NIEUWSBIAD
VOOR ZEELAND,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
lo. 70. 1900.
Otiuifrrifn q 15 fflnurf.
mr. P. Dieleman.
G. Bolier Gz. Senior.
Uit het leerplichtdebat.
VERSCHIJNT
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKKRK., te Goes
en
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
x'«n
De gezamenlijke antirevolutionaire
Kiesvereenigingen in het district
Middelburg stelden tot candidaat
voor de Provinciale Staten (vacature
Kloppers) den heer
De Zeeuw steunt
deze candidatuur.
van harte
Voor het kiesdistrict Tholen helpt
De Zeeuw met grooten aandrang
aanbevelen den heer
De stemming heelt plaats 27 Maart.
Zij, die zich met 1 April
a. s. op ons blad wenschen te abon
neeren, ontvangen liet tot dien datnm
gratis.
O
De Goesche Courant vraagt of wij niet
even goed alkeuren de woorden van dr.
Kuyper „een schaap met drie pooten" en
van Lohman „Het zouden ezels zijn die
dit niet inzagen", als De Klerks zinspe
ling op Van Kempens dikke lichaam.
W antwoorden beslist ontkennend, dewijl
wij de woorden van de genoemde Kamer
leden in hun verband gelezen hebben.
Over de flauwigheden van den heer De
Klerk geen woord meer.
Maar nu de interruptie van den heer
Lobman.
De minister verweet in een zaer prikke
lend vertoog aan de rechterzijde, dat zij
deze wet bestreed om den eersten stap, om
den grondslag, uit vrees voor erger.
Het zijn 's ministers eigen woorden:
„G j hebt erkend dat aan uw bedenkingen
is tegemoet gekomen. Maar wat doet gij
nu? Thans zeggen „de heeren"de grond
slag is toch verkeerd, en al is deze wet zoo
mild en humaan, wie geeft ons waarborg
dat men in de toekomst niet verder zal
gaan? De heer Knyper zei zelfs minder
parlementair, wacht u van in de knip ge
vangen te worden; er zal meer volgen; dit
is maar een begin.
„Gij oppositie voelt zelf dat gij op zwak
terrein staat. Wanneer „zij" in bet nanw
wordt gedreven en in de wet zelve niets
kan vinden ter bestrijding, dan maakt zij
de voorstanders bevreesd voor hetgeen later
zal kunnen volgen."
Dit a'les isdnDelyk. En 'tstandpunt is
juist: de vrees voor 't geen de Kstelaars
en Troelstra's, de toekomstige wetstoepassers
en wetsverscherpers ons zullen bezorgen
wanneer wij maa eenmaal deze wet aan
vaard hebben, houdt ons terug van dezeu
eersten stap.
En tegenover het naïve zeggen van den
minister dat wy maar deze vriendelijke wet
van hem hebben te aanvaarden en „in 'f
nauw gedrevenook parlementair?
de lulden niet moeten verlakken met ,,'t
geen later *al kunnen volgen", paste 't
antwoord: het zouden ezels zijn die dit niet
inzagen.
Hoe, wy zonden niet de gevolgen, uit
deze wet voortspruitende, mogen zien; of
wy zonden zoo onnoozel moeten zijn van
ze niet te zien. Zonden zij zelfs niet erger dan
ezels zijn ezels zijn zoo dom niet! die
deze gevolgen niet voorzagen!
De gevolgen 1 Maar heeft de heer Lohman
niet gezegd dat bij, zoo de heer Borgesius
altijd deze wet mocht uitvoere en uitvoe-
ren roet absolute koningin ke macht hij
niet vreezen zon?
Maar weet men dan niet dat over tien
jaar de Ketelaars en Troelstra's de uitvoer
ders der wet zullen zijn, of de verdedigers
eener verscherpte wet, en zich dan li pen
thans onze mannen in deze val op hen
zeiven beroepen zonden en zeggen: maar
zij hebben tooh ook de oude wet aanvaard
Onnoozelen die dit niet inzien zouden.
Onnoozelen had de heer Lohman in een
rede den minister kunnen beantwoorden,
dan zon hij dit woord gebezigd hebben. Nn
geschiedde het slechts bij in-de-rede-valling
onder den indruk van 's ministers prikkelend
verwijt. En in dit lioht heeft die uitroep
niets onparlementairs, zij is trouwens vol
komen jnist.
Do minister zelf bewijst dit.
Yrage, zou de wetgever van 1889 bedoeld
hebben in de onderwijswet 't recht te boeken
der gemeentebesturen om den leerlingen
op ge neentekosten van voedsel en kleeding
te voorzien?
Immers neen.
En wat zegt nn deze ministerdie de wet
van '89 heeft uit te "oeren
Zeker, zegt hij, hebben de gemeentebe
sturen dit recht. En ik zal de bepalingen
op dit punt verscherpen.
Wij durven gelooven dat de Goesche Crt.
al evenmin als wij er ooit aa i gedacht
hei ft dat artikel 47 der wet op het Lager
Onderwijs: „Het gemeentebestuur bevordert
zooveel mogelijk het schoolgaan der kinderen
van bedeelden, on vermogenden en minver
mogenden" beteekende: Het gemeentebe
stuur zorgt voor eten en kleederen ter be
vordering van het schoolgaan der kinde
ren, enz.
Minister Borgesius, een eerlijk, gemoe
delijk man, zegt 't toch.
Zouden zij dan geen ezels zijn, die nu
deze wet niet zouden afwijzen met liet oog
op hetgeen later niet „zal kunnen volgen"
maar stellig zal volgen?
En nu de uitdrukking ran dr. Knyper
„een schaap met drie pooten".
Had de heer K. gezegd de minister of
de heer die ofdieis een schaap met drie
pooten, dan zou ook ons dit stuitend voor
gekomen zijn.
Maar hij sprak van de wet. En gaarne
zullen wij ook zijne woorden in hun ver
band lezen.
Spreker had het tegen den heer Kerdijk,
den peetvader van dit ontwerp.
Deze had de giboorteacte van dit ont
werp gezocht in 1799, maar dr. Knyper
ging terng tot 1791, het jaar II van het
revolutiejaar 1789. Dit jaar stempelt deze
wet tot een party wet, „indien zin dat het
hier geldt de strijd om een beginsel dat
links beleden, rechts bestreden wordt. En
dat beginsel ligt historisch gebonden aan het
jaar 1789, en het is uit dit beginsel van
1789 dat rechtstreeks de geheele actie is voort
gekomen die ten slotte geleid heeft tot de
geboorteacte van dit ontwerp.
De heer Kerdijk heeft er op ge wezen dat,
toen hier de lijn der oud-Hollaudsohe tra-
ditiën werd afgebroken en de Fransche nieu
wigheid hier den toon begon aan te geven,
van meet af, reeds in 1799, een stem is
opgegaan die] riep geef aan het volk met
staatsdwang datgene wat het voor zijn op
voeding noodig heeft.
Ik nn ga iets verder terug: tot Van II.
En dat zegt iets. Dat wil tooh zeggen dat,
toen nauwlijks een jaar de actie van het
revolutionnaire beginsel in offieieelen gang
gekomen was, in Frankrijk reeds de leer
plicht werd ingevoerd. En straf aangebon
den ook.
Indien men niet deed wat de wet wilde,
kreeg men bij recidive 50 pet. opslag op z jn
belastinghet beginsel van progressie dus,
iets wat den geachten afgevaardigde zeker
niet weinig toelacht.
Welnn, over het beginsel waaruit die
actie opkwam, heeft Dan ton zich desty ds aldus
ui'gesproken: II est nécessaire de'rétablir
(niet d'établir, maar rétablir, dus wel terug
gang op het Paganisme (i) ce grand principe,
que lesenfantsappartiennentk l'Etat, avant
d'appartenir k leurs parents (2). Juist maar
(1) Heidendom.
(2) Het is noodig weder te herstellen
dit groote beginsel dat de kindeven behooren
aan den Staat al vorens te behooren aan hunne
ouders.
hy wees er dan toch op wat onze Regee
ring, ouder den Franschen invloed, hier
reeds in 1799 beoogde; daarnaar verwees
hij en daarom meen ik volkomen bet
recht te hebben, nu ook te doen uitkomen,
hoe in dat Fransche beginsel de kiem
school, of wil men de ontvangenis van het
ontwerp dat wij thans voor ons zien.
Wat toen hier werkte en wat gij bedreldet,
was een van nit Frankrijk hier binnenge
drongen invloed, en dit kan niet anders wezen
dan de invloed van het revolutionnaire be
ginsel van 1789. Welnn, sedert dien tijd
heeft het dan ook tot de fatsoenlij ke staats
rechtelijke inkleeding of wil men tot de
montuur en tot het uniform van het nieuwe
Staatsrecht behoord, om te zeggen ik ben
vóór leerplicht. Alleen wie dat bele d wao
vóór ontwikkeling en vooruitgang.
Hoe k mt het dan dat wij desniettemin
zoo achterlij k zijn gebleven dat wij, hoewel
.00 geneigd tot toenadering van hetgeen
in den vreemde begonnen is, eerst nu tot
zulk een leerplichtontwerp gekomen zijn?
Inde eerste plaatslag die oorzaak hierin
dat, als er een vreemd beginsel in uw land
binnendringt, hot altoos nationale ttof vindt,
die door dat beginsel geïmbibeerd (inge
zogen) moet worden. Nu kenmerkte die
nationale stof in de Nederlanden ik neem
België er bij zich van huis nit door een
sterk gevoel voor huisel ijken zin. De zin
voor het huislijk leven was hier zoo diep
ingeworteld, dat de olie van het nieuw
beginsel hier te lande veel langer tijd be
hoefde, om in die nationale stof in te
dringen.
Onder de bovengenoemde mannen, die
allen liberaal waren ik nosm ieder die de
beginselen van 1789 als uitgangspunt van
zijn staatsrecht aanvaardt, liberaalik ben
rnim in mijn opvatting onder hen waren
er van meet af eenerzijds die sterken bui-
selijken zin hadden en in wie dus die
nationale stof dicht gecondenseerd (samen
gedrongen) was, maar ook and ren, bij wie
die nationale stof dunner was. Nu is het
natuurlyk dat het Parijsche beginsel bij de
heeren met dichter nationale stof spoediger
indrong, dan bij de heeren van minder
gecondeuseerde nationale qualitut. En daar
de eersten het zeer verre in het aantal won
nen, was het duidelijk, dat zij den toon
aangaven.
Een tweede oorzaak kwam hier by. Het
beginsel van 1789 heeit drie „houdvasten";
de liberteitde fraterniteit en de egaliteit
(vrijheid, gelijkheid eii broederschap). Het
eerst nn vatte men de liberteit aan. De
fraterniteit, dat is de sociale actie, is eerst
thans onder ons gekomen. Daar wilde men
bijna een eeuw lang niet van weten. Men
dweepte alleen met de liberteit, dat is met
het op de spits drijven van het individu.
Dat is het soort liberalisme, dat onder de
leiding van Thorbecke hier in eere was. De
vrijheidsboom werd geplant en allen om
dien boom dansten mee.
Muar allengs kwam toch ook dat ander
slag van liberalen „met dunner nationale
stof" en die dus spoediger geimbibeerd
werden door het revolutionair beginsel,
onder ons aan hot woord. En zij vragen
minder om liberteit, meer om fraterniteit
welnu, dat zijn geworden de heeren van
de sociale studiën. En toen diezelfde geest
ook in de lagere klassen van het volk
doordrong, toen is men er <ok de egaliteit
bij gaan halen, wel te verstaan op oecono-
misch gebied, en zoo kwamen we aan de
socialisten.
Die twee stroomingen van liberteit en
fraterniteit hebben toen voor het eerst hun
kracht in 1883 op de Juristenvereeniging
gemeten, en in 1889 bij de behandeling
van de motie van den heer Goeinan Borge
sius hebben toen de mannen der liberteit
hun spel gewonnen gegeven, in de hoop
van ons saam te verslaan. Het Kabinet-
Mackay zat toen nog. Maar niets hielp, de
tegenstelling tnsschen de liberteit en de
fraterniteit deed zich niet alleen in de
school gevoelen, maar op geheel het Staats
rechtelijk gebied gelden, en zoo gingen
oud en nienw liberalen ten slotte toch weer
om het eens eenvoudig nit te drukken,
onder elkaar aan het politieke bakkeleien.
Een hevige spanning is er toen gekomen
tnsschen wat men toen noemde de conser-
vatief-liberalen of wat eigenlijk waren de
mannen van de dichtere nationale stof en
de jong-liberalen, i' ie minder in die nationale
stof dan in het revolutionair beginsel hun
kracht zochten. En dat is zoo hoog ge-
loopen, dat in 1S97 de hear Borgesius
rondweg nitriep: laat het pleisteren nu
eindelijk eens uit zijn. Ie,ter kent zijn
uitroep„strijden en lijden" wat zoggen wil
stryden, al lijden we den nederlaag. Het
liep op echtscheiding. Maar toen men het
lijdenvan de nederlaag aan zag komen
en beangst, werd, toen hebben wij de heeren
in onzen 10 daagschen veldtocht weer by
elkaar gebracht en vierden oud- en jong-
liberalen onder Piorson's benedictie hun
secondes noces (i). En nit die secondes
mees is nn het wetsontwerp dat thans door
ons wordt behandeld geboren geworden.
En daarom versta ik het, dat de heeren
Kerdyk en Goeman Borgesius, deze ru
niet als Minister, maar als Kamerlid be
doeld, thans een gelukkigen dag beleven.
Want, als men 25 jaren lang voor een idee
geijverd en gestreden heeft en de ure van
de realiteit in zijn denkbeelden nadert, hoe
zou dan het vaderlijk gevoel zich onder
drukken laten Zelfs versta ik meer, en
begrijp ook dat het kindeke den heer
Kerdyk, nu hij het in de wieg ziet liggen,
is tegengevallen, want wat er nu geboren
is, zon men qualiiiceeren kunnen, a's wat
onze landlieden een schaap met drie pooten
noemen. Het ontwerp is er nu wel, maar
het geeft hem lang niet wat hij badgewild
en gehoopt."
De lezer weet nu in welken zin de heer
Knyper 't beeld van een schaap met drie
pooten gebezigd h eft.
De heer Kuyper kan in jovialen betoog
trant wel scherpe waarheden zeggen - het
ridendum discet veri (lachend iemand de
waarheid zeggen) verstaat hij aardig goed 1
maar hij is daarbij niet plat of hatelijk.
Men leze onder anderen de vriendelijke
geeseling nog eens over wr.araan hij zijn
„geachten vriend" Liefiinck en later zijn
„geachten vriend Sehaepman" heeft bloot
gesteld.
Ook hier, gelijk bij alle beellen die zich
een redenaar kiest ter kenschetsing eener
zaak, geldt trouwens „het derde eener ver
gelijking."
Zyn wij wel ingelicht dan krijgt weldra
ook Zeeland zijn antirevolutionairen par
tydag.
Middelburg, het middelpunt, de polsslag
van 't politieke leven onzer party, zal de
gasten ontvangen.
Professor Bavinek nit Kampen en ds.
Tal ma nit Arnhem zullen sprekers zijn.
Wij verheugen ons in het goede voor
nemen.
Grouin ;en, OverijseJ, Utrecht, Friesland
en Zuid-Holland hadden reeds hun partijdag.
Zeeland behoort derhalve tot de na-
komers.
Maer dat 't er dan tooh van komen zal
heeft onze hartelijke sympathie. En velen
ook buiten Walcheren zullen van deze
gelegenheid om opgebouwd te worden in
hun politiek geloof en kennis, naar wy
vertrouwen, een dankbaar gebruik maken.
De Leeuw van Afrika.
In purp'ren avondgloed, met schitt'rend
(gouden stralen.
Verlicht de zon het slagveld, bloedig rood,
Beschijnt voor 't laatst den top, vóór zij
(gaat nederdalen,
Den bergtop waar Cronjé nog weer
stand bood.
(i) V oor de tweedemaa getrouwd.
Zijn vijand, op wien hy Majnba mocht
(herhalen,
En heel de weeld roept: „Cronjé is groot"
Van 't flonkerend gewelf verlichten al te
(gader
De sterren 't kamp, waar nu in laatsten
(nood,
De heldenschaar zich bergtsteeds dringt
(de vijand nader
En op zijn knieën ligt Cronjé: „verne
dering of dood,
Beslis Gij zelf, Uw wil gesohiede, Vader",
En Eng'len fluist'ren zaeht„Cronjé
(is groot",
Centrum.
Van voor. tot tegenstander.
Mr. Goeman Borgesius schermde met ds.
v. Dijk; dea „gezaghebbenle" aan de „reoh-
terzijde", die zich voor zijn ontwerp heeft
verklaard, laat hy het nu ook doen met
dr. J. H. Gunning Wz., die van voorstander
tot tegenstander van deie wet bekeerd werJ.
D ze dr. Gunning is privaat docent in
de piedagogiek aan de rijks universiteit te
Utrecht, ond-rector van het gymnasium te
Zwolle en dat te Utrecht, en in de liberale
partij een autoriteit van groote beteekenis.
Het hen. t ons nog als de dag van gisteren
hoe zyn naam in den lande werd rondge
dragen, en al wat anticlericaai is, over hem
de loftrompet stak, toen nij met dr. van
Leeuwen en dr. Bronsveld het gewicht van
zijn naam in de schaal wierp het was
in 1888 om het „monsterverbond" te
verijdelen en de antielericalen op 't kussen
te helpen.
In dagbladen en verkiezingspamfletten
kon men lezen, en liberale verkiezingsapos
telen galmden het nit: „waar mannen als
Bronsveld en J. H. Gunning zich tegen de
antirevolutionairen verklaren, daar wordt
het tijd dat alle kiezers het gaan doen."
Natuurlyk moest de naam Gunning hier
dienst doen, het publiek moest in den waan
gebracht dat een meer bekende, meer in
vloedrijke J. H. Gunning bedoeld werd.
Toen deed de rector dienst als bondgenoot
der liberalen en als stormram op de anti
revolutionairen.
Maar let er nn eens op.
Thans zinkt die autoriteit op eenmaal in
't niet. Nn hy komt om het monsterverbond
Sehaepmands. v. DykGoeman Borge
sius te verbreken; nu hij de gronden komt
aangeven waarom hy, schoon eerst met net
ontwerp leerplich. ingenomen, er thans tegen
werd, nn moet men aan die zijde op
eenmaal niets meer van hem hebben.
Dat is nu politiek.
Van liberale zijde zal men zyn bezwaren,
nu wel doodzwijgen, nit politiek; en dat is
jammer. Want dr. Gunning heeft nuchtere,
paedagogische, aan de praktijk ontleende
bezwaren tegen deze wet. Hij beschouwt
deze wet los van de politiek, alleen nit 't
oogpunt van volksbelang.
En dan zogt hij„ik zou deze wet, immers
door den Kameroverzichtschrijver van het
Handelsblad zeiven onuitvoerbaar genoemd,
dewijl zij de onwilligen, voor wie zij jnist
gei aakt heet, niet in de mazen van haar
net zal kunnen vang n, een groote ramp
achten."
Wij kunnen nit zyn in het Handelsblad
geplaatste artikel slechts aanstippen. Bij
voorbeeld het volgende
O.is volk ia er henach niet afkeerig
van, zyn kinderen naarschool te zenden,
maar 't verlangt regelingen, die niet op
een H tagsch bureau zijn uitgedacht, vaar
wer olijk passen bij het leven, dat het
leidi. t de regeling der schooltijden en
der vt eau ties en van den aard en den
omvang der leerstof is nog ontzaglijk
veel te doen om de school oor 't volk
brnikbaar l-r te maken. En ook om haar
aantrekkci y ker en vruchtbaarder te maken
voor hot volgend leven kan nog verba
zend veel gedaan worden. Wanneer het
geld, dat de invoering van den leerplicht
ongetwijfeld zal kosten, eens besteed wer<i