NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH lo. 108. 1899. SJonifecdag 15 Iron. Decfade laorgang. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het adres der meel fabrikanten. Buitenlandsch Overzicht. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Zii die zich met 1 Juli a. s. op ons blad wenschen te abonneeren, ontvangen het tot dien datum gratis. Reeds in 1896 hadden de vereeenigde Nederlandsche meelfabrikanten een adres ingezonden aan de regeering ter verkrijging van invoerrecht op meel. Minister Spren- ger v. Eijk had echter hij nota de wen- schelijkheid uitgesproken om dit verzoek niet toe te staan. Het kabinet waarin deze minister zitting had, trad af en werd ver vangen door het ministerie Pierson. Het adres kwam andermaal aan de orde en ook de minister Pierson maakte in eene nota de opmerking dat het niet wenschelijk was aan den aandrang om een invoerrecht op tarwemeel gevolg te geven. De commissie nit de Kamer die daarover verslag had uit te brengen bestond nit de heeren Schepel, De Boer en v. Gyn, vol bloed vryhandolaren, Dobbelmanu en de •aal Malefijt voorstanders van een tijde lijk invoerrecht. De meerderheid, bestaande nit de drie eerstgenoemden, stelde voor den minister eenvoudig dank te zeggen voor de inlichtingen; de minderheid, beide laatstgenoemden, wenschte den minister in overweging te geven om door heffing van een matig invoerrecht op tarwemeel, bij voorbeeld fl per 100 kilogram, aan de gegronde bezwaren der adressanten tegemoet te komen. De gecursiveerde {woorden werden in den loop derdiscussie hierover door de voorstellers geschrapt. De heer de Waul Malefijt voerde een grondige, talentvolle verdediging. Hij wees op feiten. De meelfabrikanten hadden er op gewe zen dat de meelhandel met het buitenland door de bijna overal bestaande invoerrech ten ten zeerste wordt belemmerd, terwijl het buitenland hier vrij in kan voeren, gepaard met de Pransche uitvoerpremie, waardoor de Pransche molens op sommige tijdstippen de markt hier totaal demorali- seeren. Bovendien zijn de vrachttarieven tusschen Nederland en Duitschland zoo geregeld dat Duitschland aanmerkely k goed- kooper naar hier kan verzenden dan omge keerd. De spreker heeft deze klacht vol komen gegrond bevonden. Geheel Europa, Denemarken en Engeland uitgezonderd, heft invoerrechten. Meeluitvoer heeft Nederland weinig, de invoer daarentegen bedroeg de eerste vier maanden van dit jaar 61 miljoen kilo tegen 33 kilo in de vier eerste maanden van 't vorige jaar. Yan 84 miljoen in 1895 klom die invoer tot 125 miljoen in 1898 en zal in 1899 nog wel meer zijn. Dan bestast er in Frankrijk ook een bedekte uitvoerpremie. De teruggave van betaald invoerrecht van tarwe in geval het uit die tarwe gefabriceerde meel wordt uitgevoerd geschiedt naar den maatstaf dat nit 100 KG. tarwe 60 KG. meel wordt vervaardigd, maar 't is veel meer: wel 75 KG. De uitvoerder kan door dit voordïel je uil de Eransbhe schatkist hier lagere prij zen bedingen, dan die welke onze fabri kanten noodig hebben om te kunnen bestaan. De vrachten naar Duitschland benadeelen onze meelindustrie zeer. Wanneer men zemelen vervoert van Utrecht naar Berlijn dan kost dit 67 eent meer aan vracht dan van Berlijn naar Utrecht d.at is voor een fabriek met 400 dubbele wagonladingen al een verlies van f10800. In den laatsten tijd hebben dan ook 39 meelfabrieken het moeten opgevengaat het zoo voort dan moeten meerdere vol gen, en vele nijveren broodeloos worden. Ook de Rotterdamsche rystpel- en meel- molen, heeft dezer dagen moeten liquideeren als gevolg, zeggen de directeuren, van den toestand waarin de meelfabrieken door de thans vigeerende Nederlandsche wetten gebracht zijn. Het is zeker goed zegt Spreker na een rechtmatigen aanval op deze uiting van het laisser faire (het laat-maar-waaien stel sel der vrijhandelaars tot eiken prijs) om te zorgen voor allerlei verzekering van den werkman, maar een allereerste eisch zal toch wezen dat de werkman wer ken kan. Adressanten raamden het verlies voor onzen nationalen arbeid het kapi taalverlies laat ik er bniten op 3,894000 gulden, (dat is bijna 4 miljoen 1) per jaar. En nu is het natuurlijk moeilijk om op zulke cijfers met zekerheid peil te trekken, maar ieder zal toch onmiddellijk toegeven, wanneer wij nagaan dat hier te lande 400 miljoen kilo tarwemeel jaarlijks gebruikt worden, dat het toch een groot verschil maakt of het maalloon van dit meel in Amerika, of in Frankrijk of in Duitschland blijft, dan wel dat het hier te lande wordt verdiend. Spreker wenscht ook op de nevenbe- drijven gelet te hebben. Want eene indu strie als de meelindustrie verspreidt wel vaart naar alle zijden. Neem slechts de zakkenfabricage, de machine-industrie, het verkeerswezen. Zij is ook een krachtige Bteun voor onzen graanhandel. Uit Am sterdam en Rotterdam teekenlen dan ook 61 handelaars waaronder volbloed vrijhan- delaars, een adres om invoerrecht, wel een bewijs dat zij den maatregel noodzakelijk achten. En dan het ingevoerde meel dat hier uit het buitenland komt is zeer slecht. Dit ligt ook in den aard der zaak. Als iemand meel beeft uit te voeren naar een land waar geen invoerrechten worden ge heven, dan zal hij natuurlijk het meel waarvoor hij prijsmaken kan, zenden naar het land waar de invoerrechten bestaan; en het meel dat heel weinig waarde heeft bewaren voor het land dat geen invoerrecht heft, omdat zulk meel alleen daar is te plaatsen. Het is dan ook een feit dat de Amerikaansche meelmolens het slechtste meel bewaren, voorzoover die fabrieken gelegen zijn in het westen van Amerika voor de Chineezen, en voor zoover de molens gelegen zijn in de oosta- lijke staten, voor de Hollanders. Wij wor den begiftigd met afval der Amerikaansche meelfabrieken. Nog onlangs loofde Bak kerscourant een premie van f 25 uit voor dengene die kans zag uit Amerikaanseh meel alleen goed brood te bakken. In het adres der Rotterdamsche hakkers tot steun van de conclusie der minderheid, werd er dan ook op gewezen dat de zending van gnote hoeveelheden mindersoortig Amerikaanseh meel naar bier en de ver leiding die daardoor ontstaat voor bakkers om goedkoop te kunnen verkoopen een con currentie in het leven roept welke nadee- lig is voor de volksvoeding. En dan welke stoffen zijn er soms niet in het meelDe heer de Boer, kamerlid voor Zaandam, heeft in een vergadering van de Hollandsche Maatschappij van Land bouw op 27 Juli 1898 te Spanbroek gezegd dat hem bij onderzoek is gebleken, dat „onze respectieve magen in sommige gevalleu worden op de proef gesteld met' oliën, houtzaagsel, maïsmeel, kopersulfaat en dergelyke, waarmede de huitenlandsche meelsoorten worden vermengd." 6Ze, ftiten geeft Spr. eene verdedi gingvan he. voorgestelde invoerrecht. Allereerst neemt hij het duur-brood- bezwaar onder handen. Nu heeft men aan de minderheid gszegd dat zy cijfers moet toonen aan de boekfn van hakkers enz. ontleend. Nu, zoo gaat de heer de Waal Malefijt voort, dat hebben wij gedaan. D ij zijn door veler welwillende mede- werking in 't bezit gekomen van een bun del koopbrieven van bakkers en Neder landsche meelhandelaars waaruit blijkt dat zij in 1897, 1898 en 1899 het Belgische meel goedkooper gekocht hebben dan het Nederlandsch. In een vergelijkenden staat wordt dit aan getoond, en de spreker constateert terecht daardoor de bewering dat de meelprijzen door invoerrechten zouden worden verhoogd afdoende te hebben weerlegd. En wanneer eenmaal vaststaat dat het meel niet duurder werd, volgt daaruit vanzelf dat ook de broodprijs niet kan zijn gestegen. Trouwens de spreker had ook omtrent de broodprijzen afdoende gegevens ingewonnen van broodfabrieken in België en te Amsterdam. Maar zoo gaat, hij voorthet fraaiste van de zaak is, dat de Bakkerscourant in een artikel tot bestrijding onzer conclusie schrijit: Het groote bezwaar dat wordt aangevoerd is, dat het meel en daardoor ook het brood duurder zal worden. Deze tegen werping die ge woonlij k gehoord wordt, zoodra het woord protectie, bescher ming of invoerrecht wordt uitgesproken, is, naar ik meen, in dit geval van geen kracht. In het algemebn en in dit opzicht heb ik den heer Pijnappel aan mijn zijde hangt de vraag of een invoerrecht prijs- verhoogiug veroorzaakt af van de vraag of de binnenlandsche productie voldoende is om in de binnenlandsche behoeften te voorzien. Is dit laatste het geval, dan zal het invoerrecht zijn werking niet doen ge voelen; in het tegenovergestelde geval wel. Wie zou willen volhouden dat het in voerrecht den prijs der artikelen steeds met het geheven recht verhoogt, komt tot allerlei ongerijmdheden. Zoo zon hy b.v. moeten aannemen, dat de Hollandsche kaas f 5 op de 100 kilo zou afslaan, indien morgen het invoerrecht daarop werd afge schaft. Een stelling die zeker niemand voor zijn rekening zal willen nemen. De door mij vooropgezette algemeene opmerking wordt door hetgeen na de hef fing van een invoerrecht op meel in België is gezien, ten volle bevestigd. Wel zegt de meerderheid der Commissie dat het in strijd is met alle ervaring dat de heffing van een invoerrecht geenprijs- verhooging van het artikel veroorzaakt, maar het schijnt mij toe dat zij op dat oogenblik in haar redeneering niet zeer gelukkig is geweest, want onmiddellijk daarop laat zy volgen dat na de heffing van het invoerrecht op meel in België een snelle groei van de Belgische meelindustrie plaats vond. Welnu, daaruit blijkt, dat de meel- prijs in België niet kan gestegen zijn, want natuurlijk, als de prijs iH België gestegen was, dan zouden de Eranschen blijven in voeren, steunende op de uitvoerpremie. Juist omdat de meelprijs niet gestegen was kon den de Pransche molenaars niet met de Belgische ooncurreeren en bleef het vreemde meel buiten België. Er heerseht op dit punt een schromelijke begripsverwarring bij velen aan deneenen kant beweert n, en dat een matig invoerrecht de meelprijzen verhoogt en aan den anderen kant zegt men daarentegen, dat de industrie op kunstmatige wyze tot bloei wordt ge bracht. Het eene sluit in dit geval het andere uit. Gelukkig heb ik ook hier, en dat is inderdaad een groote steun voor my, den heer de Boer aan mijn zyde. Hij zegt in het zoo straks door mij aangehaalde artikel „Al dadelijk wil ik beginnen met te erken nen dat het gewone argument van het duurder worden niet geldt. Ik geloof niet dat door het heffen van een invoerrecht op meel de binnenlandsche marktprijs blijvend booger zou zijn dan de algemeene markt prijs, omdat onze fabrieken, hetzij nu reeds, of na eenige uitbreiding, ruimschoots in staat zouden zijn om in onze behoeften te voor zien en hier dus geldt de algemeene regel, dat door een invoerrecht op een produet, de prijs daarvan niet wordt verhoogd, wan neer de binnenlaudsche industrie in staat is dit p-oduct in voldoende hoeveelheid te leveren." Bovendien, wie op dit standpunt zich gaat plaatsen, dat het invoerrecht de prijzen der artikelen verhoogt, eilieve, laat die dan eerst beginnen met voor te stellen af schaffing van de vele invoerrechten die hier geheven wordeD. Een opvolgend spreker noemde deze rede eene zaakrijke. En terecht. Ook de rede van den heer Harte verdient dit praedicaat. Wij geven nog een en ander uit de rede van den heer Lohman die 't voorstel der minderheid steunde. Hij zei onder anderen: „Ik ben ge n voorstander van kunstmatige bescherming. Het spelen van voorzienig heid leidt, mijns inziens, meestal tot het voorzien in eigen belangen. Ik wensch daarom niet aan de Regeering op te dragen te zorgen, dat de maatschappelijke belan gen niet met elkaar in onderlinge botsing komen. Wanneer evenwel andere natiën de na tuurlijkebeweging belemmeren, dan ontstaat er een gevoel van ontevredenheid, indien de eigen regeering dat lijdelijk aanziet. Nochtans kan eigen belang doen afzien van het nemen van maatregelen van tegenweer. Dat is een quaestie, waaromtrent ik mij niet bevoegd acht een oordeel nit te spreken maar waarin naar mijn meening voor ieder bijzonder geval door deskundigen moet beslist worden. Hier echter hebben wij te doen met iets dat veel erger is dan het belemmeren van een natuurlijke beweging, namelyk met een nationale oaderkruiperijHet is de Fransche Regeering die, door middel van de door haar genoemde maatregelen, tracht haar fabrikanten in staat te stellen buitens lands onder de markt te verkoopen door van Regeeringswege aan den verkooper een deel van den prys te schenken. De Minister heeft dat zelf erkendhy heeft wel gezegd dat het niet zoo erg was als het ijoorgesteld was, maar hij zegt toch op bladz. 5 der Nota \an nadere Inlich tingen: tiet voorgaande bewijst, dat uit de Eransche wetgeving wel degelijk in sommige gevallen een uitvoerpremie op tarwemeel voortvloeit." Dat is natuurlijk een deloyale manier van handelen van de eene natie tegenover de andere, en mij dunkt dat een natie als zoodanig zich wel daartegen mag verzetten, zelfs indien dit haar iets kost. Daarbij komt nog dat onze eigen spoorwegmaat schappijen toelaten dat de industrie van het buitenland boven de onze wordt be schermd. Of de regeering hieraan iets doen kan, laat ik in het midden, doeh de toestand zelve is zeer zeker ergerlijk. De vraag is nu alleen deze, of een Regeerings- maatreget dien toestand kan veranderen; of hij doeltreffend is en of hij te veel kost. Nu geldt het hier niet een graanbelasting, doch een maatregel om te beletten dat eeu zeker fabrikaat beneden den marktprijs hier te lande wordt verkocht. Dit is mijns inziens niet, gelij k de geachte afgevaardigde uit Zaaudam het wil voorstellen, bescher ming van de industrie, bescherming van oeconomisth zwak staande fabrieken, maar eenvoudig bescherming tegen onbilijke handelingen, waartegen alleen de Regeering de natie beschermen kan, juist omdat die onbillijke handeling uitgaat van een Re geering. Dat dit middel doeltreffend is, al geeft het misschien niet veel, is duidelijk; maar is het wellicht te duur? Om Frankrijks illoyale concurrentie te weren, wordt, zegt men, wanneer men invoerrecht gaat heffen, de meelinvoer ook nit andere landen beiast, en zal daardoor de prijs hier met die be lasting worden verhoogd. „Zonder twijfel", zegt de Minister; maar ik geloof dat dit niet het geval zal zyn. In de uitnemende rede van den geachten afgevaardigde uit Breukelen en in het belangrijk geschrift „Het verzoek om een inkomend recht op meel nader toegelicht, aan de leden der Staten Generaal door de Nederlandsche Yereeniging van Meelfabrikanten", worden interessante feiten meegedeeld, welke die bewering tegenspreken. Een hoofdargument is o. a. dat de binnenlandsche concurrentie de prijsverhooging zal beletten, niet terstond wellicht maar op den dnur. De heer de Boer voegt mij toe dat wij dan toch een oogenblik iets meer zullen moeten betalen, en dit ben ik met hem eens; maar dit schijnt mij niet onbillijk; want ik ben begonnen met te zeggen, dat de natie er iets voor over moet hebben zich te verdedigen, als wij door een andere natie worden onderkropen Meer nemen wij op 't oogenblik niet over. Maar onzen indruk wenschen wij in onder staande paar woorden nog even saam te vatten. De Kamer, "of liever de liberale party bleef ook by deze aangelegenheid onver zettelijke vrijhandelaars van den onden stempel, en die stempel is terecht genoemd die van het laat-maar-waaieu-systeem. Slechts ©en de heer v. Kerkwijk, die trouwens reeds vroeger in afwijkende richting geadviseerd had ging met de rechterzijde mede. Neen, wy zyn geen protectionisten in theorie voelt een antirevolutionair veel meer voor 't beginsel van den vrijhandel. Doch wy zijn geen strakke najagers van welk beginsel ook, gedachtig als wy zyn aan hetverga desnoods de wereld, zoo maar de beginselen mogen leven Maar hier was een met overtuigende be wijzen gestaafd gevaar; gevaar voor d# Meelindustrie, hier was spoedige hulp noodig, zoo immers zy al niet te laat komen mocht. Reeds zoovele fabrieken toch waren onder den druk der concurrentie met den bui tenlander bezweken. Nog heden lazen wij van een fabriek die nu uitsluitend in maïsmeel voor de voer ging doen. Weinig uitvoer bij grooten invoer voert tot voer. Zoolang de beesten 't niet goed kooper met buitenlandsch voeder doen, zyn de meelfabrieken daarvoor dan Dog goed dat zij de consumtie voor de beesten le veren Dit heeft 't debat geleerd. Maar ook is nog eens, en wel onweder- legbaar, met de officiëele gegevens aange toond, dat in België de 2 francs op meel den broodprijs daar niet heeft verhoogd. En wij hebben 't ten vorigen j are gezien, hoe, terwijl ook zonder invoerrecht de broodprijzen stegen, meer zelfs dan het invoerrecht per kilo brood zon bedragen hebben, de welvaart niet verminderde en de mindere man zweeg; en de stembus schreeuwers verlegen naar uitvluchten zochten om hun geroep van „duur brood" bij de verkiezingen, in het licht van dit welsprekend stilzwijgen, goed te praten. Voor wie dit zich herinnert, is de stemming van Vrijdag eene teleurstelling geweest. Zoo doctrinair hadden wij de liberale party, thans door ;de sociaal democraten gesteand, ons niet meer dnrven voorstellen. Te meer, wijl de minister van financiën, de vry handelaar Pierson, aanhanger is van de leer, dat geen beginselen zóó strak mogen zijn, dat zij afwijking, ter wille van een grooter belang dan dat hunner handhaving onmogelijk maken. Maar, 't is waar ook, dat zeide hij niet bij deze discussie, maar één zitting later, in die van Dinsdag, in antwoord aan den heer v. Dedem, toen deze hem bekeering tot het protectionisme in lichten graad ver weet wijl hij vrijstelling van accijns op vruchten wij u verdedigde. Had hij deze leer eenige dagen vroeger verkondigd, wellicht ware 't pleit voor de Meel-industrie gewonnen geweest. Frankrijk zit weer zonder ministerie. Men zon zeggen op een tijdstip dat «r de minste reden voor bestond, heeft de Kamer met verpletterende meerderheid aan Dupuy en zijne vrienden gezegd dat 't land geen ver trouwen stelt in hun optreden, wijl het hun aan kracht en vastheid ontbreekt.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1899 | | pagina 1