NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- sr HISTORISCH Ho. 145. 1899. Mctilai) 9 8f|ifemlii'r, Herftrade faaujaatj. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02 s. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zij die zich met 1 Oct. a. s. op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen het tot dien datum gratis. Moderne Herders Heidensche Kudden Dezer dagen kon men in een modern tydscurift een pleidooi lezen van den heer Vrendenberg predikant te Franeker, voor de afschaffing van den Bijbel en deszelfs vervanging door meer stichtelijke lectunr. Allerzonderlingst waren jde argumenten door dezen modernen predikant tot aanbe veling van dit denkbeeld, Iemand had in een hotel om een Bijbel gevraagd doch daar was er geen en een ge sprek daarover met de bellners deed hem de noodzakelijkheid van inwendige zending inzien. „Welk een bekrompenheid", aldus ds. Vrendenberg in de Hervorming„alle stichting, elk bewijs van godsdienstzin juist aan den Bijbel te willen vastmaken! Laat ons toch wijzer z;;n! Als stichtelijk huisboek is „Het Levenslicht" honderd maal bruikbaarder dan de Bijbel. Laat ons goedewerkelijk bruikbare boeken aan prijzen. De godsdienstzin zal er door toe nemen. Een gezonden gods henst, waaraan onze tijd zoo dringend behoefte heeft, brengt men riet door een bijbel op de huistafel te plaatsen". Nu zijn wij niet gewoon notitie te nemen van dergelijken nonsens als de moderne herders hunnen kudden te genieten geven. Maar deze uitlating van dezen ultra mo dernen dominé mochten wij niet onopge merkt laten voorbijgaan. De preeken van ds. Louis Bahler zijn nog vrij wat duidelijker grenzend aan het cynische. Wij hebben er een staaltje van gehad bg gelegenheid van het Kroningsfeest. En dan de allerjongsten onder hen, de socialistenBax Junior en Schermerhorn en Kijlstra en Klein en Van Eysinga en de Koe, zoo af en toe verneemt men wat griezeligen kost deze heeren voor de „ge meenten" opdisschen, om niet te spreken Van de ouderen onder hen, type Bax uit Zaandam. Ds. de Koe gaf laatst zijn beruchte preek uit, waarin de paralel tussohen den ma rineman en den visscherman voorkomt. Men verbaast zich over het „Evangelie door dezen Evangelieprediker aan de Hel- dersche menschen gebracht. David den Psalmist teekende hij als het type van den marineman onzer dagen. Hij noemde hem een ellendigen lafaard. En dan Mooi is 't een mensch te zien die met hart en ziel leeft voor 't werk dat hij doot Mooi uit dit oogpunt is de visscnerman die zoo leeft in zijn bedrijf dat hij er heelemaal naar gebouwd is. Een jammer lijk figuur maakt daartegenover de marine man, die wel iederen dag in zgn dienst- jas loopt, maar aldoor moppert over zgn positie. De eerste is iemand in wie een karakter uitkomt, de laatste is een karak- terlooze verschijning. De zevendedagsbap tist heeft niet gemopperd maar is eenvoudig den dienst uit gegaan, dat is kerelswerk „Dat karakterlooze duitengescharrel kweekt een hoop halve individuen die niets gevoelen voor den arbeid dien zij te doen hebben en maar één ding uitstekend ver staan: traktement opstrijken". Eilieve, dat heet nu preeken, dat is nu het Evangelie dat de moderne dominé brengt. „Steenen voor brood", zei men eer tijds, maar dat zgn al niet eens meer steenen, het zgn paardevijgen zou De Genestet zeggen. Ook in beschaving schijnt het toongevend modernisme sinds Piersons verscheiden sterk veraohterd. Maar uit hun mond verneemt men dan ook niet meer de klacht, gelijk de voor treffelijke Allard Pierson die eenige jaren voor zgn dood slaakte, ter gelegenheid van Busken Huets dood. De fout ligt in de opleiding. Het is het zoogenaamd wetenschappelijk onderwijs aan de Rijks hoogescholea, de kennis waarvan de sleutel is weggeworpen, de theologie zonder God, dii> vrachten dragen. Het zgn de drakentanden daar gezaaid, die opkomen. In wat een chaos van verwarring en valsche voorstellingen had 't modern- critisch- sehijnorthodoxe onderwijs den rechtzinnig opgevoeden Pierson gevoerd. Hoor hoe hij klaagt in De Gids van eenige jaren geleden. „Wij hadden allen te diep gezien in het een of ander glasin Spinoza, in Goethe, in Strauss, in de Musset of Heine, in de Italiaansclie Renaissance, in het Humanisme van Duitsch'and, in het Empirisme van Engeland, om de rechte broeders te zgn. Wij doolden overal om, daar aan de Uni versiteit de eigenlijke en volle opleiding tot dienaar der Kerk ontbrak. Men leidde ons op tot theologen in miniatuur, niet tot herders en leeraars. Wij leerden in nage aapte Ciceroniaansche vormen een taal spreken van semitischen oorsprong en kleur met wat .Tafetisch vermengd, wij leerden niet tot menschen van onzen tijd otze taal spreken, uit een hart, door drongen van de behoeften onzer maatschappij. Wij leerden Kerkgeschiedenis en Dogmatiek enPastoraal, maar de groote en bezielende denkers en heiligen van Catholicisme en Protestantisme bleven voor ons namen; gean vonk sprong over. Het theologisch onderwijs had zich blijk baar nooit de vraag gesteld, wat het van obb maken wilde. Wat was het doel? Te zorgen, dat wij aan het eind van onze stuuiën niet onaardig op de hoogte waren van een aantal feiten en quaestiën en aan vankelijk een zekere dogmatiek hadden overgenomen van de vinding eens hoog leeraars? Of ons te bekwamen tot mannen die leden van een bepaald kerkgenoot schap den weg ten Hetnel konden wijzen? Yoor het eerste doel was de theologisohe vorming niet toereikend; voor het tweede doel ontbrak het haar aan alle gezag en vastheid. De beide doeleinden werden eenigszins tegelijk nagestreefd, zoodat wij, ten halve critische theologen en ten halve een soort van apostelen, iets van dezen aard te hooren kregen: „Predikt den armen zondaar van God, maar poogt zelf in een zeker aantal ge schriften uit het begin onzer jaartelling dat Godswoord op te sporen. Predikt Jezus als den eenigen weg tot behoud, maar tracht door historische critiek uit te maken of Jezus er geweest is, en wat hg heeft ge zegd en gedaan. Tast het zedelijk kwaad aan als zonde, maar beijvert U tevens wijs te worden uit de quaestie van den vrijen wil en het Determinisme, Bedient de Sacra menten, maat laat de Dogm'sgeschiedenis u zeggen, wat er voor en tegen het zevental, voor en tege i de opvatting van het Sacrament als opus te disputeeren valt. Spreekt 's Zondags de taal uwer hartelgke overtuiging, maar knoop alles vast aaneen woord, dat gij eerst uit zgn verband moet rukken, om het "Is tekst te kunnen voor lezen, en daarna met grooten exegetischen omhaal in het door u geschonden verband herstelt 1" Lees dien laatsten zin eens overen zeg zelf of de leerlingen van zulke meesters, thans predikers geworden, niet precies doen wat hun geleerd werd. Een preek en een exegese leveren naar eigen subjectief in zicht met een uit zgn verband gerukten Bijbeltekst als motto. Wie herinnert zich niet Bahlers preek op den Kroningsdag? En dan de Koe van hierboven 1 Maar Pierson en Busken Huet waren te eerlijk om lang aan dit spel mee te doen. Pierson schrijft verder. Men voelt in wat nu volgt de kille graflucht van het modernisme. „Huet en anderen voelden al spoedig veel van deze tegenstrijdigheden, waarmede men in naam der zoogenaamde Vrije Studie onze jonge theologanten de wereld iuzond. Men onthield hun jeugd alle priesterlijke leiding en wijding; men voedde ze op als jonge mannen van de wereld, als aanstaande historici en pbilologen, die aan alles mogen raken, van alles mogen proeven, aan alles mogen twijfelen en die niettemin weder als Godsgezanten hadden op te treden, im mers naar alle waarschijnlijkheid hun predikwerk zouden aanvangen met te spre ken van hun Henielschen Zender. Nooit is voor een gegeven ernstig doel het mid del met grooter lichtvaardigheid gekozen en men verwondert zich nog, dat zulke ongewapende troepen in een oogwenk over vleugeld werden door het een of ander waarlijk goed georganiseerd en gediscipl- neerd Leger des Heils! Wat kwamerdan ook van dat apostolaat, van de prediking terecht i Het door allerlei rationalisme meer of min aangelengde, door allerlei wijs- geerige bespiegeling meer of min gemoder niseerd orthodox Christendom hunner opvoeding was voor de jonge predikers het „fonds qui mauquait le moins was en bleef bij alle ontkenningen en ketterijen „la pièce de résistance," waarvan men naar eigen temperament en stemming meer of minder belangrijke stukken afsneed, om verder, met zooveel talent als men dan had, het maal aan te vallen met eenige hors d'oeuvre, soms aan eigen geestigheid, meestal aan de nieuwere letterkunde van naburige volken ontleend. Aan den wuip- schen sceptischen Mussetaan den gevoel'g cynischen Heineaan den gemoedelgk- positivistischen George Eliot, om van oude ren, als Herder en Goethe te zwggen, had menige leerrede licht meer te lanken dan aan apostel,, kerkvader of hervormde i theo loog. Zoo ging men voort, vaak met bewonderenswaardige opgewektheid, stich tend, bemoedigend, menig goed zaad uit strooiend, menige prozaïsche ziel verheffend, menig benepen gemoed bevrijdend, menigen lichtzinnige stemmend tot nadenken, menig wereldsgezinde opmerkzaam makend op het ernstige der levenstaak, maar ten slotte toch volkomen onbekwaam anderen te vertellen, wat men zelf niet wist; dat is een antwoord te geven op de hoofdvraag vooreen christelijke gemeente,in een kerk gebouw bijeen „Wat moet ik doen om zalig te worden? Waar ligt de weg ten Hemel?" Of het arm is, zoodanig Evangelie Pierson heldert 't zelf met een voor beeld op. Ten einde deze beschrijving te verdui delijken, voegen wij er een schilderstukje aan toe, mede aan dr. Pierson's Gidsartikel ontleend en uit het leven geroepen: „Een onzer stond eens in een boerenher berg", zegt dr. P., „en zag een prent han gen tegen den witten muur, voorstellende „deopwekking van Lazarus". Juist hadden- zij, (die een onzer en zgn vrienden, tijd genooten van Pierson en Huet), de vragen besproken: „Is er een opstanding der doo- den? Is er een Heilaud in den ernstiger zin des woords, is er een „Recordare Jesu pie" Is er een „gedenk mijner in dien grooten dag" Het Christendom wees op Lazarus, wees bovenal op den grafsteen in Jozefs hof door engelen afgelicht. Na alle bespiegelingen en gemoedelijke over wegingen keerde het ten slotte toch altijd terug: „gelooft gij dat?" Nooit zal hij vergeten (die één onzer), hoe toen, in die nuchtere omgeving, het: „gelooft gij dat?" tot hem kwam. Hij vond eerst geen ant woord, daarna, terwijl hem de tranen in de oogen schoten, fluisterde hij „neen, eigenlijk niet!" Neen, eigenlgk niet! Wie voelt niet een traan opwellen bij de aanschouwing van dien armen prediker, beschreiend zgn ongeloof en toch 't geloof niet willend Van medelijden met de arme verdwaal den die door dergelijke berdeis zoogenaamd op den goeden weg gebracht, al verder afwijken naar de paden des doods? Hier mag wel uitgeroepen„Jezus gij Zone Davids, ontferm u mijner! Arme kudden aan zoodanige herders, neen, niet herders maar grijpende wolven overgegeven; blinden door den blinde geleid die ten laatste beiden in de gracht vallen. Arm Noord Holland, waar zoodanige pre dikers zooveel onkruid zaaien op den akker. S icialisine en anarchisme, en niet minder het pantheïstisch tolstoïsme welen daar tierig voort. Zijn dat predikanten Is dat „Godsdienst" Integendeel. Hier wordt de verwereld lijking openbaar der Evangelieprediking, die voor jaren in beginsel reeds door Groen werd gezien en weerstaan en die hij aldus teekende „Onder den naam van secularisatie W' rdt dictatuur der hedendaagsche Evangeliever- zaking bedoeld." Moderne herders, heidensche kudden! a Engeland en Zuid-Afrika. Het te New-York verspreide blad The World publiceert een brief van de Regee ring der Zuid-Afrikaansche Republiek, als antwoord gezonden op de vraag naar eene uiteenzetting van het standpunt, dat de Boe ren innemen. De missive zegt, dat de agitatie tegen de Republiek ten deele voortkomt uit een aan tal Britsche inwoners, voor wie het bestaan van republieken, die de bloeiendste deelen van Zuid-Afrika tot haar grondgebied heb ben, een doorn in het oog is. Anderdeels uit mijnkapitalisten die, niet tevreden met het bezit der beste mijnwet ten ter wereld, verlangen een algeheele controle te oefenen op 's lands wstgeving en bestuur. Het doel der agitatie is blijkbaar de re publiek te vernietigen. Wg zgn besloten tot het uiterste onze vrijheid en zelfbe stuur waarvoor ons volk zgn bloed vergoot te verdedigen. Wij hebben een sterk ver trouwen in de zaak onzer vrijheid. Morley, een van de kopstukken der libe rale partij in Engeland, heeft voor zij ne kiezers te Arbroath een zeer belangrijke rede over de Tnnsvaalquaestia uitgesproken. Hg sprak onder anderen van „de be staande geschillen, bij de vereffening waar van wij zeer voorzichtig moeten zgn dat de bestaande achterdocht, waarvoor de boe ren goede reden hebben, geen veld wint dat de hervorming die wij wenschen een voorwendsel is om het land van hen te stelen." „Gestel zeide spreker er komt oor log, en neemt aan gij behaalt de overwin ning, want zooals Swift jaren geleden zeide: „Ik heb nog nooit gehoord dat tien gewa pende mannen één man in zgn hemd den baas niet af waren." Wat hebt gijdan gedaan? Dan hebt gij de Hollanders en Engelschen in de Kaap-kolonie van elkaar gescheiden het tegenovergestelde van wat Staats lieden voor jaren hebben trachten te vol brengen. De Oranje Vrijstaat, die nu met ons op vriendschappjiijken voet is, terwijl gij door het conflicttusschen de twee blanke rassen de inboorlingen tot onrust brengt. „En daarna Daarna hervormt gij de Zuid-Afrikaansche Republiek in een Eng. kolonie, en tot lang na den oorlog zult gg het volk aan de militaire macht te onder werpen hebben. In de Kamer zelf zult gij een soort van loyalist Ulster hebbeu doch elders zal ontevredenheid en onrust heer- schen 1" De heer Morley vergeleek het gedrag der Engslsche Regeering met dat der Z. A. Republiek ten tijde van Jameson's inval. In plaats van te spreken op een critiek oogenblik, van den zandlooper die bijna leeg is, en te onderhandelen met geladen revolvers op de tafel, vergelijke men de verdraagzaamheid van Kruger. Chamberlains eigen woorden werden door den heer Morley aangehaald. Deze waren ten eerste „Presi dent Krujer's grootmoedigheid, als hg de gevangenen, Jameson c. s., over wilds ge - ven, zou door mijzeer geapprecieerd worden". En later Chamberlain's woorden aan Kruger zelf gericht: Ik heb altijl het grootste vertrouwen gehad in uw grootmoedigheid en eer. Gij kunt er verzekerd van zgn dat ik onze verplichting „in de Londensohe conventie van 1884 zal nakomen". „Ik zou hen, zeide de heer Morley, in zake de hangende geschillen, met hun eigen geld willen terug betalen." De voorstellen van onzen commissionair, van onze regeering, en meer dan deze voorstellen, werden ons door de Zuid- Afrikaansche Regeering toegstaan, en wij gaan direct heen en doen nieuwe voorstellen en nieuwe eischen, zeide de spreker. Men kan mij niet ervan overtuigen ging hg voort dat de natie met eene dergelijke wijze van handelen genoegen neemt. Ook over de suzereiniteit, en Engeland als een paramount powerwaarover wij in den laatsten jijd zooveel gehoord hebben, had de heer Moriey een en ander te zeg gen. Geen beter argument kon hg gebrui ken dan de woorden van Chamberlain zelf aan te halen. Deze zeide b. v. in 1896 „Wat aangaat de binnenlandsche zaken der Z.-A. Republiek, zoo is Engeland gerechtvaardigd in het belang van Zuid Afrika in bet algemeen, zoowel als in dat der Z.-A. Republiek, vriendschappelgken raad te geven wat aangaat de vreemdelingen die meestal Britten zgn." „Vriendschappelijke raad! zegt Morley noemt hg het zenden van 50.000 man vriendïchappelijken raad? Daar steekt meer achter. „Engeland behoefde het met haar zelf regeerende koloniën niet te probeeren, of het geheele rijk zou in een maand uit elkaar zgn." „Oorlog!" zegt hij verder „gaat gij oorlog voeren, zoodat gg vrij zijt een ver drag te verscheuren dat gij plechtig gezegeld hebt, om te vertrappen en weg te vegen een kleinen staat, welker onaf hankelgkheid gij herhaaldelijk hebt verklaard te wenschen te respekteeren en beschermen Een oorlog van dien aard zou geen oorlog zijn met eer, doch met groote oneer 1" Dit is een waardig woord, dunkt ons, waardig naast dat van mevrouw Butler gelegd en door de Chamberlains en con sorten wel overwogen te worden. Wij hebben indertijd de stellingen van ds. Nahuijs voor Leerplicht overgenomen en van enkele aan- en opmerkingen voor zien. In een vriendelijk schrijven komt de heer N. tegen enkele onjuistheden op. Zijne stellingen, niet voor de pers he- stemd, strekten niet tot aanprijzing der wet-Borgeaius (als hoedanig zij algemeen schijnen opgevat tezjn. Red.); en hij was er wel mee aan't rechte kantoor, dewjjlhij zoo gaarne zgne geestverwanten die prin cipieel tegen leerplicht zijn, overtuigen wil dat leerplicht broodnoodig is voor ons volk. Dan heeft ds. N. niet de kennis maar het lezen van den Bijbel slecht bevonden. De onderste lagen van ons volk zoo schrijft hg zoowel die de openbare als die de Christelijke school bezocht hebben verstaan de leeskunst niet. Woorden van 4, 5 lettergrepen worden geradbraakt; zij verstaan niet wat zij lezen. Het lezen van den Bgbel wordt jachinaal werk en daar door straks gemakkelijk nagelaten. Over leerplicht in zedelgken zin, waar aan de Doopsbelofte herinnert, had ds. N., naar hij ons ter opheldering schrijft, 't niet. Hij schreef juist in tegengestelden zin dat leerplicht is dwang door den Staat uitge oefend. En eindelgk w:erapreekt ds. N. ons zeer beslist dat hg tegen de wet-Mackay is ge weest, hij beeft die zelfs toegejuicht. Waar wij geen redenen vonden om onze meening te herzien op 't punt Leerplioht, aanvaarden wg te gereeder deze rectificatie

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1