NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. lo. 138. 1899, DoiiMag 24 Hugusfus, Miftuie laargftRg. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN ABT DAENS. 3*fcs>. X klken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Er schijnt in Nederland een nieuw ver schijnsel waargenomen te zijn, dat wij zouden willen aanduiden als Daensisme. Te Maas tricht zijn met groote meerderheid, bij zui vere partijstemming de Socialisten in de Kamer van Arbeid gekozen, terwijl de Roomsche candidaten met slechts een derde der stemmen in de minderheid bleven. Of dit nu zeggen wil dat er zoovele Roomschen daar hunne kerk den rug heb ben toegekeerd? Granackelijk niet. In Het Centrum kou men lezen dat „de meerderheid nog over tuigd katholiek is, en 't dwaas zou zijn te beweren dat de 990 stemmen bij deze verkiezing op de socialistische candidaten uitgebracht afkomstig zijn van werklieden die hun kerk den rug hebben toegekeerd". „Zij waren slechts proletariërs die naar lotsverbetering zoeken"| en „in den socialist den man zien bun gelijke --dieopkomt tegen alle ongerechtigheid, die de rijken en machtigen aandurft, die niet bevreesd is den patroons te zeggen dat zij zijn echte aanhangers van het hartelooze Manchesterdom" en „absoluut geene sociale werken gedurende het vijftigjarig bestaan der groote Maastrichtsche aarde- en glas industrie in't belang van den werkman hebben tot stand gebracht". Welnu, het schijnt niet onmogelijk dat een dergelijk verschijnsel zich op groote schaal herhaalt in alle streken waar de ny verheid in Roomsche handen en de organisatie niet genoeg democratisch is. In dit opzicht verdient het de aandacht dat in België de verdrukten en malcon tenten, alle man die benauwd is of een schuldeischer heeft, reeds een tolk en leider, iemand die hen begrijpt en hunne belangen behartigt, gevonden hebben in den ver maarden abt wiens naam hier boven te lezen staat. Eenige jaren geleden stichtte hy in Bel gisch Vlaanderen de Chr. democratische party; duizenden schaarden zich om zijn vaandel; de geestelijken waren hem niet tegen, at betoonden zij hem voor het mee- rendeel hnnne gereserveerde onzijdigheid. Maar Abt Daens werd tot lid der Kamer gekozen. Hij vroeg aan zijn bisschop ver lof deze benoeming te mogen aannemen en deze verbood het hem niet, al gaf hij hem ook geen recht9treeksche permissie. Het conservatieve deel der Roomsche staatspartij in de Belgische Kamer be groette den nieuwen afgevaardigde voor Aalst met felle verbolgenheid. Woeste, de conservatieve leider, was zijn heftigste tegenstander. Doch Daens ging met zijne zaakjes door en won allengs aan invloed, vooral onder't proletariaat, het Roomsche proletariaat, het goede landvolk uit de Kempen, gelijk dit in zijne eenvoudigheid door Conscience weleer zoo getrouw was afgebeeld geworden. Sedert dien tijd heeft het Belgische en ook het Nederlandsche clericalisme zich vierkant tegen hem geplaatst, en hem ge dwarsboomd in al zijn politieke en kerke lijke gangen. Hem werd verboden openbaar de mis te bedienen, hij werd overgeplaatst en nog eens weer overgeplaatsten hem werd het leven in de kerk zoo moeilijk gemaakt dat hij als geestelijke zijn ontslag nam om zich uitsluitend aan de belangen van t volk te wijden. Dezer dagen werd de abbe Daens uitge- noodigd om ook eens in Nederland op te treden. Fluks echter kwamen de waar schuwingen der hoogere kerkelijke autori teiten, zelfs van mannen met een goeden naam als christen democraat, ook in bladen die tot nog toe als oprechte bestrijders van het conservatisme bekend waren. Wij noe en üleen maat pastoor Ariëns en Het Centrum. Edoch de geestelijkheid en zij die 't volk van de lezingen van den Ylaamschen abt af Wilden houden, kwamen van een koude reis thuis. Het Daensisme bleek sterker in Twenthe dan men dacht; bij honderden vulden de Roomschen de volle zalen om den abt te hooren, en gaven vele blijken van instemming. Yan zijne te Enschedé gehouden rede gaven verschillende bladen een uitgebreid verslag. Wel een bewijs dat zij 't begrepenLier viel een verschijnsel te beluisteren, een man te bestudeeren die schoon diep buigend voor 't gtzag der kerk, tevens zelfstandig wenschte te staan tegenover zijn kerkelijke overheid in alle zaken die niet de geloofs- quaestiën betreffen. Een type van een Roomschen democraat in al zijn consekwenties. Een held tot op zekere hoogte, die, trotseerend alle man van invloed in zijn clericale vaderland, de vleescbpotten van het kerkelijk ambt verwerpend, zich plaatste aan de spitse in 't belang van den vetdrukte en verachte onder zijne broederen, meteen beroep op en gesteund door niets minder dan de pauselijke encycliek. Geen Bronsveld uie het zijn diens eigen woorden! „aan het Evangelie van Christus getrouw wat het geloof betreft, maar in de politiek staan (wil) aan de zijde der liberalen". Geen Manning, die zoo het zijne politieke strevingen in den weg staat zijn kerkgeloof van zich af slingert. Geen Hyacinthei die na openbaren af val, in bespotting en verguizing van zijne kerk kracht zoekt en zijn aanhang werft onder de vijanden. Maar een echte zoon der kerk, fier op zijn geestelijke afkomst, vaardig om aan 't vaderlijk woord van Rome's eersten kerkvorst tot in den dood getrouw te zijneen staatsman met een levensdoel, maar tot bereiking waarvan de kerk hem tot steun moet zijn. Wie van hem een agitatie-rede verwacht had, is stellig teleurgesteld geweest, of heeft zich vergist. Wel heeft hij zich verdedigd tegen aanvallen van de zijde zijner geestverwanten, dr. AriëDS en dr. Lucas, de eerste waarvan op 't kompas des laatsten zeilt, terwijl de laatste de stelling verkondigd heeft dat men zelfs in wereldlijke zaken zich te onderwerpen heeft aan 't gezag der bis schoppen. Ook andere Belgische Clericalen bestrijden zijn leer, doch zij zijn met name De Guchtenare in hunne bestrijding uitsluitend negatief, afbrekend niet positief, niet op bouwend. Zij weten wel op de socialisten af te geven, doch zij geven niets beters. Hiertegen komt Daens op. En waar men hem deswege vervolgt, daar zal hij standvastig blijven. Hem werd verboden de mis in 't openbaar te lezen; hij kreeg een benoeming aan een Klooster; doch de ouders der kinderen wisten hem verwijderd te krijgen. Hij werd in een krankzinnigengesticht geplaatst. Doch dit verdroot hem. Hij was priester, zeide hij, en dat was zijn recht, wat men hem niet ontnemen mochtdaarom wilde hij in 't open baar de mis lezen. Het program der katholieke volkspartij bevat, zegt hij, geen enkel punt dat strijd met de leer der kerk, ware 't zoo, zijne party, zou zoo de dwaling wierd aangetoond, niet aarzelen de fout te schrappen. Het doel van 't program is alleen de lotsverbetering der werklieden. „Rechtvaardigheid in de maatschappij, den arbeid de eereplaats" is hare leus. De Paus der werklieden zoo noemen de Katholieken bij voorkeur den Paus heeft in zijne encycliek „rerum novarum" 't ware redmiddel aangewezen. De spreker stond lang stil bij de midde len om 't rechtsherstel, de gevraagde her vormingen langs ge wettigden weg te verkrij gen. Geen revolutie, geen verplaatsing van onrecht, geen schepping van nieuwe over- heersching. Met de sociaal democraten gaat zijne party dan ook niet mee. Twee punten vooral verdienen op 'tpro gram der christen democraten de aandacht. lo. Den werkman een menschwaardig be staan. 2o. Den werkman het stemrecht. Waarin dat menschwaardig bestaan uit komt behoeven wij niet uit te leggen. Het is 't programma, de wensch van alle Ne derlandsche staatspartijen. Loon, werktijd, rusttijd, pensioen, uitkeering bij ziekte en invaiiteit en zooveel meer als noodig is om den werkman ook stoffelij k te verhoogen. En dan verwacht deze priester veel van algemeen btemrecht. Rijken en armen zijn broeders, zegt hij, dus moeten ook bei den het stemrecht hebben, en niet de een meer stemmen dan de ander. Jj£Hij verdedigde zich ook tegen de beschul diging van eerzucht. Wanneer men voor het volk weikt, zegt hij, moet men op geen pieizierig leven rekenen. Nu clit hebben ook Nederlandsche staats lieden ondervonden, en sommigen onder vinden het nog wel. Indien zij aan eerzucht Jijden, is het wel eene die zich slecht betaalt. Ook Daens ouderviudt vervolging, tot zelfs in zijne vrienten en van zijn naaste vrienden. Wij hebben natuurlijk aangestiptdoch de lezer heeft er al genoeg van gezien om te kunnen beoordeelen of deze „agitatoi" nu wel de gevaarlijke man is, tegen wien de geestelijke adviseursder Rooms he arbei ders hadden te waarschuwen. Dat de sociaal democraten dezen held beaierooken, is niet zijne schuld; en 't is ook niet billyk hem en zijne zaak met dit feit te besnijden. Wat de bladen dezer laatsten bazelen over lafaards en diergelijke aan 't adres van mannen als Ariëns, verraadt hunne oiiknnde omtrent al den ijver door deze mannen aan den dag gelegd om de zaak der Christelijke democratie te bevor deren. Of echter de kerkelijke autoriteiten voor- zichtiglyk en billy k handelen met hem te vervolgen, wiens natuurlijke welsprekend heid de harten weet in te nemen voor het ideaal der Christelijke liefde, is ons niet duidelijk. Er zijn nu eenmaal in het Belgische parlement clericalen van het type Woeste en Hoyois die hun kracht toeken uitsluitend in 't afbreken van den socialist gelijk zij 't te voren den liberaal gedaan hebben. Hen onvoorwaardelijk te volgen schijnt ons ongeraden toe in Nederland. Wij kunnen ons dan ook den weerzin tegen Daens' optreden in Nederland niet anders verklaren dan uit deze twee feiten: de werking der splijtzwammen en de vor ming eener politieke arbeiderspartij. Het eerste is een verschijnsel dat alle partijen heeft aangeraakthet tweede is een fout waaraan ook bovengenoemde abt zich schuldig maakt Ook in de Roomsche kerk en staatspar ty openbaart zich splijting en losweeking. In Oostenrijk zyn de velden wit, wachtende op de arbeiders maar ook op staatkundig gebied de nijverheidsdistricten zijn de landbouwdistricten in ieder opzicht, ook in 't booze, vooruit! openbaart zich de splijtziekte, er is een lang ingetoomde geest van malcontentheid, die tot de daad zal oversla vn zoodra maar de rechte broeder daar is om hem te leiden. En die broeder is voor de Belgische cle ricalen Daens. En 't is dan ook die geest, die nog geen naam heeft, en welken wij onder Daensis me aanduiden, welken alle partijen hebben te weerstaan, negatief door waarschuwing eu vermaning, en positief door zich aan het hoofd der beweging te stellen, gelijk dr. Kuyper het reeds voor jaren aan het Cal vinisme opdroeg, en de Paus het aan de Roomsche Kerk oplegde. Door dit te doen, leidt men het Daensis me in de rechte bedding in elke partij is Daens de jongste broeder die in 't oog ge houden dieut. M lar indien hy de verachte broeder was of waande te wezen hebben de leiders wel degelijk 't recht hem toe te roepen: ga niet apart staan, vriendje; gij breekt er de kracht der partij door en be nadeelt er onze en uwe eigene zaak mede. Een Cimstelijkearbeiderspartij, best, maar gein politieke. Het is jaren lang Patrimoniums kracht geweest dat zij de politiek er buiten liet. En ook in haar jongste vergadering bij de bespreking van de ontwerpen Ongevallen wet en wet regelende arbeids- en russttij- den heeft zij koen en verstandig gewei gerd zich op it zijpad te laten afvoeren. Eene Katholieke partij die zich metter daad Chris'elijk Democratisch toont, eene an tirevolutionaire partij of welke partij ook wier daden aan het program beantwoor den, mogen niet in fracties verdeeld worden en vooral niet in eene heeren- en arbeiders fractie. Zoo wordt de kracht eener partij gebroken, en 't organisme verscheurd. Een partij bestaat niet uit burgers en boeren, of uit heeren en werkliedenmaar uit be lijders van éénzelfde beginselen uit dit oogpunt hadden de leiders der Roomsche staatsparty en wij zien voorbij dat zij geestelijk zijn recht om tegen scheur makerij op te komen. Of de maatregel de juiste was, wie die het menschenbart kent en de herinnering van den ouden Adam bewaarde, zal dit durven toegeven? Toch, met dit al, blijft het Daensisme ec>n merkwaardig verschijnsel ook voor ons, antirevolutionairen. Laten wij de middelen aangrijpen om 't te keereu. Te keeren niet door dwang maar door de betrachting v.m rechtvaardigheid en de ontwikkeling van veel werkkracht, met name bij den arbeid der Kiesvereenjgingen, en der leden van Staten en Gemeenteraden in aller belang, en waarbij de Arbeid vooral niet achter staat. Dreyfus, Patrimoninm en de Synode der gereformeerde kerken vragen onze aandacht. Over elk een verslagje. Allereerst Hot proces Dreyfus. Vooraf enkele mededeelingen. Figaroeen blad dat steeds goed is inge licht, deelt mede dat Dreyfus zeer verzwakt is. Ook Labori is nog zwak; doch ditbe- letle hem niet Dinsdag de zitting weer bij te wonen. Naar zyn moordenaar wordt nog altijd gezocht. Het schijnt zeker dat hij te Ren- nes is teruggekeerd of daar nog altijd ver blijf gehouden heeft. Twee pakketten die helsche machines be vatten zijn Maandagavond aan het adres van Labori bezorgd. Hy deed ze overle veren aan de directie der artillerie. Omtrent de zitting van Maandag valt weinig bijzonders en weinig bemoedigends te vertellen. De getuigen van dien dag hadden heel wat op Dreyfus' karakter aan te merken. Als streng zedelijk schenen zij hem niet te hebben gekend. Kapitein Junck deelde uit den meer intiemen omgang met zyn ouden vriend hieromtrent zeer belang wekkende staaltjes mede; deze getuige had 'tookover Bertulns, den rechter van instruc tie die voor Dreyfus zoo zeer ontlastende verklaringen had afgelegd. Hij had omtrent 't zedelijk gedrag van dezen getuige in vereeniging met Esterhazy en diens bijzit Maipma Fays oox nog eeu en ander wat diens verontwaardiging en den lachlust van het publiek opwekte, een pu bliek blij kb aai op schandalen belust. Het waren allen getuigen vau 1894 die werden gehoord. Eeu hunner, generaal Fabre gelooft aan Dreyfus' scüuld dewijl zyn schrift overeenkomt met dat van het bordereau en omdat Dreyfus door den aard zijner werk zaamheden zeer g cd in staat was mede- deeimgen te doen aan het buitenland! Deze laatste verklaring achtte Dreyfus j uist. Hij erkende meer bepaald belast te zyn ge weest met het aanhouden van het dossier van een der hoofdstations van het ooster-spoor- wegnet, wat geen fictief werk was. Deze opene mededeeling maakte blijkbaar een goeden indruk op de leden van den Krijgsraad. Doch wenden wij ons naar de zitting van Dinsdag. Labori was naar het Lyceum gereden gevolgd door een ander rijtutg waarin Jaurèa en Gast zaten. Toen hij de gerechtszaal binnentrad gingen er zulke stormachtige toejuichingen op dat men't op straat hoorde. Met tranen in de oogen drukte hij de handen die naar hem uitgestrekt werden. Billot en Mercier wisselden zeer hartelijke woorden met hem. Toen Dreyfus binnen gebracht werd, klaarde diens gezicht op en snelde hij naar zijn verdediger toe om hem de hand te drnkken. Het handgeklap duurde zeer lang, tot ten laatste de commandant der gendarmerie, vriendelijk glimlachend, tot stil worden wenkte. To'-n 'tstil geworden was richtte de pre sident van den krijgsraad een hartelijk welkom tot den advocaat en raadde hem aan zich niet te vermoeien. In weerwil van deze vermaning stond Labori op en sprak met bewogen stem een treffende rede uit, waaruit wij enkele vol zinnen overschrijven. „Het was bijzonder smartelijk voor my getroffen te worden op een oogenblik, toen in deze zaak voor mij de zoete droom wer kelijkheid begon te worden, die mij sedert jaren vervult, haar in haargeheelen omvang te bepleiten voor een rechtbank van sol daten. Dat hoopte en wenschte ik. En thans kunt gij u voorstellen, hoe groot mijne ontroering en mijn droefheid waren en hoe groot tbans mijn blijdschap is. „Ik dank allen die mij bewijzen gaven van sympathie. Ik dank voor alles den voorzitter, de leden en de bijzittende leden van den krijgsraad en de uitnemende mannen, die ik niet de eer heb te kennen, behalve door den reeds zoo langen strijd, waarin de gezichten der tegenstanders ook ten slotte een weinig glimlachend worden, als die vau vrienden of ten minste als van oude ken nissen. Ik herneem mijn plaats in deze debatten, meer om ze te volgen, dan om er mij in te mengen. Indien ik er minder levendig aan zal deelnemen, zal ik ar toch niet minder nauwgezetheid en goed humeur aangeven. Het is een moeielijke taak, die wij allen te vervullen hebben, gij als scheidsrechters, die recht zult spreken, wij als de helpers daarbij." Daarna wordt het getuigenverhoor voort gezet. Majoor Rolin geeft ongunstige inlichtin gen over den agent Lajoux, die aan den minister van oorlog schreef om hem hulp te vragen en over de Dreyfus-zaak. De griffier leest een brief van Lajoux, die zegt, dat R. C. (i) hem verklaarde, dat men in dc bureaux van den generalen staf te Berlijn nooit had hooren spreken van Dreyfus. Labori vraagt zich af, waarom de oplich ter Lajonx nog altijd een maandgeld van 200 francs ontvangt. Labori vraagt verder aan Rolin of hy de verantwoordelijkheid durft aanvaarden voor het rapport van 30 November 1897, toe geschreven aan een vreemden attaché (Schneider). De regeerings-commissaris Carrière pro testeert tegen deze vraag, die in T et belang van den Staat moet gesteld worden in geheime zitting. Labori protesteert tegen deze opvatting. Rolin verklaart het stuk niet te hebben vertaald. Labori vraagt, hoe dit stuk in het bezit (t) De agenten (spionnen) Lajoux en R. C. (Cuers) hebben een groote rol gespeeld in de „Affaire". Lajoux schijnt een ploert te zijn. Hij werd tot tweemaal toe door i e regeering naar Brazilië gezonden met een maandgeld van 200 francs, dat hij nog ontvangt. Deze onthullingen dankt men aan Demange en ook Labori herinnerde er thaDs aan. R. C. is de spion die heel wat inlichtingen aan Picquart wilde verschaffen doch in eene samenkomst te Bazel met diens zaakgelas tigden Lauih en Henry weigerde iéts los te laten, waarschijnlijk, zoo heeft Picquart verleden week betuigd, wjjl Huiry hem bang gemaakt en hem 't spreken verboden had.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1