„DE ZEEUW", BIJVOEGSEL Dorst in de Woestijn. UÏT~DË~P£R§7~~ BEKENDMAKINGEN. worden weggenomen die 't ergst zijn aan getast. De voorzitter heeft aanvankelijk er juist zoo over gedacht. Maar de plaatsruimte en de drukte van 't vervoer op eenmaal zijn een beletsel bij de uitvoering. Daarom bepaalt zich 't voorstel stipt tot de be striding der ziekte. De omvang der rooiing komt later aan de orde. De bedoeling is slechts 't rapport têtereposée te bespreken. De heer v. d. Have, een kenner, heeft Spr. verzekerd dat deze boomen harde olmen zijn, een soort, waarsohijnlijk alleen in Zeeland geplant ep plaatsen die erg aan den wind zijn blootgesteld zij behouden hun slanken vorm ook bij hevigen wind, terwijl zachte olmen (ulmns latifonia) nei ging vertoonen ten gevolge van windaan- vallen krom te groeien. Uit het zaad der ulmus campescus (harde olmen) zyu deze boomen gekweekt; en zijn aan alle moge lijke ziekte onderhevig. Dit bevestigt ook de heer v. d. Peijl, insgelijks een kenner, die van een party harde olmen laatst door hem gekocht ter verwerking, er maar een goed bevond. De andere bevatten meisjes. Langzamerhand zullen alle harde olmen uit de gemeente dienen te verdwijnen. De heer Ochtman steunt 't denkbeeld- Coenen en dringt aan om vooral in die richting voort te gaan. De heele laan zelfs zou Spr. willen wegruimen. Hem is tijdens zijn wethouderschap reeds voor speld dat 't dien loop nemen zou. Toen zyn dan ook preventief zachte olmen tusschen de harde olmen geplant. Wanneer wij de rest goed bekijken, zullen wij zien dat er n:ets goeds aan is. Binnen hoogstens drie jaren moeten zij er toch allemaal aan. Laten wij ze er dan allemaal tegelijk uitgooien. Dan schieten de plaatsvervangers tegelijk op en men krijgt binnen een niet te groot tijdsverloop weer een mooie laan. Bovendien is het trottoir thans bezaaaid met sta-in-den-wegs. Het heele trottoir moet er toch uit dewijl de weg aan den slootkant eenigszins gezakt is. De voorzitter zegt dat alleen de boomen aan de eene zijde der laan lijdende zijn, en die aan de andere zijde nog niets. Die hebben de zon volop. Spr. herhaalt dat 't beter is met de boomen aan 't eind der laan te beginnen, en voorts te handelen naar omstandigheden, en de gevelde boomen te verkoopen in den winter wanneer het hout zyn volle waarde nog heeft. De heer v. d. Bout merkt op, nu ook zachte olmen aangetast zijn, dat zoo wij moeten vellen voor den kever, wij alle boomen in de gemeente wel zullen moeten vellen. De voorzitter herinnert dat alleen be schadigde boomen door den kever worden aangetast. De heer v. d. Leeuw gaat met den heer Coenen mee, in zoover dat het trottoir vrij moet komen. Hij is bang als de andere boomen blijven staan dat wij dan een on regelmatige ontwikkeling krijgen, een allegaartje. Daarom acht hij rooiing van de aangetaste boomen direct wenschelyk en men late de andere indertijd volgen. De voorzitter herhaalt dat ook aan de orde is 't voorstel tot toepassing van de proef. De boomen moeten nu nauwkeurig nagezien terwijl zy nog groen zyn. De heer v. d. Bout zegt het heeft indruk op mij gemaakt dat er een oorzaak gaat voor den kever. Deze komt als de boomen iets mankeeren. Hier schijnt 't gas de eerste oorzaak te zyn. Dat men dan speciaal onderzoeke of er nog gas in den grond zit. De voorzitter herinnert wat 't rapport dienaangaande voorschrijft en dat in dien geest zal gehandeld worden. Dooh 't be hoeft niet alleen't gas te zijn. Het rapport spreekt ook van andere oorzaken en die zyn hier ook aanwezig. Bijvoorbeeld dat de boomen langs slootkanten staan, daar door minder wortels hebben en niet kracht:g genoeg ontwikkelen. De heer Houwer gelooft volstrekt niet dat 't gas de hoofdschuldige is. Op „Welge legen", gemeente Kloetlnge doet zich 't zelfde geral voor; daar is geen gasverbruik en toch zün tal van olmen aangetast. Er moeten dus andere oorzaken zijn. De voorzitter. Hoe 't komt is een tweede, wij moeten zien dat wy er van af komen. Het rapport spreekt ook van aanbrengen van buizen om de gasleiding; de raad is practisch doch kostbaar. Het voorstel van B. en W. wordt aan genomen voorloopig; by de begrooting, of later, kan een definitief besluit genomen worden. De heer Buijse vraagt bij opbreking van 't trottoir den weg te bekeien en de be- keiing voort te zetten tot de goelerenloods, de weg is 's winters onberijdbaar en de neringdoenden zyn er mee gebaat. De voorzitter zegt dat dit een uitgave van duizenden vorderen zou en daarenboven onnoodig is dewijl de nieuwe weg metter tijd zal worden bestraat; doch er zijn zaken die dringender voorziening eischen, en de weg is zoo kwaad niet. Er wordt voor degelijke afkrabbing gezorgd. De heer Buijse herneemt dat hij be strating met vrij komende keien bedoelde en dat men door gebrek aan afwatering in 't najaar er zelfs moeilijk loopen kan. Ook andere sprekers verzetten zich tegen 't denkbeeld wegens de groote kosten. De voorzitter sluit de vergadering. Dr. Schaepman over de Nieuwe Gids-richting. Dr. Schaepman heeft in de jongste uitgave zijner „Verzamel le Dichtwerken" de vraag gesteld een gewetensvraag, zegt bij „of deze verzamelde Dichtwerken naast de moderne poëzie nog reden van bestaan heb ben. Is het een goed en een eerlijk werk, ze nog als levenskrachtige poëzie aan de wereld aan te bieden?" De schrijver verklaart in de moderne poëzie even weinig een dwaasheid als een barbaarschheid te zien. Bij erkent, dat de oude school had uitgediend. „Er was, be halve de hoogdravendheid, wel wat veel navolging en herhaling van navolging in beeldspraak en taal. De beeldspraak was dikwijls onnatuurlijk en door wie haar bezigde noch gezien, noch gevoeld. De taal was aangenomen en overgenomen taal. Men kweelde of bralde, omdat een ander had gekweeld of gebrald." Maar daarmede is niet gezegd, dat alles in deze oude school onecht was. Onbetwist baar heeft de moderne kunst de beeldspraak weer tot de natuur teruggevoerd. Zij heeft de verhouding van het beeld tot het ver beelde weer tot waarheid gemaakt, in har monie met de werkelijkheid gebracht. Maar Dr. Schaepman betwijfelt of het beeld daar door verstaanbaarder, duidelijker, zichtbaar der is geworden; of het verbeelde sneller komt tot het gemoed, den geest, de ziel van den lezer. Voor Dr. Schaepman ontbreekt aan de nieuwere kunst het sociale. Zij zingt niet in den nacht voor de herders, zij geleidt hen niet tot het Kindeken van Bethlehem. Als de kunst niet sociaal is, dan is zy nooit groote kunst. Dan vervult zy niet haar roeping: vreugde te brengen en har monie." „Onze moderne poëzie" vervolgt Dr. Schaepman „is niet voor het volk. Zij is niet voor de kleinen en eenvoudigen." Hij gevoelt hier iets vermetels te zeggen; maar het welde hem uit de keel. En nu neemt hij een sonnet over *it de Gids van Helena Lapidoth-Swarth „Laat blijde Mei, der wouden mantelwever, Weer al zijn vooglen 't blijde iuichlied zingen, 'k Lig in mijn rots van felle folteringen Geklonken, als de trotsche Levengever. Een gier omzwierf me, in telkens enger kringen, Wraakbode van de Goden, wreede zwever, Die vreet en woelt in de opgereten lever, O 'k voel de schuw van zijn zwate zwingen. Waarmee verdiende ik, milde in meêly- tranen Voor andrer smart, ik, zwak en weerloos wezen, Zóo streng een straf, verplettrend voor Titanen? VAN van Zaterdag 16 September. Goes. Gemeenteraadsvergadering. Af wezig de heer v. d. Peijl met kennisgeving. Voorzitter dhr. Burgemeester. Ingekomen is een adres van de bewoners der Langevorststraat om verbetering der rio- leerin,'. De voorzitter stelt voor dit adres bij de begrooting te behandelen. Alzoo be sloten. De heer Lepoeter te Kapelle wordt met algemeene stemmen benoemd tot onder wij zer aan school B. Tot tijdelijk amanuensis wegens ziekte van den tegenwoordigen wordt aangesteld P. F. Hoogesteger op een belooning van f 1 per dag, ingegaau met den cursus 1899/1900. Ingekomen is 't rapport der openbare gezondheidscommissie inzake de melk- en boterkeuring. Aan F. H. Kösters wordt remissie van 3 maanden schoolgeld op school E ad f6,25 verleend. De kohieren van schoolgeld op de mid delbare scholen worden vastgesteld. Aan de orde is het rapport van dr. Bitzema Bos. De voorzitier zegt dat met dr. K. B. nog nader is gecorrespondeer 1 en deelt als vrucht dezer briefwisseling mede dat met 't oog op de rupsen waarvan een exemplaar was gezonden 't beste is de pap een heelen zomer op de boomen te laten zitten; dat geen petroleum mag gebruikt; dat 't best was de boomen 's winters terooien, dewijl de kevers, ook al vlogen die er verleden week nog, dan wel weg zullen zyn. (De voorzitter zegt dat zij na de regens dezer week werkelgk verdwenen zyn). In kever- vorm komen de spitkevers 's winters zel den voor. De paartijd is in Juni. Het exem plaar thans nog aanwezig is de kleine iepenspintkever die later ook wel voorkomt want daarvan is een eerste en een tweede generatie. Dr. Bos acht echter in de gegeven omstandigheden ook't best dadelyk de doode boomen te rooien want wanneer de kevers nu nog zoo levendig zyn is er kans dat zij zich inboren. Yooral moet gezorgd dat geen lichtgas meer in den bodem zit. De bast dient afgehaald en verbrand, teneinde de larven te dooden en de gevelde boomen mogen niet blijven liggen in de nabijheid der levende om verdere besmetting te voor: komen. Een toestel om de boomen zonder beschadiging af te krabben is nog niet ge vonden. Nog eenige kevers zullen op zyn verzoek dr. Bos ter determineering worden toegezonden. De voorzitter stelt voor dr. Bos voor zijn kosteloos advies den dank van den Baad over te brengen. Met applaus wordt alzoo besloten. De voorzitter voegt hieraan toe dat nu ook aan Oostsingel en Westwal boomen aangetast zyn. Hij vraagt namens B. en W. machtiging om de zwaarst aangetaste te vellen en de oefening met de pap door dr. Bos aanbevolen met kracht te beginnen, en inmiddels middelen te beramen hoe 't beste te doen om de heele boel na te zien. De heer Coenen zegt als wij slechts een gedeelte van de eerste rij boomen rooien, nemen wy maar een halven maatregel. Alle boomen die op 't trottoir staan dienen op eens verwijderd te worden. Dan is daar een broeinest weggeruimd en krijgen de zachte olmen daarachter schot, om zich te ontwikkelen. De boomen hebben daar toch al zooveel geleden door de vorst in strenge winters, en zyn daarbij van 'tsoort barde olmen, dat langzaam groeit en slecht is. Van de tweede rij kunnen dan FEUILLETON. O Prof. Mc. Gee, die veel gereisd heeft in Mexico, geeft van dit lijden in een buiten- landsch tijdschrift de volgende beschrijving. Er zijn zelfs in de woestijn verschillende graden van dorst; hij neemt toe en ver mindert naarmate de hitte en de droogheid in de lucht veranderen. Mc. Gee onder scheidt vijf stadia van dorstlijden waarvan de eerrste de inleiding tot de andere ge noemd kan worden. Tijdens dat begin wordt de mond droog en heet; een spanning in de keel veroorzaakt een onvrij willige slik kende beweging en buigt de kin. De stem is gewoonlijk schor, de nek doet nu en dan zeer en men krijgt een onaangename ge waarwording over zich, die zelfs prikkelt tot grootere bedrijvigheid. Dit gevoel treedt met op wanneer men een kiezelsteen of '"u-V 'n c'0n mon(i neemt om de speek selklieren te prikkelen: het vermindert door ®«n klein slokje water >f een teugje van n andere vloeistof. Gedeeltelijk zyn de gewaarwordingen nog subjectiefis het water 1 of riekt het onaangenaam, dan heeft een\aan een Senoe£> en a's er mol 0en insect: in rondzwemt, is men nog minder tevreden, hoewel de koorts- aehtige opwinding snel toeneemt. Dit zou men kunnen noemen „den beklagenswaar- digen toestand"; hij is vaak waar te nemen bij menschen, die in droge streken wonen. In het tweede stadium der droogheid of in het eerste van den dorst stijgt de koorts: het weinige speeksel en de slijm der neus- klieren schuimt langzaam op lippen en tong, het kleeft aan de tanden, bemoeilijkt het spreken en doet de tong aan het verhemelte kleven. Men heeft een gevoel alsof men een brok in de keel heeft, dat met dikke koorden, die van het strottenhoofd naar de ooren loopen, is vastgebonden en instinct matig probeert de hand die banden los te maken, maar men bereikt niets meer dan dat men den kraag losmaakt en daardoor nog meer van de huid aan de uitdamping bloot stelt. In het hoofd een snelle opvolging van kloppingen, en elke slag werkt terug op den nek en 't is of de pijnen langs den ruggegraat afloopen. Yaak suizen de ooren met een toon, die plotseling verandert, als bij iemand, die in een trein een tunnel binnenrijdt. De ver beelding wekt vroolijke tooneelen, die echter halverwege weer verdwijnen. Het onbehaaglijke gevoel neemt toe tot sterke prikkelbaarheid, vereenigd met een soort mengeling van lethargie gevoelloos heid en ziekelijke bedrijvigheid. Wanneer hy alleen is, dan is de dorstende verdrietig gestemd, stil, soms met plotselinge neiging om met ziohzelven te spreken. Is hij in gezelschap van anderen, dan wordt de neiging om te praten sterker: „water". In dezen tosstand is het gelaat ingevallen en gerim peld, de oogen zyn met bloed doorloopen en vol tranen, de bewegingen zyn gehaast en de taal is ongedurig. De lijdende gelijkt op een wandelenden koorts-patiënt, die geen verpleging heeft. Deze toestand wordt verzacht door het genot van 3 of 4 liters water, in een of tweemalen gedronken, hoewel da huid bij het uitwendig gebruik van tweemaal zoo veel daartegen in verzet komt. In dezen toestand zoekt de reiziger angstig naar de „bisnaga", een in 't wild groeiende plant, die drinkbaar water bevat. Hij snijdt de spinwebachtige schors door en zuigt het verfrisschend-limonadeachtige sap op. Mc. Gee teekent hierbij aan, dat de nomaden in Mexico geleerd hebben, den aan dorst lijdende er voor te behoeden, dat hij te veel op eens drinkt, daar anders de dood onmiddellijk volgt. Dit is de toestand van de beginnende versmachting. De derde graad is een versterking van den tweeden. Het schuim in den mond verandert in een taaie, kollodiumachtige massa, die de lippen geheel bedekt en sa mentrekt het tandvleesch laat los en het vry wordende bloed stolt tot onregelmatige klompjesde tong is met slijm bedekt en de woorden komen scbor en met moeite uit den mond, de taal gelijkt op een onder drukt blaffen, het is alsof het hoofd in ijzer zit opgesloten, en als de lijder zyn hoed afneemt, geeft het geen verlichting. De Om de arme vonk uit Godenvuur gerezen, Die 'k roofde opdat in kameren of lanen, Mijn ziel de menschen, achtloos bladrend lezen En nu spreekt Dr. Schaepman daarover het volgende oordeel uit „Het zal wel geen gebrek aan eerbied jegens Grootvorsten van Nederlands poëten verraden, wanneer ik dit zonder nader opzet gekozen sonnet als een welgeslaagde type onzer moderne poëzie beschouw. De versbouw is zuiver, de toon klankrijk, de beeldspraak frisch en nieuw. De inhoud is persoonlijk en toch genoeg tot voorwerp buiten den persoon gemaakt. „Der wouden mantel wever'' is een zeer fraai beeld, indien men aan den feestmantel denken wil. Want ook de sneeuw is een mantel wever voor de wouden en ook October geeft een mantel van goudbrokaat. „Dit is evenwel niet hier de zaak. Wat heeft het volk, wat heeft de schare aan deze poëzie? Zy is en kan alleen zyn voor enkele uitverkorenen. Ik wijs niet op de weinigen, die het beeld van den Leven gever duidelijk zien. Het is ontegenzeggelijk waar, dat de dichteres is „mild in meelijtranen," maar bet medelijden ontstaat door heugenis aan eigen leed, niet door leed om het lyden van anderen. Het gemeenschapsgevoel leeft niet in de tranenrijke verzen van deze hooge kunstenares. Haar ziel is, zeker, een be langwekkend boek, maar geen boek, dat de kleinen verstaan. Het is gedrukt met hiero- glyphen. Men zal er, men kan er niet achteloos in bladeren. Zeker niet „in ka- meren of lanen." Zou deze halve versregel bij een dichter van de oudere school den esthetes niet herinnerd hebben aan de verf waarmede men de holten in het hout vult om een gladde oppervlakte te verkrijgen? „Wat ik hier echter zeggen wil, is een voudig dit. Welke ver liensten de nieuwere poëzie, waar het den kunstvorm betreft, ook moge bevitten, zij is nog niet de echte, de heilige poëzie van Gode voor het volk. Om van haar ideeënwereld te zwijgen, alleen reeds de vorm maakt dit onmogelijk. „Als alle gave komt ook de poëzie van den Gever aller gaven, den Vader in de hemelen. Zj is den mensch gegeven om den mensch. Alle poëzie die dit bewustzijn niet vertolkt, is onvolledig, is gebrekkig. „Wat mij betreft, ik geloof veeleer aan de verjonging der oudere poëzie, dan aan de volledige overwinning der jongere. Maar hoe dat ook moge worden, ik zal niet minder dankbaar zijn, dat het mij gegund werd, zy het ook in oude verzen, de tolk te zyn van eenige der onsterfelijke dingen, die altijd jong leven in de menschenziel." Leerplicht. De wet op den leerplicht aldus schrijft de Katholieke Nieuwe Delftsche Courant beoogt het tegengaan van het volstrekt en het betrekkelijk schoolverzuim. Nu moet het schoolverzuim wel groote afmetingen hebben aangenomen, dat de regeering van een vrijheidlievend volk als het Neder- landsche met den hatelyken leerdwang komt aandragen. Laten we eens zien. In 1869 waren er ov«r het geheele land 125,000 kinderen, die geen lager onderwijs genoten. De officiëele cijfers zeggen, dat er nu nog 59,000 kinderen in Nederland zyn, die niet ter school gaan. (Wy hebben reeds vroeger aangetoond dat dit getal veel te hoog is aangegeven. Het bedraagt nog geen derde. Bed.). Alzoo een vermindering van 53 percent. Maar neem nu in aanmerking, dat de bevolking van ons land in het tijdsverloop 1869—1899 met ongeveer 40 pCt. is ver meerderd, en vraag dan nog of we sedert 1869 zyn vooruitgegaan. En dat dan nog wel zonder leerplicht, met enkel zedelijke middelen. Maar ook wat het betrekkelijk school verzuim betreft, zyn we niet ten achter gebleven. Integendeel. Bedroeg het betrek kelijk schoolverzuim in 1869 nog 25 pCt. thans wijzen de officiëele cijfers nog maar 10 ten honderd aan. Ook tot dit gunstige resultaat zyn wy nek en de halve ruggegraat gelijken op een sterk gespannen, opgezwollen buil, waarin een lancet gestoken is. Met eiken hartslag voelt men een kloppende pyn door het geheele lichaam, gevolgd door hallu cinaties (gezichtsverbeelding), in het oor is een suizen en knakken voelbaar. De oogen scheiden tranen af, die dadelyk verdrogen en de oogpupil verdwijnt. Gevoellooshei l komt over het gedcht, over do handen en eindelijk over het geheel» lichaam, en naarmate die toeneemt, vermeerdert ook de verdooving van het geheele organisme. Om aan dezen jammer een einde te maken is alleen water het redmiddelen men drinkt het, hoe vuil het ook moge zyn. Maar de grootste voorzichtigheid is noodzakely k, daar te veel zeer licht den dood tengevolge heeft. Mc. Gee noemt dezen toestand dien van de „verschrompelde tong". Met het vierde stadium van het uitdro gen der weefsels begint een nieuwe phase van den dorst. De kollodiumachtige bedek king der lippen breekt open en valt af; er ontstaan scheuren in de huid en in het daaronder liggende vleesch zoodat verdikt bloed en serum wordt uitgezweeten. Dit uitzweetsel verdroogt even snel als het ge vormd wordt en wst er overblijft droogt vast aan de huid. Elke scheur in de huid is een wond, die ontsteekt en het open scheuren der huid ne mt toe, tot de lippen daardoor worden aangetast en niets ver toonen dan eMgezwollen massa van rauw, etterend vleesch. Yerhemelte en tong wor- gekomen zonder den hatelyken leerdwang. Slotsom: binnen een zeker aantal ja^en zullen wij beland zijn, waar de wet op den leerplicht ons met een tour de force brengen wil. Dinsdag 19 Sept. Goes, half 8 in de Prins van Oranje door not. Mulock Houwer voor erven J. Meyers een winkelhuis en erf Lange Kerk straat 137 cA. Woensdag 20 Sept. Goes. 12 uur bfj D. Jac >bs door deurw. Hollmann meubels, o. a. mahonie- en eiken houten boogkabinetten. Houdekerke, bij Lampert door not. Loeff 1 uur twee huizen, erf en bouwl Dishoeksche weg 4056 cA. in 3 perc. en massa. Woensdag 20 Sept. 9-11 te zien. Vrijdag 22 Sept. Wemeldinge, door deurw. Hollmann b\j A. de Sehipper 11 uur meubels en winkel inventaris. Koudekerke, 1 uur A 100 door not. Loeff eikenhouten kabinet, tafelkastje, antiek penanttafeltje, veeren bed, kachel, klok wekkertje. Ierseke, 2 uur voor 'tBurgerljjk Arm bestuur door not. Mulock Houwer in do Oesterbeurs 4 woningen Oude Torenstraat en een huis en erf Dam. Westkapelle, 10 uur door not. de Vos voor dhr. Gabrielse inspan als: schoone werkpaarden, 2 geiten, 2 vette varkens, 2 menwagens, windmolen, paardenwant, zeef- ten, stal- en zoldergereedschap, meubels, boogkabinetten, bedden, deelen, mest enz. Maandag 25 Sept. Wisse, half 11 gemeenteherberg verpach ten door not. de Ronde Bresser 12,5882 H- bouw- en weiland aan 'sHeer Abtskerke, in pacht bij A. d9 Back. Inl. dhr. W. F- K- Lenshoek. Dinsdag 26 Sept. Koudekerke, Zand door not. Loeff bij wed. Leenhouts een huis, schuurtje en tuin 767 cA. van J. J. Smit 1 uur. Vlissingen, door not. de Maret Tak 8 uur in het Vereenigingslokaal lo. een huis, kantoor en bovenwoning Kaaskaaislop 1 Are; 2o. een pakhuis er naast 44 cA. 3o. een houtloods daarnaast 242 cA. 4o. een loods, trasloods, enz. Slijkstraat 126 cA- 4o. een kolenloods 74 cA. 6o. 124 cA. bouw. grond; 7o. 2 loodsen daarnaast 120cA. 8o. een pakhuis Kaaskade 126 cA. 9o. een een houtloods Koestraat 125 cA. lOo. een pakhuis Lange Noordstraat 63 cA. llo. ern pakhuis met bouwgrond Keizersslop 214 cA. in 3 perceelen. Te zien 25 en 26 Sept. 10 12 en 2—4 uur. Goes. De draaibrug zal wegens herstelj ling op Maandag den 18 dezer, van 's mor gens half ze» ure af geopend en dus voor voetgangers en rytuigen buiten gebruik ge steld zyn. Met het oog op de aanstaande volkstel* ling worden de ingezetenen opnieuw her innerd tot het doen van aangifte van VERHUIZINGEN, binnen de gemeente Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levend persoon moet aangifte doen op het stadhuis. Vestiging in de gemeente van elders. Ieder persoon, die zich vestigt in de ge meente moet aangifte doen zoo voor zichzelf of voor zyn gezin. leder is verplicht tot aangifte van ver trek of inkomen van bij hem inwonende Dienstboden. De dienstboden zelf zyn ook aansprakelijk voor niet inschrijving of niet opgave van verandering van woonplaats binnen de ge meente. Ieder is verplicht bij vertrek uit de ge meente een verknisbiljet te komen afhalen ten gemeentehnize. Ieder bewoner of eigenaar is verplichtte zorgen dat zijne perceelen voorzien zyn van een duidelijk zichtbaarhuisnommer en wijkletter, welke steeds in goeden staat moeten worden onderhouden. Overtredingen zyn strafbaarw met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of eene geld boete van ten hoogste honderd gulden. den aangestoken en als de uitgezweete vloeistof in den mond en in de keel drup pelt, veroorzaakt het delirium of fata mor gana van de oase in de woestijn. De saamgekrompen tong zwelt snel op, perst tegen de kaken en drukt de kaken van elkaar. De vingers tasten werktuig lijk over de gezwollen tong en de lippen, zonder dat men er iets van voelt en be ginnen dat, ook zeer op te zwellen en open te springen. In het verhemelte heeft men een gewaarwording, als van een druk- kenden last, en droombeelden verwarren het brein. In dezen toestand is geen hulp mogelijk, tenzij uiterst voorzichtig water wordt gegeven; dit is de toestand van het bloed zweeten. Evenals het tweede stadium van den dorst versterkt in het derde overgaat, zoo ook het vierie in het vijfde en laatste. De uitwendige verschijnselen zyn weinig veranderd en alleen neemt het uitdrogen van het geheele lichaam nog toe. Dorstige insecten probeeren overal op de zweren te gaan zitten en vliegen trachten haar eieren in oogen, ooren en neusgaten te leggen, terwijl hoog in de lucht de hongerigegier loert op zyn prooi. De reiziger is bijna volkomen uitgeput, hy trekt zich het haar uit het hoofd en grijpt in zyn vertwijfeling in de doornen waarvan de stekels hem het vleesch doorboren in de hoop, ergens ver koelend vocht te zullen vinden. Dan ein delijk komt de dood als redder. Zoo is de dorst in de woestyn.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 5