NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH VOORUIT. Ho. 41 1900 Saferifag 6 Januari, ücrrfimrfe faargang. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Engeland en Transvaal. m elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers 0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. O De kiesvereenigingen mogen, nn het nieuwejaar intrad, en het jaar 1901 met zijne verkiezingsbeslommeringen, geen vol jaar meer van haar verwijderd is, wel eens ernstig aan de ^propaganda gaan denken. In 1900 moet er flink worden opgebouwd; dat wil zeggen er moeten vergaderingen belegd, waarin de beginselen der antirevo lutionaire party worden behandeld; de staitkundige vraagstukken in het licht dier beginselen bezienen de wetsontwerpen al zijn het er ook weinige dis in het vierjarig tijdperk, 1897 tot 1901 werden aangenomenjjof zullen aangenomen worden, voor het volk toegelicht worden. Hoogstens drie vergaderingen kunnen dit voorjaar nog gehouden wordenen in het najaar nog eens drie; dus te zaam een zestal Dit is niet veel. Maar by een goede taak- verdeeling inderdaad genoeg. Wij denken hierbij aan de principieele wetsontwerpen: leerplicht- en ongevallen wet aan de bespreking van eerstgenoemd ontwerp in 't licht onze» beginselen; aan een overzicht van hetgeen de regeering tot stand bracht in de weldra afgesloten periode. Wij denken daarbij aan zoo me nige ervaring en uitlating die ondubbel zinnig heenwijst naar de komende over- heersching der radicale en sociale partyen e» beginselen; aan zoo menig gevaar dat door scheve voorstelling of onjuiste opvat- k ting en vergelijking ook op het gebied der i' belijdenis onzer staatkundige beginselen dreigt. ;.yEr is in de pers menige beschouwing geleverd, in de kamers menig debat ge voerd die den leiders der kiervereenigingen gelegenheil geeft tot nadere besprekingen en beschouwingen. Een drukke maar kalme propraganda be hoort tot de roepiug van allen die op eeni- gerlei wijs aan de spits staan. Het jaar 1900 zal, watde binnenlandsche aangelegenheden aangaat, indien er geen bijzondere ongevallen plaats hebben, een kalm jaar zijn, voor zoover men in onzen veelbewogen tijd met zijne roerige, soms koude, drukten van kalmte spreken kan. Yerkiezingen staan niet voor de deur; derhalve ontbreekt de agitatie die allicht den rHstigen toon verstoort, schade doet aan de helderheid van 't oog en het ge zichtsveld benevelt. Dit jaar is dus het meest geschikt om de dingen wreedzaam onder de oogen te zien. Het is ook geschikt om vreedzaam by de pakken neer te zitten en niets te doen, wyl de prikkel tot actief optreden ontbreekt. Doch laten onze Kiesvereenigingen daar aan niet meedoenaan dit gemakkelijke gevoel niet toegeven niet indommelen. Zoolang wij in dit leven zijn; zoolang wij politiek met onze partij en in eiken kring die leeft, meeleven, moeten wij ook wakende zijn, want dan dreigt er altijd gevaar. En het gevaar dreigt juist het meest, niet van de tegenstelling, maar van de ineenvloeiing. Verflauwing der grenzen dat ishetgroote perikel waarmee de negentiende eeuw be sluit, waaronder de twintigste eeuw straks wordt ingeluid. Niet zij die schreeuwen „laat ona hunne banden versoheuren en hunne touwen van ons werpen" zijn het gevaarlijkstmaar zij die in dwepende taal u een evangelie van verbroedering en geesteseenheid, waar ze niet is, toezingen; die u wijsmaken dat zoo de eindpaal waar men op aanstuurt, maar dezelfde is, het met de wijze waarop niet zoo nauw aankomt. Niet in den schellen kreet der revolutie maar in den gullen glimlach der evolutie ligt het gevaar. Hoe menigmaal liggen de beddingen waar door twee stroomen vloeien zoo dicht naast elkaar, dat men ze van verre gezien, ais één stroom beschouwen zou, terwijl toch blijkt hoe ze door een breede strook ga- scheiden zijn en de eene stroom zout, de ander zoet water u toevoert. .jjHerliaaldelijk worden vraagstukken be handeld in den kring van staatslieden of van juristen of filosofen van allerlei richting, vraagstukken waarbij men wel tot dezelfde conclusiën komt, doch de beginselen waaruit men redeneerde hemelsbreed verschillen. Het verschilt veel of de antirevolutionair dan wel de oud-liberaal het voor het vrije partioulier initiatief opneemt. Het verschilt ook of de radioaal dan wel de antirevolu tionair voor de democratie pleitalleen op pervlakkige geesten kunnen er over klagen dat deze in éénzelfde sohuitje gekomen zijn. Antirevolutionairen en sociaal democra ten komen telkens weer op voor de reehten van het volk. Maar wat dezen onder „het volk" ver staan, wordt door genen er niet voor ge houden. Het is er slechts een stukske van. Spreken de sociaal democraten van „het vollk", dan bedoelen zij daarmee de in aan tal aanzienlijkste klasse, die door handen arbeid in haar levensonderhoud voorziet. Zij noemen dit „de massa" wier verheffing haar het een is en het al. En nu is het volkomen waar dat de massa aanspraak heeft op belangstellingen de nooden en behoeften van den arbeiders- en handwerksstand zijn groot; voor hunne be langen warm te pleiten en niet te rusten voor het recht ook voor hen niet langer een wassen neus zij, behoort tot de roeping van alle partijen, en de antirevolutionaire party, de partij der „kleine luyden" stond daarby lang niet van achteren, maar die kleine luyden, dit erkent zij, maken slechts een deel der natie uit. Neen, de eene helft des volks mag niet tegen de andere overgesteld. De mannen van naam en geboorte en kapitaal mogen niet buiten het volk gezet; niemand mag hen behandelen alsof zy sleohts de vijanden des volks waren. Zy beiden zijn het volk. Niet de heeren en de knechten, maar het volk, het vrije volk, gelijk de Transvaler zingt, dat zijn zij, Zoo begrijpt het de antirevolutionair, zoo begreep het Groen, zoo begreep het Kuyper, toen zij de rechterhand reohts opwaarts en den linkerarm links benedenwaarts strek kend, den cirkel poogden te voltooien door arm en rijk, adel en „volk", grooten en kleinen in één hartelijk samendoen voor 't groote doel: het heil des ganschen volks in al zijne rangen en standen, te vereenigen. Wanneer de antirevolutionair voor „het volk" opkomt, dan is dit naar den eisch van Gods Woord, zoowel voor den rijke als den arme. Dit heeft de arme te bedenken doch te zwaarder ook rust op den rijke de plicht, dit evenmin uit het oog te verliezen. Het is maar al te waar, helaas 1 dat ook in de hoogere kringen van ons maatschap pelijk leven men zich in grove mate heeft schuldig gemaakt aan een geringschatten van de massa die van handenarbeid leeft. De geldmacht hoeft den volke veel kwaad gedaan. Zij heeft de arbeidende menschheid laten zwoegen en slaven, dag en naoht, vaak voor veel te weinig loon en zonder voor uitzichten voor den zieken of ouden dag, en haar den dood doen ingaan met een bezwaard hart over het lot van vrouw en kinderen. Dat heeft kwaad bloed gezet. En nu komt welde geest van altruïsme, onder der tijden druk, voor dezen geest van egoïsme plaats maken en wordt eigen liefde door „liefde vooreen ander"dit is de beteekenis dezer twee stadhuiswoorden vervangen. Maar zoo dreigt de evenaar weer ter andere zijde over te slaan; en dreigt men af te vallen van het eenig juiste standpunt door de Schrift in dat gulden woord: Rijken en armen ontmoeten elkander, de Heere heeft ze heiden gemaakt, geteekend. Maar dan ook in dien zin dat zy elkan der noodig hebben; dat niet de armoe, maar de arme „gemaakt" is de arme door den rijke en wederkeerig de rijke door den arme behoort te worden ontmoet. Dit is nog maar één vraagstuk door onze Kiesvereenigingen in de oogen te zien. Maar nog tal van andere quaestiën doen zich voor, verdringende de eene de ander. Het gezag. De eed. De verhouding van volk en overheid. Het huwelijk. Het recht. Pensioneering. De vrye school voor heel de natie. En nog zoovele andere onderwerpen die in het licht onzer beginselen behooren te worden gezien. Er is, er komt werk aan den winkel. Laat men wakker blijven, of wie sliepen, laten zij ontwaken. Het duurt nog wel een heel jaar, eer de strijd wenkt; maar 'tis kort dag. En al wat de hand vindt om te doen, doe men uit alle macht. EEN BELANGRIJK FEIT. De weg door Siberië is gereed gekomen. De Transbaikal-sectie van den Siberischen spoorweg heeft het dorpje Strjetensk be reikt. Tot Strjetensk varende stoombooten uit de Japansche zee de Amoer en ver volgens haar Noordelijken zijtak, de Schilka op. De onafgebroken verbinding per spoor en boot tusschen de Japausohe Zee en den Atlantischen Oceaan is derhalve gereed gekomen. Wanneer in 't voorjaar het ijs op de Amoer en Schilk» smelt, zal men in twee weken uit Amsterdam naar Irkoetsk kun nen sporen en drie weken later met de stoomboot te Chabarowsk kunnen zijn. Daar begint de reeds lang geleden voltooide Ur- suri-spcorweg, en deze brengt den reiziger in één dag in 't gezicht van de Russische oorlogsvloot inde baai van Wladiwostook. Van daar is men den vierden dag te Na gasaki, den vijfden of zesden te Shanghai, Kiautschau of Peking. Nog nooit is een spoorweg gelegd van zoo ontzaglijke staat kundige beteekenis. Den 31 Mei 1891 stak keizer Nicolaas II (toen nog kroonprins) de eerste spade in den grond voor de Ussurilijn, een spoor weg van 10,588 kilometer! En 120 kilometer is een dag gaans. Een weg door onontgonnen, veelal on herbergzame gewesten en gevaarlijk dicht langs de Chineesche grens, met geringe mogelijkheid van verkeer des winters, van een behoorlijke bewaking, van een voldoen den aanvoer van steenkool; enz. Zoo dacht men. Maar de oorlog van Japan met China in 1894 en '95 leerde 't wel anders. In enkele maanden had Japan China onder de knie, en stonden Rusland en an deren gereed hem den buit te betwisten. De spanning tusschen Rusland en Engeland in het verre Oostenhet bezetten van Kiautschau door de Duitschers, van Port Arthur en Taliën wan door de Russen; de *eis van prins Heinrieh naar Oost-Azië, dat alles volgde verrassend snel op elkaar en bewees tastbaar en luidelijk,welke ge weldige beteekenis de groote mogendheden hechten aan de staatkundige verdeeling van Oost- Azië. Toen eerst werd het ware belang van den Siberischen spoorweg door ieder gezien. En jn de grootste stilte gaat Rusland nog al verder. Het heeft zijn lijnen ook in Mantsjoerye ontworpen; het plan voor den „Chineeschen Oosterspoorweg"staat thans vast. Deze verlaat de Transbaikallyn nadat deze het Jablannoi-gebergte doorsneden heeftbereiut bij Staro-Zunichartui de Chineesehe grens, en loopt dwars door het Chingan-gebergte, naar de Sungari, waar de stad Boduno eene centrale voorraadplaats wordt. Voor de vaart op deze rivier zijn reeds vijftien stoombooten en vijftig sleep- booter. besteld om te dienen voor het ver voer van materiaal en solda'en. Van Boduno volgt de lijn de Sungari tct Kirin, waar zij zich vertakt naar Wla- diwostock oostwaarts en naar Port Arthur zuidwestwaarts. Van eerstgenoemden tak zijn reeds 70 K.M. gereed, doch daar moet een tunnel van 400 meter lengte worden geboord. Een tweede groot werk is een stelsel van dijken en bruggen over de moerassen der Nonni, van ruim een uur gaans. In 1903 hoopt men den geheeien weg voor het verkeer gereed te hebben. De strategische beteekenis van dezen spoorweg is zonneklaar. Rusland heeft, be halve 10 bataljons en 3 batterijen garnizoen nog een geheel legerkorps vun 32 bataljons infanterie, 19 escadrons en 14 batterijen in Manlsjoerije staan. In West-Siberië staan zeven bataljons, infanterie en een kozakkenregiment, dat ook te hulp kan komen. Overigens zullen, na 't gereed zijn van den Siberischen spoor weg, zcoveel soldaten aangevoerd kunnen worden als men maar wil. De Russische vloot in den Grooten Oce aan telde onlangs twee slagschepen, zes kruisers eerste en een tweede klasse, 6 kleine en een torpedo-kruiser, alsmede 2 transportschepen. Daarby komt de zoogen, Siberische kleine vloot van 19 torpedo booten, 2 torpedo-kruisers, 4 kleine krui sers en eenige minder belangrijke vaar tuigen. Op het schiereiland Liao-tung onge veer 120 kilometer lang aan beide kusten en 40 K.M. breed richten de Russen zich thans gezellig in. De sterke vesting van Port Arthur zal onneembaar worden gemaakt Vyftien millioen gulden is tot versterking er van uitgetrokken. Tevens heeft de Czaar bevolen, dat een nieuwe stad zal worden gesticht, die den naam zal dragen van Dal- nij (de Verre) aan de baai van Taliën wan. Hoewel alleen Liao-tung aan Rusland is afgestaan, zal dit Ryk in Mantsjoerije vol komen meester zijn. Niet alleen houdt het er garnizoen en legt er sporen aan, maar het heeft bovendien het recht verkregen, steenkool- en andere mijnen te ontginnen en er vrijelijk te handelen en bedrijven uit te oefenen. Ongeveer een derde van dit ge bied, dat twee malen zoo groot is als Duitsch- land, is geschikt voor landbouw en een ander deel leent zich voor de veeteelt; er zijn groote en rijke wouden, er woont een goedaardige bevolking. Maar hoofdzaak is, dat dit land toegang geeft tot de Japansche en de Gele Zee. Reeds thans kan men zeg gen, dat Rusland, ingeval van verwikkelin gen, binnen korten tijd meester van Peking zal zijn. Ook in Siberië kan rogge en gerst ver bouwd worden in streken als Jakoetsk met een gemiddelde temperatuur van min 8 graden, waar 204 dagen van 'tjaar ijs in de rivier ligt en waar de grond op 1 cM. diepte nooit ontdooit. De vijf maanden Mei tot Augustus geven daar echter warmte genoeg om het graan te doen rijpen, terwijl bijvoorbeeld in het noorden van Schotland bij een gemiddelde temperatuur van ruim 6 graden de koele zomers zulks beletten. Voor Transbaikalië en het Amoer-gebied waar weinig vruchtbaar land is, zal de spoorweg niet tot export maar tot aanvoer van graan moeten dienen. Rusland kocht tot dusver het graan voor zijn Oost Azia-. tisch leger van Japan, jhina en e V. S, hetgeen wel het goedkoopste zal blijven maar 't is prettiger voor hem voortaan niet meer van deze buren afhankelijk te zul len zyn. Tegenstelling. Het is ourieus na te gaan, hoe over de artikelen van „De Standaard", bet.effende „de internationale positie van den Paus" wordt geoordee:d door de „Nederlander", het orgaan der vry-autirevolutionairen, en het „Nederl, Dagblad", de tolk der chris telijk- Historischen. Eerstgenoemd blad verklaart nauwelijks te durven vragen, of die artikelen tot in leiding van een parlementair debat geschikt zouden zijn geweest. „Immers" aldus de „Nederlander" „de daarin „verzamelde feiten" zijn, om nu ook eens latijn te spreken, lippee et tonsoribus, d, w. z. aan jan en alleman bekend, zoodat misschien een Eamerlid den spreker allioht zou hebben toegevoegd: sla dat nu maar over. En wat de uit die feiten getrokken conclusies aangaatdoch wij laten het oordeel daarover liever aan anderen". a jHet „Nederlandsche Dagblad" bespreekt de opstellen aldus Eindelijk heeft dan toch De Standaard of liever naar wij vernemen, dr. Kuyper in De Standaardonbewimpeld zijne mee ning gezegd. In een drietal artikelen heeft hij de internationale positie van den Paus besproken, om ten slotte tot de uitspraak te komen, dat de Paus, noch als wereldlijk vorst, noch als hoofd van eene kerk op de vredesconferentie genoodigd had kunnen worden. Hij begrijpt dus, evenmin als wij hoe de minister van Buitenlandsche Zaken heeft kunneu zeggen, dat hij den Paus zou genoodigd hebben, als Italië zich niet had verzet, en keurt de briefwisseling met den Paus streng af. Wy zijn dankbaar voor deze uitspraak al komt ze wel wat laat. Had dr. Kuyper kunnen besluiten eerder te spreken, dan zou hem menig verwijt zijn ontgaan. Nu heeft het den schijn, dat hij liever had gezwegen, maar door anderen tot spreken is genoopt. Vooral dit laatste klinkt bespottelijk voor wie weet dat dr. Kuyper reeds over deze zelfde qnaestie breedvoerig principiëel ge sproken had, toen mr. Verkonteren nog met zijn kieltjen aan in de bewaarschool op de schoolbankjes zat. Nog niet veel nieuws. Wij geven slechts eenige korte beriohten. Uit Ladysmith zyn zes ruiters outs apt, de Boeren meenen dat onder hen kolonel Rhodes en dr. Jameson waren, of althans een van dezen. Onmogelijk is dit niet, want uit Engelsche berichten blijkt, dat kolonel Rhodes te Kaapstad is aangekomen. Hij is een broeder van Cecil Rhodes, die te Kimberley ingesloten is. Van de westgrens verneemt men dat te Modderrivier talrijke inboorlingen zyn ver rast, terwijl ze bezig waren uit het Engelsche kamp teekenen te geven aan de Boeren. En wat de positie van French in Kaap kolonie betreft, het blijkt alweer en al meer dat de Engelschen weer veel te hard ge schreeuwd hebben. French gaf te kennen de Boeren van Naauwpoort tot Colesberg te hebben ver volgd, doch indien hij geen versterking kreeg deze „overwinning" niet kunnen voltooien. De Boeren die zich in Colesberg ver schansten, wisten hem dan ook op een - eerbiedigen afstand te houden. Thans zyn infanterie en artillerie versterkingen uit De Aar aan French gezonden. Dit is dus wel eenigszins anders dan t-en wilde vlucht der Boeren. Voeg hierbij dat Dinsdag zestien En- gelsohe gewonden to Arundel aankwamen, dat de Boeren den volgenden dag schoten uit een kanon dat French meende ver nield te hebbendat de Boeren een trein met voor French bestemde levensmiddelen veroverden en de levensmiddelen vernietig den, omdat de Engelcchen ze terugkwamen balen en dat daarby ook braaf gevochten is dan ziet men wel dat de „overwinning" ook niet zoo heel groot was. De Boeren schij nen zich achter French zyn rug te hebben herzameld,hunne bekende tactiek van om trekken en insluiten getrouw. Ook Gatacre is nog niet gerust. Wel verdreef hij de Boeren uit Cyphergatmaar de Boeren houden toch Molteno daar vlak bij bezet. Een officier v«n Methuen bracht nog al wat sensatie met een bericht van overwin ningen door hem behaald. Deze blufferige man, bij heet kolonel Pilcher, heeft echter niets gedaan dan bij de weerlooze Boeren gestroopt, veroverde een verlaten plaatsje Douglas, vernachtte daar en trok, of liever vlood 's anderen daags weer van daar, met overhaas'en gang naar Belmont, zeker niet gerust op de Boeren. Nog een ander Engelsch bevelhebber kapitein Mont morency „veroverde" op dezelfde manier

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1900 | | pagina 1