NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 81. 1900. Dmtifag 10 Iptiï leectimife ïaarpng. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN SAMENWERKING. Engeland en Transvaal. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maande» franco p. pU,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Wissekerke, 10 en 11 April. Colijnsplaat ook voor Kats 12 en 13 April. De vraag of de Antirevolutionaire partij in bondgenootschap met andere partijen mag optreden, behoeft niet meer besproken te worden. Allen zijn 't er over eens dat dit mag en moet. Wie vrjeger, schermend met een misver staan woord van Groen van Prinsterer, het proeve van staatsmanswijsheid achten moohten dat kracht school in isolement van optreding bij de stembus, zijn reeds lang van dezen onnoozelen waan genezen. Dat soort „isolement", trouwens nooit door Groen van Prinsterer bedoeld, zjo er op uitgeloopen zijn dat geen enkel antirevo lutionair in Kamer of Staten zitting kre.g en het terrein en de macht vrij bleven voor den politieke» tegenstander. Wie eerst 't voor beginselverzaking hielden indien wij met anderen, die lüet tot om vaandel behooren, ten strijde trokken, zijn geëindigd met zich gewonnen te geven of in beginsel dergelyke saamwerking te verdedigen. Bg verkiezingen zal nog wel eens bat „een monsterverbond" 1 ons voor de voeten geworpen worden, zullen de akeligheden der tegenstelling tusschen Rome en Dordt nog wel eens worden uitgemeten, in be ginsel geven toch ook de zoodanigen toe dat samenwerking ook zelfs van hen die natuurlyk en principieel niet by elkander bebooren, door den nood der tijden en den drans; van het oogenblik somwijlen ge- FEU1LLETON. Als een brandhout uit het vuur gered. Het vevhaal van den ouden mijnwerker. Op zekeren mooien zomermorgen wilden wij vieren myn vader en zijne drie zoons, waarvan ik de jongste was aan 't werk gaan. Eensklaps verscheen onze trouwe moeder bitterly k schreiende in onzen kring. Zij bezwoer vader en ons, niet 'n de mijn af te dalen, want zy had dien nacht een vreeselyk gerommel onder den grond geboord. Dit was nu wel maar een droom geweest, doch zy was er vast en zeker van overtuigd, dat God zelf haar dezen droom had toegezonden. Wy glim lachten allen om moedert vrees en zeiden schertsend, dat zy by het avondeten mis schien te veel gebakken aardappelen had genomen; de spoken kwamen nit de volle maag voortDoch nu viel zy voor vader op de knieën en smeekte zy hem, niet naar beneden te gaan: duidelijk had zy alB in een vis'.oe gezien, dat wy allen dood uit de myn werden gedragen. Vader werd nu wel ernst'g maar toch niet onge rust. Sedert tal van jaren was er geen ongelnk gebeurd; en het beBtunr der mijnen ging dan ook inderdaad zeer zorg vuldig te werk by het uitgraven. Genoeg wy namen afscheid van moeder, die men wel in hare tranen kon wasschen en uit wier omhelzing wy ons slechts met moeite kondm losrukken. Wij hadden een tamelijk langen weg tot aan den ingang der schachten. Vader was zeer stil §n ernstig gewordeu. Toen wy met vele andere mannen voor den aanvang van den arbeid byetn stonden en, volgens de gewoonte der mijnwerkers, baden, kwam er eene wonderlijke vrouw aanhinken, van wie iedereen vertelde, dat zy niet wijs was. Zij maakte op den mor gen waarvan ik spreek, afschuwelijke gri- masEen en riep telkeos weer met een gil lenden schaterlach: „Ha ha, ha, hal De berg valt inl Holderdebolder! Weer en windDe berg vtlt inDe berg valt in 1" boden, in vele gevallen zelfs plichtmatig kan zijn. Voor groote woorden behoeft ook de Antirevolutionaire party niet meer uit den weg te gaan, en bewijzen dat 2X2 4 wordt van haar niet meer gevergd. Bij eerste stemming, zoo zegt het „ons program", treedt overigens toch de Antire volutionaire party gemeenlijk met een eigen candidaat op. Dan is 't de beginselstrijd die de broederen bindt. Dan trekt iedere party, en derhalve ook de onze, op onder eigen vlag. Dan staan wy in ons isolement. Echter niet in dien zin dat wy ook niet met andere, ons principiëel verwante, par tyen zonden kunnen samendoen om reeds bij eerste stemming een oandidaat eener andere party te steunen. Bij herstemming handelt de antirevolu tionaire party naar omstandigheden. Dan geldt het de stemming tusschen twee personen; en moet óf door thuisblij ven óf door mee stemmen onzerzijds t6n voor- deele van een der twee worden beslist. In beide gevallen bieden wij hulp, in 't eerste geval negatieve, in 't tweede geval positieve hnlp. Nu beslist in den regel hier de vraag wie van de twee ons het meest in het gevlei komt. Geldt bat nu een strijd om hel libera lisme te weerstaan en 't is een herstemming tusschen een Liberaal en een Roomscbe dan spreekt het van zelf dat wij den Room- sche kiezenwant door den Roomsche te kiezen bereiken wy ons doel. En dat doel was: het Liberalisme te weren. Door thuis te blijven zenden wy de kansen van den liberalen candidaat ver sterken en onze eigen pogingen tegen werken. En zoo voort. Enkele mijnwerkers begonnen te lachen, anderen werden bleek. Myn vader ging stil naar den hoofdopzichter, die in de na bijheid stond, en vertelde hem, dat ook onze moeder zulke echrikwekkende droo- men had gehad. Nu zond de man eene deskundige commissie in de mijn, om met allerlei instrumenten den toestand der steengroeven te onderzoeken. Na verloop van ongeveer twee uur kwamen die man nen terng en verzekerden z'j, dat alles zoo veilig en vertrouwbaar mogelijk was. Nu gingen wij met een vroolyk „Alles well" naar jbeneden. Kort daarna waren wij vieren, die het eerst naar beneden wa- ren gegaan, omdat wij onzen post op de afgelegenste plaats hadden, hard aan 't werk. Plotseling bDef vader luisterend staan „Kinderen! wat is dat?" Het bloed dreigde in onze aderen te stollen, want het waB alsof de berg zich tot in zyne diepste ingewanden bewoog. „Laatons vluchtenriep vader dadelijk. Maar het was reeds te laat 1 Wij hoorden een vreeselyk gedonder, en snel als een blik semslag volgde daarop de ramp. Tot op twintig voet afstands van ons was de berg ingestort, en wy wy waren levend begraven Onze lampen gingen uit tenge volge van de vreeselijke luchtdrnkking. Met groote moeite staken wy er een weder aan,slechts een tegelijk, uit zuinigheid opdat wy toch nog zoo lang mogelijk een klein weinigje licht zouden hebben. Het lampje brandde zeer somber, want de lucht was thans erg onzuiver. Ja, zy had iets verdoovends, en er viel niet aan te denken, dat wy onszelven een uitweg uit onze grafkamer konden banen. De schrik en de bedorven lucht hadden onze ledematen alhier verlamd Toen het ongeluk gebeurd was, riepen wij allen bijna als uit éénen ->'ond: „O moeder, o moedergij hadt het ons ge zegd!" Vader bad nu op buitengewoon hartroerende wijze, zoodat het ook mij, die tot dusver een zeer lichtzinnig jonk man was geweest, door het hart sneed. Ver volgens gaf hij ons eenige aanwijzingen, hoe wy met de olie en met de levensmid- In de eerste jaren is ons zelfs geen an dere tactiek denkbaar dan deze den Room sche tegenorer den Liberaal te steunen. Het spreekt echter van zelf dat wy hier den principiëelen Roomsche op 'toog heb ben, niet den Katholieken schijndemocraat gelijk er dezer dagen uit België wel in Twenthe optreden, die met hunne revolu tionaire denkbeelden te koop loopen en eigenlijk pas eerlijk zouden zijn, wanneer zij naar bet socialistisch kamp overliepen. Maar wy hebben 't oog vooral op die Roomscben, welke nog met ons leeren dat ook in de staatkunde er een andere, een boogere autoriteit is dan de menschelijke om onze gangen te bepalen; dat er een ander gezag is dan dat der liede, waarvoor de mensch zich heeft te buigen. Wie nog hecht aan die Goddelijke auto riteit, dat Goddelijk gezag, is ons het naast in den strijd tegen al diegenen welke geen andere mach1 erkennen dan eene mensche lijke, ja die in beginsel alle gezag verwer pen. VV nt immers, indien er geen hoogste gezag is dan dat van mensch over mensch, dan ligt het voor de hand dat de partijen uit de revolutie levende, bij hunne voort schrijding op de lijn barer beginselen steeds harier roepen dat de eene mensch evenveel recht hebbe als de ander om over zyn naaste te heerschen. In den wortel het anarchisme. Tegen het liberalisms in al zyne open baringsvormen ons keerende bestrijden wy dan ook het anarchisme der toeiiomst; en trachten daarbij de overwinning te verze keren, liefst aan eigen party, docb waar dat niet kan, aan die party welke met ons van meening is dat het gansche volk moet ver lost worden van onder het liberalistische dwangjuk. Die heerschappij van het liberalisme kan delen, die wij bij ons hadden, uiterst spaar zaam moesten omgaan. „Want", zoo zeide hij, „onze kameraden zullen alles doen wat zij kunnen om ons te veriosseii. Ik w et thans, dat ik niet levend weer uit de mijn zal komen, maar tooh misschien gij drieën, of een uwer!" Daarna moest elk onzer plech tig en als met een eed beloven, dat hij, ingeval van redding, met de meest moge lij se liefde en teederheid voor moeder zou zorgen. De uren verstrekenzij waren in ons graf als eeuwigbeden. Eindelijk stonden ouze horloges still 't Was 6 nnr in den ochtend. Er waren dus nog slechts 24 uren verloopen selert wij ons huis verlie ten, want langer liepen onze horloges niet. En wy hadden ze, volgens onze vaste g - woonte, opgewonden eer wij heengingen. Yan dat oogenblik f was er das geen tijd meer voor ons. Gij kunt u niet voorstel len, wat dat zeggen wil I Ook de voorraad levensmiddelen was, ondanks al onze spaar zaamheid, totaal uitgeput. De honger martelde ons vreeselyk. Reeds hidden wij het vierde eu laatste lampje aangestoken, toen myn goede vader vroeg of hy zyn hoofd in mijti schoot mocht leggen. Ik zag dat zyne vr ieger zwarte haren sneeuwwit waren geworden. Weldra begon hy te lijden. Hij sprak alsof hij reeds in den hemel was en onze moeder aan de kristallen zee ontmoette. Hy beleefde een heerlijk wederzien. Daarna riep bij „Ziedaar 1 thans komt de Hemelsche Yader en wil Hij zelt de tranen van onze oogen afwisschen 1" Eindelijk bad hij alles in halfdon ker voor eik onzer. „En mijn jongsten, myn Hendrik, die nog zoo ver, zoo ver verwijderd is van U dierbare Heiland! o, rnk hem als een brandhout uit het vuur. Ja ruk hem als een brandhout uit het vuur. Dat moet Gy my uit liefde doen, o mijn Heer en mijn Heiland." O, dat ging mij door merg en been! Ik wist maar al te goed waarom vader juist over mij aldus met God sprak. Ik had mij over de zaligheid mijner ziel nog weinig bekommerd, maar in stilte be loofde ik God, dat ik met lichaam en ziel voor tijd en eeuwigheid Hem zou toebe- niet onze beginselen dooden, maar zy kan wel ons volk ontkerstenen gelijk het de school ontbijbeld heeft; het alle geloof ont nemen, en het voeren op een pad waar de Eransche natie thans op wandelt. Wie nu dit groote gevaar doorziet, acht er zich niet mee af, door een smalend woord aan Rome's adres te zeggen, of hooghartig zich aan den politieken strijd te onttrekken; maar hy zal integendeel zich hartelijk er over verblijden dat er minstens ééne party in den lande is, die het zoo beslirt in den staatkundigen stryd met ons voor de kerstening der ..atie en de onttro ning van hel ongeloof opneemt, als de Roomsche party het in de laatste jaren deed. Nu is't een feit, en wij hebben dit meer malen met een aanhaling van Calvyn zalven aangetoond, dat Calvijn nog banger was voorde libertijnen dan voor de Roomschen. En dat de tegenwoordige liberalen minder gevaarlijke menschen zouden zyn dan de libertijnen van toen, het is door den Chr. historischen Kiezersbond wel telkens beweerd geworden, do^h nooit bewezen. En de feiten der laatste dagen, wy ge'enken de jongste gebeurtenissen in onze parlementaire wet geving, leeren bet u ook wel anders. Maar het blijft dan toch een niet te loochenen feit dat Calvijn grooter vijand zag in de ongeloovigen dan in deze chris teneni, welke ondanks hunne afdwalingen in de fuudamenteele waarheden des geloofs met de Gereformeerden overeenstemden. In onzen tijd geldt daarenboven niet alleen de stryd tegen Ongeloof maar ook tegen Revoluiie. Dat zyn de goden van onzen tijd. En nu verwerpt de Roomsche met onB die Revolutie, „die eene scheur door het geheele leven trekt, omdat /.ij het diepste beginsel raaktde belijdenis van God Almachtig, hooren, wanneer Hij mij uit dit vreeselijke graf mocht redden. Vaders lijden was nu spoedig voorbij. Hij trok en i rilde nog een paar ma. 1 krampachtig, zuchtte en was verlost. Wij begonnen alle drie luidkeels te Bchreien, bijna nog meer be roefd om moeder dan om onszelven. Kort daarop ging ook onze laatste lamp uit. Vervolgens stierven ook mijne beide broeders, de een na den ander; ik weet. niet, hoe lang na elkaar, want tijd bestond er niet meer voor ons. Nu ik echter geen gelnid meer hoorde, wist ik, dat ik geheel alleen te midden van drie dolden was achtergebleven. Het was iets vreeselijks! Toch bleef er nog altijd in myn binnenste een flauw lichtje van hoop schemereu, en dit liohtje was door een hemelsche hand aangestoken. Nad.it ik weer eens zoo recht hartelijk gebeden had, voortdurend gedachtig aan het gezegde van „bet brandhout uit het vuur", verbeeldde ik mij plotseling, dat ik buiten tegen desteenen lang hoorde kloppen. Ik luisterde en luisterde en luisterde, jal het was werkelijk zool Thans gaarde ik mijne laatste krachten bijeen, nam mijn houweel en gaf ook een slag tegen de stee- nen. Dit moest ik echter wegens mijne krach- teloosüeid ai spoedig staken maar toch zag ik nu een kleine schemering van licht. Ik riep met luider stem myn naam, en dat ik nog leefde. „Gode zij dankl" riepen enkelen; „hoeral" riepen anderen. Zy arbeidden thans met her r.euwde kracht. De laatste scheidsmuur viel. Ik stortte in de armen van een kameraad neer; maar ter wijl hij mij een weinig wijn ingoot, werd ik totaal bewusteloos. Vijf dagen en vier uren waren er sedert de instorting verloopen, toen de kameraden mij vonden. Van het eerste oogenblik af had men met de grootst mogelijke omzichtigheid re Idin.'smaatregelen genomen. Doch de brave menschen vorderden slechts zeer lang zaam, omdat de steenen wanden telkens weer instortten zy moesten ze ondergraven. Maar eindelijk werd hunne moeitë toch met succes bekroond, al bleven ook de pogingen tot wederopwekking van helleven, die men bij mynen vader en mijne broeders in het die hemel en aarde heeft geschapen". Hierin ligt de grond onzer geestver wantschap met de prinoipiëele Roomschen. Deze, alzoo doende, zyn dan ook in dsn ruimeren zin niets anders dan wy antire volutionair. Groen van Prinsterer zeide daarom „Twee partyen slechts zyn er: de liberale of radicale en de anti-revolutionaire; met tweeërlei wortelde Volkssouvereiniteit en de Souvereiniteit Gods.u In de Kamer verklaarde by dan ook, zooals in 1853, herhaaldelijk, dat de poli tieke naam „antirevolutionair" „niet binnen de grenzen der Hervormden, zelfs niet der Protestantsche Gezindheid beperkt" was. De antirevolutionaire staatsleer omvstte, gelyk de liberalen reeds voor jaren toega ven, in beginsel ook de Roomschen. „Iedereen die aan de geopenbaarde waar heid vasthoudt, is zoodra hy begrijpt, wat de Revolutie beteekent, tegen de Revolutie gekant". Wy beginnen met de vermelding van een echec, 'lan valt straks ds tijding van eene behaald succes te meer mee. Donderdag is bij Boshof, even benoorden Kimberley, een verkenningstroep vsn ruim 70 man, meest Franschen, van Kroonstad gekomen, onder bevel van den dappe ren, bekwamen De Villebois Mareuil, door een afdeeling troepen van lord Methuen sterk 500 man en 6 kanonnen, onder bevel van Methuen zei ven, over vallen en omsingeld, met 't gevolg dat zy na een hevige worsteling van yier uren door de overtalrijke overmacht ward gevangen genomen, nadat acht man ge- werk stelde volkomen vrnchteloos. loen ik eindelijk zelf weder ontwaakte lag ik in myn bed. Mijne goede moeder hield myn rechterhand vast en loofde God met luider stem toen ik de oogen opsloeg. Ik kon my echter in 't geheel niet herinne ren, wat er met my voorgevallen was. Maar plotseling klonk my plechtig en ernstig het geluid van doodsklokken in deooren. „Wat is dat 1" vroeg ik. Onder een stroom van tranen en zoo omzichtig mogelijk herinnerde myne lieve moeder mij aan hetgeen er ge beurd was, en deelde zy my mede, dat men die klokken boven de geopende graven van mijnen vader en myne broeders luidde. Het was of er een tweesnijdend zwaard door myne ziel ging „Moeder" zeiie ik, „mosder! ik ben als een brandhout uit het vuur ge red 1" In 't eerst begreep zij slechts half wat ik daarmede wilde zeggen, maar later heeft zij het geheel begrepen. Het was mijn lust en myn leven, een trouwe en dankbare zoon voor haar te zyn. Doch zy leed sedert dien tijdaan een hartkwaal, en stierf na verloop van weinige jaren. Haar heengaan deed haar echter alleen om my leed, want zij was altijd met een etil en zalig heimwee vervuld. En dat gevoel kwam ook over my, ondanks myn jeugdi gen leeftyd. Veertien dagen na de ontzettende ramp ben ik toch weder in de mijn gegaan. Ik zou voor alles ter wereld geen ander beroep gekozen hebben, dan dat waarin myne voor ouders geleefd hadden en gestorven waren. Omdat myne moeder het bij haar leven ale haren wensoh te kennen gaf, heb ik ook eene vrouw genomen, die naar haar harten maar het hart Gods was. Maar zy overleed reeds bij de geboorte van one eerste kind, en het kindje stierf óók. Zoo wa« ik dan weer alleen en bleef ik alleen met God en myn heimwee. Ik verlustig my in al het schoone en goede op aarde maar nog veel meer verlustig ik my in het vooruitzicht van den dag waarop ik voor Gods troon al de mijnen zal mogen wederzien. En nu weet gy óók waarom ik op en in myn huis het tekstwoord heb geschreven„Is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt (Zaeharia III 2.) UitOtto Funcke Die Fuszpuren

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1