NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Dtnsffog 30 lüfiuttii
DMtfimife Itonr aag.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ik M 1900
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
•ilkeij MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Eürele nummers0,02B.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
De nieuwe kiezerslijst.
Het ia niet overbodig opnieuw te her
inneren aan ie bepalingen der Kieswet, die
in aoht moeten genomen worden, wil men
zijn naam vinden op de kiezerslijst, die voor
1900 gelden zal.
in de eerste plaats herinneren we dan,
dat men, om kiesgerechtigd te wezen, den
leeftijd van 25 jaar moet hebben bereikt.
Allen, die, na 14 Mei 1900, 25 jaar worden
komen dus voor deze kiezerslijst niet in
aanmerking.
Dan weet men, dat de wet verschillende
Boorten van kiezers kent. De voornaamste
soort is de belastingkiezers. Voor de Tweede
Kamerverkiezingen hebben we alleen met
Ayliis-bel&stingen te maken, dat zijn de
Personeels belasting, de Grondbelasting, de
Vermogens- en de Bedrijfsbe\a.exing.
Wie hu in één van deze belastingen is
aangeslagen, en dien aanslag betaald heeft
over het volle laatstverloopen dienstjaar
wordt ambtshalve op de kiezerslijst gebracht.
Die behoeft er dus absoluut geen moeite
voor te doen. In de grondbelasting moet
men minstens voor een gulden zijn aange
slagen, en dien aan slag op tijd hebben be
taald. Het is wenschelijk dat men zorge
zijn belasting voorl Februari a.s. te hebben
De belastingkiezers hebben dus niets te
doen dan op tijd betalen, en straks nazien
of hun naam op de lijst komt.
Alleen lette men er op, dat men den
aanslag over een ttol jaar op tijd moet
hebben betaalddat zij die naar een an
dere gemeente trekken zich moeren aange
ven, evenals zij, die als „mede-eigenaien"
in de grondbelasting betalen.
Op de belastingkiezers volgen de huurkie-
zers, ook wel woning kiezers genoemd. Die
Auwrkiezers behoeven zich, zoo zij op de
vorige kiezerslijst stonden, en in dezelfde
woning zijn gebleven, niet aan te geven.
Zij geven zich alleen dan aan, wanneer zij
nog niet op de kiezerslijst stonden, of wan
neer zij verhuisd z\in. Hetzelfde geldt na
tuurlijk voor de schippers.
Die zich opnieuw of voorde eerste maal
moeten aangeven, doen dit aan het Gemeen
tehuis tusschen 1 en 15 Februari. Daartoe
moet een biljet van het gemeentehuis wor
den gebaald.
Op de Awwrkiezers volgen de loon- of
inkomen kiezers; en die moeten z cb allen
tusschen 1 en 15 Februari aangeven ten
gemeentehHizewat evenzoo voor inwonende
zoons geldt.
Dan zijn er nog Pensioen-, Grootboek-,
Spaarbank- en Examer kiezers, die zich
geen van allen opnieuw behoeven aan te
geven. Stonden ze dus op de vorige lijst en
behielden ze bun spaarbankboekje enz., dan
komen ze ook nu op de lijst. Natuurlijk
moeten zij, die thans voor de eerste maal
kiesgerechtigd zijn, zich aangeven.
Dit is het voornaamste wat thans omtrent
de nieuwe kiezerslijst te zeggen valt.
Zooals men weet zijn de eischen voor
iedere gemeente verschillend, doch dat moet
men nazien in de tabellen, die in tal van
boekjes zijn opgenomen, en die dus gemak
kelijk zijn te vinden.
De Besturen der kiesverenigingen zullen
wel doen, wanneer zij met bet oog op de
nieuwe kiezerslijsten al het mogelijke in bet
werk stellen, om alles in orde te hebben.
Dit jaar kan het stembiljet weer noodig
zijn. (St.)
Verbetering. In 't artikel „Er is baast
by" staat „woord en wet"dit moest ge
weest zyn Gods woord en wet.
Patrimonium beklaagt zich terecht dat
wij in ons artikel „Werkverschaffing" naar
het Buitenland verwezen en de aandacht
van „Patrimonium" inriepen voor deze
zaak, terwijl „Patrimonium" sinds lang, met
name in Friesland en Gelderland, haar ter
hand genomen had.
Nu hadden wij alleen 't oog op de Zeeuw
scbe afdeelingen van dit verbond. Doch wy
erkennen gaarne aan den belangrijken ar
beid van het verbond op dat oogenblik
lotaal niet te hebben gedacht en derhalve
toen niet wakker te zyn geweest.
Het slot van haar schrijven nemen wij
over. Meerderen dan wy kunnen er hun
voordeel mee doen.
O neen, Patrimonium heeft wel meer ge
daan dan daarover te denken. Iu Friesland
hebben sinds jaren onderscheidene afdee
lingen zoo iets met en voor hare leden ge
daan. Op ii itiatief van den Eere-Voor-
zitter der afdeeling Zetten en omstreken,
Ds. H. Pierson, is daartoe aldaar een aparte
vereeniging zelfs opgericht, die die grond-
paohting, bewerking en onderverhuring
reeds jarenlang in toepassing biengt.
Dat zulks aan de wakkere redactie van
De Zeeuw is ontgaan, hoeveel er dan ook
in Patrimonium reeds over geschreven is,
verwondert ons ten hoogste. Wel weten
we dat Patrimonium1 s orgaan d"or vele
redactiën zoo ietwes wordt geboycot in het
belang van de pers van kiesvereenigingen,
maar daaraan doet De Zeeuw (1) toch niet
mee. Wel bestuurderen van Afdeelingen
die niet begrijpen hoezeer zij daardoor hun
eigen blad benadeelen en den bloei van
Patrimonium onmogelijk maken, minstens
tegenstaan.
Maar genoeg. Huren van gronden en
ter werkverschaffing in onderhuur uitgeven
is in Nederland en is in Patrimonium niet
nieuw.
Een sympathiek „liberaal11.
Kruger, „de groote president" gelijk
het Handelsblad hem noemt sprak ten
,-origen jare by het uiteengaan van den
Volssraad, even na de oorlogsverklaring
„Schoon er duizenden kwamen om ons
aan te vallen, was er niets te vreezen, want
de Heere was de scheidsrechter, dia in hoogste
instantie zou beslissen. Ten tijde van Ja
meson's inval werden kogels bij duizendtallen
afgeschotenmaar de burgers bleven
ongedeerd, terwijl bij de tegenpartij meer
dan honderd getroffen werden, waaruit bleek
dat de Heere der heirscharen de kogels leidt
en de wereld regeert.
Liever toch geen leven dan geen vaderland
hebben"
Deze woorden gaven Charles Boissevain,
den van-Dag-tot-Dag-schrijver in het „Han
delsblad" aanleiding tot het schrijven van
het volgende
„Mij was bet, toen ik die woorden las,
of ik dezen knoestigen, onbeweeglyken,
ernstigen vaderlander voor my zag.
„Zijn karakter maakt indruk als iets
zeer massiefs en zwaars en grootsch en
onbewegelijks, dat aan oude tijden her
innert en zeer machtige beginselen verte
genwoordigt.
„Niet aantrekkelijk in den gewonen
zin niet zonder feilen en fouten
maar overweldigend door ingeboren
kracht en onwankelbaar Godsvertrouwen.
„Geïllustreerde geschiedboeken I Maar
hier heeft men een levende verluchting
van de geschiedenis der Protestanten in
Nederland, in Engeland, in Frankrijk, der
Zweden in den dertigjarigen oorlog, der
nobele Waldenzen. JELij doet begrijpen
Hugenoten, Geuzen, Cromwell's Round
heads en strijdbare Puriteinen.
„Ontleding van karakter heet tegen
woordig de groote kunst van een roman
schrijver. Als die ontleders in plaats van
hysterische juffrouwen en allerlei zwak
kelingen eens de persoonlij kheid van een
man dezer mannen poogden af te hielden.
„Huichelarij 1" roept zijn Engelsche vij
and, als hij het stoere, Germaansche, zware
gelaat van dezen Calvinist aanschouwt
en luistert naar zyn bijbeltaal.
„Zoomin een huichelaar als Mihon en
Cromwell, gij kortzichtige!
„Indien alleen hij waarachtig en eerlijk
godsdienstig genoemd mocht worden, die
(1) Nog niet in ons opgekomen. Red. Z.
zonder ernstige fouten is, dan zag het
er slecht uit met ongeveer ons allen.
Ethische wanbegrippen op enkele punten
kunnen samengaan met een diep, harts
tochtelijk geloof in den Bijbel en in God
met een geloof dat bergen verzetten kan,
en ^aarvoor men bet gewin acht het
leven te geven.
„President Kruger schijnt my zoo vol-
komen eerlyk en overtuigd te zyn in zijn
'tjgeloof als een sterveling kan zijn. Wat
sif ons steeds in elke uiting er van zoo treft
Sgis die mystieke glans en gloed, als van
it inwendig licht, welke ook de woorden
der groote zendelingen en hervormers
pleegt te onderscheiden,
fv; „Wij, die van een ander geslacht en
een andere opleiding zyn, die veel ge
lezen en gehoord hebben, dat voor Kruger
een jesloten boek bleef, zyn slechts al te
getuigd dc geloofsovertuiging van zulk
een man „eng" te noemen.
Doch laat ons steeds angstig waken
dat ome breedheid van ondiepbmriet het
bewijs zij
„Als men een groot karakter als Kruger
dus spreken hoort en overweegt in welke
heerlijke overeenstemming hy hem woor
den en daden zyn, dan krijgt men toch
een nameloozen eerlied voor de nobele,
eenvoudige, diepgewortelde geloofsover
tuiging van deze.', kraohtigeu man, die
gelooft en doet.
„Een man, onbeweeglijk en hoekig
vaststaande in geloof, in overtuiging, geen
meester erkennende dan God, geen wet
boek dan den Bybel, geen leiddraad dan
het gebed, maakt menig onzer nederig
als kleine kinderen en doet velen onzer
dankbiar denken aan hun voorvaderen
onder Hollandsche Calvinisten en Fransche
Hugenoten."
Nn lette men (het zy in 't voorbijgaan
gezegd) op den door ons gecursiveerden zin
over „breedheid en ondiepte"en voorts
op het feit dat het Calvinisme hier wordt
gehuldigd, zooals het nog zelden door een
„liberaal" is gedaan.
En juist dit laatste geeft ons aanleiding
om de aandacht op dezen „liberaal" te vesti
gen. Wie zoo onbev .ngen waardeerend
een man beoordeelt, wiens godsdiens
tige richting en denkwijze hy uit kracht
van zijn eigen tegengestelde overtuiging
verfoeit, die is groot en verdient een woord
van respect.
Trouwens, zoolang de oorlog dnurt, is
er geen onder de liberale journalisten
van Europa's vastland, die met zoo mach
tig talent en onverschrokken moed 't voor
Kruger en de Boeren opneemt, als hy.
Reeds vroeger merkten wij op dat hy
er smaad voor over heeft. Zyn brief aan
den hertog van Devonshire, een meesterstuk,
werd beantwoord door een Engelsche
Yachtclnb in de grofst^" taal. En Yves
Guyot behandelt hem al even minachtend.
Maar hy hondt vol. En wy wensehen hom
de kracht toe om dit te blijven doen.
Een schrijven van den heer M. J. Hol-
lebrands in Transvaal aan zyne vrouw die
nog in Nederland verblijft, nemen wy met
toestemming der geadresseerde in onze ko
lommen op niet wyfelerde of wy zullen
onzen lezers hiermede genoegen doen.
De heer Hollebrands, van Ritthem, was
laatst adjudant onderofficier, dienstdoend
officier, by de veldartillerie te 's Graven-
hage, uit welke betrekking hy na eervol
ontslag uit 's lands dienst, naar Transvaal
toog en thans als veldcornet het beleg van
Lady-mith mee maakt.
1 uurN. van Ladysmith 7 Nov. 1899.
Ik ben 29 Sept. met mijn patroon veld
cornet Y. C. TJijs, per trein naar Zandspruit
nabij de Natalsche grens getrokken. Met ons
gingen 106 burgers. 1 October in den
middag laadden wij uit en trokken in lager
d. w. z. bivakkeerden natuurlijk in de open
lucht. Langzamerhand kwamen van alle
midden en zuider districten van Transvaal
de paardenruiters bijeen en weldra waren
op een afstand van 1 nur in 't vierkant,
met station als middenpunt een 5 a 6000
ruiters te zarnen in afwachting van de din
gen, die komen zouden.
We waren lVs uur te paard vaa Volks-
rnst, dat vlak aau de grens ligt en dicht
bij den beroemden Amajnba. Volksrust
was bijnr verlaten. De enkele winkels dia
nog open waren verkochten uit, alles op
order van de commandanten. Betaling ge
schiedt na den oorlog.
Weet gij hoe we leefden? Om 2 of 3
dagen kregen wij een os. Die werd ge
slacht, in stukken gehakt en ieder kreeg
zijn deel. De laadstok van 't geweer
werd vol stukjes vleescb geregen en dan
werd het bij een vuurtje gebraden. Brood
of beschuit en koffie en thee met suiker
werd op gewone wijze bereid.
Een hoop gras werd gesneden, daarop
de dekens neergalegd en met myn burnous,
pelerine en regenjas toegedekt. Als het
regende, werden we natuurlijk doornat en
rilden later van de kou, want weinig re
genjassen helpen tegen Transvaalsche regens,
Het meest wat me hinderde wasde weldra
vuile onderkleeding, In de 9 weken, dat
we uit zyn, heb ik nu slecht» 3 maal on
dergoed gewasschen.
Omdat er zooveel on vei m gende burgers
zijn die niet voor goede kleeding konden
zorgen, werden dekens, overjassen, schoeisel,
regenjassen, en nog audere behoeften door
een z. g. krijgscommissaris in ontvangst
ge"omen en zooveel als het kon gelijk aan
de burgers verdeeld.
11 October was de tijd verstreken, waarin
de Transvaalsche regeering eischle, dat de
Engelsche troepen zich in Natal zouden
terugtrekken, en er geen mannetjes meer
in Zuid Afrika zonden landen.
Op dit ultimatum werd door Chamber
lain weigerend geantwoord. Oorlog was
dus verklaard, 13 October kregen we dan
ook order om te paard op te rnkken. In
de 14 dagen dat we te Zandspruit lagen
waren nog 183 burgers met een 30 talossen-
wagens aangekomen. We hadden eenige
Dachten óf in een tent óf in een ossen
wagen geslapen aar nu was de bloote
aarde onze voorloopige rustplaats.
Als gij de kaart bez'et bij Yolksrust,
bemerkt gy dat naar de ^Natalsche grens
hooge bergen zyn. Om die te vermijden
en om zoo gauw mogelijk met de comm.
van Ass generaal Meijer, nit Piet Retief,
Utreent e i Vrijheid in oontact te komen,
hielden we Z.W. aan onder vreeselijk mis
tig weder, dat tegen den avond in hevigen
regen overging. Doorrat met den teugel
van het paard en de hand op een mierhoop
doorgebracht. 14 Oct. 5 uur weer op marsch
en 's morgens om 10Vs uur uur passeerden
we de Buffelrivier en waien we op Natalsch
grondgebied. De spoorlyn werd direkt op
gebroken en telegraafdraden afgesneden.
Langzaam trokken we dieper Natal in
tot even N. Dundee, waar we Dinsdag 19
October op lVs uur afstand aankwamen.
Dundee lag verborgen achter een 700
1C00 voet hoogen berg, aan de Noordzijde
met banketten of terrassen. Naar de zijde
van Dundee zeer steil en alleen op de vleu
gels met tamelyk steile, glooiende vleugels.
Zoo we in lager waren, werd een pa
trouille gecommandeerd om dezen berg te
verkennen. Generaal Erasmus, commandant
Erasmus, V. C. TJijs en ik gingen mede.
N.W. van den berg kropen we langs
groote onwegen op een kopje om met de
kijkers den berg te spionneeren. Niet op
Europeesche manier waDt iedereen van af
den generaal tot den jongsten burger gingen
op een klip staan, hoog en droog en totaal
zichtbaar dus niet zien zonder gezien te
worden.
Een spion had verhaald dat er een lOtal
vuurmonden en een 8000 man op den berg
waren dus men was uiterst nieuwsgierig
iets te weten te komen omtrent de „rooijes"
Niets werd men echter gewaar en werd
de terugtocht weder aanvaard. Op dezen
terugweg werden we een ruiterpatronille
gewaar. Omdat mijn paard een van de
sterkste bleek te zijn orderde mijn Y. C. een
jongeman en mij die patrouille te surveil*
leeren. Ik galoppeerde er op af. Ze trokken
terug op een kopje vol klippen en waren
weldra niet meer te zien. Niet wetende of
het huzaren, lanciers of bereden infanterie
was, was ik zoo voorzichtig halt te houden
en myn kijker te nemen want om van
achter een klip onverwacht een blauwe pil
in mijn maag te krijgen daar had ik geen
zin in. In den tijd dat ik door de kijker
keek, reden een vijftal lieden mij voorbjj.
Ik hen achterna en het kopje op, en jawel
Op het hoogste punt gekomen, stonden de
voorste lui onverwacht op 30 tree afstand
voor een 5tal lanciers. Ik was ongeveer
80 pas van hen. In een oogenblik was
ik van het paard en achter een mierkop.
Ik legde aan en wilde aftrekken toen onze
voorste kameraden terugjaagden want een
Y. C. belette te vuren.
Wie er meer verschrokken waren de
burgers of de Engelsohen weet ik niet maar
in een minunt waren d9 Engelschen buiten
schot. De menschen raasden dat hnn bellet
was te vuren, maar weg waren de vogels.
Dat was onze eerste ontmoeting met de
rooij es.
Betrekkelijk strenge wacht werd nu ge
houden. Donderdag 4 uur 's middags werd
ik door den commandant-generaal geroepen
die mij vroeg of ik te vertrouwen was. Ik
antwoordde hem: Yraag dat aan mijn chef
Y. C. Uijs. Hierop dicteerde Hy mij het
aanvalsplan voor Vrijdag 20 October om
Dundee aan te vallen. Schetskaartje hierbij
op het terrein zelf geteekend. 1)
Met het breken van den dag zou de
aanval beginnen. Meijer uit Zuid Oosten
Erasmus uit hetN. en Kok „indien moge
lijk" uit Z.W. Weilbach moest een 300
ruiters ter versterking aan Erasmui zenden
en meer achter Erasmus als reserve dienen.
Toen deze commandaut zijn order ontving
was het nit zijn mond: „Ik zal zien."
Dien avond om zes uur zadelden wij op.
We hielden onder een hevige donderbui
avondgodsdienst met de paarden aan den
teugel vast, stegen onder een stortregen op
en gingen een onbekende toekomst te gemoet.
Met groote draaien, over klippen, bulten,
kopjes, door slooten, spruiten en greppels
gingen wij, onder aanhoudenden regen in den
stikdonkereu nacht tot 2 uur door. Toen
kregen wij order af te stijgen en nietmeerte
spreken. We gevoelden dater iets ernstigege-
benren moest. Onder ontzettend veel moeite,
over groote klippen, aanhoudend achteruitglij-
dend, met groote moeite de paarden voorttrek
kend, bij iedere pas ruzie n et de natte overjas,
naar adem hijgend, kropen we achter el
kander een groote hoogte op. O! als de
rooijes ons daar overvallen haddenOm
4 uur waren we op een terras. Langzaam
werd ons aantal voltallig pl. m. 1000 man;
enkelen vielen in zwijm van de konde.
De regen ging over in mist en daar ston
den we in de diepste s'.il-te. Niets werd ge
hoord, dan het klingelen van de stijgbeu
gels of het hoesten van een paard. Tegen
zonsopgang stak de top van den heuvel nog
een 200 voet boven ons uit. Bij iedere
6 of 7 paarden werd een man achterge
laten. NietB werd op den top gezien. In
verspreide orde werd de berg beklommen
van Noord Oostelijke zijde. De man die
ons als gids gediend had, moet uitstekend
met het terrein bekend zyn geweest om
ons in den nacht onder regen en dikke
mist zoo hoog en onbemerkt op zulk een
belangrijk punt te brengen.
Achter een klip vond ik een Engelsohen
spekzak met wat suiker er in. Een bewijs
dat er dus Engelschen in de buurt ge
weest waren. Onder bange verwachting,
tnsschen de varens, cactussen en palmen
door staken we een voor een het hoofd
over den bovensten rand en vonden
Beneden trok de mist op, maar boven
slechts bij korte tussohenpoozen.
1) Tot onzen spijt konden wy dit kaartje
niet overdrukken. Red.