NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Dinsdag 21 Hoeemficc. DeMfimrfc luarpng. CHRISTELIJK- HISTORISCH Engeland en Transvaal. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN I m m m - WIVB— Jv®. KlXKN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. FamiSsberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. DE BOUWGROND. In ons vorig opstel noemden wij als de hoofdfaestanddeelen van een vruchtbaren bodemklei, zand, kalk en humus. Over de beteekenis van den humus en zijn waarde voor den landbouw hopen wij thans het een en ander in het midden te brengen, dat naar wij hopen de belangstel ling onzer landbouwers waardig zal zijn. In de eerste plaats gaan wij na, wat wij door hnmus moeten verstaan. Om uit eer. wetenschappelijk oogpunt hierop een juist antwoord te geven, zal niet heel gemakkelijk gaan, aangezien onze k nnis van den humus, wat zijn samenstel ling betreft, nog verre van volledig is. Doch voor ons doel is het voldoende, als wij zeggen, dat humus de stof is, welke in den grond ontstaat uit overblijfselen van planten. Om ons tot den bebouwden grond te be palen, zoo weet men, dat elk jaar de stop pels der halmgewassen worden ondergeploegd en alzoo met de wortels de overblijfselen vormen der geoogste gewassen. Ook van de andere vruchten big ven de wortels en een deel der stengels en blade ren op den akker achter en worden onder- geploegd. Deze plantenresten nu blijven in den bodem niet onveranderd maar verteren en vormen dan eene stof, welke men gewoonlijk humus noemt. Ook de onkruiden nemen dus deel aan de vorming van humus. Nu ligt het in den aard der zaak, dat de stoffen, die uit deze plantenresten ontstaan zeer verschillend van samenstelling zullen zijn; immers de plantenresten, die het materiaal voor den humus leveren, hebben niet alle dezelfde samenstelling, waarbij nog dit komt, dat de plantenresten niet altijd op dezelfde wijze tot humus vervormd worden. Of de plantenresten ondergeploegd worden in zwaren kleigrond met gebrekkigen waterafvoer dan wel in een middelmatigen kleibodem, welks waterloozing uitstekend geregeld is, of in een drogen zandgrond, zal op de vorming van den humus nog al eenigen invloed uitoefenen. En zoo beBtaan er nog andere omstandig heden, die op het ontstaan van den humus inwerken, en waardoor het ons duidelijk wordt, dat men door humus niet moet verstaan een homogene stof of eene stof, die overal en ten allen tijde precies dezelfde samenstelling heeft. In plaats van te spreken over humus, zou men dus beter doen van te spreken over humusstoffen. Wij wenschen ons evenwel aan het ge wone gebruik te houden en spreken dus over humus, waar wij dan onder verstaan al de organisohe verbrandbare stoffen in den bodem. Deze stoffen bestaan uit stikstof, water stof, koolstof en zuurstof, welke in velerlei verbindingen in den humus optreden. De eenmaal gevormde humus blijft niet als zoodanig in den bodem bestaan, maar onder den voortdurenden invloed van de dampkringslucht wordt de humus ontleed, bij welke ontleding dan plantenvoedsel ontstaat. De stikstof, welke in den humus voorkomt in eene verbinding, waarin zij niet door de planten opgenomen kan worden, wordt bij de voortgaande ontleding van den hu mus voor de planten toegankelijk, aange zien de onbruikbare stikstofverbindingen langzamerhand vervormd worden tot am moniak en salpeterzuur. Alzoo treedt de humus bij zijne voortgaande ontleding op als leverancier van plantenvoedsel. Maar ook indirect of middellijk treedt de humus op, om aan de planten voedsel te verschaffen en wel op de volgende wijze. Bij het vergaan van den humus wordt ook koolzuur gevormd en dit koolzuur heeft de eigenschap, om moeilijk oplosbare verbindingen in den bodem, om te zetten in andere verbindingen, waaruit de planten yoedsel kunnen halen. Inzonderheid wordt door de oplossende werking van het koolzuur heel wat phos- phorzuur en kali voor de planten beschik baar gesteld. Maar ook nog uit een ander oogpunt is de humus zeer belangrijk voor de voe ding der planten; hij bezit namelyk het vermogen, om vele gemakkelijk oplosbare stoffen, welke als plantenvoedsel van groot belang zijn, scheikundig of werktuigelijk te binden. Dit geldt o. a. voor kalk, kali en phos- phorzuur. Door deze eigenschap worden verbindingen gevormd, die niet gemak kelijk door het water kunnen opgelost worden en die dus niet aan uitspoeling blootstaan. In dit opzicht werkt de humus mede om het absorbtievermogen van den bodem te verhoogen. Bij de verdere ontleding van den humus worden de gebonden stoffen weder gemak kelijker oplosbaar en veór de planten op neembaar. De hnmus is dus een voortdurend vloeiende bron voor koolzuur en plantenvoedsel en wel een bron, die langzaam maar gestadig vloeit en dus in alle tijdperken van plan tengroei voedsel voor de gewassen beschik baar stelt. Zoo zien wij dus, dat de humus of rechtstreeks of middellijk als plantenvoe- dende stof optreedt en geen wonder dus, dat men vroeger meende, dat de humus in zijn geheel als voedsel kon opgenomen worden. Latere onderzoekingen hebben aangetoond dat zulks niet het geval is maar dat toch de humus voor de voeding der planten een zeer belangrijk bestanddeel van den bodem is. Evenwel is dit niet het voornaamste nut dat de landbonwer van den humus trekt, veel nuttiger nog is de werking van den humus op de natuurkundige eigenschappen van den bodem. Om dit goed duidelijk te maken, beschou wen wij eerst de klei. Zware klei laat het water zeer weinig door; de fijne deeltjes, waaruit de klei bestaat, liggen zeer dicht op elkander en bemoeilijken zeer het af- en doorvloeien, alsmede de verdamping van het water; en dientengevolge is de zware kleigrond koud en nai en duurt het lang, eer die voldoende vruchtbaarmakend warm is. Daarom is het wenschelijk, om dien samen hang van den zwaren kleigrond te verbreken en dit doet de humus. De humus, die zeer poreus is, wordt bij de bewerking van den bodem tusschen de kleideeltjes als het ware ingeschoven en belet daardoor, dat deze zich te vast aan elkander hechten, terwijl nu het water ge legenheid krijgt om weg te vloeien. De dampkringslucht en de warmte kunnen nu beter binnendringen en daardoor wordt de verdamping en de verwarming van den bodem zeer bevorderd. Maar ook de fijne worteltjes der gewassen kunnen nu beter overal in den bodem door dringen en tengevolge van de krachtiger be worteling der planten wordt ook de groei der gewassen zeer bevorderd. Er is evenwel nog meer. Door de poreusheid van den humusrijken bodem wordt deze ook tegen bovenmatig uitdrogen beveiligd, daar in drogen tijd door de poreusheid het opstijgen van het water uit de benedenlagen van den grond, zeer bevorderd wordt. Bovendien wordt korstvorming en dicht slibben van den grond tegengewerkt, de verweering bevorderd en de werkzaamheid van den bodem ten opzichte van den plan tengroei zeer verhoogd. Wij zien dns, dat de humus op den zwa ren kleigrond een zeer weldadigen invloed zuitoefent en dientengevolge worden dan ook ware kleigronden door sterke bemes.ing met stroorijken stalmest zeer verbeterd. Het strooisel toch verandert inden grond in humus en maakt hem losser, terwijl bovendien als het stroo verteerd is, in den bodem kleine holten en kanaaltjes gevormd zgn, welke de waterloozing en deluchttoe- treding zeer bevorderen. Beschouwen wg nu de zandgronden, dan zien wij, dat de humus ook daar een zeer gewenschen in vloed uitoefent. Het zand zuigt geen water in, maar het trekt alleen het water aan, daarom houdt het ook het water zeer slecht vast. De zandgronden laten het water zeer ge makkelijk door en dit des te spoediger, hoe grover van korrel het zaad is. Hoe vreemd het nu moge klinken, toch is het een feit, dat op de zandgronden de humus juist andersom werkt dan op de klei gronden. Treeit, zooals wg zagen, op de laatste de humus op als verbreker van den te grooten samenhang, op de eerste wordt door hem juist de samenhang ver sterkt. Ook wordt door den humus de waterhou dende kracht van den zandgrond aanmer kelijk verhoogd, daar de humus als een spons werkt en het water in de tussche.i- ruimten teruggehouden wordt. Daardoor wordt ook het uitdrogen van den bodem in den zomer gematigd, zoodat humusrijke zandgronden in den zomer veel minder van de droogte lijden dan zandgron den met weinig humus. Maar vooral is het voor de zandgronden van groot belang, dat de humus, zooals wg reeds aanstipten, het absorbtie-vermogen van den bodem verhoogt. Daardoor wordt het mogelijk deze gron den sterker te bemesten zonder dat men voor aanmerkelijk verlies van planten voed- ssl beducht behoeft te wezen. Bove' dien werkt de humus door zijn waterhoudende kracht nog mede, om de warmte van den zandbodem te temperen, doordien heel wat warmte verbrnikt wordt voor het verdampen van het water. Dientengevolge wordt ook de te snelle ontleding van voedingsstoffen tegengegaan, wat van niet gering voordeel is. Wij hebben nu gezien van hoe groot belang het is, dat de bouwgrond een pas sende hoeveelheid humus bezit, en willen nu met een enkel woord nog zeggen, welke bronnen den landbouwer ten dienste staan, om den noodigen humus te verkrijgen. In de eerste plaats noemen wij h°t stroo der halmgewassen, dat met de dierlijke uitwerpselen vermengd, den stalmes vormt. Daarom is deze voor de humusvorming van zoo groot belang en kan hij, wat zijne waarde betreft, zoo moeielijk met kunstmest vergeleken worden en moet men hem nog altijd als de hoofdmest beschouwen. Wel kan men ook door eene uitsluitende bemesting met hulpmeststoffen een ver meerdering van humus in den bodem krijgen, maar toch mag men met grond befwijfelen, of deze vermeerdering voldoende is, om den bouwgrond in dien toestand te brengen, dat hg voortdurend voldoende oogsten kan opbrengen. In de tweede plaats noemen wij het onderploegen van groene gewassen of de zoogenaamde groenbemesting. Tegenwoordig heeft men met deze be mesting voornamelij k op het oog den bodem op eene goedkoope wijze van stikstof te voorzien en kiest men daarom planten, welke het vermogen bezitten, om in samen werking met sommige bacteriënsoorten, de vrije stikstof der lucht voor de gewassen toegankelijk temaken. Vroeger, toen men de groenbemesting alleen toepaste om meer humus in den grond te brengen, koos men bij voorkeur die gewassen, welke bij korten groeitijd eene groote hoeveelheid loof en wortels leveren en die dus in staat zijn den bodem aanzienlijk m^t humns te verrijken. Alsgroenbemestingsgewasssn bezigde men toen: boekweit, mosterd, spurrie en rapen. Tegenwoordig gebruikt men daartoe: klavers, lupinen, wikken en sommige erwten soorten. Door deze methode bereikt men tweeërlei doel, ten eerste wordt de bodem verrijkt met luchtstikstof, ten tweede wordt het humusgehalte verhoogd. Dat de vermeerdering van humus door uene groenbemesting zeer aanzienlijk kan zijn, blijkt uit het volgende. Eene groenbemesting met wikken leverde per H.A. 3380 K.G. droge stof, een met Zweedsche klaver 2600 K.G. Deze vermeerdering is evenwel bg lange na niet zoo groot, als die, welke door eene ruime gift van stalmest in den grond ge- fa'acht wordt; matig verrotte stalmest bevat ongeveer 20 pCt. droge stof en dus wordt door eene bemesting van 60 voer of onge veer 60000 K.G-. stalmest per H.A., 12000 K.G. droge stof in den bodem gebracht. Wel een rsden dus om den stalmest op een hoogen prijs te stellen en hem goed te bewaren, opdat hg geen te groot verlies aan droge stof onderga. Dit verlies is vol strekt niet denkbeeldig; dr. Holdefieisz, die zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt door zgne onderzoekingen van den stalmest, heeft aangetoond, dat aan zijn lot overgelaten stalmest ongeveer '/3 van zgn droge stof verliest. Bg het lezen van deze getallen moet men wel in het oog vatten, dat eene aan zienlijke hoeveelheid droge stof eene be trekkelijk kleine hoeveelheid humus vormt. In de laatste plaats noemen wij als ma teriaal voor de humusvorming: de stoppels der landbouwgewassen, boombladeren, afval van groente, slootruimsel en verderen afval, hetwelk alles waard is, om goed verzameld te wordenniets mag er verwaarloosd wor den; wie geen penning acht, wordt nooit een guldens-heer. Hebben wij tot hiertoe den hurms van zijn gnnBtige zijde leeren kennen, thans willen wij ook nog even de keerzijde der melaille bezien. Ook van het goede kan men te veel krijgen, zegt het spreekwoord, en dit geldt ook van den humus. Een overmaat van humns werkt zeer schadelijk op de gesteldheid van den bodem; vooral in zeer natte gronden, welke de toetreding van de dampkringslucht zeer bemoeilijken. In deze gronden ontstaat licht een hu- mussoort, welke men zuren humus noemt. Deze humus werkt zeer schadelijk, ja zelf vergiftig op de landbouwgewassen en bevordert den groei van zure grassen en moerasplanten. Deze humus, welke ontstaat door een slechte waterloozing, moet veranderd wor den in vruchtbaren humus, en daartoe moet in de eerste plaats de bodem behoorlijk drooggelegd worden. Yerder kan men door grondbeweiking de toetreding der lucht bevorderen en daar door dezen humus tot snellere ontleding brengen, terwijl na een goede afvoer van het overtollige water, een kalkbemesting hier zeer nuttig werken kan. De schaduwzijde van den humus, die men bovendien nog vermijden kan, verzinkt in het Diet tegen de lichtzijde, die ons heeft doen zien, dat de humus een groote zegen is voor den landbouw. Door zijn invloed wordt in den bodem die toestand geboren, die de meest voordee- lige uitoefening van den landbouw mogelijk maakt. Onduidelijkheid en tegenstrijdigheid der telegrammen zgn oorzaak dat wij op 't oogenblik weinig zekers kunnen melden. Zekeris dat de Engelschen zich in een be nauwde positie bevinden. Vooral in'tO >sten. Dit big kt vooral hieruit dat zij hunne rugbedekking bij Estcourt hebben laten af trekken. Zoo iets doet men stellig niet, wanneer men niet hopeloos in 't nau w zit. Zij zgn overal door Boerencommando's omringd die de gemeenschapsmiddelen hebben afgesneden en nu vanaf de kopjes een open schietvlak op den vijand hebben. 't Is waar, de Engelsche versterkingen knnnen ieder oogenblik komen, maar of zij zullen aankomen ter plaatse, en er oor komen, ondanks hunne groote overmacht, staat dit lang niet vast. Bullec heeft geen gemakkelijke taak. Vooral niet bij den goeden naam var ijzer vreter, organisator en dapper soldaat dien hg heeft op te houden. Wij vernamen reeds iets omtrent dien naam nomen est omen 1 Hij heet Bulier Een naam, na aan Buil verwant. En nu is 't, zoo merkte een Iersch blad dezer dagen op, „geen aantrekkelijk ge zicht een grooten „bully" overwinnend te zien maar om een grooten „bully" over wonnen te zien is het toppunt van schande." En toch behoort dit niet tot de onmoge lijkheden. Indien de Heere Zebaoth aan de spits der Boeren is, zal men John Buil en Bulier eD gansch hun aanhang beschaamd en schaam rood zien achterwaarts keeren En nu strekt wel is waar het totaal der berichten van het oorlogsterrein wel niet o ai dit geloof te versterken; doch ten slotte is 't niet ons geloof maar de souve- reine raad Gods wuarv:nde Boeren bestaan zullen. Dat men slechts aanhoude in 't gebed, ook op hope tegen hope, gelijk de gemeente te Jeruzalem voor Petrus in de gevangenis deed. Die gezindheid valt ook in de Boeren- kampementen op te merken. Leest slechts wat het Kaapsche blad „Ons Land" vertelt, naar aanleiding van 't terugtrekken der Engelschen uit Dundee: „Zondag, den 28sten October 1899, moet een onvergetelijke dag zijn in het hart van vele duizenden. In het Britsche kamp was men dien morgen bezig verkenningstoertjes te maken met bnlonnen, om uit te vinden hoe de Boeren-commando's om het kamp gelegerd waren. Volgens de telegrammen verwachtten sommigen, dat reeds dien dag met het bombardement door de Boeren een begin zou gemaakt worden, en een procla matie werd uitgevaardigd, dat al de non- militaire inwoners van Ladysmith zich bin nen 24 uur zouden verwijderen. En in de Boeren-commando's Daar scheen alles stil en rustig te zijn geweest. Ook daar gevoelde men ongetwijfeld den ernst van den dag, terw'jl menig toewijdend gebed uit den grond van het hart omhoog steeg. Het kinderlijke geloofsvertrouwen van den Boer vond stellig uiting in eenvoudige gods dienstoefeningen onderden blauwen hemel." Het was een week na de ontruiming van Dundee door de Engelschen. Die ontruiming van Dundee zoo kort na de overwtnning bg Elandslaagte, wordt door een Engelschman die den terugtocht van generaal Yule heeft meegemaakt, aan zgn blad beschreven. Onthouden wg dat 't een Engelschman is die 'i schrijft. Toch krijgen wg er een goede voorstelling door van hetgeen er na den bewusten Vrijdag 20 October is ge beurd. Zaterdagmiddag viel er een zware regen. De tenten waren opgenomen, voorafgaande de verplaatsing van het kampen de man nen die den heelen vorigen dag gestreden hadden werden tot de huid doornat, en begonnen juist een poging te doen om zich te vestigen in hunne nieuwe kwartieren, toen het schrikwekkend gebulder van een groot kanon in de nabijheid vernomen werd, ei een bom viel midden in het kamp.Het was spoedig duidelijk dat het kamp ontruimd moest worden. Dit werd gedaanen nat en moe trokken wij buiten bereik van de Boeren-artillerie, maar niet voordat een bom doel had ge troffen, luitenant Hannah, een soldaat en eenige piarden doodende. Wederom vuur den de Boeren op het veldhospitaal en velen van de arme mannen die in 't gevecht op Vrijdag gekwetst waren, verlieten hunne schuilplaats en liepen naar het dorp. Onder ontsteltenis verlieten de dorpelin gen f'e huizen en liepen naar het open veld, om te kampeeren bg den Indoemeri-berg. Het was bitter koud den ganschen nacht te koud om te slapen en de meesten onzer waren bigde toen de dag aanbrak, hoewel de klank der Boerenkanonnen, die op 't kamp schoten, weder vernomen werde Vroeg Zondagmorgen werd de welkom tijding ontvangen dat de Boeren uit elkander gejaagd waren te Elandslaagte; en een af-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1