dat te weten, moet men ze eens veertien dagen missen. Lucifers zijn nog niet oud. Ik weet nog zeer goed, dat ze in de wereld kwamen, tenminste, dat men ze begon te gebruiken; en daar de eerste lucifers wel wat gevaar lijk waren en mijn moeder een voorzichtige vrouw wae, kan ik mij nog goed herin neren, dat de echte Zweedsohe lucifers hun intrede deden in bet ouderlijk huis. Vóór dien tijd gebruikten we zwavel stokken. Hebt ge die wel gezien 't Waren hennepstokjes, luim een decimeter lang, aan beide einden voorzien van een kopje zwavel. A propos, lezer, neem, nu het toch voorjaar is, eens een handmol hennepkorrels en zaai ze in een hoekje van uw tuin, of als ge zoo rijk niet zijt, dan maar in esn bloempot. Ge zult er plezier van beleven. Hennep is eed van onze mooiste inlandsche planten. Ik zeg inlandsche, maar eigenlijk in de hennep een wereldburger. Zijn kiem- temperatunr ligt tusschen lVsen 35 graden Celsius, d. w. z., dat bij in landen met een koud klimaat evengoed ontkiemt als in de warme landen. In nw tuin groeit de hennep op tot twee M. hoogte, met rechten stam, fraaie, diep ingesneden, donkergroene blade ren en tallooze kleine bloempjes. Ala ge die planten in uw moestuin hebt, doet ge u- zelven nog een voordeel bovendien: want de koolwitjes, die zoo gaarne hun eieren leggen op de bladeren van allerlei koolge zit het m&teriali me, het ongeloof. Zij is een teeken des tyda, want al nair mate de menschen hst Evangelie den rag toekeeren, naar die mate richten zij het aangezicht naar het Heidendom, als zon dit hen kunnen helpen. De verheerlijking van het klassieke hei dendom in al zijn vormen, sinds Yan Lim burg Brouwer zijn „Akbar" schreef, is verdnizendvuldigi. Men dweept niet alleen met Heidensche knust en wetenschap, met Heidensche zeden en gebrniken, maar ook met het Heidensche Evangelie. „Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij." Dat is de leus waarmee duizenden gedoopte Heidenen het leven doorgaan. Leve de vernietiging is het paaiende, pakkende parool dat alle tegenstanders van het Krnis en den Ge kruiste tot in den dood vereenigt. Ook in den dood. Yan daar het vraag stuk der lijkverbranding en de drang dat de regeering aan dit heidensche gebruik geldigheid zal verleeneD in een Christen- la. id 1 Dr. Bronsveld schreef dan ook reeds in 1874, dat het de vrijzinnigheid te doen is om ons land tceer Hetdensch te maken. Toen dezer dagen drie lijken u:t ons land naar het crematorium te Hamburg werden gebracht om daar verbruid te worden, schreef een der toongevende libe rale regeeringsbladen Het Vaderland onder meer het volgende „Wanneer zal nu in dit klassieke land der vrijheid ook eens de vrijheid gegeven worden om de begraving te doen geschieden op de wijze, die door den overledene zelf is gewenscht? Wat in Dnitscbland, Italië en Frankrijk vergund is, is hiev nog steeds onmogelijk. De heer van Houten noemde in 1891 deze quaestie rijp voor oplossing. Het Kabinet-van Tienhoven-Tak ging echter voorbij zonder iets er aan te doen, en hun opvolgers lieten de zaak ook rusten. De heer van Houten zelf was verhinderd een der vele door hem rijp genoemde quaesties op te lossen. Mogen wij hopen, dat dit Kabinet nu de zaak ter hand zal nemen Een ingewik. wassen, geven toch nog de voorkeur aan den hennep. En het mooiste voor u is, dat de rnpsjes, die uit die eitjes komen, uw kool zouden kaal eten, maar dat ze de hennepbladen niet lustenen van honger sterven. Ik wilde echter niet over den hennep spreken, maar over de zwavelstokken. Hen nep heeft vierhoekige, viermaal gegroefde, holle, houtachtige stengels. Deze na ge bruikten we oudtijds om vlammetjes te heb ben. Die stokjes werden zeer droog er. brandden dus goed. Als mijn vader zijn pijp aans'ak, of mijn moeder haar lamp, hielden zij zulk een zwavelstok tegen een gloeiend kooltje en de zwavel ontbrandde. Liefst niet een heelen zwavelstok. Wel neen: Wie zich voor overdaad wil wa hten, Die breekt een zwavelstok in achten. Maar als men nu geen gloeiend kooltje had Yeel was er niet noodig, gloeiende asch was voldoende; maar als men dieniet had? Wie heeft nu in den zomer altijd vuur aan Maar jawel, ala ge niets gloei ends had, dan kreegt ge geen vlam aan uw zwavelstok en dan moest ge vnnrgaan leenen. Meer dan eens ben ik in mijn jeugd naar buurvrouw gestuurd met een test om een kooltje vuur te halen: „'t Complin ent van moeder en 't vunr was uitgegaan." Eigpnlgk mocht dat niet uitgaan. Wie in den zomer na de bereiding der Bpijzen en dranken geen vnnr meer wenschte, stopte 't overige zorgvuldig onder de asch, waar het langzaam bleef voortsmeulen. Zoo deed men ook des avonds, en des morgens werd het vuur weer „opgerakeld." Zoo begrijpt men ook, wat men doet, als men oude twisten weer „oprakelt," kelde wetswijziging is er niet voor noodig, en het valt wel niet te betwijfelen, of de meerderheid is er voor te vinden. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft misschien tegenwoordig wel een oogenblikje vrijen tijd om het ontwerp klaar te maken. Er zit ook een stnkje sociale rechtvaardigheid in, want tegen woordig hebben alleen benrddelde lieden vrijheid van keuze." Een verzuchting die door andere liberale bladen terstond werd overgenomen. Wy achten het een droevig teeken des tijds in een Christenland, en wenschan er tegen te getuigen. Het is hier niet de volksgezondheid, maar de volksgezindheid jegens het histo rische Christendom, dat beslist. Dat een kerkhof ongezond zou zijn voor de omwonenden, is nog nooit gebleken. Het wordt tronwens door geneeskundigen, schoon zelf vooratandeis der lykverbran- ding, ontkend. Vrij wat grooter levensgevaar leverende riolen, mestvaalten en andeie. Toen het Christendom het Heidendom verdreef heelt 't ook een eind gemaakt aan de gebruiken van het Heidendom voorzoover die indruisten tegen de ge brniken uit de Schrift bekend geworden. En opmerkelijk is 't dat, sedert het Christendom verduisterde, ook de lijk verbranding onder Naamchristenen in eere kwam. Uit Frankrijk, het land der revolutie; is zij naar hier overgewaaid. En wij weten dat zij zelfs door ministers der Koningin is verdedigd geworden. Minister Van Houten heeft indertijd eene vereeniging voor lijkverbranding bestaans recht in den lande verleend, door de ko ninklijke goedkeuring op de statuten dier vereeniging uit te lokben. Gelukkig heeft hij hij erkende 't trou wens zelf tot zyn spijt de lijkverbran ding hier niet durven invoeren. Daarvoor was ons volk nog te weinig ontchristend. Welnu, dat dit zoo is, waardeeren wij. Moge onze wetgeving al meer de kentee- kenen blijven vertoonen van een zoodanigen schroom met een dergelijken beweeggrond; Als ge nu eens bedenkt, dat we ookgeeu petroleum en bijgevolg geen kooktoestellen hadden, dan begrijpt ge wel, dat het vuur aan den haard, tenminste in de keuken, verscheidene malen op een dag dienst moest doen, en dus niet zoo heel gauw ontsnapte. Temeer daar we turf stookten. Steenkool gebruikte de smid en wat wisten wy var cokes 1 Ja, er waren wel gasfabrieken, maar dat cokes een brandstof was wist men niet. Men gebruikte ze om wegen te verharden. Erg netjes bij regenachtig weer, dat be. grijpt ge 1 Maar toch ging het vuur wel eens uit, wanneer een onhandige het onder de asch had f estopt. En er is een tijd geweest, dat men zulks als een groot ongeluk beschouwde. Want het haardvuur was heilig. Nietmeer in mijn tyd. Mijn moeder vond het lastig, als het vuur er van tusschen ging, maar een ramp achtte zy het niet. 'tls echter nog niet zoo heel langgeleden, vooral inRoom- sche landen, dat men het uitgaan van het haardvuur beschouwde als een voorteeken van groote ellende. Dat was natuurlijk een overblijfsel van het heidendom der Ger manen, die bij het haardvuur Freya ver eerden, de godin van het huiselijk geluk. De Roomsche kerk, die wel meer heidensche gebruiken liet bestaan, hield ook de vuur- ▼ereering in stand, en ieder jaar op stillen Zaterdag (den dag voor Paschen) kwam elke huismoeder haar vuur van het altaar in de kerk ontvangen, om daarmee het haardvuur opnieuw te heiligen. En wee, als dat vuur geen stand hield tot het volgende jaar Waar de menschen het eerste vnnr van daan gehaald hebben Ik weet het niet de Bijbel zegt het ons niet. Wel weet ik, dat Abel offerde en Noach een brandoffer dat het kroost der Nederlandsche marte laren nog niet dermate van der vaderen bloed is ontaard, dat het de lijkverbran ding als een zegen voor zich en 't nage slacht zou aanvaarden. In ons Credo belijden wij dat onze Heer gestorven is en hegraven. Ook wy wenschen begraven te worden, gelijk Hij, by onze vaderen, op Christelyke wijs en naar Christelijk gebruik. Dat gebiedt ons ook het Paaschfeest dat wij ieder jaar met de gemeente des Heeren mogen vieren. De openbare secteschool der modernen, zoo sprak Pierson in 1868zoo sprak Rou- wenhoff in 1886. Maar dergelijke bekentenissen pakken niet, zy zyn van te ouden datnm, zegt men. Goed, dan znllen wij er u eene van recenten datum verschaffen. En wel eene van niemand minder dan den anticlericalen oud-minister Yan Houten. Den 7 October 1899 schreef deze „Aan ietwat modern clericalisme heeft men zich ook by de inrichting onzer open bare volksschool schuldig gemaakt, door haar een douce violence te doen uitoefenen ten gunste van een „Christendom boven geloofsverdeeldheid", al zyn de grieven, welke uit dit oogpunt konden bestaan, bo venmatig geëxploiteerd". Is 't te verwonderen dat wij onze kin deren aan dergelyke scholen onttrekken en bij de regeering op een haastig rechtdoen aandringen ter volkomen gelijkstelling der vrije en „openbare" school? De hulpacte-examens duren in Groningen tot na Pinksteren voort. Bij de oproeping hreft de eigenaardige vergissing plaats gehad. Er is geen rekening mee gehouden dat Paasch- inaandag, Hemelvaartsdag en Pinkster maandag in den examentijd vallen. De voor die dagen opgeroepen candidaten zullen nu wel allerlaatst can de beurt komen. Och ja, van onze nog altijd „officiéél erkende" algemeen Christelyke feestdagen plegen vele mannen van de openbare school (die opleidt tot alle „Christelyke en maat ontstak, waarvan de Heere dej liefelijken renk rook, en dai lzaak sprak van het vuur van zyn offer. Het vuur is dus zoo oud als de menschbeid. Zeker heeft God de Heere aan Adam het een of ander middel in het hart gegeven om vunr te maken. Alle volken der wereld kennen dan ook het vuur. Maar niet allen maken het zoo gemakkelijk als wij. Yunr aanhouden is niets, vuur maken is een kunst. De meeste zoogenaamd wilde volken doen het dooi wrijving. Een stok van zeer hard hout met scherpen punt wordt rondgedraaid, liefst zooals men een boor draait, in de holte van een weekerstuk hout. Zoolang moet dit draaien worden volgehou den, tot het houtpoeder in de holte begint te gloeien. Droge bladeren worden er dan bij gevoegd en takjes en zoo gelukt het een vlammetje te krijgen. Maar de man, die het doet, kan zich, evenals een houthakker, tweemaal warmen aan hetzelfde vuur. Want het is een zwaar werk, zoo zwaar, dat nie mand van ons er in slagen ral, en dat ook onder de onbeschaafden het uitgaan van het vnur een ramp wordt geacht. Veel gemakkelijker heeft men het, wan neer men de zonnewarmte te hulp roept. Misschien heeft deze en gene van mijn lezers wel eens zyn sigaar aan de zon aangestoken door middel van een brandglas. Een bolle lens convergeert de zonnestralen, dat wil zeggen, het licht wordt door het glas ge broken en wel zoo, dat alle lichtstralen, die evenwijdig op het glas invallen, zoo voort gaan, dat ze op hetzelfde punt aankomen. Op dat brandpunt komt dus zooveel licht en ook zooveel warmte als op de geheele lens, en deze warmte is voldoende om droge bladeren te doen ontvlammen. Met holle schappelijke deugden") niet bijster notitis te nemen. Hoogstens eon „uitgaansdag". Aldus de Sprokkelaar. Aller oogen in Zuid-Afrika zijn thans gericht op het kleine Wepener in den Vrijstaat, aan de Basoeto-grens, waar een kleine, dappere Boerenschaar onder De Wet het beleg sloeg en de Engelschen van alle kanten opgerukt, de verovering van deze belangrijke stapelplaats trachten te verhin deren. Generaal Rundie met zyn achtste divisie leidt de beweging. Vrijdag is hij ten zuidwesten van De Wetsdorp met de Boeren slaags geweest. Deze hadden een sterke rtelling welke het dorp beheerschte. Volgens de Engelsche berichten heeft Rundie hen vandaar verdreven en bezette hij hunne hoogten, om terstond daarop het weder met hen aan den stak te krijgen. Dit zal wel beteekenen, dat de Boeren in het cijfer niet sterk genoeg waren om den ongelijken kamp te wagen tegen twee Engelsche divisiën tegelijk, dewy 1 immers ook de dorde divisie, onder Pole-Carew, by Oorlogspoort aan het opereeren was. In ieder geval is de strijd niet hevig geweest, daar de Engelschen slechts tien gewonden hadden en de Boeren geen verliezen leden. Tenminste het Engelsche telegram zwijgt van de verliezen der Boeren. Ware dit wel 't geval geweest, zij zouden het wel gemeld hebben. Immers bij Wepener deden zij een uitval met hun kanonnen en brachten den Boeren altyd volgens de jingo-telegrammen zoodanige verliezen toe, dat hunne dooden met, karrevrachten werden weggevoerd. Waarheid is dat daar ter plaatse, op twintig mijlen oostwaarts van De Wetsdorp hevig gevochten is. Generaal De Wet meldt, blijkens een doorgelaten telegram uit Pretoria, alleen, dat hij de stad hevig blijft beschieten en 11 krijgsgevangenen maakte, onder welke een officier der artillerie. Ook hebben Engelschen, die uit Aliwal Noord kwamen, op hun weg verscheidene Boerenhoeven verwoest. spiegels bereikt men hetzelfde i esultaat.Dit ge bruik vanlenzen en holleepiegelsis nietnieuw. Ruim twee eeuwen voor Christus beleger den de Romeinen de Carthaagsche stad Sy racuse op Sioilië. Met schepen waren ze gekomen. Kon men die schepen vernielen, dan was hun de terugtocht afgesneden, en by een goed gedaagden uitval kon men ge heel overwinnaar worden. Nu woonde in Syracuse de wijze Archimedes, en deze kwam op den inval om een groot aantal spiegels zoo te stellen, dat zij samen een grootsn bollen spiegel vormden, wiens brandpunt juist op een der Romeinsche schepen viel. Werkelijk stak hij op deze wijze het eene schip na het andere in brand. Een derde ouderwetsche vuurmaker ia de vuurslag. Vuursteen is een steen, die op onze zand- en veengronden overal gevonden wordt. Hij is harder dan staal. Slaat men dus een vuursteen met staal, dan vliegen er kleine stukjes van het staal af. Deze zijn door den slag verhit. Staal verbindt zich zeer gemakkelijk met de zuurstof der lucht, zoo gemakkelijk, dat deze staalpuntjes verbranden. Lrat men deze vonkjes vallen op licht brandbare stoffen, dan ontvlammen deze. Onze grootvaders waren gewoonlijk ge wapend met een vuurslagen een tondeldoos. Tondel beteekent aansteker. Let maar op bet Duitsche Zündhölzeren het Zweedsche Tandstockor, dat ge op lucifersdoosjes leest. Beide beteekenen aansteekstokjes. Met tondel bedoelde men gedroogde eu tot poeder gewreven izwam. De vonken van het vuurslag deden het zwam gloeien en by dien gloed kon groet vader zyn pijp in brand krijgen. Hoe wij tegenwoordig vuur maken, vertel ik u misschien later wel eens. Timotheus,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1