NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
lo. 120. 1099.
Derftewle laorgang,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
DowMag 18 Ml
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
UitN. de Jonge in zijn leven en werken
door Dr. J. J. P. Valeton Jr. (bl. 75).
Of de pastoor in de School
komt, of de Mechelsche cate
chismus daar geleerd wordt, of
er al dan niet een half uur Gods
dienstonderwijs wordt gegeven,
dat is ons tamelijk gelijk. Als onze
kinderen niet voortdurend onder
den invloed zijn van het heiligend.
Evangelie, dan kunnen en mogen
wij niet tevreden zijn. Als ik
moest kiezen tusschen de twee,
dan koos ik zeker voor de libe
rale School. Maar ik mag niet
kiezen, omdat ik beloofd heb
mijne kinderen in de leer der Hei
lige Schriften te zullen doen on
derwijzen. Iedere School nu waar
de Heilige Schriften niet gevon-
denworden isvoor mijnkinderen
gesloten. En ik heb er vijf; en
anderen, die met mij hetzelfde
gevoelen, hebben er nog meer.
(N. DE JONGE).
Voor ons ligt de grenslijn der revolutie
niet, als bij het Handelsbladtusschen vrij
zinnig-democraat en sociaal-democraat.
Wij staan tegen de Revolutie.
Niet tegen één narer schakearingen, maar
tegen alle. De socialist is tegen den conser
vatief en de conservatief tegen den socialist.
Wij zijn tegen beide. Ja, ook tegen de
liberalen, hetzij oud-, hetzij jong-liberalen.
En tegen de radicalen.
Tegen de Revolutie.
Wij zijn awti-revolutionair.
Wij zijn tegen de Basterts zoowel als tegen
de Troelstra's, tegen de Gleichmans zoowel
als tegen de Van Kols. Niet gaarne zou
spreker dan ook een advies, als onlang» in
de Nederlander weid gegeven, voorstaan,
dat nl. steeds de minder consekwente steun
verdient boven den meer consekwente.
Staande tusschen Mr. Van Houten en Mr.
Troelstra, zal de Nederlander eerstgenoemde
aanbevelen, terwijl de spreker moeilijk
anders zou kunnen raden dan besliste ont
houding. Doch daarmede is niet ontkend,
-dat er voorkeur bij herstemming kan zijn
tusschen de eene schakeering boven de andere.
PaoP. PABIUS.
Uit het verslag eener door hem in April
gehouden rede).
De treffende rede van den Armeniër te
Amsterdam is als 't ware geëncadreerd
(fomlijst) door een krachtig openings- en
slotwoord van dr. Kuyper.
Wij konden w egens plaatsgebrek in ons
vorig no. geen gevolg geven aan ons voor
nemen om ook deze op te nemen.
Een en ander geven wij thans ter lezing.
De rede van Dr. Kuyper,
in de Frausche taal gehouden, luidt ver
taald ongeveer aldns:
Pijnlijk getroffen door hst weerzinwek
kend optreden onzer autoriteiten in Den
Haag, hebben mijn geëerde collega's en ik
onmiddellijk de hooge noodzakelijkheid be
nepen om in de hoofdstad zelve een lezing
fe houden, uitsluitend gewijd aan het lij den
van Armenië. Tijdens de weerzinwekkende
moorden waarvan de Armeniërs m hunne
bergen, te Konstantinopel zelfs, en in alle
vilayets van Elein-Azië, de beklagenswaar
dige slachtoffers zijn geweest, beeft ons hart
gesidderd van verontwaardiging; onze zie
heeft gebeefd van onzegbaren toorn, riet
treurig schouwspel, dat zich in die dagen
heeft afgespeeld op de hellingen van den
Ararat en tot onder de schaduw van het
Paleis te Yildiz-Kiosk, was een slachting
die u van schrik deed verstijven, een
meer dan beestachtige en verschrikkelijke
moordpartij, een beleediging voor bet
mensohdom, een smaad voor de Christen
heid. En toen wij het Christelijk Europa
4egeuover deze verschrikkelijke en afschu
welijke tooneelen de armen hebben zien
kruisen en zich doof houden voor den op
roep van Gladstone, den eenigen die een
moordenaar een moordenaar dorst te noe
men, zijn wij verward en verstomd geble
ven, en het geheele Hollandsohe volk,
zonder onderscheid van partij, voelde zich
hevig in het aangezicht geslagen door de
onmacht en de schuldige laf heil van een
diplomatie, die genoodzaakt was toe te zien
waar zoo groot kwaad werd gelaan.
„Sedert heeftal drie jaren de bloedkreet
van het Armenische ras onze ooren en ons
hart verscheurd. Eu thans, ziedaar, veree-
nigt zich de Vredesconferentie in het Huis
ten Bosch, geliefkoosde verblijfplaats van
die prinsen van Oranje, die hun bloed
gestort hebben voor de vrijmaking van
verdrukte naties. En Transvaal wordt
niet toegelaten de Oranje-Vrijstaat is uit
gesloten, en de Armeniërs die komen om
voor den Areopagus van Europa hun bittere
klachten te doen hooren, vinden er de
deur gesloten door het programma van den
Czaar zelf. En als de kampvechter van dat
verdrukte volk zich tot het publiek wendt
om zijn heilige zaak te bepleiten, zijn het
onze autoriteiten die bem allerlei last ver
oorzaken, en die er ",elfs een oogenblik in
slagen de stem der martelaren te verstikken.
„Waarlijk, dames en beeren, wij blozen
van schaamte, dat een dergelijk gebrek aan
eerbied voor zoo groote smart te onzen laste
komt, op bet oogenblik dat de oogen der
gansch3 wereld op ons vaderland zijn geves
tigd. Als goede vaderlanders gevoelen wij
ons beschaamd en vernederd voor geheet
Europa, en toen wij lazen, dat de bniten-
landscbe pers ons in dit opzicht verwijten
maakte, brandde ons het gloeiend ijzer in
het gelaat. Alle tijden door was ons dier
baar Nederland de toevlucht geweest der
vervolgden, de laatste wij kplaats der ver
drukten, de veilige haven voor ieder
slachtoffer van tyrannie en despotisme. De
vrijheid des woords, elders verstikt, her
kreeg den adem op dezen heiligen grond
onier het: Je maintiendrai op het wapen
schild der Oranjes. Op onze persen is al
les gedrukt wat men heeft verboden ia
grootere rijken. Dat was onze vaderland-
sche trots, onze nationale roem. En thans
meent geheel Europa, dat wij zoozeer zijn
ontaard van de deugden onzer voorvaderen,
dat wij onderden aandrang van den Sultan
het vrije woord dorsten te weigeren aan
de slachtoffers van een bloedbad, dat voor
altijd een vlek zal blijven aan het eind
dezer eeuw.
„In deze omstandigheden was het eenige
middel om ons land van dezen smet te
bevrijden, om de geheele wereld te toonen,
dat de plagerijen van onze politie, wel verre
van de uiting te zijn van de publieke
meening, werden afgekeurd en zonder
voorbehoud veroordeeld door de geheele
natie. ApplausGelukkig heeft onze pers
met een zeldzame eenstemmigheid, met
energie en zonder aarzeling geprotesteerd.
In alle kringen, in alle gesprekken heeft
men slechts één stem gehoordeen krachtige
af keuring van deze beleediging der nationale
eer, van het geweten der menschheid, van
de heiligheid der smart.
„Onze bewonderenswaardige Braakenriek
heeft het zoo goed uitgedrukt. (Lachende
bijval). Ofschoon de kop van den Neder
landsehen leeuw zich buigt voor den sul
tan, blijft die leeuw het schandaal verfoeien:
hij slaat nog met zijn staart, heft dien op,
strekt hem, zwaait hem fier in het roncl.
(Daverende toejuichingen). Daarom dus
hebben wij volgehouden en gewild, dat iu
de hoofdstad zelve, in dat centrum van leven,
waar het hart van heel het land klopt,
da-, een der pleiters voor de zaak van dat
volk, „schapen, goed voor de slachtbank,"
zijn stem van wanhoop zou doen hooren;
en wij rekenen ons gelukkig, dat een van
dezen aan onze roepstem gehoor heeft wil
len geven. Daarom is het mg een eer, bij
u in te leiden, Minas Tchéraz, den vrij wil
ligen balling zelf, den trouwen, en van ijver
bezielden tolk van het lijden en de hope
van dat volk, tegen hetwelk men zoo mee-
doogenloos is opgetreden. Hij is 't, die,
terugkomend uit Parijs, de eer van ons land
gaat redden. Zoo geef ik dan aan u 't
woord. Tschéraz zeg 't vrij uit, en zonder
vrees al wat ge wenscht te zeggen. Aan
ons de verantwoording (Krachtig en storm
achtig applaus.) En gij mijne heeren ten
teeken van een algemeen excuus voor
'tgeen te 's Gravenhage is gebeurd begroet
Tschéraz, begroet hem warm met een salvo
van handgeklap. (Langdurig applaus.)
Nadat de stormachtige toejuiching was
bedaard, trad de heer
Minas Tchebaz
op, een correct gekleed man, van den leef
tijd van circa 40jaar. Wat hij zeide, deelden
we reeds mede.
Afgrijselijke dingen werden verteld: van
3000 menschen die in een kerk levend
werden verbrand, van anderen die levend
werden gevild en dat- is zoo waar dat,
vreeselijk, de huid van een dier ougeluk-
kigen nog wordt bewaard van an
deren weer wier hoofden werden afgeslagen
en daarna door de Tnrken voor hun balspel
gebruikt; van nog anderen, die half inden
grond werden begraven en wier naakte bo
venlijven dan met honig werden besmeerd,
opdat de bijen en de wespen ze zouden
doodsteken
En dit zijn geen verzinsels, want al die
dingen werden door Tchéraz eenvoudig ge
citeerd uit officieele verslagen van de En-
gelsche, de Italiaansche en andere regee
ringen.
Langdurig, hartelijk applaus barstte uit
de vergaderiug los toenAe spreker had ge
ëindigd. En daarop richtte zich
Dr. Kuiper tot Minas Tcüéraz
in de volgende kostelijke en welsprekende
woorden
„Zeker van de instemming van alle aan
wezigen breng ik u, mijnheer Tchéraz on
zen warmen en welgemeenden dank voor
de zoo welsprekende en treffende rede, die
wij mochten aanhooren. Wij hebben bo
venal de gematigdheid uwer klacht en de
soberheid uwer toespraak bewonderd. Wel
hebben wij één- en andermaal den toorn
tegen uwe beulen zien schitteren in uw
oog en hooren beven in uwe stem; maar
het vuur der wraak is niet uitgebroken.
Tot den einde zijt ge uzelven meester ge
bleven. Als goed Christen hebt ge alzoo
gesproken, wetende dat de wraak blijft aan
Hem, die eenmaal alle Caïns zal samenvat
ten in dit ééne oordeel„Er is een stemme
des bloeds van uwen broeder, die tot Mij
roept van de aarde."
„Onder de bouwvallen van Babyion,
zegt de Schrift, zal teruggevonden worden
het bloed van alle degenen, die ter dood
gebracht zijn. En in de Openbaring van den
heiligen Johannes roepen de martelaren
met luider stemme uit: „Heeretot wanneer
zult gij wachten met ons bloed te wreken
aan hen, die het vergoten hebben!" Onder
de martelaren daar in den hemel zijn ook
martelaren van Armenië, die hunne stemmen
verheffen iu koor met de martelaren uit
het verledene.
„Aan God dan de wrake, aan ons het
gebed, ook voor onze beulen; alleenlijk
in dit uw geval zonder de hijvoeging: „zij
hebben niet geweten wat zij hebben ge
daan" want de hoofddaders althans lebben
het voorzeker geweten en wat zij gedaan
hebben, hebben zij uit vrijen wil gedaan.
„Dat nw voir dan noch zijn geduld noch
zijn moed verlieze. Achtereenvolgens heeft
vosr de Grieken, de Montenegrijnen, de
Serviërs en de Bulgaren het uur der be
vrijding geslagen. Het zal ook slaan voor
de uwen, al zij het misschien dat uwe
oogen zich zullen sluiten zonder het licht
der vrijheid te hebben gezien. Eu als uw
volk, wachtend, zijn t'oost wenscbtte zoe
ken in het smartelijk mededoogen van an
dere natiën, geeft dan nwen broeders door
middel van nw blad de verzekering der
ontwijfelbare sympathie van ganschhet Ne-
derlandsche volk. {Applaus).
Met een „j'aceuse" van Zola, beschuldigen
wij allen de barbaren, die de aarde ge lienkt
hebben met uw bloed wij klagen de ver
antwoordelijke mannen aan, die voortgaan
met u de knie op de borst te zetten; wij
klagen eene diplomatie aan zonder hart en
zonder beginsel applausdie n heeft opge
offerd aan haar eindeloozen naijver.
„Christenen of humanisten, heel een wes-
tersch volk draagt u op om uw volk in het
oosten, dat gij zoo waardiglijk vertegen
woordigt, zijn bewondering over te brengen,
zijn deelneming in uwe smarten,zijn gebed
voor uw toekomstige bevrijding.
„Gij hebt een beroep gedaan op ons volk.
Dat beroep gaat ons tot bet hart. Gij hebt
onze Koningin gehuldigd. O, ik begrijp,
wat het voor u zou zijn, tot uwe wettige
souvereine een Koningin te hebben als de
onze Stormachtig applaushet zSh voor
u zijn uit de Hel in het Paradijs belanden.
ToejuichingWees verzekerd, datnweland-
genooten geweest zijn, zijn en altoos zullen
zijn het voorwerp onzer beste wenscben.
Tschéraz, onze hulde aan de nagedachtenis
uwer martelaren Onze eerbiedige groet
aan uw gemarteld volk
Ik eindig met den uitroep: Leve Ar
menië 1"
Deze uitroep lokte weder stormachtige
toejuichingen uit. Achter in de vergadering
werd dekreet: „Leve Armenië!" herhaald.
Is het wonder dat het Handelsblad er
van schrijft
„Er kan, dunkt ons, maar éen roep zijn
over het succes, dat di lezing van den heer
Minas Tchéraz Vrijdagavond heeft gehad.
Een volle zaal, een fatsoenlijk, fiartelijk
gezind publiek, geestdriftig applaus en niet
temin de volmaaktste orde wat kan men
meer verlangen? Het was een succes voor
de heeren Kuyper, Lieftinck en Vermeulen,
die zich er voor gespannen hadden een
zeer groot succes voor den heer Minas
Tchéraz, die er een herstel in moge vinden
voor de teleurstellingen in Den Haag, en
niet het minst een persoonlijk succes voor
den beer Kuyper, zoowel als spreker als
ook als aanstichter van deze betooging.
„Blijkbaar gaf prof. Kuyper lucht aan de
meening van de aanwezigen, toen hij het
optreden der Haagsche autoriteiten veroor
deelde en zeer veel bijval oogstte hij met
de zinspeling op de plaat van Braakensiek,
die den Nederlandschen leeuw heeft voor
gesteld „in vrijheid gedresseerd" door den
minister de Beaufort en knielend voor den
Sultan die zegt„Zijn staart is me toch
nog wat te hoog". Dat pakte, zooals trou
wens heel de forsche, mannelijk-vrije en
Oud-Hollandsche kloeke inleiding van den
heer Kuyper."
Tot zoo ver het Handelsblad.
Indien nu maar de indruk over 't ge
sprokene niet verloren ga.
De ernstige roepstem die tot het Neder-
landsche volk kwam, was niet om schoone
woorden te bewonderen, maar om zaken te
doen. Er moet een krachtig protest opgaan
tegen den moordenaar en zijn fatalistische
bent, dat het 't Haagsche Bosch doorklinke,
eene ernstige waarschuwing der volken dat
zij niet langer dulden zullen dat goede onder
danen van den Turk derwijs worden mis
handeld.
Indies de rede van den Armeniër en 't
bezielend woord van zijn inleider en de
toejuiching van Hagenaars en Amsterdam
mers dit gevolg niet heeft, dan blijft zijn
woord een aanklacht jegens de Neder-
landsche Christenen die wel de oppervlakte
weten te bewonderen doch niet doordringen
tot de diepte van bet wezen.
Men verhaalt dat de Haagsche Jongeman
nen, eerst zoo kloek begonnen, teruggekomen
zijn van hun geestdriftige voornemens om
den Armeniër te laten optreden, en dat graaf
v. Bylandt met 't optreden van den Armeniër
niet sympathiseert, wyl deze meer politiek
man dan Christen is.
Het kan best waar zijn.
Maar de Christelijke jongemannen zijn
jonge mannen, Haagsche jongemannen, inde
Hoflucht opgegroeid en af hankelijk misschien
van allerlei diplomaten.
En de heer v. Bylandt, zelf diplomaat,
heeft allicht ook zijne, van zijn standpunt
wettige bezwaren.
Maar wij die ver van de residentieluoht
wonen, die aan de hooi- en graanlncht
onzer velden de echte natnurlucht, waar
aan ook onze practisehe landman en vee-
weider gewoon zijn, aan de hoflucht onzer
hoven en gaarden boven de Hoflucht de
voorkeur geven, en omgang hebben met
menschen die zeggen waar 't op staat,
wij aanvaarden den Armeniër en zijn woord
helpen wij gaarne verbreiden.
Daarom namen wij ook in een vorig no.
eerst het zijne op; om het eerst heden in
een lijst te zetten.
En nu moge Tsjeraz geen'Christenzijn als
bijvoorbeeld „Prins" Pandian, die ook onder
ons zoo menig Christenman of vrouw bij den
neus nam; en nu moge hij geen geld vragen
u aar alleen sympathie, en ook daarip van
„Prins" Pandian verschillen; hij zal er ons
niet te minder lief om zijn, dewijl hij de tolk
is der duizenden verdrukten.
En gelijk wij zelfs den atheïst Zola, den
vermoedelijken moordenaar van duizenden
zielen, hebben toegejuicht dewijl hij 't
onrecht in zake Dreyfus aan 't licht bracht,
zullen wij 't ook den Armeniër doen, zelfs
al ware hij duizendwerf slechter dan dezen.
Bate van alcohol.
Dat het gebruik van alcohol het liohaam
tot meerdere krachtinspanning in staat
zon stellen is een dwaalbegrip, dat ge
lukkig heden ten dage door velen als zoo
danig erkend wordt. Bergbeklimmers van
eenige ervaring toch drinken op bun
tochten geen alcohol, wijl zij bij onder
vinding weten, dat de vermoeissen van
den tocht spoediger gevoeld worden bij
alcoholgebruik.
„Sportsmen" van beroep onthouden zich
in de dagen, aan een wedstrijd voor
afgaand, zorgvuldig van alle alcoholge
bruik. De proeven op groote schaal in
het Engelscbe Leger in Voor-Indië, Zuid-
Afrika en Canada leerden, dat de soldaten
de vermoeienissen van snelle marschen
en de afmatingen van het klimaat beter
doorstonden zonder dan met alcohol.
Na dien tijd is in het Engelscbe leger
druk propaganda voor de onthouding
gemaakt, met het gevolg, dat de troepen
in Voor-Indië alleen 25,000 onthouders
tellen. Ook in het Amerikaansche leger
zijn tijdens den burgeroorlog soortgelijke
piroeven genomen.
Lezenswaard is wat uit Brussel aan Bt
Tel. geschreven wordt over Vandepeereboom
en de Belgische socialen:
Toen ik Maandag de vergadering der
Kamer van Afgevaardigden bezocht, was ik
in de gelegenheid, om een studie te maken
van Vandenpeereboom. Ik had reeds zeer
veel van hem gehooid of gelezen. Gehoord
o de straat, in het café chantant, dat zijn
naam op de dolzinnigste wijze uitgalmt.
Welke courant heeft zijn portret niet gehad.
Zelfs wordt dit thans in het Maison dn
Penple verkocht ten voordeele der slacht
offers van het oproer, in een natuurlijk
alles behalve vleiende houding. Gelezen
heb ik van hem, dat hij celibatair is, ie-
deren ochtend een mis bijwoont in een
naburig nonnenklooster, bijna geen familie
heeft, hoogst zelden bezoek ontvangt,
nooit aan het Hof verschijnt, om de soirèes
bij te wonen en een kamer bewoont in het
ministerie van oorlog.
Ziedaar een schildering van dezen mach
tigen mtnister van spoorwegen, in welke
hoedanigheid hij pl. m. 40,000 ambtenaren
regeert, en van oorlog ad interim. Een type
van monnik-inqnisitenr in een overjas. Hij
maakte op mij den volgende indrukeen
klein, ietwat gebogen, gezet, ineengedron
gen, voorzichtig loopend mannetje. Zijn
hoofd is reeds wat kaal en zijn groote,
breede zwarte snorren beginnen te grijzen.
Wat mij in hem getroffen heeft is de zeker r