HARRIS
uvecht
NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
i ZOON,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
IB, Goes,
iddelburg.
AAIMACHINES
ndknecht
enoodigd,
NECHT
knecht
ensthode
lnecht9
enstbode.
»ersknecht
ersknecht
irikaansche
jouwd, werken
de vingers in
S-
107. 1899.
Dtnstkg 18 Ittni.
Devfiend-e Ian r gang.
c. M. DHONT.
den van stonden aan
1ENKNECHT
shoudster
leeht en een
ade Meid
10UDSTER,
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Progressieve inkomsten
belasting
FEUILLETON.
'T IS ÜW SCHULD.
Buitenlandsch Overzicht.
ISO,-.
Jctober
100ZE, St- Laurens.
f ongehuwd bij C. DE
ld er.
tegenwoordige terstond
BUIJSE—WABEKE
te Goes.
POPPE,
Oostkapelle
'E KLERK,
Oostkapelle.
VER, Heogelande.
op een dorp,
iTSELEN verstaande,
iverlangend met kost
nismaking kan vast
es Boekh. DliüIJ.
tober
AVIDSE, Ritthem,
Nieuwe Erve.
t Juli gevraagd een
bij JdNSINKE Dz.,
ame
met Boerenwerk en
'O bij J. GEBRAAD
terstond gevraagd bij
IDE BRESSER te
een flinke
A. OELE, Wagen-
i a. s. een
JSEMAKER Da,, te
«I KOE te koop keur
DSE, Souburg.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 35 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 30 eest, iedere regel
meer 10 cent.
Zii die zich met 1 Juli a. s. op ons
blad wenschen te abonneeren, ontvangen
het tot dien datum gratis.
Er is op dit oogenblik in onze provincie
eene beweging op touw gezet tegen het
verbod van progressie bij de plaatselijke
inkomstenbelasting, eene beweging, waar
door men verklaart de erflating van minister
Van Houten liefst niet te willen aanvaarden.
Nu is er zeker geen lastiger ding om on
partijdig te beoordeelen dan eene belasting,
daar toch bijna allen belanghebbenden zijn
en er dus licht strijd komt tussehen belangen
en beginselen, en terecht zegt Jhr. Rocbus-
sen in de Theorie der inkomstenbelasting:
„belangen overtuigt men niet, zij hebben
voor beginselen geen oor". Wie vraagt om
eene inkomstenbelasting, doet dit niet zoo
zeer om deze te krijgen,als wel om daardoor
van eene andere belasting verlost te worden.
Nu zijn wij van buis uit nooit bewonderaars
geweest van eene inkomstenbelasting. Voor
eerst is de naam niet juist. Wij hebben
voor het Fransehe revenu en het Engelscbe
income twee woorden \tnkomsten er. inkomen
evenals het Duitseb, dat spreekt van Ein-
künfle en Einkommen en daarom was het
zeker beter geweest, als wig, evenals [onze
buren, die een Einkommensteur hebben, ook
hadden gekozen bet woord Inkomenbel&s-
ting of nog liever de omschrijving daarvan
Belasting op het inkomen. Doch nu dit niet
zoo is, zullen we maar rekenen met de be
doeling.
Als wij met eene dergelijke belasting
niet dwepen, staan wij niet alleen, want in
beginsel is ze verworpen door Thiers en
Puynode in Frankrijk, door Hoffmann en
Von Raumer in Duitschland en door Mac-
Culloch en Ad. Smith in Engeland. Er
drukken dan ook wezenlijke bezwaren op
iedere inkomstenbelasting. Vooreerst zal de
wetgever groote moeite hebben om precies
te zeggen wat men onder inkomen verstaat.
Heeft de man, die zijn kapitaal langzaam
maar zeker opmaakt, een inkomen? Wat is
het inkomen van den handelaar, die op zijn
crediet teert? Het werk van R. Meijer
handelt over niets dan over de vraag, wat
een inkomen is; het telt 300 bladzijden en
wie het gelezen heeft, komt tot de conclusie,
dat men het op dit punt maar zal moeten
doen met het kometengeloof van Piet uit
de gedichten van De Genestetn.l. „dateene
komeet eene ster is met een staart" en dan
met dat licht maar tevreden moet zijn. In
de memorie van toelichting op het ont
werp der klassenbelasting las men dan ook
indertijd:
Mijn huisbaas was horlogemaker. Op
dOjarigen leeftijd had hij de Heilige Schrift
leeren kennen en sedert dat oogenblik
gunde hij zich geen rust meer eer hij
lezen en schrijven geleerd had, zoodat hij
zelf het Woord Gods kon onderzoeken en
dagelijks alzoo met zijn Zaligmaker kon
veikeeren.
Met zijn vrouw leefde hij in vrede en
liefde en toen ik hem daarover feliciteerde
op zijn zilveren bruiloft, schudde hij het
hoofd, en mijn verwondering ziende,
zeide hij Ge zoudt anders spreken in
dien ge bij ons geweest waart de twaalf
eerste jaren van ons huwelijk. Toen leef
den we als kat en hond.
Er was tussehen ons een voortdurende
strijd. Zelden ging er een dag voorbij
zonder gekijf, en 't leven werd mij soms
ondragelijk.
Eens na een erge en hittere ruzie, erger
en bitterder nog dan (gewoonlijk, wierp ik
o^ijn gereedschap in een hoek, en ik ging
mt tot buiten de poort der stad, waar ik
overstelpt van droefheid mij nederzette
„Het begrip van hetinkomen, hoe ook
omschreven, staat menigeen niet helder
voor den geest"; en Ad. Held schreef in
zijn werk over die Einkommersteuer
das Einkommen der Einzelnen istpractiseb
unendlich sehwer zu bemessen".
Bij dit eerste bezwaar sluit zich een
tweede aan nl. dat de overheid zoo licht
onrechtvaardig wordt bij het regelen van
den aanslag. Laat men mij te veel betalen,
omdat men mijn inkomen te hoog aanslaat,
dan is men onrechtvaardig tegenover mij
doch laat men mij te weinig betalen, daar
men mijn inkomen onderschat, zoo pleegt
men onrecht tegenover anderen, daar deze
dan moeten bijpassen, wat ik te min betaal.
Waar het nu in verreweg de meeste gevallen
onmogelijk is voor den fiscus om te bepalen,
wat het juiste inkomen is, veroordeelt men
hem tot het stelselmatig plegen van onrecht
en ondermijnt men het rechtvaardigheids
gevoel.
Yolgt men echter het stelsel van eigen
aangifte, dan iaat men geregeld den man met
een geweten, dat ook in belastingzaken
spreekt, betalen voor hem, die althans op
dit punt zijn geweten aan den kapstok heeft
gehangen.
Doch de vraag is thans niet aan de
jorde of we al dan niet gediend zijn van
een inkomstenbelasting, maar wel deze, of
we goedkeuren het verbod van progressie,
zooals dit thans gegeven is en met een paar
jaar moet uitgevoerd worden, zoo het ten
minste voor dien tijd niet wordt gewijzigd
of ingetrokken. We hebben in de meeste
gemeenten eene inkomstenbelasting en die
is bijna overal min of meer sterk progres
sief. Dit punt is aan de orde en daarover
wordt de meening van menig gemeentelid
gevraagd.
Aan de progressie, zooals die thans in
vele gemeenten geregeld is, zijn ontegen
zeggelijk bezwaren verbonden. Voerden
alle gemeentebesturen denzelfden maatstaf
in, dan was de progressie óveral even sterk,
doch dit is niet zoo en kan ook zoo niet
zijn, omdat de behoeften niet overal even
groot zyn. Eene gemeente bijv. waar het
bijzonder onderwijs zoo sterk is, dat er
bijna geen geld voor de openbare school
noodig is, heeft natuurlijk minder geld
noodig dan eene even groote gemeente,
waar men heel het onderwijs uit de publieke
kas moet betalen en daarom wordt de
plaatselijke belasting anders geregeid. Nu
komt bet telkens voor, dat men door de
progressie juist hen de gemeente [uitdrijft,
die het meeste betalen, waardoor men pre
cies het omgekeerde bereikt van wat men
bedoelt. Uit vrees daarvoor zijn er ge
meentebesturen, die de plaatselijke veror
dening op deze belasting niet zuiver durven
uitvoeren en de rijkeren stelselmatig te
onder boog struikgewas.
We zouden toch toch zoo gelukkig kun
nen zijn, zeide ik bij me zeiven; we hebben
gezondheid en wei vaart; onze kinderen
geven ons slechts vreugd, er ontbreekt
ons niets, en we zijn nochtans ongelukkig.
En de eenige oorzaak vond ik in dat
leelijke gebrek mijner vrouw, die telkens,
als iets in huis verkeerd giDg, als we een
klant verloren, als een leerling iets aan
t werk bedorven had, als er een kopje ge
broken werd of als de melk overkookte,
mij r.aar 't hoofd slingerde„H Is uw
schuld11.
Dat was het begin van elk onzer onzer ge
schillen, want zooals ge wel begrijpt, ik
wilde haar verwijt niet toestemmen.
Niet wetende hoe de geschillen te doen
opaouden, begon ik eindelijk bij me zelf
te zeggen, dat het ongelijk niet altijd aan
de zijde mijner vrouw geweest was, gelijk
ik volhield tegenover haar verwijt, zoodat
ze nog kwader werd. Ik besloot nn, om
het tegenovergestelde middel te beproeven
door altijd voortaan mij zelf de schuld te
geven. Ik was in de wolken met dat
schoone besluit, ik stond op met een ver
licht hart en ging weer naar huis.
Gedurende een paar dagen gelukte mg
laag aanslaan, omdat ze anders weggaan
en er niets meer van te halen is. Zoodoende
wordt de progressie een wassen neus en het
gemeentebsstnur of de daarvoor benoemde
commissie wordt onrechtvaardig.
En dan is er nog een bezwaar, dat door
velen over 't hoofd wordt gezien en toch m.
i. niet gering is. Wie een groot inkomen
heeft, verkrijgt dit zeer dikwijls door de
rente van zijn kapitaal. Welnu, veronder
stel dat in eene en dezelfde gemeente de
heeren A. en B. ieder een half millioen
bezitten en dat hun jaarlijksch inkomen
geschat wordt op f15000. De verordening
bepaalt, dat van een inkomen van f 3000
moet betaald worden f120, doch van een
inkomen van f 15000 niet f 600 maar f 1200.
(We ge7en maar een paai' getallen als voor
beeld en hechten dus niet aan de cijfers.)
Nu heeft A. echter vier meerderjarige kin
deren, terwijl de spruiten van B. nog min
derjarig zijn. WatdoetnuA? Hij verklaart
aan den fiscus, dat hij ieder zijner kinderen
een ton heeft gegeven, dus zelf ook slechts
één ton bezit. Resultaat der historie is,
dat A., die het veel beter betalen kan dan
B,, omdat de opvoeding zijner kinderen
voltooid is, volstaan kan met f 600 te betalen
voor zijn half millioen, terwijl B. f1200
mag neertellen.
Tegenover deze schaduwzijden der pro
gressie staat echter eene lichtzijde waarop
we ook willen wijzen. \vie f600 inkomen
beeft en daarvan f 12 moet betalen, moet
dit sommetje besparen op dringende levens
behoeften, wie van f1200 inkomen f24
betaalt, getroost zich daarvoor soms pijn
lijke ontberingen; doch die f72 geeft voor
een inkomen van f 3600 behoeft slechts
enkele wenschelijke dingen te derven; (ter
wijl menschen met een zeer groot inkomen
door het betalen van belasting alleen maar
wat minder overhouden, dan anders het
geval zou zijn. Hieruit volgt, dat de man
die f 1000 inkomen heeft veel meer moeite
heeft om f10 te betalen dan de man die
f 10,000 jaarlijks ontvangt, om niet slechts
f 100, maar f200 naar den ontvanger te
brengen. Zoodra men aan de grenzen komt
der redelijke behoeften, wordt feitelijk de
draagkracht grooter en moet er dus naar
evenredigheid meer betaald worden.
Moest ik tot een bepaalde conclusie ko
men, het zou deze zijn
Een belasting op het inkomen is in
beginsel verwerpelijk.
Waar men echter toch zulk een belas
ting heelt, moet ze progressief zijn.
Met het oog op de verschillende be
hoeften der gemeenten, dienen de gemeen
tebesturen bij de regeling dezer progressie
met de grootste omzichtigheid te werk
te gaan.
En wat nu de Wet-Van Houten betreft,
dat. Telkens als mijn vrouw zeide: ,,'t Is
uw schuld", antwoordde ik steeds: „Ja
't is mijn schuld", en dat sloot haar den
mond.
Hoe verblijdde het mij, eindelijk het
middel gevonden te hebben, om den vrede
onder ons te bewaren. Maar helaas, het
duurde niet lang; al spoedig zag ik, dat
ze mij scheef aankeek, als ik zeide ,,'t Is
mijn schuld", alsof ze mij verdacht, zonder
evenwel mij iets te antwoorden.
Eindelijk op zekeren dag, zette ze zich
vierkant voor me, toen ik weer gezegd had:
,,'t Is mijn schuld" ze plaatste haar vuisten
in de heupen en schreeuwde me toe: Dat
is maar om iets te zeggenge gelooft er
niets van dat ge ongelijk hebt; je antwoordt
dat maar enkel uit slechtheid, omdat ge niet
meer weet wat te zeggen, om me boos te
maken.
Dat was te veel: „Is datje dank voor
mijn geduld?" vroeg ik.
Wat riep ze ge zoudt nog dank
willen voor je slechtheid?
Van 't eene woord kwam het tot het
andere, de twist werd erger dan ooit, zoo
dat ik eindelijk mijn hoed van den kapstok
rukkende, wegliep en de deur achter me
dicht sloeg en opnieuw als een razende een
deze heeft nog dit tegen, dat ze op onge
oorloofde manier de autonomie der ge
meenten aanrandt en dus reeds uit dit oog
punt bezien verwerpelijk is.
(Wij achten het bovenstaande (nit de
Nieuwe Prov. Gr on. Crt. overgenomen],
van zoo actueel belang ook voor deZeeuw-
sche gemeenten, dat wij er gaarne de plaats
van 't hoofdartikel voor inruimen.)
„Duur brood", dat in 1897 in Kiezers
vergaderingen opgeld deed, is ditmaal ook
in de Tweede Kamer onder handen ge
nomen.
Aan de orde was de conclusie der minder
heid van de commissie van rapporteurs op
een adres van Meelfabrikanten, eene con
clusie om de regeering te verzoeken een
matig invoerrecht te heffen op meel.
Deze conclusie werd ve-dedigd door de
heeren Lohman, Harte, v. Kempen, Brum-
melkamp en de Waal Malefijt; en deze
laatste vooral deed het in een zeer zaak
rijk verloog.
Op zijne rede komen wij in een volgend
nommer terug; doch constateeren voorloopig
dat de heer Malefijt dat „duur- brood"-be
zwaar, door den heer Heldt in de Kamer
gebracht, eens goed aangepakt en uitge
kleed beeft.
Natuurlijk zal men dat argument, hoe
naakt het zijnog wel een poosje vast
houden en ronddragen. Daartoe is 't te
mooi en als verkiezingsleus te pakkend.
Wie toch wil gaarne bij de vervulling
van zijn kiezersplicht den hongerdood
tegemoet gaan 1
Maar duidelijk is nu dau toch aange
toond dat zulks uit een invoerrecht van
bijvoorbeeld 7 francs op de 180 kilo tarwe
in Frankrijk, gelijk daar gebleken is, niet
behoeft te volgen.
De conclusie werd met 42 tegen 36 stam
men afgestemd, en dit spijt ons.
Te meer, daar behalve de twee vaca
turen (v. Vlijmen en v. Basten Bastenburg)
en een wettige afwezigheid (Mackay) ter
rechterzijde 7 leden ontbraken, onder
welke de heeren Sehimmelpenninck, v.
Limburg Stirum en Vau Heemstra. Waren
zij er geweest, ook zelfs bij de mogelijke
tegensteinming der heeren v. Alphen en
Schaepman zoude conclusie aangenomen zijn.
(De heer Lohman bemerkte met schrik
dat hij de presentielijst niet geteekend
had, zoodat hij niet mee stemmen mocht.)
Een inzender in de Standaard heeft uit
gerekend dat in de laatste 25 jaren in de
187 gemeenten van Zuid Holland geen 5
antirevolutionairen tot burgemeester wer
den benoemd.
schuilplaats zoeht onder hetzelfde struikge
was, waar ik de vorige week had gezeten.
Onderweg had ik een begrafenis ontmoet
en dit had mij een weinig gekalmeerdik
wierp mij op de knieën en vroeg aan God
om mij te helpen in mijn wanhoop. Wat
kon ik meer doen? Ik had altijd desehnldop
mij genomen en het had mij tot niets gediend.
Plotseling ging 't licht in mijne ziel op
en ik zeide: Het is mijn schuld ais mijn
vrouw alzoo jegens mij is. Het zou den
almachtigen God gemakkelijk zijn om haar
hart te veranderen, maar Hij doet net niet,
juist omdat ik zulk een vrouw noodig heb
mijn hart is nog zoo vatbaar om kwaad te
worden, en zoo weinig onderworpen, dat
het ztflk eene roede noodig heeft. Zoolang
ik mijn boos hartbehond, is het tevergeefs
dat ik tracht het hart van mijn vrouw te
verteederen; dat is een werk, dat God alleen
tot een goed einde kan brengen, en ik zie
wel, dat Hij het bij haar dan eerst doen
zal, als het bij mij zal gedaan zijn.
Op die wijze berouwvol en vernederd
vroeg ik aan God het geduld en de kracht
om een kwaad te verdragen, waarvan ik
zelf de oorzaak was. God verhoorde me,
en op de herhaalde verwijten van mijn
vrouw, antwoordde ik niet meer: „Ja, 'tis
Hij merkt .zulks op «aar aanleiding van
de opmerking door den heer Lohman in
de tweede kamer aan het adres der regee
ring gedaan over hare partijdige benoeming
van burgemeesters.
Dus in Zuid Holland geen 5, en daar zal
dan zeker Schoonhoven nog af moeten
dat eea blauwen maandag een onder 't
kabinet Mackay benoemden antirevoluti
onairen burgemeester had.
Deze klacht geldt Zaid Holland, zij geldt
ook Zealand. Daar heeft, naar wij ons
meenen te herinneren slechts ééne burge
meestersbenoeming in onzen geest plaats
gehad: te Serooskerke, onder het ministerie
Tak, en een te Yerseke onder het tegen
woordige ministerie.
Nu ligt dit niet altijd aan de regeering
capaciteiten of andere ai of niet wettige
redenen geven wel eens den doorslag; en
in den regel zijn de Commissarissen der
koningin en de aandrang oeffenende kamer
leden de schuldigea.
Maar de gevallen zijn toch niet zeldzaam
dat knappe antisevolutiouairen in antire
volutionaire gemeenten ook in Zeeland
werden gepasseerd, zoodat van die zijde
in de laatste jaren niet meer gesolliei-
teerd werd.
De schrijver in De Standaard no6mt
Mijnsheerenland en Westmaas waar een
antirevolutionair gemeentebestuur een anti
revolutionair tot Bargemeester benoemd
wensehte te zien, doch waar de minister
hun een liberaal op 't dak stuurde.
Dezelfde klacht schijnt ook in Brabant te
gelden voor de benoemingen bij de justitie.
Drie titularissen te Breda die Roomsch
waren, werden door „Protestanten"
lees liberalen vervangen.
Nu schijnt deze klacht minder billijk,
dewijl toch de titularissen die vervangen
werden, eveneens in koogere betrekking
waren benoemd. Men denke bijv. aan Mid
delburg en Zierikzee waar bij de rechtbank
eveneens een „protestant" lees Liberaal
door een „Katholiek" vervangen werd.
Maar bij de benoeming tot Burgemeester
geldt 't niet eene vervanging wegens pro
motie maar wegens overlijden; en wordt
derhalve 't aantal burgemeesters van door
ons ge wensehte richting minder.
Wij constateeren dit feit, terwijl wij er
aan herinneren dat in 1891 de Liberale
pers 't ministerie Mackay bij zijn heengaan
den lof meegaf onpartijdige benoemingen
(ook burgemeestersbenoemingen) te hebben
bevorderd.
In een vorig no. melddea wij dat de
onderhandelingen tussehen den president
der Transvaalsche republiek en den Engel-
schen zaakgelastigde Milner te Bloemfontein
mijn schuld", maar ik stemde h?t toe ia
het diepst mijner ziel en ik zweeg.
Gelijk ge wel denken kunt, werd zij
harder en geweldiger, hoe minder ik ant
woordde het scheen alsof ze me tot eiken
prijs wilde kwaad maken. Ofschoon bitter
lijdende, verdroeg ik dit alles met geduld,
altijd herhalende bij mezelf: Het is mijne
schuld, indien ze zoo is, want indien ik'be-
ter was, zou God zeker haar hart veranderen.
Op zekeren dag eindelijk, waarop ze me
zeer bittere woorden had toegeschreeuwd,
kon ik mij niet meer inhouden, mijn hart
brak, en haar naderende, zeide ik haar met
trane* in de oogenLieve vrouw, ik moet
zeker wel zeer slecht zgn, want God zou
zeker niet toelaten dat ge zoo met mij deedt,
indien het niet noodig was.
Met groote oogen keek ze me aan, liet
de armen vallen en bleaf daar een oogen
blik staan, doodsbleek en sprakeloostoen
viel ze mij om den hals en riep al schrei
ende: neen, neen, gij zijt niet slecht, ik ben
slecht, maar ik wil veranderen met Gods hulp
En God heeft haar geholpenzg is een
goede en zachtmoedige vrouw geworden,
die mij nu dikwijls verootmoedigt door
haar geduld; en ge hebt zelf gezien hoe
gel-ukkig we nu zgn.