NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- sr HISTORISCH icht of Leerling iddelburg mans en Co. itmeid of nder kinderen, Jienstbode, Ho. 142. SaMag 2 Scpfemdec. Decftmtfe Jaargang. it benoodigd, I0KNECHT Vesterschelde. K üeemen, Dweilen, stel werk, Bezems £KER, Bellinkstr. K-ROTTERDAM- 12,- 12,— 1,- VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRUS DER ADVERTENTIËN Saaxumhnizen. Dreyfus-proces. MAGAZIJN CURRENT. sdoet uw voordeel. Onmo- e. ng een lading PUIKE RDENTAND MAÏS aan onderd kilogram, PUIK MAÏSMEEL f 5,50 per rt onverbeterlijk en Guldens per 100 Kilo iovember gevraagd eene 0 jaar, die met de Mel ig JACOBUS KRIJGER» 1 bouw er, Driewegen. vraagd j mej. STOK MES AND, inke ERMAN, Arnemuiden, gd een aankomende bij B. SCHOONAARD, Ootober JANSE, Kondekerke. 3ept. a m s c h e tg d. Van Rotterdam: ,30 na. Vrjd. Zater. Zond. Maan. Dine. Woen l Dond. Vrjd. 8 Zater. 9 Zond. 10 Maan.11 Dine. 12 Woenl3 Dond.ld Vrjd.15 Zater.16 Zond. 17 Maan. 18 Dina. 19 Woen20 I Dond.21 Vrijd.22 Zater.23 Zond. 24 - Maan.25 - Dina. 26 Woen27 Dond.28 Vrgd.29 Zater.30 ,30 smor. 12.— 10,30 11.30 11,30 11,- 11,- 11,- 11,- 11,30 11,30 11,— 11,— 10,30 11,30 11,30 11,— 11,— 11,- 11,— 11,— 11,30 11,30 11,- 11,— 'amid. 1,— 12,30 E STOOMBOOT :dt Rotterdam. Sept. Van Rotterdam. 9 u. 3 Woen. 6 'smorg. 5u 13 10 20 27 l,55o) nm. 3,25 en 6,20 12,25a) nm. 3,55 en 6,50 10,25 nm. 1,55a) en 4,45 10,40 2,15a) en 5,50 m. 11,55a 3,25 en 6,20» m. 12,15a 3,45 en 6,40f 10. 40. naar Breakens ten hoogate litaingen naar Boraaelen ngelegd. qp5®» zmnnm elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Wat heelemaal in 't Noorden van Gro ningen, in bovengenoemde gemeente, ge schied ia, heeft de aandacht ook in onze omgeving getrokken. Men kent de geschiedenis. Eenige christenouders zouden hunne kinderen van de openbare school nemen en ze zenden naar de Chr. school te Baflo. Volgens een bericht in de Nieuwe Rvtterd. Crtwaren deze ondera daartoe door den kerkeraad der (chr.) geref. gemeente ge commandeerd. Het hoofd der openbare school maakte toen een stuk op dat hg door dertien werkgevers liet teekenen, en waarin niets minder stond dan bedreiging met ontslag nit hun dienst, wanneer de ouders 't wagen zouden hunne kinderen op de chr. school te doen. Dit protocol was door heeren werk gevers aan 't plakkebord openbaar ge maakt. Patrimonium, op voorstel van den heer Hovy, heeft tegen „dezen aanslag vau de zijde der werkgevers op de gewetensvrij heid hunner arbeiders" krachtig gepro testeerd. Deze publicatie behoeft maar gelezen te worden, zoo dacht men, en terstond zat vriend en vijand dezen stuiten ien aanslag veroordeelen. De liberalen zouden zioh haasten dit kwade stuk van zich te stooten, en 't met ons afkeuren dat hun geestver wanten, en onder hen nog wel het hoofd eener „kweekplaats voor verdraagzaamheid", zóo den eerbied voor de vrjheid van schoolkeuze konden uit het oog verliezen. Deze veronderstelling was echter mis. Van liberale zijde moet de eerste man nog opstaan om dezen aanslag op de vrg heid af te keurenwel wordt hg door velen hunner, van zuid tot noord, goed gepraat. De Arnhemsche Courant had heel wat op dat „belgdend deel der natie" met zijne „pretenties" en „eigengerechtigheid" aan te merken. De kerkeraad kreeg er van langs voor zijn dwangzieke bemoeizucht. Hij was de schuldige, want hij had die werkgevers „geprovoceerd", dat wil zeggen aan den gang gemaakt. En dan „de voorstanders van kerkelijk onderwijs", die hebben 't ook gedaan. Zij, althans de armbesturen, „stellen als voorwaarde van bedeeling dat de kinderen naar de bjzondere school" moeten. Dat moesten zij laten, want dat wekt, zegt de Arnhemsche, ook onze verontwaardig mg. Men ziet het, niet de liberale werkgevers van Saaxumhnizen maar de gereformeerde kerkeraad en de voorstanders van de kerke lijke school verdienen 't standje. En de Midd. Crt., die dan ook de philip- pica van haar Arnhemsche collega met volle instemming overneemt, borduurt op dat stramien verder door. Het zal nog mooier komen, zegt zij die zich mst zooveel pretentie belijders noemenden „zonden alles mogen doen om de openbare school te benadeelen en wij niets, zelfs geen maatregel van tegenweer mogen nemen". En zoo gaat de Middelbnrgsche pleitster voort „nu staan wij hier nog voor een maatregel dien men weet en kan beoordeelen, maar hoevele middelen be ramen zij zeiven niet in 't geheim om de ouders te dringen of te dwingen hunne kinderen naar de z. g. christelijke scholen te zenden". En dan krjgen „de leiders eu voorgan gers" die met hun „gepreek" 'tden menschen lastig maken" nog een veeg en klaar is KeesLe tour est fait! De wolven te Saaxumhuizen hebben de schapenpij om en de schapen van Patrimo nium staan in de wolvenvacht gestoken. Doch hiermee is de toer niet gemaakt. Deze heeren hebben hunne redeneering gebouwd op een logenachtig bericht in de Nieuwe Rotterdamsche en er allerlei bij gehaald dat met de zaak niets te maken heeft. Er was door den Kerkeraad zelfs niet ge rept van de chr. schoolgeenerlei pressie was uitgeoefend. Wat er in dat manifest staat, was door het hoofd der openbare school verzonnen. Doch gesteld dat de Kerkeraad wel pressie op deze ouders, leden van zyn kerk, had geoefend, dan had hg nog nist meer dan zjn plicht gedaan met de ouders aan hunne roeping te herinneren en die er niet naar geluisterd had zou zich vergrepen hebben aan de doopsbelofte. Maar nu is dit niet geschied en 't is dan ook niets dan een woordenspel wat de Arnhemsche (en de Middelb. Crt.), ook zelfs na een protest van ds. Talma tegen haar valsche voorstellingen, aanvoert. De bladen melden er niets van dat hier een stuitend vergr jpjeyens den arme plaats had; dat hier in de maag en die zijner kindertjes gestraft werd wie 't zieleheil zijner kinderen zou wensehen te zoeken op de Chr. school. Bedenkt wel, werklieden, zoo dreigden de Saaxumhuizers, wanneer gij uw kind van de openbare sohool neemt, dan moogt gij niet meer voor ons werken, dan zullen wij u laten verhongeren, en uwe vrouwen en kinderen ook. Liever uwe kinderen dood dan op een Christelijke school Hier is heerschappij vi.eren over de zielen, door hen die tot zekere hoogte slechts over de lichamen te beschikken hebben. Eene aanmatiging, eene dwangoefening, die aan de tyrannie der oude slavenhouders doet denken. En die 't zien en anders o zoo hard roe pen van „vrijheid, gelijkheid en broeder schap", zien 'taan en zwijgen still Is 't wonder dat, over deze blindheid en ongevoeligheid dezer liberale bladen verbaasd, ds. Talma de Arnhemsche Crt. tot de orde riep? HQ toch schreef onder meer in dat blad Nu komen de boeren en zeggenlederen arbeider, die zgn kind durft zenden naar een christelijke school, jagen wij weg uit onzen dienst en wij verbinden ons om elkanders weggezonden arbeiders niet te gebruiken. Dat is zuik een brutale rechtsver krachting, zulk een verloochening van de eenig juiste opvatting der verhouding tussohen werkman en patroon, dat ik het zeer betreur, dat jn een blad als het uwe ook maar een schijn van recht vaardiging van zulk een bedrijf voor kwam. M. i. moet gebrandmerkt worden ieder pogen van werkgevers om door zulk een bedreiging werklieden te dwingen tot een daad tegen hun geweten. Kan hier werkelijk provocatie worden aangemerkt als verontschuldiging? De arbeiders hebben niet geprovoceerd, maar, indien al, dan alleen de kerkeraad. Maar is an werkelijk uw meening, dat wanneer na een bezoek van mij op mij n advies een arbeider zijn kind van school doet veranderen, een patroon rechtheeft dien arbeider broodeloos te maken e_ dan er zich mee te verontschuldigen, dat ik hem heb geprovoceerd? Mag in het vervolg, wanneer een pa troon of dominé een candidaat aanbeveelt, ieder werkgever zgn arbeiders wegjagen, die naar dat advies stemmen? M. de R. Ik dacht, dat voor n toch ook wel vaststond, dat de band tusschen patroon en arbeider, een band was van twee menschen, elkanders gelijken, die in elkander hebben te ontzien het recht der vrije persoonlijkheid. Daarom hoop ik zeer, dat u nog znlt kunnen besluiten, om, al is het dan ra mededeeliug van het geheele zondenre- gister onzer partij, duidelijk en zonder bepaling te zeggen, dat de handeling der liberale boeren vau Saaxumhuizen onverdedigbaar is. Door alle rangen der bevolking heen heerscht helaas! het beginselWiens brood men eet, diens woord men spreekt. Het is in het belang van waarheid en reeht, dat eenparig protest wordt gehoord, als een sterke het waagt om de toepassing van dat beginsel aan zwakkeren op te dringen. Wij verde Iigen die handelingen der Staat- verhuizers geenszins, repliceerde de Am- hesmche; o ja, wij moeten de menschen vrij laten in de keuze hunner sohool. Maar En dan volgt ee n lang vertoog dat 't eerste omverwerptwant 't komt hierop neer: gij zei ven zijt er de schuld van; en gij doet overal hetzelfde. Nu, het eerste is gebleken onwaar te zijnen het laatste is niet bewezen. Van dat p ressie oefenen door diaconiën op bedeelden in 't belang der openbare school zouden wij treffende staaltjes kun nen mededeelen. Wij kennen zelfs een orthodoxe diaconie die hare bedeelden „dringt" om hunne kinderen naar de open- fa .re school te zenden, met voorbijgang van de christelijke school waarvan de meerder heid dezer diaconie voorstandera zgn. Doch dergelijke opmerkingen doen tot de zaak niets toe en de uitvluchten van de overzy de doen er niets van afte Saaxum huizen hebben werkgevers en kapita listen arme arbeiders bij publicatie met wegjagen gedreigd, wanneer een ander hen dwong hunne Kinderen van de openbare school te nemen. En dit onverantwoordelijk bedrijf is door de liberale partij niet afgekeurd, veeleer in bescherming genomen. Het werpt een droevig licht op de ge zondheid of oprechtheid harer democratie, verdraagzaamheid en liberaliteit. Het doet ons genoegen dat Patrimonium terstODd gevonden werd aan den kant der vrgheid. Dat de heeren Hovy en Talma deze quaestie openbaar maakten en langs dien weg het kwaad hebben gestuit. Want deze liberale boeren zullen zich nu wel tienmaal bedenken, eer zj hun volkje gedaan geven. Zj kunnen hen negeren misschiendoch voor de goede zaak zullen deze arbeiders dit wel willen dragen. En ook elders, ook in Zeeland, zal, nu de Middelburgsche Courant er 't eerst een artikel aan wjdde. het principiëele vraagstuk dat achter „Saaxumhuizen" ligt, er te ernstiger door worden ter hand ge nomen. De Middelburgsche Courant die in een volgend artikel dan ook reeds een toontje lager zong, heeft 't dan ook eerlijk erkend: wat daar te Saaxumhuizen gebeurd is, valt ook in 't Zuiden in anderen vorm voor en 't geldt een principe quaestie. De kinderen, waarom de strgd gaat, heb ben de openbare school te Saaxumhuizen reeds verlaten en zjn op de bijzondere school te Baflo ingeschreven. Die zaak bloedt derhalve weer wel dood, onver schillig of hier be-usting of wegzending op volgt. Maar de vraag of in het klassieke land der vrgheid den ouder het recht van eigen vrije schoolkeuze zal verblijven, of de arme zjn God naar zijne opvattingen of naar de opvattingen van zjn patroon zal moeten dienen, die vraag raakt niet van de baan, zal zoolang er part jen in den lande wezen zullen aan de orde bij ven; en niet tot rust komen voor alle werkge- gever en arbeider in den lande, van Saaxum huizen tot Middelburg, voor de ware vrg heid welke is onderworpenheid aan God, zal gewonnen zjn. In aansluiting van een ook in een on zer vorige nommers voorkomende aan beveling van Honig schrijft een inzen der in het Nieuws Die XXIV. 13 noemt Van d' onden Spreukenschat. Bedenke, dat dit wjze boek. Nog meer daarvan bevat, En zette, opdat het geldig zij, Er XXV. 16 bij, Waarop vers 20 dan, plus 7, Nog een versterkend slot kan geven. Eindeljk heeft de Heere zich ook over Zuid Be veland ontfermd en regen gegeven. Wj hebben eenige zorgelijke weken van droogte doorleefd, welke herinneren aan 't woord tot Samaria (Amos 4 7, 8). „Daarb j heb ik ook den regen van ulie- den geweerd, als er nog d.ie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de eene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het eene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands waar het niet op regende, verdorde. En twee, drie steden togen om naar éene stad, opdat zj water mochten drinken." Gelde nu maar niet van ons wat van de „koeien van Basan" gold: „nochtans hebt gj u niet bekeerd tot mg, spreekt de Heere." Wj hebben een kleine vergissing gemaakt ten opzichte van den redacteur van De Sprok kelaar-, deze is niet of niet meer hoofd eener school, doch huisonderwjzer. Hg is in ieder geval vergrjsd in den dienst van 't Chr. onderwijs. En aan de kracht van ons betoog doet dit niets af. De zitting van Woensdag knnnen wj voorbjgaan 'twasde dag der kleinigheden; gistereu was het de dag der zoogenaamde bekentenissen. Lebrun-Renault kwam voor om te getuigen wat hg trouwens aan heel de wereld doch ongeveer het laatst aan den president der republiek zeiven, reeds had verklaard, dat nameljk Dreyfasgezegd had „ik ben onschuldig; de minister weet dit eu ook dat als ik stukken heb meege deeld aan Duitschland, ik het deed om er andere voor in de plaats te kr jgen". De getuige zei dat kolonel d'Attel er ook bj was geweest toen Dreyfus dit zei. Getuige sprak verder er over dat hg het als eeu gewoon nieuwtje op de plaats der strafoefening had verleid en dat het Mer- cier ter oore kwam die hem gelastte het aan den president der republiek te gaan zeggen. Toen hg bij den president was binnen gebracht zeide deze gj hebt met journalisten gesproken, doch getuige zei dat h j niet rechtstreeks inlichtingen ver strekt bad aan de pers. Demange vraagt of Lebrun-Renault de uitdrukking van Dreyfus gequalificeerd had voor het hof van cassatie, niet als een bekentenis maar als een uitlegging of verontschuldiging, of 't dat althans niet zou kunnen jjn. Lebrun-ReDault antwoordtdat beoordeel ik niet; ik herinner alleen wat Dreyfus gezegd heeftwat het was moeten de ver dedigers maar uitzoekendat is een per- soonljke meening van Dreyfus. Labori zegt dat Lebrun-Renault op dien bewusten 5 Jan. 1895 in zjn rapport niet alleen de diensturen aanteekendemaar zelfs apart er bj vermeldde: „niets te vermel den". Eu dat nadat er dingen van zoo'n gewicht gebeurd zouden zjn?! Lebrun-Renault zegtik had ook niets te vermelden; ik had alleen Dreyfus te bewaken. Labori vraagt waarom hg vier jaar lang het blaadje van zyn opscbrjf boekje waarop hj de bekentenis opgeteekend had, bewaard heeft en jnist den dag nadat men in de Kamer er over gesproken heeft, het heeft verscheurd. Getuige antwoordt dat hj het stuk dat hj had als authentiek beschouwde door de kopie die Cavaignac den vorigen dag er van genomen had. Een lid van den krjgsraad vraagt Lebrun- Renault of hj zich niet herinnert dat Dreyfus gezegd heeft dat de geleverde stukken enkel afschriften waren. Getuige herinnert zich dat niet, maar het kan wel waar wezen, zegt hj. Een ander lid van den krjgsraad merkt op dat het toch jammer is dat hij bj dea president der repnbliek zjnde, toen niet van de bekentenissen heeft gesproken. Getuige antwoordtdat kon ik niet want de president had het te druk met een uit lating van Dreyfus over het schrift vaa het borderel. En ik stond ook niet ge makkei jk want ik was dien morgen al voor ellendeling uitgemaakt. Getuige Antoine zegt ook op den daf der degradatie Attel te zjn tegengekomen die hem zei zelf gehoord te hebben uit Dreyfns' mond dat deze bekende. Dreyfus verklaart alleen met Lebrun te hebbeu gesproken, er was anders niemand. Lebrun eikent dit maar voegt er bj dat Attel in een aangrenzende zaal was, en juist binnenkwam. Dreyfus herhaalt dat hg aan den krjgsraad reels uitlegging gaf van de woorden door hem gesproken. En zegt met aandoening dat Lebruns gedrag na zjn herbaalde onschuldbetuigingop dien morgen de verontwaardiging van alle rechtschapen lieden opwekken moet, om woorden van een veroordeelde aan zgn chefs over te brengen, zonder den veroordeelde zeiven nader te hebben gehoord. Labori vraagt welke ambtenaar op het Elysee (bj den president der republiek) hem bj zjn bezoek aldaar „ellendeling" schold. Lebrun zegt dit niet te weten. Labori zegt zich te verwonderen dat Lebrun zulk een ingrjpend feit niet voor het hof van cassatie verteld heeft. Guerin die Dreyfus had zien degradeeren vertelt in hoofdzaak wat Lebrun hem had meegedeeld, en hoe bij Dreyfns bad hoo- ren zeggenover drie jaar zal mg gerech tigheid geschieden. Demange vroeg oik aan dezen getuige hoe h j 't betuigen van onschuld vereenigen kon met zjn indruk dat er een bekentenii werd afgelegd, en ook deze getuige ant woordde: dat zjn persoonljke zaken van Dreyfns, die moet de verdediging maar uitvinden; ik leg slechte mjn verklaring af. Uit de antwoorden van Guerin en Lebrun bljkt duideljk dat deze twee afspraak gemaakt hebben hoe te zullen antwoorden. Deze getuige verklaart op een vraag van den voorzitter dat Dreyfus Esterhazy niet gekend heeft. Ook Dreyfns verklaarde aldus. Op een vraag van den voorzitter ver klaart Dreyfns nooit gezegd te hebben dat over drie jaar zjn proces herzien zou worden. Hj begrjptdie woorden trouwens niet. Hj verzoekt den voorzitter in 't belang der waarheid de brieven voor te laten lezen door hem gericht aan den chef van den generalen staf van 't leger, dan zal men zien, zegt hj, in welke bewoordingen ik verzocht dat men een onderzoek zou instellen. De voorzitter vraagt: waarom juist drie jaar. Dreyfus antwoordt: „Omdat, geljk ik aan du Paty had gezegd, de regeering be schikte over middelen tot nasporing, en omdat zj tjd behoefde om zioh ér van te bedienen. Ik zei daarom dat men over twee of drie jaar mjn onschnld zou inzien maar ik verzeker dat ik geen enkele kwade bedoeling had." Nog kwam getuige Forzinetti (directeur der gevangenis Cherche Midi, waarDreyfua in voorarrest gezeten had), verklaren dat Dreyfus altjd heeft volgehouden onschul dig te zjn. Nooit heeft Lebrun getuige over een bekentenis of over d'Attel ge sproken. Forzinetti bevestigt dat du Paty hem aanried zekere middelen te bezigen om Dreyfus in de war le brengen en dat Dreyfns zelfmoordplannen had. Dit laatste bevestigt Dreyfns, doch hj voegt er bij de kracht om te leven her nomen te hebben, nadat zjn vrouw hem tot het bewustzjn van zjn plicht had teruggebracht. Dreyfus is over 't geheel zeer kalm ge bleven. Een sterk roode kleur verving snel zjn groote bleekheid toen hj Lebrnn zag binnenkomen. Maar bj zag hqm met gtrakkenen doorborenden blik aan; daarna

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1