NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
lo. 105. 1899.
(Ooniferifarj 8 luiiL
Derftmile lanrgiuijj.
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
BEKENDMAKINGEN.
Buiteulandsch Overzicht.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02s.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
en
van, 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zii die zich met 1 Juli a. s. op ons
blad wenscheu te abonneeren, ontvangen
het tot dien datum gratis.
De benoeming van generaal Rooseboom
tot gouverneur generaal van onze Oost
heeft meer ver- dan bewondering gewekt.
Dat hij een man is die durft opkomen
voor hetgeen hem recht dankt, heeft hij
in de Kamer getoond, in 1890 toen hij
het, in strijd met de meening der meer
derheid zijner geestverwanten, met klem
opnam voor Bergansius' Legerwet.
Of hij de diplomatische talenten bezit,
zoo hoogst noodig, nu de verovering der
Philippijnen en Cuba nieuwe verhoudin
gen schiep en in de toekomst grootere
waakzaamheid vorderen zal, kannen wij
et beoordeelen.
ni Wij hopen het.
Met Amerika die nu zoo goed als onze
naaste huurman werd in de koloniale
wateren, zullen wij beslist mettertijd
moeite krijgen.
Telt men de Bezittingen mee dan be
hoort Nederland tot de grootste landen
der wereld.
En nu moge uit diplomatiek oog
punt Den Haag noch zoo achteruitgaan,
Buitenzorg zal van groote heteekenis
worden.
Sta er dan een man aan het roer, die
niet alleen militair, maar ook, maar in de
eerste plaats, staatsman zij. En laat Roo
seboom dit mogen wezen. Voor zijn op
volger, Jhr. v. de Wijck, hebben wij
allen lof.
Evenwel, daartoe zou juist een krijgs
man aan 't hoofd van 't be wind misschien
zeer te pas kunnen komen. En uit dat
oogpunt verdient de benoeming instemming.
Laten nu de antirevolutionaire kiezers
in onze provincie niet in de eerste plaats
zeggen tot de aftredende gemeenteraads
leden: „gij en gij zijt liberaal, dus mogen
wij u niet stemmen". En tot een antirevo
lutionair„gij zijt antirevolutionair en
daarom blijft gij onze man".
Dat is niet 't gemeentebelang maar par
tybelang op den voorgrond stellen.
't Is waar in sommige gevallen kunnen
partybelang en gemeentebelang samenvallen.
Soms is 't belang der partij eeniglijk dat
der gemeente.
Wanneer bekwaamheid en karakter in
eene gemeente toevallig alleen zetelen hij
mannen van éene partij, dan kan 't noodig
zijn enkel candidaten van eenzelfde kleur
aan te wijzen. Maar dit zijn uitzonderingen.
Regel is, dat 't belang der gemeente
door mannen van alle richtingen kan
worden gediend en wordt bevorderd.
Men rekene hiermee, door óf tegenover
den aftredenden, inderdaad verdienstelijken
liberaal geen ander te stellen of zoo hij
bijvoorbeeld in schoolzaken een billijke
schoolgeldhefling voorstaat hem aan te
bevelen, maar de mannen van eigen party
worden candidaat gesteld.
Maar vooral de schoolgeldhefling worde
den mannen in onze dorpen op het hart
gebonden.
Als wij u een goeden raad mogen geven,
herkiest dan geen raadslid die niet gezind
was of wezen zal tot een schoolgeldhefling'
mede te werken die den ouder naar ver
mogen betalen laat, tot zelfs den kostenden
prijs.
Het is onverantwoordelijk zoo laag de
schoolgelden op sommige dorpen zijn, hoe
weinig vermogenden daarin bijdragen.
Want dat deze laatsten toch ook in den
Hoofdelyken Omslag veel betalen, is een
praatje voor de vaak. Zij genieten open
baar onderwijs voor een beetje geld. op
kosten van het algemeen, en dat is on
billijk.
Raadsleden die zulks niet inzien, mag
men in geen geval herkiezen.
En dan die hooge hoofdelijke omslag!
zeggen velen.
Maar zij vergeten dat de gemeentehuis
houding toch loopende moet blijven, en er
dus weinig te bezuinigen valt.
Maar de post onderwijs moet maar pro
ductief gemaakt voor de gemeentekas. Niet
daarom maar omdat vele menscheu te
weinig, soms in 'tgeheel geen schoolgeld
voor hun kinderen betalen.
Ter verduidelijking schrijven wij onder
staande uit De Graafschapper over
Op de openbare scholen wordt een mini
mum schoolgeld betaald, omdat de wet
Mackay dit nu eenmaal eischt.
Ten minste twintigcent permaand
dat is twee gulden veertig per
jaar, moet met uitzondering van bedeel
den en onvermogenden, voor ieder school
gaand kind worden betaald.
Nog geen volle rijksdaalder.
Het Rijk doet daarbij een bijdrage
over elk dienstjaar, berekend naar het aan
tal leerlingen, waarnaar het aantal onder
wijzers wordt bepaald.
Al het overige moet dus door de gemeente
zelve, dat is door de belastingbetalende bur
gerij worden bijbetaald.
Bit bedraigt heel wat, want geen enkele
leerling op de openbare school betaalt wat
het onderwijs kost.
Vergissen we ons niet, dan berekende men
voor enkele jaren den kostenden prijs van
het onderwijs voor ieder schoolgaand kind
op de lagere school op ongeveer f25 af80.
Laat ons om niet te hoog te gaan, zeggen
op f25.
Men kan dus berekenen door f2,40 van
f25 af te trekken, hoeveel voor ieder kind
de gemeente er bij legt
En dan komen er nog de kinderen van
bedeelden en onvermogenden bij,
die niets betalen, en voor wie dus alles door
de belastingbetalende burgerij moet worden
bijgepast.
Daaraan is niet te verhelpen. Die moeten
geholpen worden. Maar de vermogenden
behooren het onderwijs voor hunne kinde
ren geheel te betalen naar den kostenden
prijs, zegt het blad. Eene volgende klasse
half, eene lagere klasse voor '/3 b.v., zoodat
er komt eene proportioneele schoolgeld
heffing.
Wat is daar toch tegen? zou men zeggen.
Vanwaar toch wel het felle verzet van
liberale zijde tegen dit goede beginsel
Nergens anders door te verklaren dan nit
het wanbegrip: de Revolutie-beginselen
zijn de ware en wij dienen geheel het
volk de zegeningen dier beginselen deel
achtig te doen worden o>n niet. Het is
zoo gemakkelijk, schoon niet eervol, pro
paganda te drijven op eens anders kosten!
Op Maandagden 19 Juni a. s.zalaan
de woonhuizen der ingezetenen worden ge
houden eens collecte ten behoeve van het
Fonds to: aanmoediging en ondersteuning
van den Gewapenden dienst in de Neder
landen met verwijzing naar de aanplak bil
jetten bevelen Burgemeester en Wethouders
deze collecte bij de ingezetenen ten zeerste
aan.
De inschrijving van leerlingen voor
de Hoogere Burgerschool te Goes, voor
den Cursus 1899/1900, zal plaats hebben,
indien men zich bij den Directeur aan
meldt op Zaterdag 17 Juni 1899.
8 Juni '99
Het Rotterdamsch Weekblad wekt
zijn lezers op tot deelname aan een adres
beweging aan de Tweede Kamer, ten einde
in het wetsontwerp op de Arbeids- en Rust
tijden ook te doen opnemen de mannelijke
en vrouwelijke bedienden in magazijnen,
winkels, enz.
Binnenkort zal een wetsontwerp tot
verbetering der Zondagswet (van 1815) de
Tweede Kamer bereiken. Naar de N.
R. Cl. verneemt, kan binnenkort een
voorstel van de Regeertug tot herziening
van de drankwet worden tegemoet gezien.
Bij beschikking van den minister van
waterstaat is benoemd tot buitengewoon
zichter A. J. Weynsbergen, te Breskens
bij de boordvoorziening van het kanaal van
Terneuzen.
Bij Koninklijk besluit is benoemd tot
rechter in de arrondissements-rechtbank te
Zierikzee mr. W. Ridder van Rappard, thans
substituut-griffier bij de arrondissements
rechtbank te Amsterdam.
De toestand van professor Huet is
blijkbaar ernstiger geweest dan gedacht
werd hij is reeds overleden. Hij was 63
jaar oud.
Gedeputeerde Staten hebben 't raadsbe
sluit vernietigd waarbij de heer G. Born zijn
lidmaatschap van den raad werd opgezegd
wegens vertrek uit de gemeente naar Mid
delburg. Te Middelburg heeft de heer G.
Born zijn domicilie niet; en te Arnemuiden
heeft hij nog een kamer in huur.
Het heeft algemeen verontwaardiging
gewekt dat men na de ramp te Vlissingen
pas twee dagen na de ramp nog een lijk
vond. Men had terstond moeten onderzoe
ken of er nog iemand te redden wcs.
Een reiziger schrijft dan ook aan de N. R.
C. er van
„Azoo wij zouden als veel reizende, aan
een ongeluk kunnen zijn blootgesteld,
dat is ons bekend, wij zouden ons leven
toevertrouwen aan Westinghouse ramtoe
stellen, waarmede vaak veel te wild ge
remd wordt, en waarvan er twee in twee
dagen blijken blijken defect te zijn het
is nog te begrijpen.
Maar wanneer wij het slachtoffer worden
van de ramp die ons eiken dag bedreigt
dan zou het mogelijk zijn dat ons gezin 2
m. 24 uren in overtuiging verkeerde dat
wij gered waren om dan plotseling
neen dat is monsterachtig Er zijn eenvou
dig geen woorden voor.
Eu dan te denken dat het slachtoffer of
dat wij in zulk een geval eens niet dood
hadden kunnen zijn
Wanneer de schijn werkelijkheid wordt
en de Maatschappij zich niet kan recht
vaardigen, dan is geen oordeel te scherp
en kan men de schuldigen niet voldoende
straffen."
Atjeh
Uit Batavia wordt aan de N. R. C. ge
seind dat Yan Heutszzijn tocht begon door
de noord-oostelijke staten. Een klein gevecht
had in Keuinaugan plaats. Tapa heeft ver
sterkingen opgericht in Matang Koli. In
Kertoi heeft Tji Feasangan zich onder
worpen.
De mare der komst van Yan Heutsz
schijnt reeds schrik te verspreiden. Tji
Pensangan, die reeds voor eenige maanden
met 5000 dollars boete werd gestraft en
die in de binnenlanden van Tolok Semawé
en Kertoi nog weifelde wat hij doen zou,
heeft nu zijn onderwerping aangeboden.
De Spaansche troonrede heeft een
groote verrassing aan Europa, en met name
aan Duitsehland gebracht. Wij bedoelden
de mededeeling, dat de Carolinen-,Palaos-
en Mariannen-eilanden met een bevol
king van 50,000 menscheu aan Duitseh
land zijn afgestaan tot een bedrag van 25
millioen peseta's. Wel is waar moet de
Cortez nog haar toestemming verleenen;
maar men verwacht van deze zijde geen
tegenstand. Met dezen afstand zijn de laats
te van Spanje's koloniën in de Stille Zuid
zee verdwenen. Spanje behoudt alleen op
een der drie groepen een kolen-station, ver
der een telegraafkabel en zekere handels-
voorrechten. Bovendien is overeengekomen
dat de godsdienstige gebruiken der Span
jaarden gehandhaafd zullen blijven.
In de Duitsche pers gaat een juichtoon
op over dit buitenkansje, en eenparig ziet
men hierin een groot succes, dat door de
politiek van Keizer Wilhelm en zijn mi
nister van buitenlandsche zaken von Bü.
bow is behaald. Thans brengt men in her
innering hoe reeds in 1885 von Bismarek
deze eilanden, waar de handel nagenoegge
heel in Duitsche handen is, getracht heeft
onder Duitsch protectoraat te brengen, wat
toen evenwel in Spanje zoo krachtig
verzet vond, men voor een oorlog tusschen
beide rijken vreesde, waarom de ijzeren
kanselier zijn plannen liet varen. En wat
toen aan von Bismarek is mislukt, is thans
door von Biilow verricht.
DREYFUS.
Nu het alzoo voor ieder die zien wil,
vaststaat en weldra plechtig zal worden
uitgesproken, dat de kapitein Alfred Drey
fus in Dec. 1894 niet alleen, onwettig is
veroordeeld, maar dat het feit waarvoor
hij 4Vs jaar lang is gemarteld, door een ander
is gepleegd, klinken ons weder de gloeiende
woorden tegen, waarmede in de Aurore
van 13 Januari 1898 Emile Zola, in zijn
brief aan president Faure, de vrijspraak
van Esterhazy en den toeleg om de bevrij
ding van een onschuldige te voorkomen,
heeft gebrandmerkt. Nagenoeg al wat
Zola in zijn reeks van „j'accuse" in dien
brief heeft neergeschreven, is allengs, na
een langdurig on erzoek van 16 maanden
gebleaen waar te zijn. Hernineren wij
even het slot van dien brief.
„Ik beschuldig den overste Du Paty
de Clam de duivelsche bewerker te zijn
geweest van de rechterlijke dwaling
onbewust wil ik aannemen, en vervol
gens zijn heilloos werk sedert drie jaren
te hebben verdedigd met de onzinnigste
en meest schuldige kunstmiddelen.
„Ik beschuldig generaal Mercier van
medeplichtigheid op zijn minst uit
zwakheid van karakter, aan een der
grootste ongerechtigheden van deze eeuw.
„Ik beschuldig generaal Billot, dat
hij de afdoende bewijzen van Dreyfus'
onschuld in handen heeft gehad en
die heeft onderdrukt, en zich dus schul
dig heeft gemaakt aan onmensohelijke
rechtssohennis, met een staatkundig
oogmerk en om den gecrompoteerden
generalen staf te redden.
„Ik beschuldig generaal Sde Boisdeffre
en generaal Gonse van medeplichtigheid
aan dezelfde misdaad, de een stellig nit
clericalen hartstocht, de ander wellicht
uit de kliekzuoht, die van de oorlogs-
bureaux een heilig huisje maakt, waar
aan niet mag worden geraakt.
„Ik beschuldig generaal De Pellieux
en majoor Ravary een schelmachtig
onkerzoek te hebben ingesteld, dat wil
zeggen een onderzoek met de meest
monsterachtige partijdigheid, waarvan
het rapport van Ravary een onvergan
kelijk gedenkteeken is van kinderachti-
gen durf.
„Ik beschuldig de drie schriftkundigen
de heeren Belhomme, Varinard en Couart
leugenachtige en valsche rapporten te
hebben 'uitgebracht, tenzij een genees
kundig onderzoek aar.toonen mocht dat
hun oogen en hun verstand ziek zijn.
„Ik beschuldig de bureelen van liet
departement van oorlog, in de pers, met
name in de Eclair en in Echo de Paris
een afschuwelijke campagne te hebben
gevoerd, ten einde de openbare meening
op het dwaalspoor te brengen en hun
misslag te bedekken.
„Ik beschuldig ten slotte den eersten
krijgsraad het recht te hebben geschonken
door den beschuldigde te veroordeelen
op eeu geheim gehouden stak, en ik
beschuldig den tweeden krijgsraad deze
onwettigheid le hebben gedekt, op bevel,
door op zijn beurt de misdaad te begaan,
van willens en wetens een schuldige vrij
te spreken.
Met Zola als realistisch roman-schrijver
dweepen wij allerminst. De man heeft
door zijn boeken heel wat kwaad gesticht.
Maar bekend moet worden, dat nagenoeg
al wat Zola aldus in Januari 1898 schreef,
bevestigd is door het onderzoek dat vijf
Fransche ministers vau oorlog hebben wil
len tegenhouden, voor de Kamer steeds
bewerende dat Dreyfus „wettig en recht
vaardig" was veroordeeld eenigen hun
ner zouden elven de stukken te hebben
nagegaan
En in die 16 maanden
is Zola, die de waarheid durfde bekend
maken, veroordeeld tof een jaar gevange
nisstraf en genoopt geworden gedurende
bijna een jaar buiten zij n land te verblijven
is I'icquart die eerst aan Dreyfus'
schuld geloofde, maar zoodra hij de bewij
zen van het tegendeel in handen kreeg,
niet berusten wilde in den gruwel zelf
beschuldigd van valschheid en zit hij reeds
nu 10 maanden in de gevangenis;
is prof. Grimaux, een van Frankryks
bekwaamste geleerden, ontzet uit zijn ambt,
omdat hij ronduit voor zijn meening
uitkwam;
is Francis de Pressensé ontzet uit het
Legioen van eer, omdat hij het gewaagd
had onrecht bij den waren naam te noemen
is Joseph Reinach, de medewerker van
Gambetta, als officier uit het reserveleger
gestooten, omdat hij in Frankrijk de waar
schuwende stem had laten weerklinken van
een Engelsch professor, en wordt hij ver
volgd omdat hij kolonel Henry's rol in het
Vïccseiijke drama had in het licht gesteld;
is prof. Stapfer, te Bordeaux, gesehorst
omdat hij de laatste woorden van veront
waardiging van een overleden ambtgenoot
had durven openbaar maken.
Zoo is het eene onrecht op het andere
gestapeld totdat nu eindelijk de waar
heid aan het licht is gekomen, trots de
laatste wanhopige poging om haar in de
putte houden, door de straf kamer van het
Hof van Cassatie door wetsverandering
oubevoegd te doen verklaren.
Frankrijk heeft heel wat onrecht goed
te maken, zegt de Hollander aan wie wij
dit ontleenen. Maar, zoo voegen wij er
bij, er zal wel een en ander bij zijn dat
nimmer goed te maken is.
De vrees, dat de militaire krijgsraad
te Rennes, ondanks alle stukken der
enquête, Dreyfus op nieuw zou veroor
deelen, is volkomen ongegrond, zegt Cor-
nély. „Ik zal u zeggen, water zal gebeuren.
Afred Dreyfus zal eenstemmig door den
krijgsraad worden vrijgesproken. Hij zal
bij een der regimenten als kapitein worden
ingedeeld. Hij zal aan de troepen worden
voorgesteld op de gewone wijze, waarbij
de ban zal geopend en gesloten worden
door trompetgeschal. Hij zal intreden, en
al zijn rechten op bevordering, die van
terugwerkende kracht zullen zijn, hernemen.
En geen enkel officier van zijn regiment,
verstaat gij, geen enkel, zal aarzelen hem
op de meest hartelijke wijze te begroeten.
En als zij hun nieuwen chef zullen zien,
uitgeteerd, verwoest, verouderd door het
leed en de ballingschap, zullende soldaten
hun indruk weergeven, in de populaire
en militaire uitdrukking, die een bewijs
van medelijden en van nationale droefe
nis zijn zal.
Zoodra mevrouw Dreyfus het arrest van
het Hof kende, zond zij haar man een
telegram van dezen inhoud: „Het Hof van
cassatie heeft herziening gelast met ver
wijzing naar een nieuwen krijgsraad. Wij
zijn met hart en gedachten bij je. Wij
deelen in je onmetelijk geluk. Teedere
omhelzing van allen. Lucie".
Bij de familie Dreyfus was het na de
uitspraak drukker dan misschien aan me
vrouw lief was. Het was er vol bloemen
en het regende visite-kaartjes. Familieleden
ontvingen, maar mevrouw was in eene
andere kamer en kwam slechts even te
voorschijn, geheel de vrouw, gelijk mr.
Mornard hasr beschreven heeft, „die zoo
veel heeft geweend, dat haar oogen geen
tranen meer kunnen vinden" bleek,
lijdend, blijkbaar doodelijk vermoeid. Niet
in vele woorden uitte zich hare blijdschap,
maar niet minder treffend was daarom
toch haar eenvoudig geloovig; „Ik heb
nooit aan de uitspraak getwijfeld!"