N1EUWSBLAD VOOR ZEELAND, CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 128. 1899. DontMag 20 Mi. (Dertiende laargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Ken menschwaardig bestaan. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95. Enkele nummers0,02°. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel meer 10 cent. (Slot). Vaststaat echter dat een menschwaardig bestaan ontbreekt bij ieder die zooveel werkt dat hij alleen stoffelijk leeft. Alle overmatige arbeid vloekt zelts tegen het gebod dat de man in 'tzweet zijns aansehijns brood zal eten. Het aardryk levert vele distels op, maar de werkgever bezorgt er dea werkman niet zelden nog beel wat bij. Het is ongehoord, wanneer een werkge ver zijn „volk" steeds jaagt om meer te doen, en hun geen gelegenheid geeft zich te restaareeren dan door eenige minuten etees en een paar uren slaaps. De werk man moet de machine beheerschen; niet omgekeerd. Het, beginsel dat aan de vraag naar een achtnrigen arbeidsdag ten grond slag ligt, is geen onzinnige eisch. Australië kan getuigen dat patroon en arbeider bei den zich goad bevinden bij den aehturigen arbeidsdag. Behoorlijke rusttijden iederen dag, en om de zeven dagen een rustdag houden den moed er in en de kracht. Bewijzen zijn ge leverd dat minstens evenveel en even goed werk wordt afgeleverd door mannen met behoorlijken rusttijd als door hen die van den vroegen morgen tot den nacht in het touw zijn. Ook de werkman moet evenals de millio- nair zich kunnen doen gelden als huisvader, staatsburger en kind van God. Die gele genheid behoort hem dagelijks, wekelijks jaarlijss verleend te worden in beboorlgke rusttijden. Gaat de patroon er jaarlijks eenige da 'en uit om eens op te frissehen en op te knappen, ook zijn werklieden gevoelen deze behoefte, meer nog dan hij. Immers zij staan dagelijks tot den laten avond tus- schen de muren; hij niet; of zoo hij het al doet,i hij trekt er toch uit, wanneer hij wil. 'tls bovendien in het belang zijner zaak, wanneer zijne knechts des zomers tien dagen vacautie krijgen. Dat is niet zoo kostbaar voor den patroon, en het verhoogt de handelswaarde van het geen hij produceert slechts zeer weinig. En de mensch staat toch hooger dan het redelooze vee!(*) Tien dagen vacantie, dat is 3 procent van den jaarlijkschen werktijd.Het product rijst daardoor echter geen 3 procent in prijs, want de grondstof moet afgetrokken worden. Het zal gemiddeld slechts ander half procent wezen dat is vijftien cents op een stak goed van flO waarde. Dat be taalt de kooper er gaarne meer voor; de knechts hebben er tien prettige dagen voor gehad; en het werk zal erop de volgende dagen des te beter door vlotten. Wij begrjpen inderdaad niet, waarom onze patroons dit nog niet begrijpen. In onze omgeving althans kennen wij er geen een die 'tbegrijpt. Spreken wij de goeden te na, laten zij bet dan zeggen. Die lanse rusttijden zijn niet het uit vindsel van den een of anderen dweeperigen krantenschrijver of socialist; men kan er in de mozaïsche wetgeving al van lezen. De Israëliet had lange rusttijden. Een dag per week; en dan nog eens zeven dagen achtereen, en dan nog eens acht. Driemalen 'sjaars moest al wat mannelijk was, voor 's Heeren aangezicht verschijnen. De drie groote (feestenPaasch-, Pinkster-, en Loof huttenfeest duurden te zamen zeven, plus een, plus aoht dagen. In verband met de strekking dezer feesten werd gerust en tege lijk aan Godsdienst en Vaderland gegeven wat hun toekwam, en bat door 't gai.sche volk, ook door den armste, ook door den houthakker en steenenbikker. Want het is dwaasheid te denken dat alleen de beoefening der edelste vakken recht op rusttijden geeft of behoefte naar vacantie meebrengt. De onderste regel van kolom 2 in ons vorig artikel zegt dat de mensch den schakel vormde tusschen God en het zedelooze deel der schepping. Voor zedeloos leze men re deloos. Ook wie schijnbaar gemakkelijk werk verrichten, waartoe hoegenaamd geen geestesinspanning vereischt wordt, hebben rust noodig. Een paard is er mee geholpen, wanneer hij dagelijks eenige uren op stal staat; maar een man niet, door eenige uren in zijn bed te liggen. Niet alleen lichaams- rust, ook geestesontspanning is noodig. Een man met flinke spierkracht en hel der hoofd moet tot meer de gelegenheid hebben dan om de kostelooze lagere school te helpen bevolken, de schatkist te helpen vullen en het contingent te leveren voor de militie. Hij moet wat van de wereld, althans van de wereld van zijn eigenland kunnen zien. Artis, Musea, Mauritshuis, Strand, St. Pietersberg, Moerdijkbrug, Panop icum, en de voornaamste wandel wegen van eene groote stad of althans van de hoofdstad zijner provincie moeten hem van nabij bekend zijn. Het spreekt dan ook van zelf dat bij eene jaarlijksche rustweek ook behoort een weekloon dat tot eengoedegebruikmaking dezer week in staat stelt. Wat baat het of men iemand al veertien dagen per jaar vacantie toestaat, wanneer de behoeften van zijn gezin hem niet veroorloven van zgn weekgeld het noodige voor de reis af te zonderen, en een andere manier om zich 't benoodigde voor de vacantie te ver schaffen; hem niet aan de hand gedaan wordt. Het loon is derhalve een tweede factor tot het „menschwaardig" bestaan. Het is jammer, het is onverantwoorde lijk voor wie zulks aangaat, dat aan zoo menig gezin de moeder onttrokken wordt, dewijl de vader niet genoeg verdient om dat gezin te onderhouden. Schande over den werkgever die de vrouw tot mannenwerk verplicht, of haar in concurrentie met denman wou exploiteeren. Er zijn tal van knappe werklieden en arbeiders, wier vrouwen verplicht zyn heele dagen, hetzij buiten-, hetzij binnens huis arbeid voor anderen te verrichten. Niet zoozeer in den zomer. Dan zijner boerenarbeiders die tot een gulden per halven dag schijnen te verdienen. Althans dat was onze ervaring nog onlangs bij gesprekken die wij voerden met enkele arbeiders uit den Wilhelminapolder. Maar in den winter is het dagloon veel te schraal. Dan moet, om alle monden open te houden, de vrouw wel bijspringen. En dat zijn ongeoorloofde toestanden. Nog minder komt het te pas dat de eigenaar met 't geld van zijn „volk" in den zak loopt langer dan hem voegt. Een werkman behoort niet op zijn ver diend loon te moeten wachten. Het dagloon dient per dag, het weekloon per week prompt te worden uitbetaald. Hier kan de Mozaïsche wetgeving mis schien wederomdieust doen. Deze eischte dat het loon iederen dag werd uitbetaaldhet mocht niet vernachten tot den morgen. De landheer by 't binnen halen van den oogst, mocbt nist gansche- lgk 't veld afmaaien opdat er ook wat voorde arbeiders of de arme broeders zou o ver blijven. De schulden van den arme mochten, niet tot het uiterste worden geïnd het jubeljaar gaf een iegelijk de gelegen heid het in pand gegevene om niet terug te erlangen. Zelfs de dorschende os mocht niet gemuilband worden, ten einde hem zoo te verhinderen de vrucht van zijn eigen arbeid aan den mond te brengen. Tot een menschwaardig bestaan behoort dan ook de vrijheid, gelijkheid en broeder schap, naar Schriftuurlijke opvatting, niet natuurlijk gelijk de revolutie die verstaat. Niet de vrijheid om van honger om te komen en daar tegenover de gelijkheid van gelijke verdeeling van het maatschappelijk inkomen, met de broederschappen van Kapi taal en Arbeid er naast welke eenerzgds de geldmacht verdedigen, anderzijds door werkstakingenen afdreigingen den fabrikant, den patroon aan zijnen wil onderwerpt. In herstelling van het organisch ver band van den Arbeid ligt ook hier de voorwaarde tot ware vrijheid, gelgkheid en verbroedering. Na wordt dezwakkere nog aan den sterkere opgeofferd. Dit is p.u nog de arbeider, straks zal het de kapitalist wezen. Maar wie ook in dien strijd boven ligge, de Schrift veroordee lt hem, en wijst 't spoor aan waar langs ook dit groote deel der sociale quaestie wordt op gelost. Tot de Schrift moet de ontevreden Christen-werkman terug. Hem geldt de raadZoekt eerst het koninkrijk Gods. Weest niet bezorgd voor den dag van morgen. Maar wee ook hem, naar de uitspraak dierzelfde Schrift, die zich schatten ver gaderde uit het zweet zijner werklieden; die rijk werd van hst onthouden loon zijner arbeiders; die op donzen peluw zich neervlijde, terwijl zijn knecht zich be helpen moest met stroozak of stroo die zich in weelde baadde en zijn naaste een „menschwaardig" bestaan ontzei. Dezen zullen te zwaarder oordeel ontvangen. Te ziviarder dewijl zij het profetisch woorl, ook dat van den grooten profeet uit Na zareth bezitten, het profetisch woord dat sier vast is; en waarin ook in vorm en laai van gelijkenis het lot des rijken die aan zoo schrikkelijke zonde zich heeft schuldig gemaakt, 'n de eeuwigheid wordt geteekend; waarvan de rijke man liet voorbeeld is. Maar niet alleen tot den enkelen mensch, tot eene gansche maatschappij, voorzoover zij daaraan schuldig staat, komt de be dreiging. Of wat te danken van eene maatschappij die het harteloos kan aanzien dat de „con currentie" zoo menigen kleinen baas, land bouwer of winkelier te gronde richt? Wat te denken van een coöperatie, die alleen 't belang van den rijke, den rijk gepensioneerden of ruim gesalariëerden ambtenaar bedoelt en tegalyk den kleinen winkelier zijn „menschwaardig" bestaau rooft Wij zeggen dit niet, wijl wij tegen coöpe ratie zgn. Wij miskennen in de coöperatie niet het element van algemeene menschen- liefle, het beginsel van „helpt elkaar" dat er aan ten grondslag ligt. Doch 't misbruik van 't goede maakt het in den regel slechter dan ooit. Zoo ook hier. En 't is dan ook tegen de verkeerde toepassing van een goed beginsel dat wij moeten opkomen. Al wat den mensch in den weg staat om tot een „menschwaardig" bestaan te komen, is te veroordeelen. Kor.ing Hendrik IV had zoo gaarne in ieder Eransch werkmansgezin 's Zondags een hoen in den pot gezien. Heel hoog stelde deze vorst zich 't ideaal voor 's lands welvaart niet. Maar de twintigste eeuw heeft dan ook vrij watdegelijker wensch te vervullen. In den strijd om 't privaat bezit is iets dat ons aantrekt, evenals in 't streven dar coöperatie, in de poging van sommige aanzienlijken in den lande om door ontgin ning en werkverschaffing en koloniseering den levensstandaard te verhoogen. Ieder huisvader hebbe zgn eigen grond met huis en tuintje of moesland. Klein grondbezit, reeds in Mozes' wet geving werd het begrepen, is een zegen voor een volk. Onvervree udbaar grondbezit, zoodat de zoon het erfdeel zijns vaders bezitten of zoo deze het verloor, op goede voorwaar den herwinnen kan, het zou het cement zgn voor een „menschwaardig" familie- en volksbestaan. Mijn huis is mijn „castle", zingt de Amerikaansche werkman, dien de zwijmel- drank der eeuw nog fliet benevelde, wiens kracht nog ligt in matigheid en godzalig leid. De drankduivel stait, ook onder ons, nog zoo menigmaal de volte krachtsont plooiing van het sociale leven in den weg. Menigeen wordt in armoede geboren, leeft in ellende en sterft in schande, dat is de vloek van den sterken drank. Zullen daarvoor de oogen ook opengaan? Onze kiesvereenigingen, onze Christelijke scholen, onze jongelings- en jocgedochters- vereenigingen, onze kerken, onze grooten en kleinen, allen, allen hebben in dezen eene roeping te vervullen. Het menschwaardig bestaan kan ook door de flinkst opgezette wet niet komen. Excel sior Naar Hooger. Bakeering en vreeze Gods, en palatum in de verzoekingzie daar de weg. UitN. de Jonge in zgn leven en werken door Dr. J. J. P. Yaleton Jr. (bl. 75). Of de pastoor in de School komt, of da Mechelsche cate chismus daar geleerd wordt, of er al dan niet een half uur Gods dienstonderwijs wordt gegeven, datisons tamelijk gelijk. Als onze kinderen niet voortdurend onder den invloed zijn van het heiligend. Evangelie, dan kunnen en mogen wij niet tevreden zijn. Als ik moest kiezen tusschen de twee, dan koos ik zeker voor de libe rale School. Maar ik mag niet kiezen, omdat ik beloofd heb mijne kinderen in de leer der Hei lige Schriften te zullen doen on derwijzen. Iedere School nu waar de Heilige Schriften niet gevon den worden is voor mijn kinderen gesloten. En ik heb er vijf; en anderen, die met mij hetzelfde gevoelen, hebben er nog meer. (N. DE JONGE). Mr. Lohman sprak in de Tweede Kamer van „zoogenaamde Christenen", die zich niet schamen met de socialisten „eenigszins politiek gemeenschap te houden"* Dit was niet eonoiliant. Maar wie zgn het, die „politieke ge meenschap met de socialisten houden" Volgens Groen alle vrijzinnigen, ook de christelijk-vrijzinnigen. Trouwees is wel in 1897 gebleken dat- alle schakeeringen der vrijzinnigen zich in den wortel één ge/oalen. Ja, ooh de Nederlanderconcili- ant tegenover het tegenwoordig Kabinet als het optrad, conciiiant tegenover christelijk liberalen, heeft zeker ook meer dan wen- schelyk was de macht der vrijzinnigheid gesteund, die van liberalisme in socialisme doorlo >pt. Toch zou spreker niet gaarne daarom de redactie van de Nederlander en de vrij-an tirevolutionairen en de christelijk-liberalen met Mr. Lohman als „zoogenaamde christe nen" vermelden. Beter acht spreker hen allen te waar schuwen om in hun christelijke belijdenis hun aanknoopingspunt te zoeken, opdat zij niet langer conciiiant naar links en pikant naar rechts zijn, maar kloek en beslist mede optrekken als antirevolutionairen tegen het vrijzinnig beginsel van alle gading. PitOF. Fabius. (Vit het verslag eener door hem uitge sproken rede.) Er is een goede tijding uit Transvaal gekomen. De Volksraad hervatte gisteren de behan deling over het wetsontwerp op het kies recht. De beraadslaging bracht uit dat de leden grootelijks voor een stemrecht na zeven jaar verblijf met terugwerkende en toekomstige kracht gezind waren. Het voorstel Milner ging verder, te ver, zei Kruger; werd het aangenomen dan zouden spoedig de burgers door de uillanders over stemd worden. Men kreeg dan stellig by Krugers aftre ding een uitiander tot president, een Rho- desiaan. En wat dat zeggen wil behoeven wij zeker niet uit te leggen. Nu had het oorspronkelijk ontwerp voorgesteld negen jaren na de vestiging of 5 jaren na de inwerkingtreding dezer wet, mits dan een tijdperk van niet minder dan zeven jaar sedert zijn vestiging zal verstreken zgn. Engelands eisch wasvijf jaar na de vestiging. Thans heeft de Volksraad, up Krugers voorstel, met f-lechta vijf stemmen tegen, in goed vertrouwen op het vroede beleid vuiden Staatspresident, de negen in 7 veranderd, en derhalve van de 9 en de 5 de middelevenredige aanvaard. Bovendien schrapte hij den eisch dat om kiesrecht te hebben vijf jaar na de invoering der kies wet, men minstens zeven jaar moet geves tigd zgn. Het verschil tusschen Engelands voorstel en dat van Transvaal is derhalve nu tot nog kleiner proportie teruggebracht. Volgens Milners voorstellen zouden de Uitlanders van 1897 in 1902 kiesrecht krijgen; volgens Krugers wet pas in 1904; doch die van 1892 en daarvoor zouden op 't oogenbli c, w.erd 't ontwerp wet, allen 't kiesrecht bezitten. Aan de Jingo's is alle reden om oorlog te maken met deze concessie ontnomen. Krugers naam wordt door deze toegeving populairder dan ooiten Chamberlain zou, indien hy nu toch nog den oorlog door zette, de publieke opinie in Europa en voor een deel ook van zijn eigen volk tegen zicb hebben. Bedenkt hy dit, en bly kt't gerucht waar dat Engeland tot deu oorlog nog niet vol doende voorbereid is, dan mag het oorlogs gevaar geweken beschouwd worden, en verdient de Boer die den Staatsman be vredigde of met machteloosheid, sloeg door zijue royale uit-den-weg-treding een woord van grooten lof dat de pers van alle rich tingen in alle landen der oude en der nieuwe wereld hem alevel niet onthouden zal. Hier is een staaltje van echte oud-Hol- landsche edelmoedigheid en trouw, en diplo matieke slimheid en schranderheid geleverd dat John Buil heugen ea waar de Trans- vaalsche Boer op lachen zal. 19 Juli 99. Bij kon. besluit zijn benoemd tot: dijkgraaf voor den polder Zuid vliet C. Kloosterman; gezworen voor den polder Nieuw Othene A. Dekker Anth. zoon, idem voor deu polder Adriana Johanna J. H. de Vlieger, idem voor den polder Van Alstein J. J. Bauwens, idem voor den Clarapolder te IJzendijke A. de Milianog Bg kon. beslnit is met ingang van 1 Aug. B. J. Elsman, thans hulpsluismees- ter aan de Oostsluis te Terneuzen, benoemd tot sluismeester aan de Westsluis te Sas van Gent. Op de landbouwtentoonstelling te Middelharnis is aan den heer A. deTroije, te Middelburg, eene eervolle vermelding toegekend voor een ingezonden wanmolen en aan de firma Franken en Goemans te Goes voor haar „Colibri" Melkontroomer. Een Kennisgeving Op last van Z. D. H. den Aartsbisschop is te Almeloo, Delden, Enschede, Hengeloo (O.), en Oldenzaal gisteren in alle H.H. Missen de volgende kennisgeving van den kansel voorgelezen „Z. D. H. de Aartsbisschop draagt ons op onze parochianen te waarschuwan tegen de lezingen of voordrachten van den heer Daens, die door zijn kerkelijke Overheid, den bisschop van Gent, van zgn geestelyke bediening is ontzet. De Aartsbisschop verbiedt het bij wonen dezer voordrachten, daar hierdoor niet anders kan ontstaan dan ergernis, ook bij andersdenkenden, en groot gevaar voor de zielen. Het geldt hier niet de sociale belangen van den werkman, maar den eerbied voor en de gehoorzaam heid aan de beslissingen van het kerkelijk gezag." {Centrum.) Engeland en de humaniteit. De gene- raal-majoor W. G. E. Snijders deelt in de iV. R. C. mede, dat de kogels merk No. IV, die uit Engeland naar Zuid-Afrika zijn gezonden, niet dezelfde zijn als de bernebte dum-dum kogel. Deze laatste is een vol projectiel, waarbij de nikkelen

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1