i
RAAN.
NIEÜWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
iddelburg
N,
Isknecht
TBODE
instbode
MEID
Militairen.
stbode
Ho. 132; 1899.
Donderdag 10 lupsfus
Derfiendelaargang.
IERMEEL
Barneveld.
ct per flacon bij
ienstbode
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Nederland en Transvaal.
Naam Maatsch. positie.
Het proces Dreyfus.
voor kippen en
toonen aan:
vet (vorming
en lichter ver
en in Gerst
ra 28 April '99).
per kip in 't
fte meer.
25 kgr. f4.
ide en Attesten.
DOBBELAAR
VOGELAAR,
ES, Hengstdijk.
J. DE LANGE
iwershaven.
IDDELBURC.
Naam v. d. Huisv.
art, Westerop.
at, H. Kremer.
ïstr. 5 H. Lems.
mgr.
estr.79 J. Dieleman.
8, Mej.i A. M. F.
Pinot (Huism.)
8, P. J. v. Seuren.
Sterk.
r,246, J. A. Berkhoff.
ksb.29, G. Rademaker,
nderstr. J. P. Buys.
333, M. Koornstra.
at, W.K.Schneider,
cerkstr., J. v. Beijeren.
euwstraat.
A. Jansen,
aat 169, Visser,
weg 91, T. Teitsma.
itr.55,W.v.Ammelway.
J. Schipper.
40, E. v. d. Veen.
itr. W. v. d. Meulen.
oek, W. W. Bouma.
berg, G. Leenhard.
N. Verhoeven.
727, Ketellapper,
at, J. J. Drost,
dam, H. Pinot.
Dom, B. Kramer,
it 13, Dekker,
lleboog, A. Meerman.
19, K. Keijl.
d adres voor het
«v Kerk-of Tafel-
ïderij
THANGBORD",
Lange Burg B 18.
st boerenwerk en hoef-
1BRAND, Brigdamme.
'ember een
LITTOOIJ, Span-
>ekh. D'HUIJ, Mid-
ALJAARS Wz.
Serooskerke.
OOM VERSTEGEN,
g, vraagt tegen 1 No-
ie
sch buitenshuis.
irdt in den Haag i»
nette
kan koken en netjes
•en 23 jaar. Wasch
i franco met vollediger
d loon en tegenwoora
tters G G aan het aa-
J. CIKOT Den Haag.
eixïN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
AanhetVolkvanCrootBrittannië
Het bestuur vau de Nederl. Zuid-Afr-
Vereeniging zond ons onderstaand Manifest
aan het volk van Groot-Brittannië.
Er zijn in den laatsten tijd reeds vele
stemmen opgegaan om het Engelsche Volk
het onrecht, den Transvalers aangedaan,
onder de aandacht te brengen.
Wij Nederlanders, begaan met het lot
onzer Stamverwanten in ZHid-Afrika, heb
ben te toonen, dat onze harten warm klop
pen voor de verdrukten, en hun de helpende
hand in tijd van nood te willen reiken.
Tot dnsver bleef het bij woorden, laat
ons nn overgaan tot de daad, de gelegenheid
daartoe wordt thans geboden.
Wij wekken allen met ernst op, te tee
kenen op de op verschillende plaatsen
nedergelegde lijsten, of onderstaand manifest
uit te knippen en, onderteekend door één,
twee, drie of vier personen, aan ons adres
zoo spoedig mogelijk toe te zenden, en voorts
anderen aan te sporen ook zoo te doen.
Om aan het adres meerdere kracht te
geven, mogen daarop de handteekeningen
van Neêrlands vrouwen niet ontbreken.
Voor lezers te Middelburg ligt het mani
fest bij den uitgever van ons blad den heer
E. P. D'huij ter teekening.
Voor lezers te Goes ligt de lijst bij den
heer G. M. Klemkerk uitgever te Goes,
ter teekening.
Mogen velen van de nu geboden gelegen
heid om de petitie een zoo algemeen moge
lijk karakter te geven gebruik maken
„Aan het Volk van Groot-Brittannië!
Wij Nederlanders, verwant aan U door
een gemeeenschappelijken oorsprong, door
overeenkomst in geschiedenis en traditiën,
ontleenen aan deze verwantschap, waarop
wij trotsch zijn, de vrijmoedigheid om uit
drukking te geven aan den onweêrstaanba-
ren aandrang van ons hart en de diepe
overtuiging van ons verstand, dat er bij
velen uwer een sterke neiging bestaat een
schromelijk onrecht te begaan jegens het
volk der Znid-Afrikaansche Republiek, eene
loot van onzen gemeenschappelijken Ger-
maanscben stam, een volk zwak in aantal,
maar sterk door de dengden, welke door
alle Angelsaksers op den hoigsten prijs
worden gesteldmoed, onafhankelijkheids
zin, zelf bewnstzijn en godsdienstzin.
Wij doen een beroep op uw dieper besef
van rechtvaardigheid en edelmoedigheid,
wanneer wij U toeroepen
Laat af van de pogingen, door sommigen
uwer geldmannen en Staatslieden beproefd
om dit volk te belemmeren in Je geleide
lijke ontwikkeling van eigen aard en aanleg
en te onderwerpen aan uwen wil.
Laat af van het zoeken en aangrijpen
van aanleidingen en voorwendsels om U te
mengen in zijne aangelegenheden, omdat
het deze op andere wijze regelt, dan U
redelyk en wenschelijk schijnt.
Laat overigens dit volk zich natnnriyk
ontwikkelen, zelf den geest des tijds onder
gaan, die onvermijdelijk voortdrijft op den
weg van voornitgang in stoffelij k en geeste-
lijk opzicht en elke gewelddadige stoornis
veroordselt, omdat zij de geleidelijke ont
wikkeling veeleer vertraagt dan bevordert.
Wy vragen n dit dringend, niet alleen
omdat eene andere politiek leiden moet tot
geweld, bloedstorting, broedermoord; maar
ook omdat daardoor het recht geschonden,
de naam van Britsche rechtvaardigheid ge
schandvlekt, van Britsche scherpzinnigheid
ondermijnd en die van Britsche grootmoe
digheid lot een spotternij gemaakt wordt."
Nn de gevangenisdeuren voor de Hoger"
hnizen op 't punt staan open te gaan, kry"
gen de bevrijders ruzie.
Men weet dat ie heer Middelkoop, een
radicaal in 't noorden, de heer Domela Nieu-
wenhnis de socialist, en mr. Troelstra de
sociaaldemocraat ieder opeigen gelegenheid
de vrijmaking hadden beproefd.
Het schijnt echter vast te staan dat Mid
delkoop er het eerst bij is geweest.
Deze toch schreef in Nov. 1897 in Voor
uitgang een artikel, waarin hij wijziging
van artikel 315 Wetboek van Strafrecht
vroeg. Daarop is het revisieontwerp Har-
togh-Lohman gevolgd, waarvan Troelstra
in de Sociaal Democraat van 20 Aug. 1898
zei dat hy er geen heil in zag.
Nu zegt wie er 't eerst by was dat hy de
deur moet open draaien; en wie er het
hardst voor gewerkt heeft -- en dat is
ongetwijfeld Troelstra roept dat hy dat
moet doen.
Men zou zoo zeggen, als de deur maar
open komt, wat hindert het dan al wie
haar opent.
De brief van den Paus.
De Hollander maakt naar aanleiding van
de afstraffing door De Nieuwe Zondagshode
aan H. M. de Koningin de volgende juiste
opmerkingen
„Nu weet de Koningin het.
Want het spreekt van zelf, dat dit alles
aan de Koningin geadresseerd is. Niet door
socialisten, die er, vroeger althans, niet te
gen opzagen om den Koning in een debat
te betrekken en zijn doen en laten te be
spreken. Maar door de koningsgezinde en
Oranjelievende vrienden van Dr. Brons
veld, die er zich niet warm over maken
wanneer in en door de Haagsche Synode
de autoriteit van Gods Woord aangerand
en met „de leer" gesold wordt, maar
die hun protestantsch bloed voelen koken,
wanneer de Paus door de Koningin of
juister uitgedrukt: door de Regeering
genoemd wordt by een officieelen titel.
Dit laatste schijnen onze groote „piotes-
tanten" over het hoofd te zien.
Maar er is nog meer.
Wy mogen aannemen, dat het schrijven
van de Koningin aan den Paus behoorlijk
was gecontrasigneerd door den Minister De
Beauiort. Is dit zoo dan is de Koningin
volgens ons constitutioneel staatsrecht niet
verantwoordelijk; wèl de Minister De Beau
fort, de christelijke liberaal, de vriend im
mers van Dr. Bronsvelds geestverwanten.
Waarom dan de Koningin te bespreken en
niet den verantwoordelijken Minister?
En is bedoeld schryven niet gecontrasig
neerd, maar een persoonlijke daad van de
Koningin dan ook blijft het Ministerie
verantwoordelyk en mag nooit de Konin
gin in het debat gehaald worden, zoolang
de betrokken Ministers niet tot verantwoor
ding zijn geroepen (art. 54 Grondwet). In-
tusscheukan hier van een persoonlij ke daad
geen sprake zyn."
Het einde van de Vredesconferentie.
Zoo luidt ditmaal de titel van Braaken-
siek's plaat in het Weekblad de Amster
dammer
Bizonder goed geslaagd
Een kolossale kermistent, met het op
schrift: „Groot Internationaal Vredescon-
ferentiespel," staat al ledig en verlaten,
om weldra te worden afgebroken.
Daarnaast is het personeel bezig met
het opruimen van „de spullen."
Onder toezicht van den impresario
Czaar Nicolaas bergen koning Humbert
en keizer Frans Joseph het beeld der
Vredesmaagd voorzichtig op in een groote
kist; de eerste houdt den romp vast, de
ander het hoofd.
De idealistische keizer Wilhelm komt
met de vlengels aandragen, en Marianne
mag den olijftak bewaren.
John Bull verwijdert zieh met.... den
grooten trom en een paar blaasinstrumen
ten, om die over te brengen in den gereed-
staanden verhuiswagen.
Rechts van het tooneel zoekt Minister
de Beaufort een goed heenkomen, maar een
politieagent grijpt hem van achteren bij
den kraag en houdt hem stevig by den
mouw vast.
Het is Dr. Kuyper, die tot den benauw
den Staatsman zegt„Wacht een beetje!
Die anderen Kunnen vertrekken, maar n
dient je nog te verantwoorden."
Aldus beschrijft Het Centrum het.
Braakensiek kon wel eens gelijk hebben.
Maandag is met de openbare behandeling
der zaak door den krygsraad te Rennes
begonnen.
Alvorens er een en an Ier van te vertellen
halen wy nog even de geschiedenis op.
Aan het Departement van oorlog te Parijs
werd in 1894 een op geruit mailpapier
geschreven stuk gebraobt, zonder ondertee-
kening of dagteekening, een stuk ontvreemd
by een der gezantschappen te Parijs (het
Dnitsche blijkbaar) en waarin eenige stukken
worden opgenoemd, die er by waren gevoegd,
betreffende legerzaken (borderel). Men zocbt
aan het departement tevergeefs naar den
dader, totdat een der hoofdofficieren ge
lijkenis meende te vinden van het schrift
met dat van kapt. Dreyfns, een der jonge
officieren, die als stagiaire by het de
partement geplaatst waren. Die officier werd
daarop in arrest genomen, ondervraagd en
op alle mogelijke wijze geprest door den
leider van 't onderzoek Du Paty de Clam
die hem onder meer een stuk te schry
ven opgaf. Toen werd het particuliere leven
van Dreyfus nagegaan en overgelegd een
rapport van een agent aan het ministerie
waarin stond, dat de beschuldigde een speler
en een lichtmis was. Niettegenstaande Drey
fus tot den einde pertinent ontkende en
zelfs een tweede onderzoek door den prefect
van politie Lépine tot uitslag had dat
in een nieuw rapport verklaard werd, dat
op het privaat Jeven van den beschuldigde
niets viel aan te merken, werd Dreyius
door den krygsraad schuldig verklaard aan
landverraad en tot degradatie en verbanning
naar het Duivelseiland veroordeeld.
Hoe dit geschieden kon
In de eersta plaats dewijl het gunstige
rapport door Lepine aan het Departement
van oorlog gezonden door Henry, die daar
by den veiligheidsdienst was, wel ontvangen
doch niet aan den kiygsraad overgelegd
werd en deze laatste dus alleen af kon gaan op
de ongunstige rapporten van bovengenoem-
den agent.
In de tweede plaats dewyl, buiten weten
van beklaagde of zyn verdediger, werd
overgelegd een valeeh stuk, door Esierhazy
met medeweten van Henry opgesteld,
en waarvan het schrift zoozeer geleek op
dat van Dreyfns, dat men het aan dezen
toeschreef.
Thans, na verloop van eenige jaren, heeft
het Hot van Cassatie te Parijs het vonnis
van 1894 vernietigd, wyl bewezen was dat
recht gesproken was op leugenachtige rap
porten en leugenachtige verklaringen en
door een der gruwelijkste rechtsverkrach
tingen die men denken kan: het mededeelen
aan den militairen rechter van geheime en
tevens ten deele valsohe stukken, waarvan
men den beschuldigde en: zyn verdediger
onbekend had gelaten.
De beslissing van het Hof van cassatie
geschiedde met algemeene stemmen (er zyn
47 leden)een aanzienlijke minderheid van
het Hof was tevens van oordeel dat, zon
der nieuwe terechtstelling het slachtoffer
behoorde te worden vrijgesproken en in
vrijheid gesteld. Maar op zyn eigen ver
zoek heeft de meerderheid het gewenscht
geacht dat hy, thans weder kapitein Alfred
Dreyfns, opnieuw voor zyn mede-officieren
als rechters zittende, zal verschijnen, om
dcor hen naar wet en recht te worden ge-
vonnisd.
Het proces zal dus opnieuw worden ge
voerd en wel op de vraag door het Hof
van Cassatie volgens de voorschriften der
wet aldus geformuleerd:
„Is Dreyfus schuldig in 1894 machinaties
te hebben gepleegd of betrekkingen te heb
ben onderhouden met een buitenlandsche
mogendheid of een van haar agenten, om
haar te brengen tot het bedryven van vijan
delijkheden of het voeren van oorlog tegen
Frankrijk, of om haar daartoe de middelen
te verschaffen door haar te geven de nota's
en stukken vermeld in het borderel?
Natuurlijk steunt het besluit van het Hof
van Cassatie op goede gronden, anders had
het de terughaling van den balling stellig
niet gelast. Er waren trouwens tal \an
leugens aan het licht gekomen.
Zoo onder anderen kwam de agent die
in 1894 gerapporteerd had dat Dreyfns een
lichtmis en speler was, thans verklaren, dat
hij slechts op praatjes afgegaan was, zonder
eigen onderzoek, daar Dreyfus nu toch
eenmaal „de zondebok" (la tête de Tare)
was. Ook werd het gunstige rapport van
Lepine omtrent Dreyfns' levenswandel
eerst dezen zomer uit het politiearchief te
voorschijn gebracht terwijl de ongunstige
inlichtingen van den agent bleken te slaan
op een van Dreyfns' vele naamgenooten.
Voorts werd uitgemaakt dat het bekende
borderel niet van Dreyfns kon zijn; het
zoogenaamd „geheim dossier" dat de be
wijzen voor zijn schuld bevatten moest,
bevatte volgens de verklaring ran een der
getuigen, Cuignet, niets daaromtrent, inte
gendeel wel de bewijzen van zijn onschuld.
Het briefje met „ce canaille de D." bleek
niet op Dreyfns te slaan. Deze zelf had
steeds zijn onschnld volgehouden. Kortom
het geheele vonnis ligt tegen den grond
en de krygsraad te Rennes is aangewezen
de laatste hand te leggen aan het eere- en
rechtsherstel voor den balling van het
Duivelseiland.
Het proces begon Maandagmorgen vroeg,
met 't oog op de warmte.
Te ruim 6 unr werd kapitein Dreyfus
tusschen een dubbele haag van troepen,
met den rng naar hem toegekeerd, uit de
militaire gevangenis naar het lyceum over
gebracht, slechts zeer weinigen konden hem
zien.
Eenige betoogingen met kreten: leve het
leger! hadden plaats bij de aankomst der
generaals. Overste Picqnart werd toege-
jnicht door zijn vrienden, waarop eenigen
met geroep van hoehoeantwoordden.
Meer dan 300 Fransche en buitenlandsche
journalisten woonden het proces bij. Boven
den krijgsraad was een Christusbeeld opge
hangen.
Onder de aanwezigen merkte men op den
broeder en den zwager van den beschuldigde:
M. Dreyfus en Hadamard; de echtgenoote van
mr. Labori; de z. g. n. witte dame de sym
pathieke onbekende die met haar witten sluier
voor, te Parys alle terechtzittingen betref
fende en in verband staande met de Dreyfns-
zaakbeeft bijgewoond; e. a. ;Mevr. Dreyfus
was er niet. Als kolonel Picqnart, vergezeld
van majoorEorzinetti en kapitein Ereystatter,
de getnigenkamer betreedt, wenden de ge
neraals zich met veel ophef af
Ongeveer 7 uur kondigde een deurwaar
der het binnentreden van den krygsraad aan.
De soldaten presenteerden het geweer.
Kolonel Jonanst opende de terechtzitting
en beval dat de b«klaagde zon worden bin
nengebracht. Aller blikken richtten zich op
Dreyfus, die kaarsrecht, met afgemeten pas
en in streng militaire bonding binnentrad,
vergezeld van een officier van de gendarme
rie. Hij droeg een nieuw artilerie-kapiteins-
nniform. Zyn haar was kort geknipt en
zeer grijs geworden zyn gelaatststrekken
bleken niet veel veranderd. Hij brengt het
militair saluut en gaat zitten met den rug
naar het publiek gekeerd.
Op de vraag van den president noemt
hij zijn naam en graad. Daarna deed de
griffier voorlezing van het arrest van het
Hof van cassatie.
Gedurende de lezing van dit rapport bleef
Dreyfns zeer kalm hij luisterde de handen
saamgevonweq. Aller blikken bleven op
hem gevestigd. Hij zelf heeft het oog op
zijne rechters gericht. Straks, als hy toege
sproken wordt, vliegt hy op en dsn is hij
even heftig. Maar gauw herstelt hy zich
weer en hij spreekt langzaam met een doffa
toonlooze stem, even zyn rechterhand be
wegend.
Een ooggetuige zegt: geen spier scheen
in het gelaat te bewegen en enkel da
laatste minuten verried de trilling der bee-
nen de lichamelijke vermoeidheid van het
een nur lang blijven staan, niet onmogelijk
ook de aandoening. Daarbij een zwaar
slikken nu en dan, als willende hij opwel
lende tranen verstikken.
Daarna werd de getuigenlijst afgeroepen.
Drie ontbraken. Schenrer Kestner die ern
stig krank is, na eene ondergane operatie.
Hij is indertijd de eerste geweest die bij de
regeering voor Dreyfns in de bres sprong.
Ook mankeeren Du Paty, Dreyfns' be
schuldiger en met Henry de bewerker diens
ellende; en Esterhazy, de ver noedelyke
eigenlijke verrader, die hiervoor rondweg
is uitgekomen doch deswege nu ook liever
niet naar Rennes komt; hij acht zich vei
liger in het buitenland.
De wein^è getuigen ongeveer honderd
in getal, zyn aanwezig. Tot de eerste 25 die
achtereenvolgens gehoord worden, behooren
de Generaal Chamoin, de ond-president der
republiek Casimir-Périer, de ond-ministers
generaais Mercier, Billot, Cavaig-
nac, Znrlinden, Chanoine, bene ve .is Hanotaux
en Lebon, voorts de weduwe Henry, Bertu-
lns, kolonel Picqnart, commandant Cuignet,
de generaals de Boisdeffre en Gonse, en
commandant Lanth.
Daarna begint het verhoor streng en waar
dig; de beschuldigde antwoordt met zachte
stem (hij heeft die stem in geen vier jaar
kunnen oefenen doch beslist.
Op de eerste vraag van den voorzitter
of hij wel eens geheime stukken aan een
buitenlandsche mogendheid heeft geleverd,
antwoordt fty beslist ontkennend.
Daarna toont een sergeant aan beschul
digde het beruchte borderel waarvan
de laatste woorden luiden: ik ga naar
de manoeuvres. De president zegtdat hebt
gij geschreven
Dat ontken ik ten sterkste, antwoordt hy.
En dan: „lk heb aan geenerlei vreemde
mogendheid stukken verstrekt. Ik ben on
schuldig, zooals ik niet opgehouden heb
vijf jaar lang te verklaren. Je suis innocent,
mon colonel. Ik ben onsohnldig, kolonel!"
roept hij met tranen in de oogen uit.
„Gij nogmaals ontkent dus," zegt de voor
zitter. „Ja, kolonelroept Dreyfns nog
eens luid. Ontroering in de zaal.
Een ooggetuige beschrijft dit oogenblik
aldus
Zoo klonk de snik, de eerste maal dat da
levend begravene weder tot de menschheid
kon spreken met dezelfde bewoordingen
waarmede hij de laatste maal zyne onschnld
had betnigd op het plein der militaire school
toen men hem uit het leger, uit de mensch
heid stiet.
Op kolonel Jonanst had deze kreet van
het beklemd gemoed geene zichtbare uit
werking, op het publiek wel, diep bewogen
hoorde men haar aan, maar Dreyfns sprak
het gezicht afgewend van de zaal, ongevoel
de de sympathie niet die hem tegemoet
stroomde. En daarom was het zoo goed, was
het zelfs Ireffend dat op hetzelfde oogenblik
waarop hy staande die verzekering aflegde,
er achter den voorzitter van den krygsraad
eene gestalte verscheen, eene persoon op
stond, die met meegevoel de woorden ont
ving en Dreyfns recht in de oogen ziende,
getuigenis gaf dat niet op allen zyne ver
klaring afstuitte zooals op de ambtelijke ge
voelloosheid der rechters. Het was la deme
blanche, de vurige Dreyfnsarde der Pa-
rysche processen, de moedige manifestante,
die, de hemel weet hoe, die uitgezochte
plaats had bemachtigd. En in het licht ge
kleed, zooals wij haar steeds zagen, met haar
schitterend paarlenstioer en de groote paar-
lenoorknoppen getooid, ietshooger van kleur
dan gewoonlijk, het donkere oog stralend
van nog meer vuur dan anders, was de