„DE ZEEUW",
BIJVOEGSEL
Dorst in de Woestijn.
UÏT~DË~P£R§7~~
BEKENDMAKINGEN.
worden weggenomen die 't ergst zijn aan
getast.
De voorzitter heeft aanvankelijk er juist
zoo over gedacht. Maar de plaatsruimte
en de drukte van 't vervoer op eenmaal
zijn een beletsel bij de uitvoering. Daarom
bepaalt zich 't voorstel stipt tot de be
striding der ziekte. De omvang der rooiing
komt later aan de orde. De bedoeling is
slechts 't rapport têtereposée te bespreken.
De heer v. d. Have, een kenner, heeft Spr.
verzekerd dat deze boomen harde olmen
zijn, een soort, waarsohijnlijk alleen in
Zeeland geplant ep plaatsen die erg aan
den wind zijn blootgesteld zij behouden
hun slanken vorm ook bij hevigen wind,
terwijl zachte olmen (ulmns latifonia) nei
ging vertoonen ten gevolge van windaan-
vallen krom te groeien. Uit het zaad der
ulmus campescus (harde olmen) zyu deze
boomen gekweekt; en zijn aan alle moge
lijke ziekte onderhevig. Dit bevestigt ook
de heer v. d. Peijl, insgelijks een kenner,
die van een party harde olmen laatst door
hem gekocht ter verwerking, er maar een
goed bevond. De andere bevatten meisjes.
Langzamerhand zullen alle harde olmen
uit de gemeente dienen te verdwijnen.
De heer Ochtman steunt 't denkbeeld-
Coenen en dringt aan om vooral in die
richting voort te gaan. De heele laan
zelfs zou Spr. willen wegruimen. Hem
is tijdens zijn wethouderschap reeds voor
speld dat 't dien loop nemen zou. Toen
zyn dan ook preventief zachte olmen
tusschen de harde olmen geplant. Wanneer
wij de rest goed bekijken, zullen wij zien
dat er n:ets goeds aan is. Binnen hoogstens
drie jaren moeten zij er toch allemaal
aan. Laten wij ze er dan allemaal tegelijk
uitgooien. Dan schieten de plaatsvervangers
tegelijk op en men krijgt binnen een niet
te groot tijdsverloop weer een mooie laan.
Bovendien is het trottoir thans bezaaaid
met sta-in-den-wegs. Het heele trottoir
moet er toch uit dewijl de weg aan den
slootkant eenigszins gezakt is.
De voorzitter zegt dat alleen de boomen
aan de eene zijde der laan lijdende zijn,
en die aan de andere zijde nog niets. Die
hebben de zon volop. Spr. herhaalt dat
't beter is met de boomen aan 't eind der laan
te beginnen, en voorts te handelen naar
omstandigheden, en de gevelde boomen te
verkoopen in den winter wanneer het hout
zyn volle waarde nog heeft.
De heer v. d. Bout merkt op, nu ook
zachte olmen aangetast zijn, dat zoo wij
moeten vellen voor den kever, wij alle
boomen in de gemeente wel zullen moeten
vellen.
De voorzitter herinnert dat alleen be
schadigde boomen door den kever worden
aangetast.
De heer v. d. Leeuw gaat met den heer
Coenen mee, in zoover dat het trottoir vrij
moet komen. Hij is bang als de andere
boomen blijven staan dat wij dan een on
regelmatige ontwikkeling krijgen, een
allegaartje. Daarom acht hij rooiing van
de aangetaste boomen direct wenschelyk
en men late de andere indertijd volgen.
De voorzitter herhaalt dat ook aan de
orde is 't voorstel tot toepassing van de
proef. De boomen moeten nu nauwkeurig
nagezien terwijl zy nog groen zyn.
De heer v. d. Bout zegt het heeft indruk
op mij gemaakt dat er een oorzaak gaat
voor den kever. Deze komt als de boomen
iets mankeeren. Hier schijnt 't gas de
eerste oorzaak te zyn. Dat men dan
speciaal onderzoeke of er nog gas in den
grond zit.
De voorzitter herinnert wat 't rapport
dienaangaande voorschrijft en dat in dien
geest zal gehandeld worden. Dooh 't be
hoeft niet alleen't gas te zijn. Het rapport
spreekt ook van andere oorzaken en die
zyn hier ook aanwezig. Bijvoorbeeld dat
de boomen langs slootkanten staan, daar
door minder wortels hebben en niet kracht:g
genoeg ontwikkelen.
De heer Houwer gelooft volstrekt niet
dat 't gas de hoofdschuldige is. Op „Welge
legen", gemeente Kloetlnge doet zich 't
zelfde geral voor; daar is geen gasverbruik
en toch zün tal van olmen aangetast. Er
moeten dus andere oorzaken zijn.
De voorzitter. Hoe 't komt is een tweede,
wij moeten zien dat wy er van af komen.
Het rapport spreekt ook van aanbrengen
van buizen om de gasleiding; de raad is
practisch doch kostbaar.
Het voorstel van B. en W. wordt aan
genomen voorloopig; by de begrooting,
of later, kan een definitief besluit genomen
worden.
De heer Buijse vraagt bij opbreking van
't trottoir den weg te bekeien en de be-
keiing voort te zetten tot de goelerenloods,
de weg is 's winters onberijdbaar en de
neringdoenden zyn er mee gebaat.
De voorzitter zegt dat dit een uitgave
van duizenden vorderen zou en daarenboven
onnoodig is dewijl de nieuwe weg metter
tijd zal worden bestraat; doch er zijn
zaken die dringender voorziening eischen,
en de weg is zoo kwaad niet. Er wordt
voor degelijke afkrabbing gezorgd.
De heer Buijse herneemt dat hij be
strating met vrij komende keien bedoelde
en dat men door gebrek aan afwatering
in 't najaar er zelfs moeilijk loopen kan.
Ook andere sprekers verzetten zich
tegen 't denkbeeld wegens de groote kosten.
De voorzitter sluit de vergadering.
Dr. Schaepman over de Nieuwe
Gids-richting.
Dr. Schaepman heeft in de jongste uitgave
zijner „Verzamel le Dichtwerken" de vraag
gesteld een gewetensvraag, zegt bij
„of deze verzamelde Dichtwerken naast de
moderne poëzie nog reden van bestaan heb
ben. Is het een goed en een eerlijk werk,
ze nog als levenskrachtige poëzie aan de
wereld aan te bieden?"
De schrijver verklaart in de moderne
poëzie even weinig een dwaasheid als een
barbaarschheid te zien. Bij erkent, dat de
oude school had uitgediend. „Er was, be
halve de hoogdravendheid, wel wat veel
navolging en herhaling van navolging in
beeldspraak en taal. De beeldspraak was
dikwijls onnatuurlijk en door wie haar
bezigde noch gezien, noch gevoeld. De taal
was aangenomen en overgenomen taal. Men
kweelde of bralde, omdat een ander had
gekweeld of gebrald."
Maar daarmede is niet gezegd, dat alles
in deze oude school onecht was. Onbetwist
baar heeft de moderne kunst de beeldspraak
weer tot de natuur teruggevoerd. Zij heeft
de verhouding van het beeld tot het ver
beelde weer tot waarheid gemaakt, in har
monie met de werkelijkheid gebracht. Maar
Dr. Schaepman betwijfelt of het beeld daar
door verstaanbaarder, duidelijker, zichtbaar
der is geworden; of het verbeelde sneller
komt tot het gemoed, den geest, de ziel
van den lezer.
Voor Dr. Schaepman ontbreekt aan de
nieuwere kunst het sociale. Zij zingt niet
in den nacht voor de herders, zij geleidt
hen niet tot het Kindeken van Bethlehem.
Als de kunst niet sociaal is, dan is zy
nooit groote kunst. Dan vervult zy niet
haar roeping: vreugde te brengen en har
monie."
„Onze moderne poëzie" vervolgt Dr.
Schaepman „is niet voor het volk. Zij
is niet voor de kleinen en eenvoudigen."
Hij gevoelt hier iets vermetels te zeggen;
maar het welde hem uit de keel. En nu
neemt hij een sonnet over *it de Gids van
Helena Lapidoth-Swarth
„Laat blijde Mei, der wouden mantelwever,
Weer al zijn vooglen 't blijde iuichlied zingen,
'k Lig in mijn rots van felle folteringen
Geklonken, als de trotsche Levengever.
Een gier omzwierf me, in telkens enger
kringen,
Wraakbode van de Goden, wreede zwever,
Die vreet en woelt in de opgereten lever,
O 'k voel de schuw van zijn zwate zwingen.
Waarmee verdiende ik, milde in meêly-
tranen
Voor andrer smart, ik, zwak en weerloos
wezen,
Zóo streng een straf, verplettrend voor
Titanen?
VAN
van Zaterdag 16 September.
Goes. Gemeenteraadsvergadering. Af
wezig de heer v. d. Peijl met kennisgeving.
Voorzitter dhr. Burgemeester.
Ingekomen is een adres van de bewoners
der Langevorststraat om verbetering der rio-
leerin,'. De voorzitter stelt voor dit adres
bij de begrooting te behandelen. Alzoo be
sloten.
De heer Lepoeter te Kapelle wordt met
algemeene stemmen benoemd tot onder wij
zer aan school B.
Tot tijdelijk amanuensis wegens ziekte
van den tegenwoordigen wordt aangesteld
P. F. Hoogesteger op een belooning van
f 1 per dag, ingegaau met den cursus
1899/1900.
Ingekomen is 't rapport der openbare
gezondheidscommissie inzake de melk- en
boterkeuring.
Aan F. H. Kösters wordt remissie van 3
maanden schoolgeld op school E ad f6,25
verleend.
De kohieren van schoolgeld op de mid
delbare scholen worden vastgesteld.
Aan de orde is het rapport van dr.
Bitzema Bos.
De voorzitier zegt dat met dr. K. B. nog
nader is gecorrespondeer 1 en deelt als
vrucht dezer briefwisseling mede dat met
't oog op de rupsen waarvan een exemplaar
was gezonden 't beste is de pap een heelen
zomer op de boomen te laten zitten; dat
geen petroleum mag gebruikt; dat 't best
was de boomen 's winters terooien, dewijl
de kevers, ook al vlogen die er verleden
week nog, dan wel weg zullen zyn. (De
voorzitter zegt dat zij na de regens dezer
week werkelgk verdwenen zyn). In kever-
vorm komen de spitkevers 's winters zel
den voor. De paartijd is in Juni. Het exem
plaar thans nog aanwezig is de kleine
iepenspintkever die later ook wel voorkomt
want daarvan is een eerste en een tweede
generatie. Dr. Bos acht echter in de gegeven
omstandigheden ook't best dadelyk de doode
boomen te rooien want wanneer de kevers
nu nog zoo levendig zyn is er kans dat
zij zich inboren. Yooral moet gezorgd dat
geen lichtgas meer in den bodem zit. De
bast dient afgehaald en verbrand, teneinde
de larven te dooden en de gevelde boomen
mogen niet blijven liggen in de nabijheid
der levende om verdere besmetting te voor:
komen. Een toestel om de boomen zonder
beschadiging af te krabben is nog niet ge
vonden. Nog eenige kevers zullen op zyn
verzoek dr. Bos ter determineering worden
toegezonden.
De voorzitter stelt voor dr. Bos voor zijn
kosteloos advies den dank van den Baad
over te brengen.
Met applaus wordt alzoo besloten.
De voorzitter voegt hieraan toe dat nu
ook aan Oostsingel en Westwal boomen
aangetast zyn. Hij vraagt namens B. en W.
machtiging om de zwaarst aangetaste te
vellen en de oefening met de pap door dr.
Bos aanbevolen met kracht te beginnen,
en inmiddels middelen te beramen hoe 't
beste te doen om de heele boel na te zien.
De heer Coenen zegt als wij slechts een
gedeelte van de eerste rij boomen rooien,
nemen wy maar een halven maatregel.
Alle boomen die op 't trottoir staan dienen
op eens verwijderd te worden. Dan is
daar een broeinest weggeruimd en krijgen
de zachte olmen daarachter schot, om zich
te ontwikkelen. De boomen hebben daar
toch al zooveel geleden door de vorst in
strenge winters, en zyn daarbij van 'tsoort
barde olmen, dat langzaam groeit en
slecht is. Van de tweede rij kunnen dan
FEUILLETON.
O
Prof. Mc. Gee, die veel gereisd heeft in
Mexico, geeft van dit lijden in een buiten-
landsch tijdschrift de volgende beschrijving.
Er zijn zelfs in de woestijn verschillende
graden van dorst; hij neemt toe en ver
mindert naarmate de hitte en de droogheid
in de lucht veranderen. Mc. Gee onder
scheidt vijf stadia van dorstlijden waarvan
de eerrste de inleiding tot de andere ge
noemd kan worden. Tijdens dat begin wordt
de mond droog en heet; een spanning in
de keel veroorzaakt een onvrij willige slik
kende beweging en buigt de kin. De stem
is gewoonlijk schor, de nek doet nu en dan
zeer en men krijgt een onaangename ge
waarwording over zich, die zelfs prikkelt
tot grootere bedrijvigheid. Dit gevoel treedt
met op wanneer men een kiezelsteen of
'"u-V 'n c'0n mon(i neemt om de speek
selklieren te prikkelen: het vermindert door
®«n klein slokje water >f een teugje van
n andere vloeistof. Gedeeltelijk zyn de
gewaarwordingen nog subjectiefis het water
1 of riekt het onaangenaam, dan heeft
een\aan een Senoe£> en a's er
mol 0en insect: in rondzwemt, is men
nog minder tevreden, hoewel de koorts-
aehtige opwinding snel toeneemt. Dit zou
men kunnen noemen „den beklagenswaar-
digen toestand"; hij is vaak waar te nemen
bij menschen, die in droge streken wonen.
In het tweede stadium der droogheid of
in het eerste van den dorst stijgt de koorts:
het weinige speeksel en de slijm der neus-
klieren schuimt langzaam op lippen en tong,
het kleeft aan de tanden, bemoeilijkt het
spreken en doet de tong aan het verhemelte
kleven. Men heeft een gevoel alsof men
een brok in de keel heeft, dat met dikke
koorden, die van het strottenhoofd naar de
ooren loopen, is vastgebonden en instinct
matig probeert de hand die banden los te
maken, maar men bereikt niets meer dan dat
men den kraag losmaakt en daardoor nog
meer van de huid aan de uitdamping bloot
stelt. In het hoofd een snelle opvolging
van kloppingen, en elke slag werkt terug
op den nek en 't is of de pijnen langs den
ruggegraat afloopen.
Yaak suizen de ooren met een toon, die
plotseling verandert, als bij iemand, die in
een trein een tunnel binnenrijdt. De ver
beelding wekt vroolijke tooneelen, die echter
halverwege weer verdwijnen.
Het onbehaaglijke gevoel neemt toe tot
sterke prikkelbaarheid, vereenigd met een
soort mengeling van lethargie gevoelloos
heid en ziekelijke bedrijvigheid. Wanneer
hy alleen is, dan is de dorstende verdrietig
gestemd, stil, soms met plotselinge neiging
om met ziohzelven te spreken. Is hij in
gezelschap van anderen, dan wordt de neiging
om te praten sterker: „water". In dezen
tosstand is het gelaat ingevallen en gerim
peld, de oogen zyn met bloed doorloopen
en vol tranen, de bewegingen zyn gehaast en
de taal is ongedurig. De lijdende gelijkt op
een wandelenden koorts-patiënt, die geen
verpleging heeft.
Deze toestand wordt verzacht door het
genot van 3 of 4 liters water, in een of
tweemalen gedronken, hoewel da huid bij
het uitwendig gebruik van tweemaal zoo
veel daartegen in verzet komt. In dezen
toestand zoekt de reiziger angstig naar de
„bisnaga", een in 't wild groeiende plant,
die drinkbaar water bevat. Hij snijdt de
spinwebachtige schors door en zuigt het
verfrisschend-limonadeachtige sap op. Mc.
Gee teekent hierbij aan, dat de nomaden in
Mexico geleerd hebben, den aan dorst lijdende
er voor te behoeden, dat hij te veel op
eens drinkt, daar anders de dood onmiddellijk
volgt. Dit is de toestand van de beginnende
versmachting.
De derde graad is een versterking van
den tweeden. Het schuim in den mond
verandert in een taaie, kollodiumachtige
massa, die de lippen geheel bedekt en sa
mentrekt het tandvleesch laat los en het
vry wordende bloed stolt tot onregelmatige
klompjesde tong is met slijm bedekt en
de woorden komen scbor en met moeite uit
den mond, de taal gelijkt op een onder
drukt blaffen, het is alsof het hoofd in ijzer
zit opgesloten, en als de lijder zyn hoed
afneemt, geeft het geen verlichting. De
Om de arme vonk uit Godenvuur gerezen,
Die 'k roofde opdat in kameren of lanen,
Mijn ziel de menschen, achtloos bladrend
lezen
En nu spreekt Dr. Schaepman daarover
het volgende oordeel uit
„Het zal wel geen gebrek aan eerbied
jegens Grootvorsten van Nederlands poëten
verraden, wanneer ik dit zonder nader
opzet gekozen sonnet als een welgeslaagde
type onzer moderne poëzie beschouw. De
versbouw is zuiver, de toon klankrijk, de
beeldspraak frisch en nieuw. De inhoud
is persoonlijk en toch genoeg tot voorwerp
buiten den persoon gemaakt. „Der wouden
mantel wever'' is een zeer fraai beeld, indien
men aan den feestmantel denken wil. Want
ook de sneeuw is een mantel wever voor
de wouden en ook October geeft een mantel
van goudbrokaat.
„Dit is evenwel niet hier de zaak. Wat
heeft het volk, wat heeft de schare aan
deze poëzie? Zy is en kan alleen zyn voor
enkele uitverkorenen. Ik wijs niet op de
weinigen, die het beeld van den Leven
gever duidelijk zien. Het is ontegenzeggelijk
waar, dat de dichteres is
„mild in meelijtranen,"
maar bet medelijden ontstaat door heugenis
aan eigen leed, niet door leed om het lyden
van anderen. Het gemeenschapsgevoel leeft
niet in de tranenrijke verzen van deze hooge
kunstenares. Haar ziel is, zeker, een be
langwekkend boek, maar geen boek, dat de
kleinen verstaan. Het is gedrukt met hiero-
glyphen. Men zal er, men kan er niet
achteloos in bladeren. Zeker niet „in ka-
meren of lanen." Zou deze halve versregel
bij een dichter van de oudere school den
esthetes niet herinnerd hebben aan de verf
waarmede men de holten in het hout vult
om een gladde oppervlakte te verkrijgen?
„Wat ik hier echter zeggen wil, is een
voudig dit. Welke ver liensten de nieuwere
poëzie, waar het den kunstvorm betreft,
ook moge bevitten, zij is nog niet de echte,
de heilige poëzie van Gode voor het volk.
Om van haar ideeënwereld te zwijgen, alleen
reeds de vorm maakt dit onmogelijk.
„Als alle gave komt ook de poëzie van
den Gever aller gaven, den Vader in de
hemelen. Zj is den mensch gegeven om
den mensch. Alle poëzie die dit bewustzijn
niet vertolkt, is onvolledig, is gebrekkig.
„Wat mij betreft, ik geloof veeleer aan
de verjonging der oudere poëzie, dan aan
de volledige overwinning der jongere. Maar
hoe dat ook moge worden, ik zal niet minder
dankbaar zijn, dat het mij gegund werd,
zy het ook in oude verzen, de tolk te zyn
van eenige der onsterfelijke dingen, die
altijd jong leven in de menschenziel."
Leerplicht.
De wet op den leerplicht aldus schrijft
de Katholieke Nieuwe Delftsche Courant
beoogt het tegengaan van het volstrekt
en het betrekkelijk schoolverzuim. Nu moet
het schoolverzuim wel groote afmetingen
hebben aangenomen, dat de regeering van
een vrijheidlievend volk als het Neder-
landsche met den hatelyken leerdwang komt
aandragen.
Laten we eens zien.
In 1869 waren er ov«r het geheele land
125,000 kinderen, die geen lager onderwijs
genoten. De officiëele cijfers zeggen, dat
er nu nog 59,000 kinderen in Nederland
zyn, die niet ter school gaan. (Wy hebben
reeds vroeger aangetoond dat dit getal veel
te hoog is aangegeven. Het bedraagt nog
geen derde. Bed.). Alzoo een vermindering
van 53 percent.
Maar neem nu in aanmerking, dat de
bevolking van ons land in het tijdsverloop
1869—1899 met ongeveer 40 pCt. is ver
meerderd, en vraag dan nog of we sedert
1869 zyn vooruitgegaan. En dat dan nog
wel zonder leerplicht, met enkel zedelijke
middelen.
Maar ook wat het betrekkelijk school
verzuim betreft, zyn we niet ten achter
gebleven. Integendeel. Bedroeg het betrek
kelijk schoolverzuim in 1869 nog 25 pCt.
thans wijzen de officiëele cijfers nog maar
10 ten honderd aan.
Ook tot dit gunstige resultaat zyn wy
nek en de halve ruggegraat gelijken op
een sterk gespannen, opgezwollen buil,
waarin een lancet gestoken is. Met eiken
hartslag voelt men een kloppende pyn door
het geheele lichaam, gevolgd door hallu
cinaties (gezichtsverbeelding), in het oor is
een suizen en knakken voelbaar. De oogen
scheiden tranen af, die dadelyk verdrogen
en de oogpupil verdwijnt. Gevoellooshei l
komt over het gedcht, over do handen
en eindelijk over het geheel» lichaam, en
naarmate die toeneemt, vermeerdert ook
de verdooving van het geheele organisme.
Om aan dezen jammer een einde te maken
is alleen water het redmiddelen men drinkt
het, hoe vuil het ook moge zyn. Maar de
grootste voorzichtigheid is noodzakely k, daar
te veel zeer licht den dood tengevolge
heeft. Mc. Gee noemt dezen toestand dien
van de „verschrompelde tong".
Met het vierde stadium van het uitdro
gen der weefsels begint een nieuwe phase
van den dorst. De kollodiumachtige bedek
king der lippen breekt open en valt af;
er ontstaan scheuren in de huid en in het
daaronder liggende vleesch zoodat verdikt
bloed en serum wordt uitgezweeten. Dit
uitzweetsel verdroogt even snel als het ge
vormd wordt en wst er overblijft droogt
vast aan de huid. Elke scheur in de huid
is een wond, die ontsteekt en het open
scheuren der huid ne mt toe, tot de lippen
daardoor worden aangetast en niets ver
toonen dan eMgezwollen massa van rauw,
etterend vleesch. Yerhemelte en tong wor-
gekomen zonder den hatelyken leerdwang.
Slotsom: binnen een zeker aantal ja^en
zullen wij beland zijn, waar de wet op
den leerplicht ons met een tour de force
brengen wil.
Dinsdag 19 Sept.
Goes, half 8 in de Prins van Oranje
door not. Mulock Houwer voor erven J.
Meyers een winkelhuis en erf Lange Kerk
straat 137 cA.
Woensdag 20 Sept.
Goes. 12 uur bfj D. Jac >bs door deurw.
Hollmann meubels, o. a. mahonie- en eiken
houten boogkabinetten.
Houdekerke, bij Lampert door not.
Loeff 1 uur twee huizen, erf en bouwl
Dishoeksche weg 4056 cA. in 3 perc. en
massa. Woensdag 20 Sept. 9-11 te zien.
Vrijdag 22 Sept.
Wemeldinge, door deurw. Hollmann b\j
A. de Sehipper 11 uur meubels en winkel
inventaris.
Koudekerke, 1 uur A 100 door not.
Loeff eikenhouten kabinet, tafelkastje, antiek
penanttafeltje, veeren bed, kachel, klok
wekkertje.
Ierseke, 2 uur voor 'tBurgerljjk Arm
bestuur door not. Mulock Houwer in do
Oesterbeurs 4 woningen Oude Torenstraat
en een huis en erf Dam.
Westkapelle, 10 uur door not. de Vos
voor dhr. Gabrielse inspan als: schoone
werkpaarden, 2 geiten, 2 vette varkens, 2
menwagens, windmolen, paardenwant, zeef-
ten, stal- en zoldergereedschap, meubels,
boogkabinetten, bedden, deelen, mest enz.
Maandag 25 Sept.
Wisse, half 11 gemeenteherberg verpach
ten door not. de Ronde Bresser 12,5882 H-
bouw- en weiland aan 'sHeer Abtskerke,
in pacht bij A. d9 Back. Inl. dhr. W. F-
K- Lenshoek.
Dinsdag 26 Sept.
Koudekerke, Zand door not. Loeff bij
wed. Leenhouts een huis, schuurtje en tuin
767 cA. van J. J. Smit 1 uur.
Vlissingen, door not. de Maret Tak 8
uur in het Vereenigingslokaal lo. een huis,
kantoor en bovenwoning Kaaskaaislop 1
Are; 2o. een pakhuis er naast 44 cA. 3o.
een houtloods daarnaast 242 cA. 4o. een
loods, trasloods, enz. Slijkstraat 126 cA-
4o. een kolenloods 74 cA. 6o. 124 cA. bouw.
grond; 7o. 2 loodsen daarnaast 120cA. 8o.
een pakhuis Kaaskade 126 cA. 9o. een
een houtloods Koestraat 125 cA. lOo. een
pakhuis Lange Noordstraat 63 cA. llo. ern
pakhuis met bouwgrond Keizersslop 214
cA. in 3 perceelen. Te zien 25 en 26 Sept.
10 12 en 2—4 uur.
Goes. De draaibrug zal wegens herstelj
ling op Maandag den 18 dezer, van 's mor
gens half ze» ure af geopend en dus voor
voetgangers en rytuigen buiten gebruik ge
steld zyn.
Met het oog op de aanstaande volkstel*
ling worden de ingezetenen opnieuw her
innerd tot het doen van aangifte van
VERHUIZINGEN, binnen de gemeente
Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk
levend persoon moet aangifte doen op het
stadhuis. Vestiging in de gemeente van
elders.
Ieder persoon, die zich vestigt in de ge
meente moet aangifte doen zoo voor zichzelf
of voor zyn gezin.
leder is verplicht tot aangifte van ver
trek of inkomen van bij hem inwonende
Dienstboden.
De dienstboden zelf zyn ook aansprakelijk
voor niet inschrijving of niet opgave van
verandering van woonplaats binnen de ge
meente.
Ieder is verplicht bij vertrek uit de ge
meente een verknisbiljet te komen afhalen
ten gemeentehnize.
Ieder bewoner of eigenaar is verplichtte
zorgen dat zijne perceelen voorzien zyn
van een duidelijk zichtbaarhuisnommer en
wijkletter, welke steeds in goeden staat
moeten worden onderhouden.
Overtredingen zyn strafbaarw met hechtenis
van ten hoogste 14 dagen of eene geld
boete van ten hoogste honderd gulden.
den aangestoken en als de uitgezweete
vloeistof in den mond en in de keel drup
pelt, veroorzaakt het delirium of fata mor
gana van de oase in de woestijn.
De saamgekrompen tong zwelt snel op,
perst tegen de kaken en drukt de kaken
van elkaar. De vingers tasten werktuig
lijk over de gezwollen tong en de lippen,
zonder dat men er iets van voelt en be
ginnen dat, ook zeer op te zwellen en
open te springen. In het verhemelte heeft
men een gewaarwording, als van een druk-
kenden last, en droombeelden verwarren
het brein. In dezen toestand is geen hulp
mogelijk, tenzij uiterst voorzichtig water
wordt gegeven; dit is de toestand van het
bloed zweeten.
Evenals het tweede stadium van den
dorst versterkt in het derde overgaat, zoo
ook het vierie in het vijfde en laatste.
De uitwendige verschijnselen zyn weinig
veranderd en alleen neemt het uitdrogen
van het geheele lichaam nog toe. Dorstige
insecten probeeren overal op de zweren te
gaan zitten en vliegen trachten haar eieren
in oogen, ooren en neusgaten te leggen,
terwijl hoog in de lucht de hongerigegier
loert op zyn prooi. De reiziger is bijna
volkomen uitgeput, hy trekt zich het haar
uit het hoofd en grijpt in zyn vertwijfeling
in de doornen waarvan de stekels hem het
vleesch doorboren in de hoop, ergens ver
koelend vocht te zullen vinden. Dan ein
delijk komt de dood als redder.
Zoo is de dorst in de woestyn.