NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
en een Meid
STMEID
IENKNECHT
I0UDSTER,
Idelburg
io. 109. 1899.
MetiCag 17 Inni.
cDerfimde laacgatig.
RLÜI
lansknechts
ïecht en een
ide Meid
|nsknechts,
ishoudster
toudster
le iongen
jsterschelde.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
Een gevaarlijk kwaad.
La ii dbouw.
ir'en artikelen voor
Tafel-, Dessert-, Sla-
irmessen, Trocarts en
lieuwste kapperschaar
e-, navel- en kinder
ictoren.
IKER te Veere.
|t o n d
|d, door
INKERS, Kapelle.
In wordt een
tijd gevraagd, die ge
leren om te gaan, en
[Adres Mejufvrouw E.
lus; Verlengde Koopje
ober een
1KER, Ter Hooge.
POPPE,
Oostkapelle
at juli gevraagd een
[bij JANSINKE Dz.,
[ober
AVIDSE, Ritthem,
lieuwe Erve.
èen of twee
Cimmerman te Waarde
KLERK,
Oostkapelle.
TOND
len de 40 jaren, die
tgaan, bij C. CEVAAL
V, bof Driewegen.
|c t o b er
LSSER, Vrouwepolder.
lober een
[MPERS, Schroeweg.
5a) nm. 3,25 en 6,205)
25a) nm. 3,55 en 6,50
25 nm. 1,55a) en 4,45
jO n 2,15a) en 5,05
11,55a 3,25 en 6,205)/
12,15a 3,45 en 6,40/.)
Breakens ten hoogste
ingen naar Borsselen
egd.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p, pf 0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zii die zich met 1 Juli a. s. op ons
blad wenschen te abonneeren, ontvangen
het tot dien datum gratis.
De leelijke zaak Haas—van Hall dbs op
't oogenblik voor de Amsterdamscbe recht
bank aanhangig is heeft een gruwel van
speculatie en boerenbedrog blootgelegd,
dien men zeker in de laatste plaats bij
een fatsoenlijk en gerenommeerd bankiers
huis als dat van de verdachte Utrecbtscbe
firma zou gezocht hebben.
Ook stond deze week de oud-directeur
der Haagsche Brood- en Meelfabriek
van Vollenhoven terecht wegens ver-
valsching der boeken en misleiding van
Commissarissen. Getuigen verklaarden dat
deze man tot de misdaad van vervalsohing
en bedriegerij op groote schaal gekomen
was door 't drijven van specnlaties. Daar
voor moest geld zijn en hij nam het, zoo
verklaarden zij, nit de kas der fabriek.
De juistheid of niet-juistheid van beide
beschuldigingen laten wij daar. Wie er
meer van wil weten koopo van eenige
dagbladen de laatst verschenen nommers
maar.
Nog tal van andere misdrijven werden
in de laatste jaren vervolgd, allen op re
kening van deze dwaze speculeer-zucht te
hoeken.
Wel een bewijs dat op 't gevaar van
het specnleeren wel eens de aandacht mag
gevestigd worden.
Men heeft, ons wel eens verteld dat zelfs
Christenbelijders aan deze zonde van spe
cnleeren meedoen.
Indien dit zoo was, zouden wij ons be
paald daartegen moeten verzetten. De Chris
ten mag naar onze overtuiging niet „spe
cnleeren."
Het speculeeren is ook een uiting van
Mammon- of Mamondienst, van geldgierig
heid die een wortel is van alle kwaad.
Het is mets anders dan het wagen van
geld om er geld mee te winnen. En nu
weten we wel dat onderscheid gemaakt
wordt tusschcn wagen met kleine, en wagen
met groote «ommen. Dit raakt echter bet
beginsel niet. Onverschillig of men veel
dan wel of men weinig waagt, in den
wortel is dit hetzelfde. Wie met een galden
speculeert, is in beginsel even slecht als hij
die groote sommen op 't spel zet.
Het ongeoorloofde begint eerst daar, waar
het voor eiken handel begint,bij het wa
gen van geld door wie speculeert, en bij bet
voorspiegelen van winsten of het helpen
aan winsten door den kassier, winsten die
in een eerlijken handel niet zijn te verkrijgen.
Dit toch is geen handel meer; het is het
spelen van een diep zondig en gevaarlijk
kansspel, waarbij gelddorst en gemakzucht
voorzitten, hoogmoed en wereldgelijkvor
migheid boekhouden, en bedrog en roof
voor de deur staan.
Wie handelt moet zich bonden aan de
bestaande wetten; allereerst van Gods Woord
en de consciëntie, en ook van het gebruik
en de nationale zede van een Cbristennatie
waartoe hij behoort.
Erst wagen, dan wagen is de gulden
regel die de Dnitsche koopman zijn klerken
voorhoudt; en in't wie waagt die wint van
den Hollandschen handelaar ligt de weg
om door de wereld te komen. (Over) wegen,
wagen, winnen, zij behooren bij elkander.
Doch het wegen zij een wegen met het
oog naar Boven en de hand op het Gods
woord dat voor de strikken der gierigheid
waarschawt en in 'sHeilands verbaal van den
dwaas die zich steeds grootere schuren
bouwde om ten slotte in dien noodlottigen
oacht zijne kostelijke ziel te verliezen, al
het gevaar van den onnatuurlijken, buiten-
horigen, ongeloovigen windhandel heeft
geteekend.
En het wagen moet een wagen zijn met
de gewone kansen en winstenen naar den
ftlgemeenen regel van verdienste die billijk
is, en niets overvraagt.
Wij bedoelen hiermede niet eene ver
oordeeling van den effectenhandel. Deze is
niet zondig of verkeerd in zichzelf. .Hij kan
't wel worden, wanneer hij zich tot kwade
praktij ken begeeft, praktij ken die indruischen
tegen alle begrip van eerlijken handelen
dan is hij af' te keuren. Maar die praktijken
worden helaas in eiken handel gezien en
worden overal betreurd en bestreden. In dat
opzicht is de effectenhandel niets beter, maar
ook niets slechter dan elke andere handel.
Ook de effectenhandel is handel, dat wil
zeggen ruil, gelijk 't grondwoord hand
aanduidt, een doen overgaan, gestadig, af
wisselend overgaan van de eene hand in de
andere.
Handel is verwisseling van het eene ar
tikel voor het andere. Heb ik op het oogen
blik brood noodig of een kleedingstuk, en
ik heb een kwartje of een ander geldstuk
dat ik er voor in betaling geven kan, dan
rnil ik mijn geldstuk, voor het verlangde
voorwerp. En die 't mij leverde ruilt het
ontvingene geld weer in voor iets dat hij
op zijn beurt behoeft.
Natuurlijk moet iedere ontvangst ook
een zekere verdienste meebrengen, want de
handelaar moet ook knnnen leven, gelijk
elke arbeider die zijn loon waardig is.
En daar nu God, de groote Schepper aller
dingen, hetzij deed geboren worden, hetzij
groeien liet, hetzij in den schoot der aarde
vergaderen deed opdat de mensch er nut
van hebbe, spreekt 't van zelf dat ook 't
goud en zilver en koper, in één woord het
geld als handelsartikel mag gebezigd worden.
Zeker, wij zien niet voorbij dat in den
handel veel meer gelegenheden van verzoe
king zijn dan in elk ander ambacht of be
roep; dat het vaarwater vooral van den
geldhandel meer klippen en riffen bevat dan
eenig ander: dat een handelaarsgeweten
veel grooter gevaar voor overtollige plaats
ruimte biedt dau dat van een eenvoudig
boerenarbeider of ambachtsman.
Ja zelfs wij zouden meenen dat vele
rechtszaken niet zouJen noodig zijn indien
de geldhandel niet bestond, en de ontzede-
lijking van personen en kringen en ver-
eenigingen en van de maatschappij en van
een volk samengaat met vermenigvuldiging
van den ^wereldzin door den god van bet
goud, door Mercurius en zijne helpers ge
kweekt.
Maar dit geeft ons het recht niet om
dezen handel, nu hij onder ons het bur
gerrecht verwierf, als zoodanig te verwer
pen of ongeoorloofd te achten.
Het kan niet, eerlijk zijn dat tot zich
halen van geld, niet door den handel,
maar door het „blindgeluk", door de macht
van de fortuin verkregen. Wanneer een
winst van eenige procenten regel is in de
handelswereld, dan kan een behalen van
honderd, mogelijk wel van duizend en meer
procent niet recht voor God, niet den naam
van handel waardig zijn.
In de practijk is dergelijke handel
zoo 't dien naam eigenlijk nog wel verdient
niets meer dan een woekerplant, eene
parasiet, die zich ten koste van den eigen
lijken, eerlijken handel voedt; de maat
schappij er aan waagt; in beginsel zich 't
recht toekent om de geheele wereld te
gewinnen, alles op te koopen en naar zich
oe te halen; en dat onder de leus van een
eerlgken handel te drijven! - en 't koude,
hart- en ziellooze leven tot regel stelt
waarbij de heele wereld er is om den een
ling te bevredigen, eene wereld die desnoods
mag sterven, mits die individu maar leven
mag.
Denzulken, die van de wereld zijn,
roept het Woord Gods zoo hoog ernstig
toe„Wat baat het den mensch zoo hij de
geheele wereld gewint en schade lijdt aan
zijne ziel
En er tegenover staat dat wie aldus
speculeert, zijn goede geld of dat van zijne
vrouw of' van wien ook er aan waagt om
er datgene mee te behalen, wat hem door
een gewonen handel nimmer gelukken zou.
En dat weet hij. Hij doet dan ook wat
bij doet met volkomen bewustheid, met de
wetenschap dat de door hem gekozene weg
de slechtste is, ook al leidt die rechtstreeks
tot het doel.
Dat een Christen hieraan niet mee mag
doen, staat vast bij een ieder onder ons die
nog rekent met de ordinantiën Gods en de
traditie der vaderen.
Gods Woord zegt dat „die rijk willen
worden vallen in verzoeking, en in den
strik en in vele dwaze en schadelijke be
geerlijkheden, welke de menschen doen
verzinken in verderf en ondergang. Want
de geldgierigheid is een wortel van alle
kwaad" en het wijst daarbij een weg die
gansch veel uitnemender is, want, zoo luidt
het, „de zegen des Heeren, die maakt rijk
en Hij voegt er geene smart bij".
En niet minder duidelijk zijn daarbij
uitspraken nit ditzelfde Woord als de vol
gende„Zijt vergenoegd met het tegen
woordige". „De ziel des vlijtigen zal vet
gemaakt worden". „Dat, zoo iemand niet
wil werken, hij ook niet ete"terwijl de
Christen in zijn Catechismus het uitspreekt,
„dat rijkdom en armoede, en alle dingen,
niet bij ge ral, maar van Gods vaderlijke
hand ons toekomen".
En hoe kan 'took anders zijn?
Wanneer zelfs een der rijksten van Gods
kinderen bad: „rijkHui of armoede geef
mij niet, voed mij met het brood mijns
bescheiden deels," dan past 't niemand zijner
minder bedeelden dezen regel om te keeren
en het meerdere, het overtollige te begeeren,
te begeeren niet uit de hand zijns Gods,
maar eigenlijk uit de hand van dengod of
de godinne der fortuin voor wie hij zelfs
zijn leven ten offer zou geven, wanneer
maar zij n rij kdommen vermeerderen mochten.
„Geef ons heden ons dagelij ksch brood"
is de bede ons door den Heiland in het
allervolmaaktste gebed in mond en hart
gelegd. Een bede welke onze goede Heidel-
berger aldus uitlegt„Dat is, wil ons met
alle nooddruft des lichaams verzorgen,
opdat wij daardoor bekennen, dat Gij de
eenige oorsprong van alle goed zijt, en
noch onze zorg, noch onze arbeid, noch
uwe gaven, zonder uwen zegen, ons gedijen;
en dat wij derhalve ons vertrouwen van
alle schepselen aftrekken, en op alleen
stellen
O, zoo dit kwaad ook onder Christenen
ware voortgewoekerd, hoe wij het hun
allen zouden toeroepen willenhaast n
dan om dit kwaad uit te snijden. Wilt
gij het welzijn van u v gezin, uwe eigene
vrijmoedigheid niet wegwerpen, wilt dan
terngkeeren tot den goeden gang van Gods
Woord dat gansch niet dubbelzinnig spreekt
op dit gebied, maar kloek en beslist u in
den weg treedt en alle fortuinzoekerij,
alle ongeoorloofd winstbejag en allen woe
kerhandel veroordeelt.
Neen, wij zullen niet specificeeren. Wij
zullen geen aparte misbruiken of misdrijven
opnoemen die wij in onze omgeving ontmoe
ten en waarin de vrucht der begeerlijkheid,
de dwaasheid der gelddorst eD der gemak
zucht gemakkelijk valt te onderkennen.
Wij leggen dtze algemeene waarschuwing
liefst aan de consciëntie; wie de schoen
past, trekt haar aan. Wie zich vrij kent
van dit kwaad, legt allicht dit stuk zonder
ergernis ter zijde.
Trouwens zij zullen ze wel kennen
die slachtoffers van dit groote kwaad, dat
reeds zoo menigen goeden naam in dis cre-
diet bracht, zoo menige bloem van geluk
voor haar tijd verwelken deed, zoo menig
een tot wanhoop voerde en stortte in 't
verderf.
Wat tal van ongerechtigheden brengt de
rubriek Rechtszaken in onze groote bladen
niet aan het licht
Speculeeren, dobbelen, woekeren, afdrei
gen, vervalschen, namaken, stelen en nog
zooveel waartoe de jacht op fortuin en
goudmij nerij den mensen voert.
Tegen deze uitgeslapen misdaadplegerij,
dit stelsel van ongerechtigheid, zal geen
andere maatregel afdoend big ken dan die
van onvoor waard elijk breken met deze
zonde en terugkeeren tot de gehoorzaam
heid aan den levenden God, wij 1 toch de
Fortuin in den grond van dien levenden
God de looohening is
Het antirevolutionaire kamerlid Brum-
melkamp schreef hiervan eens jaren geleden
in de N. Pr. Gron., het antirevolutionaire
blad voor Groningen
„Yoor het oog moge het niet zoo zicht
baar zijn, welk een kanker deze vorm van
gouddorst voor de maatschappij is, maar in
werkelijkheid baant de speculatie-zucht
mee den weg voor bet socialisme.
„Zij maakt den mensch afkeerig van den
trouwen dagelijkschen arbeid voor zijn
brood, en voedt den waan, dat als men
maar eens een moedigen slag durft slaan,
men ook wel in één dag rijk worden kan.
„Ongelukkige maatschappij die haar levens
onderhoud, in plaats van van de vaderlijke
Voorzienigheid Gods, gaat afbidden van
de Fortuin."
En De Standaard schreef er van„Het
speculeeren dat den rentenier in het bloed
zit en vooral bij den Hollandschen rentenier
tot zoo schandelijke hoogte geklommen is
Wat duizenden en miljoenen Hol-
landsch geld zijn in dien hodemlcozen iput
reeds verzonken. Verzonken omdat men
met een rechtmatigs winst niet tevreden
was, en winzucht ook niet weinig on-
thodoxe Christenen tot verrij king prikkelde."
Zoo schreef zij reeds 24 jaar geleden
hoeveel erger zal 't dan op 't oogenblik wel
niet gesteld zijn.
Zij men dan gewaarschuwd.
En wie gestolen heeft stele niet meer,
maar arheide liever, werkende met de
handen
„De paedagogiek der staatsschool leidt
in het Pantheon der groote mannen in, waar
in een nis ook het beeld staat van den Na-
zarener, maar niet in de zuilenhal van Jeruza-
lems tempel, waar de tollenaar bidt."
(Dr. J. Th. de Visser.)
■K
De Volksonderwijzer, een schoolbladeke
door openbare onderwijzers geredigeerd, zet
den strijd voor leerplicht krachtig voort.
Dit is te begrijpen.
Maar niet te begrijpen is 't, dat dit blad
door zulke menschen, beschaafde opvoed
kundigen, opleiders immers tot Christelijke
deugden, geschreven, zoo onbeschaafd en
onmenschlievend jegens andersdenkenden
schrijft.
Zoo schreven deze heeren paedagogen
laatst een tooneelstukje om de bestrijders
van het leerdwangontwerp, of liever van
het voorgestelde herhalingsonderwijs in den
ons bekenden vorm. in een verkeerd dag
licht te stellenin welk stukje, het
speelt in N. Bra ant, een pastoor van den
kansel de jongelui aanmaant om 's avonds
naar het lof te komen; een der jongens van
't lof komende klaagt dat hij van den don
ker zelfs zijn „meid" niet kan vinden, de
pastoor dit op een partijtje bij wijze van
aardigheid aan een gastmaal oververtelt
met de opmerking dat de jongens naar de
kerk schijnen te komen om te vrijen, en
eenige dagen later een adres aanbeveelt
tegen herhalingsonderwijs met het oog op
de zeden.
Wij kunnen niet gelooven dat de meeste
voorstanders van het leerdwangontwerp deze
wijze van strijd voeren goedkeuren en dat
het bondgenootschap van deze 'opvoeders
der jeugd den minister ,veel baat brengen
zal.
Zedelijken steun zal hij er ten minste
niet van hebben.
Het hoofdbestuur ,der Maatsch. tot bev.
van Landb. en Veeteelt in Zeeland benoemde
in hare te Yzendijke gehouden vergadering
tot zuivelconsulent den heer L. J. M.
Koert te Den Bommel.
Bij den ploegwedstrijd van eer.scharrige
ploegen werd de eerste prijs, f 25, behaald
door de firma Massee en Zn te Goes met
haar R. Y. ploegen, de tweede, f 15, door
I. Cappon te Heinkenszand en de derde,
f7.50 door J. P. German te Arnemniden, de
beide laatsten met hun ploegen van eigen
vinding.
De Middelb. Crt, meldt omtrent de in
zendingen voor de tentoonstelling
Onder ds inzenders behooren A. de Trog e
te Middelburg met een wanmolen, gebr.
Polak te Vlissingen en de wed. J. C. Massee
en Zn te Goes mat tal van op den land
bouw betrekking hebbende artikelen, De
Jong en Co te Dordrecht met kuipwerk,
J. P. de Vlieger te Zuidzande met een
zigzag-egge en Franken en Goemanste Goë»
met een Alia Colibri-Melkontroomer.
De firma Jules Leirens et frére te Lede-
berg, bij Gent, zond eene verzameling
kunstmeststoffen, de Nederlandsche gist- en
spiritusfabriek te Delft beenderenmeel,
veekoek en gist, de firma G. Alberts Lz.
en Co te Middelburg vaatwerk, J. B.
Wijffels, te Biervliet, eene nieuwe dorsch-
machine en De Jong en Co tc Dordrecht
een kunstmes;strooier.
Ploegen waren er van J. Kabboord te
Nisse, J. P. German te Arnemuiden, Iz.
Cappon te Heinkenszand en Iz. van de
Sande en Zn te Schoondijke.
Een rattenval van J. P. de Vlieger te
Zuidzande.
Bekroond is o. a. J. P. German te Arne
mniden voor een gewone verbeterde Sacks-
ploeg, buiten 't Programma. Alle overige
bekroningen vielen aan inzenders uit
Zeeuwsch Vlaanderen ten deel, terwijl
verschillende prijzen niet werden toege
kend.
Goes. Er is in de candidaturen van de
vereeniging Vooruitgang eene wijziging
gekomen zoodat de heer J. P. Wesselink
nn gesteld wordt in de vacatureDicke
(aftr. 1903), terwijl voor de periodieke af
treding als 4e candidaat is gesteld de heer
J. Z. Risch.
Naar men aan de M. Ct. uit Koe
wacht meldt, blijft M. nog maar steeds,
cn dat veelal op een brutale manier, ont
kennen schuldig te zijn aan den bekenden
moord. Getuigen, bij wien M. gebracht
wordt, worden vaak door hem gescholden
en onheusch bejegendzelfs heeft hij wel
eens den twijfelachtigen moed hen te be
dreigen tegen den tijd, dat hij vrij komt;
want hij schijnt vast overtuigd te zijn, dat
hij over een niette lang tijdsverloop op vrije
voeten zal gesteld worden.
Het aantal getuigen van de meeste om
liggende steden en dorpen, dat door de Ne
derlandsche en Belgische justitie reeds ge
hoord is, bedraagt c.a. een hondertal en nog
schijnt het voorloopig onderzoek oog lang
niet geëindigd. M. bewaart maar steeds een
plechtig zwijgen, wanneer hem iets gevraagd
wordtin verband met zijn scheermes en het
pak kleeren, dat hij op 13 April droeg. Het
schijnt dat M., als men gelooven mag, wat
te vertrouwelijk is geweest tegenover een
persoon, die met hem in de Rue de Montigny
te Antwerpen samenwerkte. M. zou tegen
hem gezegd hebben, „dat hij zich van do
vrouw, met wie hij geleefd had, had afge
maakt, maar niemand zou er ooit een woord
over reppen". Die werkman is reeds eenige
malen te Gent en te Antwerpen in streng
verhoor genomen.
Scherpenisse. Bij het verder uitgra
ven van den grond in het karreveld aan den
zeedijk te Poortvliet is twee dagen na het
vinden van de eerste doodkist met geraamte
op weinige meters afstand van dezelfde
plaats nog een tweede gevonden, die be
halve het deksel, nog in goeden staat ver
keerde. De vindplaats is ongeveer 50 meters
van den voet van den zeedgk men neemt
aan dat deze overblijfselen van drenkelin
gen af komstig zijn. Het vordient intnsscben
de aandacht dat deze geraamten in kisten
gevonden zijn gewoonlijk vindt men ze
zonder eenig Bpoor daarvan te ontdekken.